Dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579. Deel 2
(1960)–Wouter Jacobsz–
[pagina 607]
| |
[November]Op den eersten Novembris vermaende die pastoorGa naar voetnoot1 tot Amsterdam denGa naar margenoot+ gemeent wel hartelick onder sijn sermoen, dat sij ymmers dese twee daegenGa naar margenoot+ onse lieve Heer vuerichlick bidden wilden om een goede duerachtige pays te vercrigen, seggende dat hij last hadde van den wethouders om tot desen gebede den gemeente te verwrecken. Ende hadden dieselfde heeren daechs tevoeren den conventen om desgelijcks te bidden met haer bode een weet gedaen. Hierwuyt werde verscheydelick gesuspiceert; sommige seyden, dat die van Amsterdam doer sekere missive van den Staeten versocht waeren om hem onder haer confederatie te begeven ende dat die heeren haer hierdoer heel benaut vonden, niet wetende wat hem best geraeden waer om doen. Ende meenden andere, datter onraet schoel ende datter vrees was van die groete vergadering der goosen <daer hier recht voer mentioen of gemaeckt staet> met sorge of sij voerhadden yet sonderlings te attenteren. Op den IIen werde onder die gemeente veel van vreede ende pays gesproken.Ga naar margenoot+ Men seyde, dat in de gosesteden ofgeroepen was, dat men voerts vrij ende onbecommert overal mocht reysen, ende dat die goosen haer vrijbeuters oerlof gegeven hadden. Der was in de voerlede nacht veel geschiets van grof geschut gheweest ende werde hiervan gesuspiceert, dat die goos over die pays triumphe bedreven hadden. Op denselven dach spraecke ick één wuyt Brabant, die vertelde hoe totGa naar margenoot+ tsHertogenbosch onlanx geleden verraet opgestelt was om den goos op sinte LucasdachGa naar voetnoot2 voirleden daerinne te brengen. Maer God gave gracie, dat het vernoemen werde, ende als dese verraders bekent werden, soe sijn sij veel gevangen ende sommige gequartiert ende sommige gehangen, waerdoer die stadt in haer oude punte gebleven isGa naar voetnoot3. Op den IIIen seyde men, dat die goosen, daer voerens of staet dat totGa naar margenoot+ Noordwijck, Beverwijck ende Ascendelft in menichte vergaderden, nu dese plaetsen wederom verlaeten hadden. Op desen dach werde bij ons vertelt, hoe montsuer Sancten, secretariusGa naar margenoot+ van de grave Boshuy, wesende in commissie bij denselven grave, sijn Heere, tot Hoorn, daer hij gevangen sat, hem niet een woort mocht int secreet anspreken, maer werde als een kint geobserveert van een burgemeester aldaer, sulx dat, bij geval dese gevangen grave sijn secretaris eens in Fransoys anspraeke, die burgemeester die bij hem was hem dan toesnaude seggende: ‘Spreeckt Duyts’. Ende most die grave // dat metGa naar margenoot+ paciëntie ontfangen ende lijden, waerwuyt wel besceydelick gemerckt werde, hoeseer die voirs. faem falgeerde, daermede geseyt was van die verlossinge ende ontslach wuyt die gevangenisse van mijnheer die grave voirs. Op den IIIIen Novembris werde ons vertelt, dat die heere van NoortwijckGa naar voetnoot4Ga naar margenoot+ binnen Amsterdam met scriven doen weeten had, dat ontrent het | |
[pagina 608]
| |
eynde van October verleden binnen Gendt bij die seventien provintiën van harwerts over, den coninck subjeckt, die pays gemaeckt was ende dat dieGa naar margenoot+ catholike religie soude floreren. Ende werde dit soe simpelick voertgeseyt ende met blij schap ontfangen, sonder dat yemant eens achterdacht maeckte opt punt, daermede te kennen gegeven werde dat die catholike religie soude floreren. Recht oft geloof sulx waere, dat het doer menschen mocht gedrayt werden soe sij dat wilden ofte verstonden ende tselfde niet enGa naar voetnoota waer een gave Goods ende onverandelick most bliven sulx ons dat van onsen Heer ende sijn apostelen is achtergelaeten. Ga naar margenoot+ Op den Ven quame tijdinge, hoe Maestricht belegen was van die bisschoppen van Luyck ende Coelen ende van die vorst van CleefGa naar voetnoot1. Ga naar margenoot+ Men seyde oeck, dat binnen Utrecht die gemeent geheel int rumoer ende op die been was, roupende dat sij sulcke missiven als die wethouders van de Staeten ontfangen hadden hemluyden wilden vertoont hebben. Ende dat sij oeck gereeschap maeckteden om tcasteel Vreburch aldaer te becrencken. Ga naar margenoot+ Hoorden oeck, dat op dach voerleden sekere vaendelen goosen voer Haerlem coemende den stadt van den Staeten wegen opgeëyschet hadden. Ende dat tegen hemluyden die Waelen wuytgevallen waeren, dien met schermutsel verdrivende van den stadt, soedat sij wederom nae Noortwijck tegen, daer sij vandaen gecoemen waeren. Ga naar margenoot+ Op den VIen hoorde men spreken, dat die Staeten van Utrecht gereyst waeren nae Woorden, met suspicie dat sij daer succurs sochten om tcasteel van Vreeburch te crencken. Ga naar margenoot+ Van Vyanen liep fame, dat die drosser van tcasteel aldaer met practijck gevangen gebrocht was binnen Utrecht, twelck toonde dat die van Utrecht haer mede vijant toonden van den Spaengers, alsoe die drosser een Spaengert wasGa naar voetnoot2. Ga naar margenoot+ Was voorts dese // tijt een geheele ijselicke ende bedroufde tijt, daerinneGa naar margenoot+ soe wonderlicke dingen verhaelt werden dat een mensch van dies hem most verscricken, want daerwuyt niet anders conde gepresagieert werden dan tgeheel bederf deser onser landen. Ende was te verwonderen, dat hem veel menschen in soe beclachlicken verkeertheyt noch troosteden, alsof sulx voerseker een bereydinge waer van een waerachtige pays, die sij seyden dat toch al gesloten was. Ga naar margenoot+ Mede most op dese tijt Amsterdam seer qualick hooren van meenich, dese nieuwe seditie toegedaen, als die vijandelick dede tegen tgemeen lants welvaeren, midsdien want sij haer niet wilden confedereren met die Gemeen Staeten in sulcke attentaten, gelijck nu wel gehoort werde dat sij angerecht hadden. | |
[pagina 609]
| |
Op den VIIen Novembris quame spraeck, dat binnen Utrecht veelGa naar margenoot+ scanskerven gecoemen waeren, dat mer veel aerde ende misse invoerden ende dit al geschiede om tcasteel te bevechten. Men seyde oeck mede, dat die van Utrecht Amsterdam als vijant hielden ende dat sij haer goederen binnen Utrecht tot prijs wilden maeken. Op desen dach quaeme binnen Amsterdam Claer WoutersGa naar voetnoot1, die dochterGa naar margenoot+ van Wouter Jacopsz wuyt der Goude, ende vertelde ons deerlicke saeken binnen der Goude geschiet, seggende mede dat die gemeente bij hemluyden groetelix hem verhoeptede op die pays, die sij niet en twivelden of stonde voer die doere. Op den VIIIen began die voirs. swaere tijdingen wat te versachten endeGa naar margenoot+ werde geseyt, dat met die casteelen van Antwerpen ende Gendt geaccordeert was, maer bleven die passagiën geheel onvrij, sulx dat nyemant met vrijheyt yewerts dorst reysen, want die raubauwen onderweechs haer nietGa naar margenoot+ anders en hadden tegen dengheen, dien sij yewerts wisten te becomen, dan gelijck leeuwen ende wolven, beroevende ende verongelijkende denselven met onseglicke manieren. Op den IXen werden bij ons missiven gelesen, inhoudende dat deseGa naar margenoot+ pays, daer nu ygelick die mont vol of had, sulx gesloeten was dat hierwuyt gesloten bleven Vrieslant, Antwerpen, Mastricht, Utrecht ende Amsterdam. Op den Xen werde binnen Amsterdam vanwegen het Hof wuyt Hollant bij placate ygelick vermaeninge gedaen om God die Heere met ghemeender hant te bidden, dat sulcke tractament, als tegenwoerdelick gebesongeert werde, mocht geschickt ende gekeert werden tot een eewich duerende godlicke pays, tot welvaert // van tgeheele lant ende die eere Goods.Ga naar margenoot+ Werde mede op dese selven dach een sonderlinge bedroufde faem onderGa naar margenoot+ die gemeent gestroyt, hoe op dach tevoeren binnen Haerlem ingecomen souden wesen sommige vaendelen soudaeten, wuyt die onlanx tevoeren daervoer geweest hebben. Dese soudaeten waeren guesen, gecoemen wuyt Leyden ende andere goosensteden, daerwuyt gelockt met clouckheyt doer beloften, dat men haer tot Noordwijck soude munsteren ende betaelen. Maer voerden nu dese de naem van staetenknechten, waerdoer veel hem gepersuadeert vonden, dat dit niet quaet en is, maer een voerteyken van vreede, sonder dat sij eens peynsden op die groete valschheyt, welck soe dickmaels op dese tijt onder bedecksel van soe goede wuytstellen gepleecht was. Hadden hierom dese tijdinge van Haerlem, maer werden hiervan weynich beweecht, hoepende datter nietmendallen van was ende dat wij wel contrari vernemen souden. Op den XIen Novembris werde die voirs. faeme, dat staeteknechten inGa naar margenoot+ Haerlem gecomen souden sijn, geheel verandert ende hoerden nu, dat daer ingebrocht waeren sommige ballingen, die voerens als goos wechgeloepen hadden. Men seyde, dat sij daer ingebrocht worden doer authoriteyt van den stadthouder ende dat opt accort, twelck nu bij den Staeten gemaeckt was. | |
[pagina 610]
| |
Ga naar margenoot+ Op desen selven dage werde binnen Amsterdam generael processie gedraegen met volgen van wonderlick veel volcks, wuyt oersaeck van het placaet, nu op dach verleden gepubliceert, om te bidden voer een goede godlicke pays. Ga naar margenoot+ Op den XIIen werde tgelt binnen Amsterdam geset: een stuyver op een braspenninck, een dubbelden stuyver op een stoeter, een rijcksdaelder op XXXIIII st., een goude reael op IIII R. gl., een halve reael nae avenant, een carolusgulden op XXVII st. ende sulx voert met die andere munteGa naar voetnoot1. Ga naar margenoot+ Verstonden mede op desen dage, dat binnen AntwerpenGa naar voetnoot2 groot rumoer geweest was doer den Spaengers, die wuyt het casteel quamen om den stadt te forseren, daertegen hem die van de stadt seer verweerden, sulx datter veel over wedersijden <soe men seyde> dootgeslagen waren ende mosten die Spaengers haer vlucht wederom tot het casteel neemen. Ga naar margenoot+ Op den XIIIen quame binnen Amsterdam een missive wuyt Bruysel, gescreven van de secretarius des presidentsGa naar voetnoot3 aldaer, inhoudende dat die XV provinciën op den XXVIIIen Octobris laetsleden tsamen veraccordeertGa naar margenoot+ waeren; dat die prinsch voer hem // selven ende sijn anhangers den Staten gesubmitteert hadde om doer hem gedisputeert te werden of den lande oerber waer den calvinisten int lant plaets te laeten dan of men die verdriven soude; dat die XV provintiën catholicam religionem suyverlick houden souden; dat ygelick wuytlandich, in sijn verlaeten plaets wedercoemende, soude wederom anvaerden sijn goet, soe waer hijt wist te becoemen, maer most paciëntie hebben met het gunt van tsijn vervreemt ende gealiëneert waer, soe lange ende ter tijt toe, totdat het die Staeten nae behoeren disponeerden, mids dat die middelre tijt tot alimentacie bij den Staeten tot noottruft soude toegescickt werden sulx die reeden eysten. Ga naar margenoot+ Op denselven dage ontfingen wij wederom seer bedroufde tijdinge van Antwerpen, hoe die Spaengers daer een groot hoemoet bedreven haddenGa naar voetnoot4. Sij waeren die stadt machtich geworden. Tstadhuys hadden sij in brant gestelt. Die grave van Egmondt sijn soonGa naar voetnoot5 was van hemluyden gevangen, veel paerden ende ander soudaeten hadden sij ter needer geleyt. Ende waeren tehans doende om den stadt te plonderen, waerdoer oeck veel hartseers bij den goede menschen genoemen werde, bevreest dat hierdoer tlant noch in swaerder geperstheyt coemen soude. Ga naar margenoot+ Op den XIIIIen Novembris hoerde men al te lastige voersegginge tegen tfeyt, twelck nu notoorlick bleeck ygelick, dat bij den Spaengers binnen Antwerpen angerecht was, te weeten dat grootlick te vreesen stonde, hoe nu dese crijch wel een lanckduerende oerloch bliven soude, oeck met anroupinge van hulp an den huygenosen wuyt Vranckrijck, alsoe toch nye- | |
[pagina 611]
| |
mant en twivelde, of dese pertiën waeren ygelick an sijn sijde even hart ende forsch, sulx dat nyemant tsijn om een beter soude willen geven, maer liever vechten soe lange sij een droppel bloots int lijf hadden. Op denselven dage seyde men, dat het binnen Antwerpen noch evenGa naar margenoot+ qualick stonde ende dat daer veel goede burgeren wuytliepen bloot ende naeckt, verlaetende alwat sij daerinne mochten hebben. Op den XVen riep men wederom even stijf van accort ende werde wuytgestelt, dat op sinte MaertensdachGa naar voetnoot1 laetsleden tot Bruysel die pays bij placaet ofgeroepen was. Werde mede hier geseyt, dat het tot Antwerpen nieuwerts nae soe quaelickGa naar margenoot+ gemaeckt was als men hier verstroyt hadde, maer ontfingen menich dese tijdinge als een wuytsteeck tot vertroestinge tegens soe groeten vrees als den menschen doer dese rumoer was over thooft gecomen, sonder dat sijt conden verstaen waerachtich te sijn. Op den XVIen hoerden wij, dat Zierickzee wederom was goosGa naar voetnoot2, datGa naar margenoot+ die wuytlanders, onlanx geleden in Haerlem gecomen, daer wederom wuyt waeren doen gaen. // Quame oeck vervolgende tijdinge, dat dom Johan de Austria nu voersekerGa naar margenoot+ te Lutzenberch soude sijn om voert in dese landen te coemenGa naar voetnoot3.Ga naar margenoot+ Van Antwerpen sprack men hier, dat die staeteknechten, daer incoemende in getale van ontrent tweeduysent, nu den Spaengers wederom wuyt den stadt opt casteel gedreven hadden ende oeck veel Spaengers gebleven soude sijn. Op den XVIIen Novembris hoorden wij voort van Antwerpen, dat daerGa naar margenoot+ een cuyl gevult was met wel sesduysent dooden ende datter noch een cuyl gemaeckt soude sijn, ruym die helfte grooter, die gemeent werde dat wel vol soude comen van de dooden, die daer noch laegen vermoort. Men seyde, dat oeck van den Spaengers gevangen was die soon vanGa naar margenoot+ BarlamondtGa naar voetnoot4 ende dit ontrent Liere, daer hij verbij trock met tien vaendel soudaeten om die van Antwerpen tegen den Spaengers ontset te doen, die al verslagen werden doer driehondert Spaensche ruyters, die wuyt Lier vielen, die ygelick bij hem op haer paert hadden noch een soudaet. Worde oeck op dese tijt veel gelts gepresenteert om wuyt te stellen totGa naar margenoot+ sekerheyt, dat dom Johan voerseker tegenwoerdelick soude sijn met wel achtienduysent man op den boomGa naar voetnoot5 van Brabant. Op den XVIIIen quaeme faeme van Utrecht, hoe die aertschbisschopGa naar margenoot+ aldaer benauwet was ende den stadt hadde moeten bijleggen sekere duysent guldens tot behouf om daermede te betaelen den soudaeten, daerinne leggendeGa naar voetnoot6. | |
[pagina 612]
| |
Ga naar margenoot+ Hier werde mede noch gesproken, hoe onse stadthouder Hirgis met missive hadde doen weeten, dat hij verhooptede den tijt naebij te sijn, waerinne dese landen gheen vijanden hebben en souden, ende meende onlanx die placaten van pays neder te seynden om dieselfde doer dese landen te doen publiceren. Ga naar margenoot+ Op den XIXen quaeme binnen Amsterdam een burger van der Goude, genaemt VlackGa naar voetnoot1. Dese had geweest een van de meeste oproerders binnen der Gou, trouwende een huysvrou in de kerck op die Goede Vrijdach, alleen om te toenen dat hij den heylich kerck contrarie was, want hij haer al in de vastenavont genoemen had. Hij seyde, dat hij op de pays binnen Amsterdam quame, met presentacie dat hij der sijn leven onder setten wilde, waert saeke yemant yet misschiede, die heel Suythollant wilde doerreysen. Ga naar margenoot+ Op dese tijt werde mij voer seker vertelt, dat Aert Jan Teeuwenz, slootmaeker, over een deel tijts ter Goude wuyt die gevanckenisse gebroken, nu wederom te Utrecht gevangen genomen was.Ga naar voetnoot2. // Ga naar margenoot+ Ter Goude was hij gevangen, omdat hij naersticheyt gedaen hadde den stadt onder die obediëntie van den coninck te brengen. Ende naemen die van Utrecht haer oersaeck van hem te apprehenderen, omdat hij somwijlen wat vrij was tegen dese rebellicheyt te spreken ende overmids dat hij veeltijts gesien werde te converseren in den MinrebroedersconventGa naar voetnoot3Ga naar margenoot+ aldaer, beducht of hij met dien eenige conspiratie mocht hebben. Dit werde ons voer dese tijt geseyt ende oeck, dat al binnen Utrecht nu mocht coemen wie wilden, sij waeren kercksmiters, kelckdiefs ofte anders quaetdaeders, wie sij wesen mochten. Hoe wij hierinne te moede waeren, mach peynsen die dit leest, maer mostent God opofferen ende tevreden sijn, hoe hardt ons voerstonde dat den rebelle rumicheyt gegeven werde endeGa naar voetnoota die goede getrouwe voer God ende die majesteyt verdruckt bleven niet alleen, maer noch hierenboven dus mishandelt, gespannen ende gevangen werden. Ga naar margenoot+ Op den XXen Novembris ontfingen wij tijdinge, dat die voirn. Aert Jansz tot Utrecht in sijn verdriet gecomen was doer anbrenginge an de wet, bij sijns huysvrouwen broeder gedaen over haestige woerden, welck sij in narremoede tsamen gehad hadden, alsoe hij nu wuyt der Gou om sijn suster te besoucken gecomen was tot Utrecht. Twas claerlick een sobere minne ende hadde beter thuys gebleven, dan hij onder bedecksel van vrienschap sijns susters man soude verhissende tot haesticheyt ver- | |
[pagina 613]
| |
wecken ende sulx voert in pericule van lijf ende goet an den officier brengen, maer soe die tijt was, sulcke vruchten sach men. Op desen dach rusteden soetelick in den Heer binnen tconvent ter LelyGa naar margenoot+ tot Amsterdam des avonts S. Aluydt ClaesdochterGa naar voetnoot1, nonne aldaer. Die Heere sij haer ziele genaedich. Amen. Op den XXIen troosteden veel malcanderen, hoope nemende dat hetGa naar margenoot+ voerseker pays most sijn, wuyt verhoeren dat tegenwoerdelick ygelick vrij mocht reysen, waer dat het hem geliefde, sonder dat yemant yet misdaen werde. Der was oeck op dese tijt veel spraecks van Utrecht, dat het daer seerGa naar margenoot+ wilt stonde, sulx daervandaen oeck menich mensch verliep. Men seyde, dat sij daer tcasteel wilden bescansen ende dat sij die wuytlanders, goede verloepe catholike, dreychden, dat sij dit scansen int eerste souden moeten beginnen. Hoorden voerts, dat sekere treftelicke mannenGa naar voetnoot2 van den Staeten wegenGa naar margenoot+ gereyst waeren nae Lutzenberch om daer met dom Johan van dees landen saeken te spreken. // Op den XXIIen Novembris hadden wij fame, dat tot Deventer die gemeenteGa naar margenoot+ oeck in rumoere quame, doer oersaeck want die cornel van VrieslantGa naar margenoot+ daer meer soudaeten in wilde hebben tegen den Staten gewelt, twelck die burgers aldaer forselick wederstonden, waerwuyt gevreest werde van verder seditie aldaer. Der werde mede op desen dach geseyt, datter goede hoepe waer vanGa naar margenoot+ accort ende minlicke compositie tusschen Utrecht ende tcasteel aldaer. Op dese tijt sach men binnen Amsterdam vijf ofte ses Spaengers, die daer wesende niet en wisten werwerts sij hem bekeeren souden, overmids dat sij wel wisten hoe op hem gegaen werde ende hoe sij, bij den Staten geseelt sijnde als vijanden, overgegeven waren om sonder verbeurte, soewaer sij bevonden mochten werden, gedoot te werden. Dese, seyde men, dat sij wel vijfhondert R. gl. presenteerden dengeenen, die hem vrij convoy vermaeten te doen tot Antwerpen toe. Die wet van Amsterdam dede desen haer waepenen nederleggen ende begeerde op haer, dat sij hem onder die gemeent niet veel vertoenden ofte te minsten niet tsamen over straet gaen en souden, ordinerende sulx bij desen wuyt goeder harten, met begeerte dat die gemeent <die op hem nu seer geacerbeert was doer tfeyt tot Antwerpen angerecht> mocht gestilt bliven ende tegen desen haer niet en versettede. Op den XXIIIen reese wederom nieuwe quaede tijdinge, daermede wuytgesteltGa naar margenoot+ werde, dat die vrijbeuters wederom op die weghen quaemen ende den reysende menschen seer traveleerden ende dat oeck binnen Leyden openbaer oerloch ofgeroepen was tegens Amsterdam, Haerlem ende andere catholike stedenGa naar voetnoot3. Ende was dese roupe contrarie die fame van dach te- | |
[pagina 614]
| |
voeren, daer wij gehoert hadden, dat binnen Dordrecht onlanx geleden pays ende vrede wuytgepubliceert was. Op den XXIIIIen quaemen missiven, inhoudende hoe tot MachlenGa naar voetnoot1 gepubliceert was, dat nyemant hem verder vervordelen soude den Spaengers leedt te doen met hem te bevechten, te vangen, oft anders, soe lange van de majesteyt ontboeden werde wat hij wilde, dat in dese saecke verder gedaen soude werden. Ga naar margenoot+ Van Gendt quame hier continuele faem, dat het casteel met contrackt in der Staeten handen gegaen wasGa naar voetnoot2 ende dat die soudaeten, daervan wijkende, ygelick voer hooft hadden ontfangen die somma van hondert R. gl.Ga naar margenoot+ ende geconveheert waeren // om wuyt die landen te reysen tot KaelisGa naar voetnoot3 toe.Ga naar margenoot+ Men seyde oeck, dat die capiteyn van tselfde casteel met oeck die huysvrouGa naar voetnoot4 van Dragon, die daer op was, van den Staten gevangen gehouden werden. Op den XXVen Novembris quamen van Leyden die versaeckten den fame, daermede wuytgestelt was dat tot Leyden ofgeroepen soude sijn openbaer oerloch, maer seyden dat daer den gemeent bij forme van publicatie te kennen gegeven was, dat bij de Staten in de contracte van deseGa naar margenoot+ befaemde pays geordineert was, dat die prinsche noch soude stadhouder bliven over den steden, die hem staende dese turbele subjeckt ende toegedaen sijn geweest. Dese tijdinge werde angehoort ende voer soeveel gerekent ofte geacht als die strecken mocht, sonder die te seer te willen inpugneren, alsoe men wel saegen dat vreemde dingen ghescieden, ofte hier al te vervaert of te werden, want toch hetselfde lichtelick gelogen ende versiert werck mocht sijn, gemerckt toch dese tijt tot logenen voert te stellen liep. Ga naar margenoot+ Op den XXVIen werde veel geseyt, dat die grave van BoshuyGa naar voetnoot5 op dach voerleden van Hoorn verbij Haerlem nae Brabant soude gereyst sijn met groot convoy van soudaeten ende ruyteren om bij den Staeten te coemen. Dese vrome edele grave volchde veel glorie ende eer van sijn trouwicheyt tot den coninck, want van hem vertelt werde, dat hij vrijmondich weygerde met den Staeten eenichsins in confederatie te coemen voer ende eer hem sekerlick bleeck, dat die coninck te wille waer tgunt sij attenteerden, seggende opentlick dat hij sijn eer beminde boven sijn leven ende dat hij liever verrotten ende sterven wilde in de gevangenisse, dan hij int minste sijn eedt, den religie ende den coninck gedaen, wilde te buyten ghaen. Ga naar margenoot+ Men seyde mede op dese tijt, dat montsuer Havere in de laetste rumoer | |
[pagina 615]
| |
binnen Antwerpen doersteken gevonden was onder die dooden ende dat daer mede veel andere edelen gebleven waeren. Op den XXVIIen hadden wij faam, hoe die Staeten terstont nae hetGa naar margenoot+ feyt binnen Antwerpen angerecht an Vranckrijck versocht hadden fynancie om gelt ende soudaeten van hem tot haere assistentie. Ende hoe die coninginne van Engelant, tselfde verhoerende, dat hemluyden ontriet, met presentacie dat sij selvers hem wilde versien met gelt ende soudaeten genouchGa naar voetnoot1. Hoorden oeck op desen dach in den avont, dat binnen Amsterdam metGa naar margenoot+ trompetteslach den lantluyden geboden werde om des anderen daechs op den Diimerdijck te coemen te hulpe van de scansen daer te slechten, twelck meenich naemen voer een seker teyken dat het pays most sijn. Op den XXVIIIen ontfing ick die articulenGa naar voetnoot2, waerop die Staeten metGa naar margenoot+ die goesen accort ende pays gemaeckt hadden, maer vonde die den goosen geheel tot vordel te wesen ende die obediënte catholike tot groete achterdeel, namentlick den religiosen, dien sij scickten // haer goet te houdenGa naar margenoot+ ende maer redelicke alimentacie te ghevenGa naar voetnoot3. Hoorden oeck op desen dach wederom veel rumoers. Men seyde, datGa naar margenoot+ die scansen op den Diimerdijck, die op dach voerleden geslecht was, nu wederom verheven werden ende dat dat quaeme doer fame van Utrecht, daerof geseyt werde dat hem vijantlick tegen Amsterdam versettede met haer goederen tot prijs te nemen ende haer burgers, dien sij wisten te bescomen, te vangen ende te spannen. Summa: werde openlick wuytgestelt, dat die Staten openbaer oerloch tegen Amsterdam hadden, soe lange ende ter tijt toe die van Amsterdam toelieten dat in haer stadt quamen statensoudaeten. Op den XXIXen Novembris quaemen binnen Amsterdam burgeren vanGa naar margenoot+ Naerden met bouckweytemeel om daer te vercoepen ende affirmeerden die, dat de balju van NaerdenGa naar voetnoot4 hem hadde verboden op peyn van haer goet te verbeuren eenich meel ofte yet anders tAmsterdam te coop te brengen, in gheen ander maniere dan of hij Amsterdam oeck als vijant hiel. EndeGa naar margenoot+ als dese faem dus van Utrecht van Naerden liep ende hierbij mede vertelt werde, hoe die van Alckmer met die van HoornGa naar voetnoot5 oeck oerloch hadden doen wuytroupen tegen Amsterdam ende Haerlem, soe werde tegens den avont contrarie geseyt, dat altgunt dus verstroyt werde maer wuytstel ende logentael was, alleen versiert van verkeerde menschen om doer sulx beroerte ende seditie onder den gemeente te verwrecken. Tot welcks probatie veel deden missiven wuyt Utrecht gecomen, inhoudende hoe bij hem voerseker verbreet werden hoe die van Amsterdam voer prijs anslougen alle Utrechse goederen, die sij wisten te becoemen, daer ymmers niet of en was, want die van Amsterdam op dese tijt nyemant, die bij hem quaemen, | |
[pagina 616]
| |
yet anders dan alle vrienschap deden. Och leser anmerckt wel ende siet wat verdrietlicke tijt dese tijt is geweest, daerinne niet anders is gehoert dan van bittericheyt, oproer, alle verkeertheyt ende sulx, twelck hoerende die menschen thart waer doersnidende. Ga naar margenoot+ Op den XXXen verhoerden wij, hoe wuyt der Goude missive gecomen was, inhoudende dat die burgemeesters aldaer lieten weten: wilden yemant van Amsterdam bij hem coemen om sijn dingen te doen, dat dien van hem niet anders dan vrienschap gedaen soude werden, maer sonderdenGa naar margenoot+ wuyt die ballingen, die sij niet ontfangen noch // sien en wilden, houdende voer ballingen die goede verloepe catholike, die van selfs, om sulck overdaet als daer bedreven werde niet te sien, haer goet waeren geweken ende hem tot vreemde menschen bekeert haddenGa naar voetnoot1. O God, siet neder ende ontfermt der bedroufde. Ga naar margenoot+ Op desen dage rees wederom veel rumoers binnen Amsterdam doer versceyde tijdingen, die deen over dander quaeme. Men seyde, datter veel guesen voer Amsterdam waeren ende bootscapten andere, dat het huys tot Apcou met veel vrijbeuters beset ende bescanst werde, twelck beyde logentail ende wuytstel gevonden werde, alleen sulx gestroyt onder die gemeente om den menschen weerslachtich ende bedrouft te maeken. |
|