Dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579. Deel 2
(1960)–Wouter Jacobsz–[Augustus]Op den eersten Augusti ontfingen wij niet dan quaede tijdinge, daermedeGa naar margenoot+ geseyt werde dat die Spaengers met sommige Waelen noch al tumultueerden,Ga naar margenoot+ sulx dat sij bestormt ende geweldelick ingenomen souden hebben niet te vermoorden ende te plunderen die stadt AlstGa naar voetnoot4, gelegen ontrent Bruysel. Men spraeke oeck mede, dat die Spaengers tot alle plecken riepen, dat sij niet meer vechten en wilden voer ende eer sij van als te vollen betaelt waeren. Ende werde dese fame als geconfirmeert gehouden, doerdien dat die crijch voert al stille stonde, sonder datter yet angerecht werde, niettegenstaende soeveel wuytstellen als men tevoeren gehoert hadde. Op den IIen werde die fame van Alst voirn. wat versacht met vertellen,Ga naar margenoot+ dat het soe quaet niet en was, maer dat sij daer met gemoede ingelaeten waeren. Men stroyde hier mede onder het volck, hoe nu veel gelts op weech was ende datter hope quame dat alle dinck noch wel ten besten geschickt soude werden. Ende lieten haer die goede menschen hiermede | |
[pagina 586]
| |
troosten, sonder te twivelen of ten soude sulx werden, sonder te peynsen dat hem soe menich reys gefalgeert hadden sulckdanige wuytstellen. Ga naar margenoot+ Op den IIIen sach men den menschen wederom seer bange van harten doer versche nieuwe tijdinge, daer nu niet alleen mede geseyt werden dat Alst in Vlaenderen voerseker overvallen was, maer dat oeck die lantluyden ontrent Alst haer in wapenen begaven om haer tegen den Spaengers als tegen haer vijanden te versetten. Tot desen tijde quame binnen Amsterdam een vrouwe wuyt Delft endeGa naar margenoot+ vertelde die, dat die van Delft met andere, den prinsche toegedaen, ten tijde als Zierickzee eerst tot des conincks obediëntie overgegaen was, in groete vervaernisse ende verbaestheyt waeren, soedat veel haer goederen packteden ende daermede te lande wuytreysde, niet anders denckende dan dat sij nu haer regement niet langer souden mogen houden, maer verginck nu bij hem die vrees ende werden wederom verbittert ende meerder verstout, doerdien dat sij vernaemen dat des conincks soudaeten haer tot rebellie begaven. Op den IIIIen hoorden wij, dat die drosser van thuys tot Muyen, eertijts tusschen Utrecht ende Amsterdam doer den guesen gevangen, nu binnen Delft sopierGa naar voetnoot1 gemaeckt was, twelck menich dede verscrickt werden,Ga naar margenoot+ want het een groete veranderinge // was, sulx oeck veel op dese tijtGa naar margenoot+ bij versceyde gesciede, die voerens groot geweest sijnde nu doer benautheyt daertoe gedreven werden, dat sij haer verblijden als hem een condicie <oeck hoe verwurpen tselfde mocht sijn> gegunt ende verleent werde, waerdoer die den cost mochten crigen. Och men sach soeveel verdriets, men hoerde soeveel kermings ende ygelick leedet soeveel, maer tmost geleden ende gedraegen sijn soe lange alst God geliefde. Ga naar margenoot+ Op den Ven Augusti hoerde men wuyt die gemeente nieuwe fame ende overmids dat ditselfde over lange tijt tevoeren met logentail onder den menschen gesproken was, hierom soe werdet nu met affirmatie als waerachtich bevesticht, te weeten dat die heere van Averey, broeder des hartoch Arschots, nu wuyt Spaengen te Bruysel gecomen wasGa naar voetnoot2, met hem brengende groete commissie van ons conincks wegen. Men hoeptede hierof wat goets te coemen, maer daer was sorch bij, dat het noch qualicker loepen wilde, overmids men wel saege dat die verkeerde van gheen pays of accort wilden hoeren. Ga naar margenoot+ Op den VIen continueerde die fame van de coomst van de heere Averee ende werden nu hierbij getoont sekere missiven wuyt Brabant gescreven, inhoudende dat dieselfde heere met hem brocht sekere veel wisselbrieven daermede men veel scatten gelts souden mogen lichten tot betalinge van den soudaeten om doer middelen van dien dien hartich te maeken tegen haer vijanden, soe verde die goesen haer niet en wilde begeven tot wederkere onder des conincks obediëntie. Ga naar margenoot+ Men seyde hier mede starckelick, dat dom Johan de Austria, des conincks broeder, nederquame om tguvernament van dese Nederlanden te bedienen. | |
[pagina 587]
| |
Op den VIIen sprack men, hoe binnen Bruysel met placaetGa naar voetnoot1 als vijanden van de mayesteyt gedenuncieert waeren sulcke Spaengeren als boven geteykent staen, dat Alst in Vlaenderen overvallen ende ingenomen hebben.Ga naar margenoot+ Ende werde hierbij vertelt, dat die van Vlaenderen nu haer gemunstert hadden om tegen denselven Spaengers te slaen, twelck veel menschen dede suchten, want hierwuyt ge vreest werde dat noch swaerder oproer rijsen soude, gemerckt dese Spaengers des conincks dienaers waeren ende hierwuyt blijken mochte, dat die van Vlaenderen den pertie oeck al wat toegedaen mosten sijn. Op den VIIIen hadden wij tijdinge, dat die guesen binnen Woerden,Ga naar margenoot+ ter Goude, tot Dordrecht ende tot andere plecken geviert hadden tot een triumphe van sulcke faeme als bij hem liep, dat Vlaenderen ende anderen lantscappen mids oeck alle die Staeten nu goos geworden souden sijn doer oersaeck van der Spaengers voerseyde rebellicheyt. Op den IXen werden wederom van conincks ende der Staten wegenGa naar margenoot+ missiven gesonden an den goosensteden, hemluyden noch offerende perdoon met vergiffenisse over alle haer overdaedicheyt, oeck hoe men die nomen mocht, bij haer staende desen turbele bedreven, mets dat sij haer tot den catholike religie ende obediëntie tot den coninck wilden begeven. Op den Xen quaeme bij ons één wuyt Delft, die ons vertelde dat hijGa naar margenoot+ binnen Delft vervolgende tijdinge verhoort hadde, dat die van der Goude op den Ven deser tegenwoerdiger maent onder des conincks obediëntie souden gecoemen hebben bij overleveringe van den ScottenGa naar voetnoot2, die van des prinschen wegen daerinne laegen, maer werde tselfde openbaer den guesen, die hier tegen deden, sulx dat het onderweechs bleve tot groet verdriet van den verdruckte goede, die lange hiernae gewenschet hadden. Op den XIen ontviel ons alle onse moet doer continuele fame van de rebellicheyt der Spaengers in Vlaenderen, daer wonder of vertelt werde wat overlast sij die dorpen daer deden, waerdoer wel gemerckt werde dat die crijchshandel tegenwoerdich // stille stonde, met vermoedinge datterGa naar margenoot+ voer dese tijdt niet meer toe gedaen soude werden, overmids datter nu oeck spraeck liep dat die commissariën van de provande den knechten te bestellen ofgedanckt waeren. Op den XIIen Augusti quame binnen Amsterdam die prior van LeyderdorpGa naar margenoot+ ende seyde, dat men wel wist hoe dom Johan de Austria op wech was om in dese Nederlanden te coemen ende dat in Brabant groete hope was van pays. Op den XIIIen ontfingen wij binnen Amsterdam seer quade tijdinge,Ga naar margenoot+ daer ygelick deerlick in verscrickt werde, hoe die van Vlaenderen heel tumultueerden ende oeck soudaeten annaemen tegen den rebelle Spaengers. Men hadde groete sorge, dat die Vlamingen, nu furioes ende in wapenen sijnde, niet souden int lant willen ontfangen den voirn. dom Johan, die nu verwacht werde. Op den XIIIIen quame tAmsterdam Catharijn Cornelis, huysvrou vanGa naar margenoot+ | |
[pagina 588]
| |
Heynrick Proost van der Goude, eertijts in dese turbele wuyt der Goude verjaecht, doer oersaeck want hem te last geleyt werde tverraet van den stadt, waerom hij oeck over een vol jaer genouch op sijn hals gevangen gelegen hadde. Dese seyde ons, hoe ons convent geheelick ghedemolieert werde, dat buyten die Tiendewechspoort groot bolwerckGa naar voetnoot1 met veel gravings gemaeckt werde ende dat binnen der Goude niet dan verdriet ende jammer gesien werde. Ga naar margenoot+ Op den XVen sprake ick één die wuyt Brabant quame ende vertrock die ons, hoeseer die landen van Brabant ende Vlaenderen in rumoer waeren doer die rebellicheyt der Spaengerden, haer landen nu deerlick bedurvende.Ga naar margenoot+ Seyde oeck dieselfde, dat hij niet anders conde verstaen dan dat die landen dom Jan de Austria niet soude willen ontfangen in dese landen dan alleen met sijn edelluyden ende helberdiers ofte lijfknechen, besorricht, brocht hij int lant sulck armey als men seyde, dat die haer landt heel ofloepen soude. Op den XVIen hoorden wij noch niet anders dan verdriet, sulx dat ygelick wel terecht mocht verscricken, alsoe tselfde opelick tendeerde totGa naar margenoot+ een gemeen generael bederfnisse over tgeheele lant. Men seyde van Bruysel, dat die gemeent daer op die been was, sulx dat sij die heere van Barlamonts sijn huys opbrekende hadden berooft van soeveel geweers oft wapenen,Ga naar margenoot+ daer men wel driehondert mannen mede souden toeristen. Van Liere was faeme, dat die Spaengers daer oeck ingecomen waeren als vijanden. Om alle welcke oersaeken men seyde, dat van de Staten wel drie posten waeren opgesonden an dom Johan, die men seyde op reys te sijn om in dese landen te coemen, met supplicatiën dat hij sijn reys wilde spoedigen, want der groete sorge was van verder rebellie int lant te coemen. Ga naar margenoot+ Op den XVIIen liet hem die gemeent weder troosten met tijdinge, dat die hollende Spaengers in Vlaenderen gepayt waeren ende tegenwoerdelick naersticheyt gedaen werde om die huysluyden daer, doer de geweldige Spaengers hollende geworden, wederom tevreden te stellen. Ga naar margenoot+ Men seyde hier mede, dat oeck sulck oproer als nu tot Zierickzee geweest was <daermede conincks soudaeten, die buyten die stadt laegen, dengeenen die van conincks wegen daerin gecomen waeren nu beclommen hadden ende haer oppercapiteyn, Dragon genoomtGa naar voetnoot2, int ijser geslaegen hadden> te neder geleyt soude sijn. Ga naar margenoot+ Ontfingen noch tijdinge, dat dom Johan met een sobere armey van ontrent hondert mannen overquaeme, twelcke geseyt werde te geschien doer protestatie van de Staten deser landen, opelick hem ontbiënde, dat hij met sijn staet hem angenaem waer, maer soude hij coemen met meerder wuytheemse soudaeten van Spaengers oft anders, dat sij hem als dan niet alleen en souden weygeren openinge ende inganck deser landen, maer oeck haer vijanden <sij meenden den guesen> haer poorten wilden | |
[pagina 589]
| |
oepenen, meenende doer sulx minder verdriets te ontfangen dan of sij haer in als tot simpele obediëntie begaeven. Op den XVIIIen sprake ick den pastoor van OuderkerckGa naar voetnoot1 buyten Amsterdam ende vertelde mij die van groete over // daedicheyt der soudaeten,Ga naar margenoot+ die van conincks wegen voer Woorden laegen, hoe sij den armen lantmanGa naar margenoot+ traveleerden sonder eenige genaede, niet minder dan of die beesten ende gheen menschen en waeren. Si bedwangen dese, dat men haer dranck, cost ende anders, dat sij hebben wilden, moste geven met beloften, dat sij hem verder ongemoyt souden laeten ende oeck souden tegen haer vijanden bescermen, maer deden niet dan te qualicker, oeck hoe hem meerder doochde gesciede, sulx dat die lantluyden nu op dach voer desen wuyt wedemoedicheyt tegen die te slage geweest hadden met verlies van een lantman, die wuyt haer dootgeslagen was, ende noch een deerlick gewondicht. Hoorden hier mede, dat nu onlanx geleden, die wuyt Woorden, metGa naar margenoot+ groete menichte wuytgevallen sijnde, tegens des conincks soudaeten geslagen hadden, daer over wedersijde veel volcks bleve, maer mosten die guesen die vlucht nemen. Op den XIXen Augusti hadden wij tijdinge, hoe binnen der Goude eenGa naar margenoot+ groete beroerte geweest was onder die soudaeten, deen pertie tegen den andere, sulx datter bij de twintich persoenen geslaegen waeren. Men seyde, dat die oersaeke gecoemen was doer sommige gevangens daer ingebrocht, welcke ygelick an sijn sijde <gemerckt daer nu nieu volck ingecomen was, die haer niet en meenden die heere van Swieten subject te sijn> geweldelick wilden behouden. Och twas al niet dan swaericheyt tgunt men hier vernaeme ende werden die goeden hoe langer hoe swaerder vervaert, beducht wat hem noch overcomen soude willen. Op den XXen werde ons vertelt, hoe die pastoor, die drossertGa naar voetnoot2, dieGa naar margenoot+ secretaris met een burgemeester van IJselsteyn, tsamen sijnde, recht voer haer stadt, soe sij van Utrecht quaemen, daer van den guesen gevangen ende tot Delft gebrocht waeren. Op den XXIen spraeke ick met een burgemeester van Amsterdam endeGa naar margenoot+ seyde onder andere redenen dese naevolgende woorden: ‘Seder deerste steen van Amsterdam geleyt is en is ons stadt noyt in gelijcke dangier ende bangicheyt geweest als nu, want wij niet en weten wat wij voert te handen trecken sellen. Veel van ons burgeren verloepen. Onse rijckdom verarmt sulx, dat die de treftelickste tooghen ende voer die rijckste gehouden werden de ellendichste sijn. Onse soudaeten roupen om gelt ende die gemeente en heeft niet, waermede sij den stadt contributie doen mach. Houden wij haer, soe verwrecken wijGa naar voetnoota se tot rebellicheyt, want wij haer niet betaelen en mogen. Ende laeten wij die, soe werden sij onse vijanden. | |
[pagina 590]
| |
Dit doet ons dickmael ons sesendedertich vergaderen ende als wij dan hierop met malcander raetsplegen, soe vinden wij ons veeltijts geheel weemoedich ende sceyden bijnae altijts altsaemen met groeter bedrouftheyt, beducht waertoe wij noch gedreven sellen werden, sonderling als wij verder sien die sobere vorderinge tot die wederbrenginge der rebelle in obedientie ende hierbij hoe groet dat is die anhange an den guesen van bijnae alle dese Nederlanden.’ Och die goede man, die dit sprack, toonde hem soe bedrouft ende sprake opelick, dat hij wel wist dat veel van de rijckste in dese stadt haer wel tevreden ende als salich souden houden, dat haer bangicheyt mocht nedergeleyt werden, mids hem belast te sijn voertan niet anders dan doer waeter ende broet gespijst te werden. Die leeser sie dit inne ende laet hierwuyt mercken, in wat verdriet die menschen hier sijn geweest, om God te dancken of hij bij hem een ander tijt vonde. Ga naar margenoot+ Op den XXIIen // liep spraeke, dat die coninginne van Engelant angehaeltGa naar margenoot+ hadde twee scepen den guesen toecoemende, mids die menschen daerin verworgende ende ophanghende, ende werde dit geseyt te doen om doer sulx betaelinge te crigen over het gelt, twelck sij haer daertoe versochtGa naar margenoot+ ende gebeden sijnde int eerste van dese beroerte hadde ondergedaen. Men seyde oeck, dat om desselfs coninginne haer toern te breken bij den prynsche den guesen swaere ondrachlicke scattinge opgeleyt werde tegenwoerdelick ten fijne men haer daermede tevreden maeken soudeGa naar voetnoot1. Ga naar margenoot+ Op den XXIIIen Augusti quame binnen Amsterdam die procuratrix wuyt Poel, S. Margriet Jansd.Ga naar voetnoot2 van der Goude, nu onlanx wuyt Leyden gesceyden, daer sij dus lange met haer priorinne ende veel susteren tsamen in groeter benautheyt geleeft hadde. Sij vertrock ons wondere ende afgriselicke dingen, die in spijt van de religie binnen Leyden bedreven waeren ende voerts noch altijt quader gevreest werden. Ga naar margenoot+ Op den XXIIIIen hadden wij tijdinge, dat die van Dordrecht doer tumult, welck onder hem was geresen wuyt oersaeck van soe swaere scattingen als hem gestadelick opgeleyt werde, wuyt haer stadt hadden verdreven sulcken soudaeten als van prinschen wegen bij hemluyden waeren. Men seyde, dat binnen Amsterdam gecoemen was een vrou, die affirmeerde dat sij dese soudaeten, verdreven wuyt Dordrecht, hadde sien coemen binnen Delft ende dat sij daer minlick ontfangen waeren. Ga naar margenoot+ Op den XXVen hoerden wij wederom niet dan jammer. Men seyde, dat die van Vlaenderen veel knechten ende ruyteren annaemen, met verscheyde suspicie waerom dit geschiede. Der waeren die wuytstaeken, dat het quame doer rebellicheyt, ende waeren andere die vertelden dat het gedaen werden ten behoeve van dom Johan om hem daermede int lant te brengen tegen den Fransen guesen, daer rumoer of liep dat wuyt waeren om denselfden die inganck van dese landen te verhinderen. Hier quaeme oeck mede tijdinge, dat het leger voer Woorden began | |
[pagina 591]
| |
op te breken doer oersaeck van het hooch waeter, alsoe het nu lange seer geregent haddeGa naar voetnoot1. Daer oeck menich mensch seer om bedrouft was. Werden noch op desen dach sommige melckschuyten met het volckGa naar margenoot+ daerinne op die Diimermeer met ander volck wuyt die vrachtscuyten tusschen Wuytrecht ende Amsterdam van den guesen genomen ende gevangen wechgebrocht. Op den XXVIen saegen wij, dat binnen Amsterdam quaemen die bootsgeselen,Ga naar margenoot+ die voor Woorden geweest hadden, met tijdinge dat alle die blockhuysen, daer geslaegen met den scansen doer ons volck, alse vandaen sceyden, verbrant waeren. Die waerom van dese opbrekinge en conde nyemant verstaen, maer suspiceerden veel versceydelick, sommige datter pays op handen was ende meenden andere dat het geschiede doerdien datter gheen accort en was onder die guvernoors, die den crijchshandeling dreven. Op den XXVIIen hadden wij tijdinge, dat die heere Averey geweestGa naar margenoot+ hadde bij den prinsch die tijt van twee vollen daegen ende dat sij met groote waerdicheyt malcander bewijsende van malcander gescheyden waeren. Men seyde hierbij, dat op dese tijt doer die wuyt Vlissingen veel goets benomen was den Vlaminghen ende dat dieselfde goederen den Vlamingen wederom gerestitueert waeren doer oersaeck van de communicatie van de heere Averey ende prinsch voirn. Der werde pays gehoopt. Op den XXVIIIen sprake ick één wuyt Apcou ende vertelde mij die,Ga naar margenoot+ dat sijn dorp met alle dorpen ontrent sijn dorp tegenwoerdelick vol soudaeten laegen ende deerlick gequelt werden ende niet en wisten, waer sij haer wenden of keeren souden. Die goede luyden en wisten selver niet doer beroevinge ende overlastich gewelt, welck sij geleden hadden, waermede sij haere hongeringe buyck mede souden spijsen ende werden nu gedwongen dese raubauwen in alle overdaedichheyt te voeden. Op // den XXIXen Augusti hoerde ick smorgens vrouch wederom tguntGa naar margenoot+ seer verdrietlick was. Mij werde vertelt, dat onder den gemeente binnenGa naar margenoot+ Amsterdam groete murmuratie oprees doer fame, dat die excijnse bij hem soude verhoocht werden mets oec te beswaeren dingen, die voeren noyt belast geweest waeren, als scarrebier ende diergelijck. Der werde seer gevreest van oproere, doerdien want die gemeent hoe langer hoe meerder belast werde overmids dat alle neeringen stille stonden ende weynich volcks wat wiste te winnen. Men seyde mede, dattet noch in Vlaender even qualick stonde ende datGa naar margenoot+ daer seer veel soudaeten ende ruyteren angenomen werden, met suspicie of men daermede soude willen rebelleren. Ende werde dese suspitie meerder gevoet doer heymelicke wuytsteken onder veel, die seyden dat onlanx die catholike geheel souden verdreven werden. Op den XXXen Augusti verhoorden wij, dat die wuyt Woorden, naedemaelGa naar margenoot+ conincks leger daerof gesceyden was, verbrant hadden den kerck vant dorp Harmelen ende veel ander plaetsen. Men seyde, datter niet één huysGa naar margenoot+ | |
[pagina 592]
| |
en stonde tusschen Woorden ende Utrecht ende dat het lant geheelick woost ende ongebout bleve leggen. Ga naar margenoot+ Op den XXXIen hadden wij nieuwe tijdinge van dom Johan de Austria, hoe hij nu in Duytschlant gecomen was ende dat hem groete montsuers wuyt Bruyzel tegemoet gereyst waeren om hem wellecoom te hieten. Ga naar margenoot+ Men sprake oeck hier wederom starck van pays, met fame dat de hartoch van Aertschot, montsuere Averey ende andere van conincks wegen tot Lillo waeren om daer met den prinsch mondelick ende presentelic te tracteren. Ga naar margenoot+ Hoorden oeck insgelijcks, dat van prinschen wegen onder die hem toegedaen waeren geëyschet werde tot scattinck die vijfste penninck van alle goederen, roerende ende onroerende. |
|