Dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579. Deel 2
(1960)–Wouter Jacobsz– Auteursrechtelijk beschermd[Februari]Ga naar margenoot+ Op den eersten Februarii // was binnen Amsterdam veel te doen doer fame, welck daer gecomen was van den guesen, die tegenwoerdelick seer rumoerden voer Crimpen ende den Spaengaerden daer sonderling benauden. Daer vergaerden veel vrijbeuters ende bootsgesellen, die al met groete menichte nae Utrecht trocken om voert te Crimpen tot ontset van den Spaengers te reysen. Op den IIen Februarii vertelde mij één, die van Oudewater quame, wat groet verdriet ontrent Oudewater ende Montfoort die goesen den goeden,Ga naar margenoot+ welcken sij daer conden becoemen, andeden. Sij tierden haer als wilde wreede beesten; sij riepen forselick ende spitelick in groeter versmadenisse: ‘Papou, Papau’, ende benauden Montfoort met IJselsteyn sulx dat nyemant der inwoenders van dien haer hooft dorst wuytsteken. Eyntelick soe toenden die overgegeven quaetdaeders, dat sij op nyemant en pasten, haer nu in veel meerder rebellicheyts wuytgevende dan sij voerens tot noch toe gedaen hadden. Ende seyden die goede in groeter beclachte, dat sij nu wel saegen, dat die guesen ons volck meerder belaegen dan conincks soudaeten Woerden benauden. Ga naar margenoot+ Op den IIIen quame tijdinge, dat conincks volck den soudaeten, die in Crimpen doer den guesen seer benaut laegen, nu victualie toegebrocht hadde. Ga naar margenoot+ Op den IIIen liep sprake onder den gemeente, dat die guesen bij Crimpen seer vermeerden ende starcker werden ende dat van conincks wegen oeck seer veel volcks bij malcander vergadert werde om den gosen haer voernemen te verhinderen. Men seyde, dat noch meerder bootsgesellen van Amsterdam souden ontboden werden. Ga naar margenoot+ Op den Ven verhoerden wij, dat tot verscheyde plecken soewel van der guesen als van des conincks wegen wonderlicke apparaet gemaeckt werde van oerloge. Op den VIen quame binnen Amsterdam een missive van Huych Jansz Wijngaerden, Jan Huygen van Oudewater, die Jan Heyen s.m. suster heeft,Ga naar margenoot+ sijn soon, daer voerens of geteykent staet dat tot Delft gevangen wuyt Woerden gebrocht was, inhoudende dat hij Huych Jansz tot Delft deerlick gepinicht was in bijwesen van twee burgemeesters wuyt der Goude, alsoe hem te last geleyt werde, dat hij in de conspiratie geweest was vant opstel, daermede gesocht werde der Goude onder des conincks obediëntie te brengen, ende was bedwongen Claes Dirricksz Craeck te scriven, dat hij scicken soude, dat tot Haerlem ontslagen werde van sijn gevangenisse | |
[pagina 557]
| |
ééne wuyt die Vosgis daer geapprehendeert,Ga naar voetnoot1 of dat met hem qualic geleeft soude werde. Werde oeck met dieselfde missive dese voirn. Claes gewaerscuwet, // dat hij ymmers voersichtich wesen soude om niet van den guesenGa naar margenoot+ gevangen te werden, overmids dat quaet is wuyt haer handen te geraeken. Op den sevenden Februarii hoerde men tot Amsterdam seer schietenGa naar margenoot+ ende werde gesuspiceert, dat die guesen Crimpen tegenwoerdelick besochten ofte bestormden. Op den VIIIen werde veel sceeptymmerluyden van den stadthouder totGa naar margenoot+ Utrecht ontboden, daerof gedacht werde dat die sekere samoreusen bequaem maeken souden om daermede den guesen te versoucken. Voort soe sach men op dese tijt den gemeente seer verslaegen als dieGa naar margenoot+ vrees hadden, dat dese beroerte noch altijts swaerder werden soude. Op den IXen quame versceyde fame van Crimpen, waermede sommigenGa naar margenoot+ wuytstelden dat des conincks armey veel guesen nedergeleyt, den schans in Crimpen gevitalieert ende Leckerkerck ingenomen hadden, ende seyden andere, dat die goesen triumpheerden ende veel wuyt des conincks armey verslagen hadden, met daerbij dat si Crimpen an hem gecregen hadden met groet gewelt. Op den Xen toonde men sekere missive, daermede ontboden werdenGa naar margenoot+ sekere tijdingen van des keysers soonGa naar voetnoot2, van de MoscowiterGa naar voetnoot3 ende oeck van de coninckinne van Engelant. Des keysers soon was getrocken nae Poolen met groot armey om tconinckrijck aldaer te accepteren, waertoe de Staten van die landen hem vercoosen hadden. Die Moscowiter sochtGa naar margenoot+ hulde an den coninck van Spaengen om den catholike religie te accepteren. Van den coninckinne van Engelant werde geseyt, dat nu bevonden werde twee soonen te hebben bij enen genaemt NoordtfockGa naar voetnoot4, nu gesturven, die geboeleert hadde soe men seyde bij den coninginne voirs. Ende hadde dese selfde coninckinne doutste van dese soonen gesonden an den coninck van Spaengen met begeerte dat hem soude gelieven desen haer soone adheresce te doen om gekent te werden voor coninck van Engelant. Ende alsoeGa naar margenoot+ deselfde soon noch onmomber was ende noch niet regieren mocht overmids sijn jonckheyt, versocht noch verder an den coninck van Spaengen, dat hij haer wilde weesen een bescermheer ter tijt ende te wijlen haer soon selver trijck soude moegen regieren. Werde voerts hier vertelt, dat die coninckinne van Engelant alle alsulckeGa naar margenoot+ | |
[pagina 558]
| |
ambasiatoors, als voerens geteykent staet dat bij haer gereyst waeren van den keyser, den coninck van Spaengen, den coninck van Vranckrijck, den coninck van DeemwerckenGa naar voetnoot1 ende veel meer andere, seer triumphelick ontfangen hadden, maer waeren die guesen bij haer in geenre waerden. Ga naar margenoot+ Op den XIen werde die tijdinge van des keysers soons, daer recht voerens of geteykent staet, verandert ende hoorden nu dat die keyzer selfs coninck van Polen wesen soude ende derwerts nu getrocken was. Men seyde oeck hier, dat die goosen ontrent Crimpen altijt machtiger ende meerder werden ende dat des conincks armey nootlick meerderGa naar margenoot+ bootsgesellen hadden, // soedat te vreesen stonde dat doer gebreck van dien,Ga naar margenoot+ alsoe nu hier die bootsgesellen seer weynich waeren, die goosen lichtelick souden triumpheren. Ga naar margenoot+ Op den XIIen Februarii hoerden wij van sekere placaten tot Delft ofgeropen, contrarie geheel den catholike, daermede geboden werde, dat soewie sonder solempnele trou op der gueser manier bij malcander waeren gecomen, oeck heymelick getrout bij een priester staende desen turbel, dat die haer scicken souden nae haer constitucie te trouwen, ofte dat sij comen souden opt stadthuys om haer daer te doen teykenen op peyne van geschent ofte gerekent te werden als in onecht ende hoorderie te sittenGa naar voetnoot2. Desgelijcks was mede bevolen, dat die kinderkens, maer gegadoept ende voert gehouden op den hope van bequaemheyt te crigen om in de catholike kerck die te doen doopen, nu mosten op haer manier gedoopt werden.Ga naar margenoot+ Ende en werde dit nieuwers anders om gedaen <soe yegelick dit oerdelde> dan om ygelick te kennen te geven, dat sij voerseker voerhadden den heylige kerck sulx te verdrucken als dies gedenckenisse tot niet gedreven wert ende oeck dat sij noch op coninck noch op enige overicheyt en pasten, maer al bedriven derfden, soe wat sij conden dencken. Die goede verdruckte menschen hoopten, dat ymmer dalmogende God te laetsten vernielen soude dese haere verkeerde vermetelheyt. Ga naar margenoot+ Op den XIIIen vertelde men ons, hoe onlanx geleden binnen der Goude veel te doen geweest hadde met die clock te cleppen ende alarm te slaen, twelck gesciede doer vrees van sommige provandescuyten, die nae Crimpen wuyt Schoenhoven binnendoer niet verde van der Goude reysden, daer die binnen der Goude sorch of hadden, dat om haer te beleggen quamen. Ga naar margenoot+ Op den XIIIIen hadden wij tijdinge, dat Woorden doer haer belegge seer gecrenckt werde ende hope was dat het wel lichtelick tot subjectie soude mogen werden gebrocht. Op den XVen seyde men ons, dat die Staeten van Vlaenderen geensinsGa naar margenoot+ en conden accorderen met den guvernoer, die grand-commanduer. Sij presentierden <soe vertelt werde> die landen den coninck wederom tot haeren costen in obediëntie te brengen ende alle oncosten, die gevallen waeren staende desen turbele, tot haeren laste te nemen ende den coninck daer vrij van te houden, maer en wilde die guvernoor hiertoe niet verstaen, | |
[pagina 559]
| |
insisterende forselick tot sijn eerste peticiën, daermede hij van haer sekere somme van penningen versocht hadde, twelck oeck die Staeten hem gheensins wilden accorderen, soedat te vreesen stonde, dat wuyt sulcke twiste ende oneensheyt, als onder die pertiën niet conde nedergeleyt werden, dese verkeertheyt der guesen sonderling gestijft soude werden. // Op den XVIen Februarii sach men binnen Amsterdam, dat die kinderenGa naar margenoot+ soe hier soe daer sonderling tegen malcander rumoerden; si maecktedenGa naar margenoot+ scansen tegens malcander, si slougen ende bewurpen malcander met steenen seer forselick ende ongenadelick, sulx dat het den wethouders verdroot, die doer den officier sommige van sulcke kinderen deden vangen ende in bewaernisse houden tot last van haer ouders van wien sij met gelt mosten gelost werden. Twelck genoemen werde als een voerteyken van meerder beroerte noch op te willen staen in dese turbels. Op den XVIIen had men groete vreese voer die scans tot Crimpen, datGa naar margenoot+ die guesen dien souden overvallen, doerdien want sij dien seer benauden ende des conincks soudaeten daer qualick conden bij coemen. Maer werde evenwel geseyt, dat een Ytaliaender den stadhouder een concept angegeven hadde, waerdoer men den scans noch soude mogen ontset doen. Op den XVIIIen werde wuytgeset, dat onlanx geleden groete blootstortingeGa naar margenoot+ gesciet was tusschen den coninck van Vranckrijck ende sijn pertie, die huygenoosen, daervan sijnselfs broeder die meeste was. Men seyde, dat die huygenosen daer verloren hadden bij de vierduysent ruyters ende dat die coninck tvelt gehouden hadde, maer en wilden die huygenoesen tselfde hierbij niet laeten, want sij sochten wederom volck in Duytslant om haer verder starck te maeken tegens een nieuwe slach te doen. Op den XIXen hoorden wij, dat ontrent Crimpen veel goesen verslaegenGa naar margenoot+ waeren ende dat conincks armey Leckerkerck ingenoemen had ende tegenwoerdelick veel guesen <die met schuyten Crimpen hadden gemeent te becrencken> beset hadden met groete hope dat sij denselfde tot haere wille nu wel souden crigen. Op den XXen werde vernomen, dat maer wuytstel ende versiering was,Ga naar margenoot+ soe wat op dach tevoeren die gemeent gesproken hadde van victorie bij des conincks armey over die guesen bij Crimpen gehadt. Men seyde nu, dat die guesen daer noch even forsch laegen. Oeck liep hier tijdinge, datter wederom groete hope van pays voer de hantGa naar margenoot+ was, die in Engelant getracteert werde ende werde dese fame wuyt sekere missiven, tot Antwerpen gescreven, verspreet. Op den XXIen hadden wij wederom niet dan seer quaede fame. Men seyde,Ga naar margenoot+ dat die guesen haer begonnen te berommen als versekert, datsij tot haer bescermvrou hadden den coninckinne van Engelant, dien wuyt haere naem gheschoncken was bij die heer van S. Aldegundis een wapen van Hollant, die roede leeu in een besloten tuyn, baniersgewijs gemaeckt, twelk gecost hadde over die negenduysent R. gl. Der werde voerts meer wuytgestelt, dat Crimpen in groete vrees stonde om van den guesen vercracht te werden. Ende werde sonderling veel quaets gevreest wuyt sulcke vergaderinge als van verscheyde lantsheeren met haar commissariën in Engelant tsamen doen coemen waeren. | |
[pagina 560]
| |
Ga naar margenoot+ Op den XXIIen hoorde men niet dan beclach over die benaude tijt ende verwonderde hem ygelick van de wonderlicke desolaetheyt deser landen, die nu veelal dreychden doer twater te vergaen, alsoe die guesen gestadelick <soe waer sij haer in eenich pericule vonden> haer niet en ontsaegen die dijken doer te steken ende tot niet te brengen. // Ga naar margenoot+ Op den XXIIIen Februarii liep onder die gemeente malcander contrarieGa naar margenoot+ tijdinge van Crimpen, daer sommige mede wuytstelden dat die guesen tselfde wederom tot haer wille inhadden, ende seyden andere contrarie, tselfde bevestigende mets bijbrengen datter tegenwoerdelick wuyt Schoonhoven nu staentsvoot binnen Amsterdam gecomen waeren die tuychden dat men sulx op dach voerleden noch binnen Schoonhoven niet verhoort en hadde. Ga naar margenoot+ Op den XXIIIIen sprack men openbaerlick wuyt, dat die guesen CrimpenGa naar voetnoot1 met accort tot haer wille gecregen hadden ende waeren conincks soudaeten daer wuytgegaen behouden haer geweer, twelck oeck den goeden bedruckte menschen een lastige swaericheyt was, overmids dat sij saegen des conincks saeken soe weynich gevordert te werden. Ga naar margenoot+ Op den XXVen was die fame, dat die guesen met haer armey nae Zirckzee gereyst waeren om tselfde te ontsetten, ende werde seer gevreest bij den goeden dat sij wel tot haer wille souden comen, alsoe toch an des conincks sijde seer slappelick geprocedeert werde. Ga naar margenoot+ Op den XXVIen ontfing ick wederom een missive wuyt Wuytrecht gescreven, inhoudende dat wederom groete spraeck was soewel in der guesen steden als an onse sijde van accort ende pays te coemen. Ende spraken op denselfden dach een bode, die mij seyde, dat hij van Gent quaeme ende daer groetelick hadde hoeren wuytstellen van pays. Ga naar margenoot+ Op den XXVII vond men den wuytlandigen seer weedemoedich ende beclaechden haer veel, dat sij niet en wisten, waermede sij haerselven souden mogen onderhouden. Men hoerder sommige seer wenschen, dat sij haer verder opwerts int eerste begeven hadden, besorricht dat dese lande noch al lastiger overal soude geboeren. Ga naar margenoot+ Op den XXVIIIen hadden wij spraeke, dat conincks armey Oeltgisplaet inhadde, maer die fame en continueerde niet. Ende der worde voer seker geseyt, dat die knechten die dese winter in Machlen gelegen hadden nu daerwuyt waeren om weder wat sonderlings te attenteren. Op den XXIXen seyde men, dat van Antwerpen wel hondert oerlochschepen gereyst waeren om ZirckzeeGa naar voetnoot2 verder te benauwen ende dat van conincks wegen noch veel schepen ende galeyen toegemaeckt werden. |
|