Dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579. Deel 2
(1960)–Wouter Jacobsz–[April]Op den eersten April quaeme weder tot Amsterdam één wuyt der GoudeGa naar margenoot+ ende seyde die, dat hij daer hadde hoeren wuytroupen, wilde yemant met bolwercken gelt winnen, dat die tOudewaeter comen soude om daer teGa naar margenoot+ wercken. Ende hoerden van andere, dat die Spaengers haer mede begonnen te bescansen in het NieuwelantGa naar voetnoot3 ontrent den Briel. Al twelck gheen groete hope inbrochte van pays te coemen, maer tmost al mede geleden sijn. Op den anderen werde verspreyt, dat die pays of was ende die saeckeGa naar margenoot+ waerom het accort onderweechs bleve waer die religie, diewelck den coninck voeral begeerde ende wilde dat gerestitueert soude werden, maer en wilden die guesen haer hiertoe gheensins verstaen. Van der Goude hoerden wij oeck, dat die wethouders aldaer haer nu dieGa naar margenoot+ conventen goeden ende huysen on // derwonden an te slaen ende te imploërenGa naar margenoot+ tot behoeve van den gasthuyse ende dit in gheen ander maniere dan of haer dit wel geoerloft waer ende toebehoorde.Ga naar voetnoot4 Op den IIIen Aprilis hadden wij wederom nieuwe tijdinge contrarieGa naar margenoot+ tgunt voerens vertelt was. Men seyde, dat die van Leyden haer vrijbeuters veel opgehangen hadden ende dat mede desgelijcks die van Delft van meeninge waeren om te doen. Van de pays werde weder geseyt, dat groete hopeGa naar margenoot+ of was. Maer wat datter geseyt werde, soe en vernaemen wij nochtans niet anders dan woerden ende bleven in ons oude hartseer. Wij suchteden deerlick ende gavent God op, want wij wel saegen dat ons gheen hope te wachten en stonde dan alleen wuyt die groete genaede Goods. Op den IIIIen werde wat anders verbreet, hoe der guesen steden haerGa naar margenoot+ stelden te rebelleren tegens den prinsch ende nu weder riepen die overgift van haer segelen, welck sij overgegeven hadden ten fijne men bevestigen mocht soe wat bij de gecommitteerde gedaen werde int stuck daccorde angaende. Oeck seyde men, dat nu onlanx tot Antwerpen vergaderen souden commissariën wuyt dese Nederlantsche provinciën om bij raede van dien te vinden, datter goede pays mocht gemaeckt werden. | |
[pagina 486]
| |
Ga naar margenoot+ Op den Ven quame binnen Amsterdam een missive, wuyt Hoorn gescreven van deen broeder tot den andere, ende vermelde dat voersekerGa naar margenoot+ pays gewacht ende oeck wesen soude. Ende vertelden andere, dat sij verstaen hadden hoe tot Hoorne die oorlochscepen wederom toegemaeckt werden, sonderling tgrootste, twelck den grave van Boshuy ontnomen was. Die mogende God is bekent wat bedrouftheyt ende bangicheyt hierdoer den goede verdreven catholiken overviel, want dese fame wuytgegeven werde van één die seyde dat hij dit selve gesien hadde. Ga naar margenoot+ Op desen dach geviel binnen Amsterdam in de Wermoosstraet een groete brant ende quame doer hoy twelc in de huysen lach, maer hoe dat het gecomen was en cond men niet weeten. Der verbranden drie groete huysen. Ga naar margenoot+ Op den VIen hoerden wij, dat die guesen tot Apcou geweest hadden starck in getale wel driehondert ende waenden nu te effectueren tgunt sij die van Apcou tevoeren om haer dorp te verbranden gedreicht hadden, maer het werde haer behindert doer veel lantluyden, die wuyt verscheyde dorpen met malcander aliantie hadden ende nu hier vergadert sijnde haer sulx ter weder stelden, dat die guesen loepen mosten. Ga naar margenoot+ Men seyde hier, dat die van Rotterdam wuyt Dordrecht gescheyden waren, mids hebbende bevele om thuyscoemende den outaeren in der kercken te erigeren tot exercitie ende opheve van de verdruckte ende verwurpe catholike religie. Ga naar margenoot+ Op den VIIen ginck smorgens vrouch die roup overal, dat het voerseker pays waer, met fame dat die president wuyt den Hage wuyt Breda gescreven hadde, hoe die grave van Swartsenburch bij den guvernoor geweest hebbende nu wederom tot Breda gecomen was, te vollen geauthorizeert om tgunt onder die gedeputeerden getracteert was te confirmeren. Hierbij scrivende,Ga naar margenoot+ dat hij hierdoer sulx verblijt was, dat hij niet meer scriven mocht.// Maer verminderde dese tijdinge tegen den avont ende werde toe geseyt, datter groete hope was van pays te comen. Ga naar margenoot+ Op den VIIIen Aprilis quamen die guesen wederom met wel seven vaendelen ende driehondert vrijbeuters op tSerdamGa naar voetnoot1 over Amsterdam ende bescansten haer daer. Der quamen sommige van ons volck gewont vandaen tot Amsterdam ende werde geseyt, dat se tegen malcander geschermutst hadden. Ga naar margenoot+ Men sach, dat die menschen hierdoer verscheydelick geaffectioneert werden, want sommige dit seer beclaechden, meenende tselfde te sijn een teyken, dat die pays gheen voertganck hebben soude, ende hoopten andere dit doer clouckheyt te geschiën doer die Waterlantsche steden, souckende mids sulx haer soudaeten te ordineren, denselven wuyt haer steden te loosen ende quijt te werden, twelck sij sonder gelijke clouckheyt te gebruycken qualick mochten toegebrocht hebben. Ga naar margenoot+ Op den IXen spraken wij een, die nu van tsHertogenbosch gecomen was om tAmsterdam sijn hoppe te vercoepen, ende vertelde ons dese hoe dat hem in dese sijnen reys gevangen hadden eerst die guesen, die hem van als beroofden, ende daernae die Spaengerden, doer wien hij oncleet werde om te pijnigen, maer ontfing gracie doerdien want hij seer wel sprake ende | |
[pagina 487]
| |
goed bewijs presenteerde te doen dat hij hem noyt den gueserie toegevoucht hadde. Op desen dach quaemen oeck één wuyt Haerlem, die voer nieuwe maerGa naar margenoot+ vertelde, hoe daer een gecomen was, gevangen geweest sijnde lange tijt in Turckkiën, maer nu doer den keyser gelost wesende, ende verbreede dese waerachtich te sijn dat seker pays gemaeckt was onder dese pertiën, maer seyde hierbij dat die ofroupinge van dese pays om treffelicke saeken noch wat nootlick vertouft most werden. Ende was te verwonderen, dat die menschen, die anders geheel haer bedrouft vonden, terstont haer seer doer dusdanigen voertstel veranderden in blijschap, sonder eens merck te nemen wat rebellicheyt tegenwoerdich bedreven werde in scansen, vangen, roeven, branden ende desergelijck, daer nu ygelick gestadelick of hoerde. Op den Xen quaemen smorgens vrouch seer veel pramen met hoy gelaedenGa naar margenoot+ binnen Amsterdam ende waeren die met gewelt roofsgewijs genouch gehaelt wuyt Aelsmer, maer werden die lantluyden, welck sij op haer woeninge vonden, redelick vernoucht ende betaelt, ontfangende daervoer nae dattet hoy goet of quaet waer voer die praem een croon, een daelder ende min of meerder. Op dese tijt geboerde oeck dat conincks volck tot Ascendelft den guesenGa naar margenoot+ ontnomen hadde seker gelt, twelck sij soe hier soe daer den dorpen ofgescat hadden. Ende quamen die guesen hierdoer wederom tot groete verbittertheyt tegens tselfde dorp, haer sterck maekende met dreygementen ende opelick eede dat sij niet rusten souden voer ende eer sij Ascendelft an brant gesteken hadden. Oeck wer // de hier geseyt, dat tot EnckhuysenGa naar margenoot+ veel oerlochscepen toegemaeckt werden, met opset dat sij daermede sulxGa naar margenoot+ Amsterdam wilden benauwen te waeter, soeals te tSerdam die dijck belegen was. Van den conventualen van Poel hoerden wij, dat binnen Leyden seer benautGa naar margenoot+ saeten ende van malcander mosten versceyden. Sij hadden geseyt, dat sij gheen raet meer en wisten om haerselven in haer nootruft te onderhouden dan tot Mey toecoemende. Alle welcke tijdingen van desen dage geheel contrarie liepen dan in de voerlede weeck met veel blijschap onder den gemeent gesayt was ende werden die goede menschen dus mids nu dese ende dan sulx te verspreyen tusschen hangen ende worgen soe gehouden, dat sij met connen begrijpen, wat sij vreesen of hoepen souden. Op den XIen Aprilis saegen wij wederom, dat veel menschen sonderlingGa naar margenoot+ bedrouft ende verslaegen waeren ende geboerde dit doer soe swaere tijdingen als nu quamen, want geseyt werde dat die guesen haer heel tot rebellie vouchden, weynich lettende op des conincks conditiën van pays, welck sijn mayesteyt haer voerhielt. Haer religie wilden sij vrij hebben. Sij en wilden niet toelaeten, dat die coninck eenich garnsoon in eenich steden hebben soude. Ende versochten, dat haer tot assecuratie van de conditiën, welck sij bedingen mochten, soude toegevoucht werden die armey der oerlochscepen om bij gebreke van ontrou, welck hem mocht overcoemen, haer daermede te mogen verweeren. Dese sprake hadden wij op desen dach ende suchteden wel hartelick, maer wij mosten die paciëntie hierinne hebben. Men seyde mede, dat die gedeputeerde al van malcander eens gesceydenGa naar margenoot+ | |
[pagina 488]
| |
geweest hadden in manier alsof sij die moet heel verloren gegeven hadden van partiën te accorderen ende hadden weder op die Goede Vrijdach vergadert geweest om noch te sien of men eenichsins accorderen conden, maer quame hierwuyt meerder vrees dan hope ende dit doer den guesen forsicheyt, die haer toonden, als die nyemant en vreesden. Ga naar margenoot+ Op den XIIen werden het coern weederom merckelick duerder, wuyt oersaeck want nu ygelick niet anders conde vermercken of dese beroerte soude noch al bliven ende oeck quader werden. Ga naar margenoot+ Men sach mede, dat tusschen Utrecht ende Amsterdam groeten brant opginck, maer men conde niet weten waer dat het brande. Ende voelden haer die menschen heel desperaet wuyt benautheyt, niet wetende werwerts sij haer bekeeren souden. Ga naar margenoot+ Op desen dach rusteden in den Heer binnen tconvent ter Lelye deersaeme suster Catharijn PietersGa naar voetnoot1, donatinne aldaer, out wesende vier ende tachtich jaeren. Die Heere ontferme haer ziele. Amen. Op den XIIIen hadden wij versouck bij ons van sommige vrouwen, die nu van der Goude quamen, ende seyden die ons, dat tegenwoerdelick bij haer met edickt ofgeroepen waer op peyne van verlies alle haer goederen,Ga naar margenoot+ dat ygelick //, soe wie yemant dergeenen die haer possesse verloepen waerenGa naar margenoot+ eenige renten oft yet anders sculdich waer, dieselve mosten anbrengen ende den prinsch betaelen. Ende werde om dese penningen te lichter wuyt die sculdenaeren handen te crigen sonderlinge clouckheyt gebruyckt, te weten dat men haer een deel quijtschulde ende nochtans volcomen quitancie van als dede, met belofte dat sij voerts vrijgehouden souden werden van alle ansprake ende moyte, welck haer doer yemant wuyt oersaeck van dese in toecoemende tijde mocht overcomenGa naar voetnoot2. Ga naar margenoot+ Op desen dach geschiede, dat tot ons quaeme een jonge dochter wuyt Apcou, versouckende van haer vaders wegen plaets voer haer moeder, die een craemvrou was out vier ofte vijf daegen, ende nu den dijck liep doer gewelt ende ongenaede der guesen, welck sij den arme lantman andede met branden, vangen ende roeven. Die arme vrou en mocht haerselfs huys niet houden, nochte en conde gheen plaets verwerven opt huys tApcoude, want die drosserGa naar voetnoot3 vanGa naar voetnoot4 tcasteel vrij wilde houden van alle kinderen ende vrouwen. Ende was hierdoer in haer wuyterste verdriet, maer werde vertroost doer des convents mindelick antwoort, ontbiedende haer dat sij vrijhartich ende onbecommert wesen soude om bij haer te coemen. Die leser mercke wel an, in wat verdriet ende bangicheyt die men- | |
[pagina 489]
| |
schen op dese tijt gheweest moeten hebben ende wat suchten dat tot dese tijt gevallen is. Op den XIIIIen Aprilis maeckten die menschen haer wederom te vertroosten,Ga naar margenoot+ met malcander te persuaderen datter pays comen soude, ende quame wederom veel rogges wuyt die Waterlantse steden binnen Amsterdam. Op den XVen hoerden wij wederom andere tijdinge, hoedat die tijtGa naar margenoot+ <welck gestelt was om op den dertiende Aprilis vergaderinge te wesen van de pertiën> nu vertogen ende verset was op den anderden dach van Mey. Ende werden dus mids lange vertucken der goeder catholiker harten in groete swaere pijn gehouden, soedat sij nu doer hope ende wederom contrarie doer swaere vreese, welck haer gestadelick voergehouden werde, niet anders conden vermercken of sij souden noch in veel swaerder verdriet coemen. Op den XVIen sage ick al in de twintich cleyne sceepkens met tarwe,Ga naar margenoot+ rogge ende andere waeren, welck nu wuyt Waterlant binnen Amsterdam gecoemen waeren, maer men merckten niet dat die menschen hierdoer sonderling vermaeckt werden, overmids want sonderling vreese nu reese dat die pays geheelick onder weechs soude bliven, omdat pertiën, sonderlingGa naar margenoot+ die guesen, willende bliven bij haer opgenomen religie, haer niet en wilden gevouchlick tot malcander gheven. Ende geboerde, dat oeck wuyt sorge van verder oerloch nu een groete ofslach quame onder die beesten, die voerens doer hope van pays seer costelick geweest hadden; te weeten een gemeen koe, die hadde mogen gelden in de XL R. gl., mocht men nu crigen om verde beneden dertich R. gl. ende oeck minder. // Op den XVIIen Aprilis vervolchde die sorge, datter gheen pays volgenGa naar margenoot+ en soude ende naeme dese opinie onder den gemeente haer oersaeck wuytGa naar margenoot+ sprake daermede geseyt werde dat die gedeputeerde gesceyden waeren sonder accort. Maer waeren noch die al hope hadden wuyt andere tijdinge, vermeldende dat sekerlick posten waren geschickt tot den keyser ende den coninck om dien an te dienen tgunt bij hemluyden als commissarii gedaen waere, meenende dat sulx niet en geschiede sonder wat goets te verwachten. Op den XVIIIen vernaemen wij, dat veel menschen wuyt dengeenen,Ga naar margenoot+ die voerens haer hof ende huys verloepen waeren om oersaeke dat sij niet gewesen mochten die goesen haer ongeschickte verkeertheyt in al te vervolgen soe wat goet is ende den heylige kercke angaet, nu haer weder begonnen tot dieselfde verlaete plaetsen te bekeeren ende deden dit veel doer weemoedicheyt, als sorch hebbende datter nymmermeer eynde of coemen soude ende principalick om des wil, want sij haer geheelick wuytgeteert vonden ende nu voert niet wisten waer sij die cost crigen souden mogen. Op desen dach was een van Machlen binnen Amsterdam gecomen,Ga naar margenoot+ wesende artelriemeester van alle des conincks gescut dienende tot dese tegewoordige oorloch, ende seyde die dat sijn commissie was om alle die munitiën, waerover hem die sorge toequaeme, metterdaet gereet te maeken om daermede den guesen te bedwingen tot sulx te accepteren als nu lange tijt met vrienschap an haer versocht waer, soe verde sij hem verder wilden achterhouden. | |
[pagina 490]
| |
Ga naar margenoot+ Op den XIXen hoerden wij niet dan malcander contrarie tijdingen, als bij sommige dat die pays heel of soude sijn ende seyden andere datter al pays was, maer werden noch niet gepubliceert om saeken, welck die gedeputeerde bij haer hielden. Ga naar margenoot+ Werde mede op dese tijt voertgestelt, dat die coninginne van Engelant gehouden ende angehaelt hadde sommige scepen met coern den guesen toecoemende, geseylt wuyt Enckhuysen ofte den steden daerontrent om tot Spaengen te reysen. Ende werde die scippers van dese scepen leedich weder thuysgesonden met beveele, dat sij darwerts niet wedercoemen en souden sonder bestellinge van den coning tot Spaengen op peyne van gehangen te werden. Ga naar margenoot+ Van den Turck liep hier mede sprake, dat hij geweldelick tegens Duytslant quaeme ende oeck te waeter tegens Venegiën. Ga naar margenoot+ Op desen dach geschiede oeck binnen den convent der Nieuwe Nonnen tAmsterdam, dat daer groete droufheyt den conventualen overviel, doer oersaeck want nu onder hem tijding liep hoe die gemeent tegenwoerdelick totten backers om broet liep, als bevreest van groete opslach, met fame dat die bogen an de stadsmuer met mischGa naar voetnoot1 souden gevolt werden ende dat ment geschut weder op ordinancie an de mueren soude setten. Ende gebuerde binnen die tijt van een ure hiernae, dat int selfde convent geveylt werde tarwe op een jaerdach met presentacie van te geven twee last voer soeveel gelts, als sij sjaers tevoeren hadden moeten geven voer één lastGa naar voetnoot2. Mids dat dese oeck seyde, dat noyt beter hope geweest was van pays dan nu,Ga naar margenoot+ // affirmerende tselfde midsdien dat hij dit in deser vougen wuyt des stadhouders mont gehoort hadde, die nu tegenwoordelick binnen Amsterdam was. Ga naar margenoot+ Op den XXen quame binnen Amsterdam een scamper lyedeken, op den prinsch gemaeckt <soe men seyde> in den guesensteden, daermede hij scandelick gelastert werde. Ende scheen dese verbittertheyt op hem geresen te sijn, om reden dat sij seer suspiceerden ende sorchden dat die prinsch hem den coninck onderwurpen hadde, meenende dat sij daerdoer gecrenckt ende wederhouden souden werden van verder haer sulx met roeven ende ander ongeschicktheyt te bedriven dan sij tot noch toe gedaen hadden. Ga naar margenoot+ Men seyde oeck hier, dat die prinsch sijn volck die hem toegedaen waeren een raetsman was, dat sij des conincks presentaciën angaende genaede in soe groete rebellie ende die pays niet en souden veronwaerdigen, want hij bekende dien seer groet te wesen. Maer hiel hem seer dubbelt in alle manieren, alsof hij hadde willen seggen: ‘soe ghi doet, sulx sal ick mij tot u vougen ende en wil niet anders dan ghi wilt’. Ga naar margenoot+ Op den XXIen Aprilis hadden wij voer tijding, dat der guesen capiteynGa naar voetnoot3, die nu over Amsterdam op den dijck ant Verbrande GatGa naar voetnoot4 hem bescanst | |
[pagina 491]
| |
hadde, den capiteynGa naar voetnoot1 van Haerlem ontbode, dat hij ter plaetse daer hij nu was in spijt van den coninck, den prinsch ende allen, die dien toegedaen waeren, van wegen Hoorn, Enckhuysen ende Alckmer ende sijnselfs hem daer verder bescansen soude, men dede daertoe soe wat men wilde. Oeck werde hier geseyt, dat die van Leyden seer besich ende doendeGa naar margenoot+ waeren om scepen toe te maeken ten eynde sij die Meere besetten ende bevriën mochten tot hoeren vordel. Op den XXIIen werden binnen Amsterdam met die trompet omgeroepen,Ga naar margenoot+ dat ygelick soe wie wilde soetelen mocht den armey van Spaengers ende ander Walen, die nu geseyt werden gecomen te wesen om den guesen, ant Verbernde Gat bescanst, te bespringen ende te bevechten. Hier quaeme oeck tijdinge, dat die Turck daer voerens of gesproken is,Ga naar margenoot+ dat hem schickte op Duytslant ende Venegiën te coemen, nu terugge gedreven ende wederom nae sijn lande gekeert was. Op den XXIIIen sach men buyten Amsterdam bij den Cathuysers grootGa naar margenoot+ geloop van den burgerie, die wuytliepen om van verde te besichtigen hoe dat het gaen wilde met die armey, welck nu van wedersijde vergadert ware op het Verbernde Gat ontrent Serdam over Amsterdam, daer oeck die stadhouder tegenwoerdich gereyst was. Men sach veel scietens, maer der conde noch smorgens geen besceyt vernoemen werden, wat daer geschiede.Ga naar margenoot+ Die gemeent opineerde versceydelick, want sommige meenden dat hier wel victorie an onse sij de gewacht werde overmids groeticheyt van volck, twelck daer bij malcander was, ende sorchden andere oft qualick mochte gaen. Der waeren oeck die opelick seyden, dat die guesen met clouckheyt van den Waterlantsche steden tot die plaets geordineert waeren om soe dien an haer eynde te doen coemen ende haer steden te beter onder des conincks obediëntie te mogen brengen. Op denselfden dach hoerden wij, dat ter Goude ofgelesen waer, dat alleGa naar margenoot+ verloepe wel vrij in // mochten coemen, sonder dat dien yemant eenich verdriet soude mogen doen. Op den XXIIIIen Aprilis hoerden wij vrouch morgens, hoe die guesen in voerleden voernacht gescampt ende verloopen waeren van den dijck ant Verbernde Gat, daer sij nu met groot hoemoet in spijt van Amsterdam ende alle des conincks heercracht een deel daegen gelegen hadden. Men sach veel menschen seer verscrickt werden doer dit te hoeren, want sij wel vermerckten, dat, mids soe nu dese soe dan sulcke plaets te invaderen ende weder te verlaeten, hemlieden weynich hope voerstonde van cortelinck deses beroerts een eynde te crijgen ende meerder vreesden, dat doer dusdanige tissinge over wedersijden die moet swaerder verbitteren ende rijsen soude. Op den XXVen werde ons voer seker vertelt, dat in alle den guesenstedenGa naar margenoot+ doer den prinsch bij edickt verboden was, dat nyemant van de vrijbeuters hem vermeten most om eenige roeverie te bedriven noch an vijanden noch an vriendenGa naar voetnoot2. Ende werde evenwel van sommige onder den gemeente verstroyt, dat die guesesteden noch oeck die prinsch selver totGa naar margenoot+ gheen vreede verstaen en wilden, maer spraken opelick wuyt dat sij bliven | |
[pagina 492]
| |
wilden die sij waeren, als souden sij om haer te verweeren oeck die laetste man verliesen. Ga naar margenoot+ Op den XXVIen sprake ick één, die van Utrecht quame, ende seyde die, dat tot Utrecht voer tijdinge vertelt werde dat van Zuythollant die hope groet was om gepayseert te worden ende dat het daermede al geaccordeert waer, maer en wilden haer die Noordelantsche steden hiertoe niet verstaen, roupende dat sij haer angenomen religie geensins om leven ofte om sterven en wilden ofstaen. Ende werde hierbij gevoucht, hoe sij wuytgesondert tstuck van de religie weltevreden waeren om in allen anderen te accordeeren. Ga naar margenoot+ Daer liep oeck groete sprake, dat gruwelicke apparaet op handen was van oerloge als crijchsvolck ende gescut om nu met gewelt den rebellen, die haer nae soe groete des conincks graciën presentacie noch niet wilden wederkeeren, maer bleven obstinaet, te overvallen ofte te vercrachtigen. Ende hoewel dit dus naerstelick geseyt werde, soe en conden die menschen haer niet begeven om tselfde ter harten te nemen, besorricht dat oeck hiermede gaen soude soeals voerens gevallen was met alle desesgelijcks menichvuldige wuytstellinge, alleen tot troost altijts versiert ende veelal contrarie gevonden naemaels. Ga naar margenoot+ Op den XXVIIen vondt men den menschen noch al gelijck tevoeren, sommige in bangicheyt ende vrees van nymmermeer veranderinge deses tijts te mogen vernemen ende andere hadden hope, maer beclaechden gesaemlick dat die vertroestinge te lange onderweechs bleve. Ende dit des te meerder soe ygelic van de verloepe dwaelende catholiike haer in als hoe langer hoe swaerder gedreycht vonden om tot die wuyterste armoede te coemen, gemerckt sij altijts eten mosten ende gheen toereyckinge van yemant ontfingen,Ga naar margenoot+ noch hope sagen waervan sij vertroost // souden mogen werden. Ga naar margenoot+ Op den XXVIIIen Aprilis werde beclaecht van soe groete onveylicheyt als nu op den wegen was, soedat nyemant sonder groote vrees van berooft, gevangen of doerscoeten te werden yewerts mocht reysen. Ende rese dese beclachte, doer oersaeck want binnen twee ofte drie daegen voerleden groete roeverie gevallen was over die reysenaers tusschen Amsterdam ende Utrecht. Men seyde, datter Amsterdamsche burgers waeren die hier verloren hadden over die tweeduysent R. gl. Ende deden dit guesen van Woerden, Oudewaeter ende meer wuyt dien houck andere. Ga naar margenoot+ Van de pays, daer voerens ygelick die mont of vol heeft gehad, werde nu slappelick gesproken ende begonnen nu veel seer te twivelen sonderlinck om saeken want op dese tijt weder gesproken werde dat seer veel crijchsvolckGa naar margenoot+ nederquame ende dat die impressie nu vallen wilde op Noordelant. Men seyde oec, dat die stadhouder, die nu weder tot Utrecht gereyst waer, hem hadde laeten vertoenen doer wat plaetsen oft wegen men passeren most om in Noordelant te coemen, twelck niet anders conde genoemen werden dan datter onraet most op handen wesen. Op den XXIXen hadden wij niet dan swaere tijdinge, daer seer wuytGa naar margenoot+ verstaen werde dat die pays gheen voertganck hebben soude. Der werden verstroyt sekere bouckskensGa naar voetnoot1, inhoudende articulen getracteert bij den | |
[pagina 493]
| |
gedeputeerde, maer niet sonder swaere invectiven wuytdruckende, dat sij guesen haer niet geraeden vonden den religie te laeten die evangeliis is ende dien sij sonder twivel doer des heylich Geests ingeven ontfangen hadden. Ende als sij dus wuytmondich spraeken, soe protesteerden sij nochtans dat sij geen ander heer en bekenden dan den coninck van Spaengen, mids te seggen dat sij sijn landen noyt bescadicht en hadden, leggende al wat datter geboert was te laste van den ongeschickte gemeente. Op den XXXen verhoerde men verder hoe weynich die guesen yewerts opGa naar margenoot+ pasten, alsoe sij nu, niet minder ende oeck meerder dan sij voerens oyt hadden gedaen, haer bekeerden tot roeven ende den passagiën onveylich te maeken. Sij hadden op dese tijt genomen een waterschip, twelck tAmsterdam ten oerloch toegemaeckt was. Tusschen Utrecht ende Amsterdam hadden sij wederom wel vijf ofte ses vrachtscuyten genomen. Buyten Haerlem hadden sij onder des conincks Duytsche knechten een groete moert gedaen, met clouckheyt dien wuytlockende, doende tfeyt doer sekere ruyters die haer in de duynen verburgen hadden. Werde oeck hier geseyt,Ga naar margenoot+ dat conincks leger wederom nederquaem ende nu ontrent Reenen gecomen was. |
|