Dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579. Deel 2
(1960)–Wouter Jacobsz–[Februari]Op den eersten Februarii gesciede, dat mij een ansprake mentioon maekendeGa naar margenoot+ van de fame welck nu seer gestroyt werde dese accort angaende. Ende seyde, dat hem gevraecht was of hij wel hoep hadde dat dese turbele gepayseert soude werden, mids daerbij sprekende dat men den TurckGa naar margenoot+ | |
[pagina 472]
| |
liever int lant brengen soude dan men wilde gedoogen die invoeringe der papen religie. ‘O neen’ <hadde die geseyt> ‘der moniken ende der papen gewelt en willen wij niet meerder lijden’. Die leser siet hier, tot wat versmaetheyt in dese tijt die religie geweest is ende biddet God dat hem verleent wert desesgelijcks niet te beleven. Ga naar margenoot+ Op den anderden continueerden noch al die fame van pays ende quaeme één wuyt Vlaerdingen, mijns swaegers swaeger, die oeck vertrock dat mede bij hemluyden in de revolteerde steden soe starck van pays gesproken werde als binnen Amsterdam. Op den derden sprake ick den prior van Windesem ende als wij tsamen verhaelden die menich verscheyde wuytstellen, waermede die bedroufdeGa naar margenoot+ hoe langer hoe swaerder bedrouft werden, soe seyde hij vrijmondich dat hij nu groete hope hadde om sekerlick pays te vernemen ende brocht hij tot affirmatie, waerdoer hij sijn hope fundeerde, dat hem notoir was hoe die bisschop van tsHertogenboschGa naar voetnoot1 gescreven hadde an een pastoor tot Amsterdam, hoe doctor Longolius hem geseyt hadde dat voer waerachtich in het accort alle dinck wel ginck ende niet lange vertoeven soude of men soude tgeheele lant verblijdet vinden. Ga naar margenoot+ Op den IIIIen werde geseyt, dat één wuyt der Goude gecomen was, affirmerende dat daer nu die priesters wederom onbecommert vrilick over straet mochten gaen ende dat die borgerie grotelick geaffectioneert was die kercken ende die goodshuysen wederom te restaureren. Ga naar margenoot+ Op den Ven vond men den gemeente binnen Amsterdam sonderling verblijt, doerdien want het coern nu merckelick ofslouch ende mede want die fame liep dat hetselfde gescapen was altijts tot laeger prijs te comen. Ga naar margenoot+ Op den VIen drouch men processie binnen Amsterdam doer beveel van tHof om daerinne den Heere te bidden, dat hij wilde gunnen eendrachticheyt dengeenen, die om pays te maeken bij malcander comen souden. Ga naar margenoot+ Op desen dach werden die nieuwe priorinne int convent ter Lelie binnen Amsterdam ingeleyt, genaemt mater Catharijn ArentsdGa naar voetnoot2. Die Heer geve haer gracie. Amen. Op den VIIen hoorden wij noch al goede tijdinge van het coern, hoe dieGa naar margenoot+ rogge nu gegeven // was voer vijftich st. tmudde. Men seyde mede op deseGa naar margenoot+ tijt, datter Delfs bier binnen Amsterdam gecomen was sonder licent te hebben, alleen staende op die vrede welck gewacht werde. Ga naar margenoot+ Op den achtsten Februarii ontviel wederom veel menschen die hoepe van pays, daer ygelick nu die mont vol of hadde, ende was die oersaeck omdat die tijdinge falgeerde, daermede gespreyt was dat op desen dach ofgelesen soude werden bijstant voer seven weken, twelc niet en geschiede. Mede maeckte het den gemeente seer weemoedich, dat sij wel merckten dat niettegenstaende soe meenich goede wuytstel daermede veel goets belooft werde die tijt nochtans even benaut bleve ende die verloepe goede catholike hoe langer hoe deerlicker verghingen ende sterven. | |
[pagina 473]
| |
Op den IXen was die vaert tusschen Utrecht ende Amsterdam noch alGa naar margenoot+ seer onveylich ende werden soe nu ende dan sommige schuyten met volck ende goet van den guesen, die wuyt Woerden ende Oudewater quamen, genomen. Op den Xen hoerden wij, dat op die Meer een schuyt daer Spaengers ende Waelen in waeren van den guesen [genomen] was. Men seyde, dat die guesen den schuyt eysteden dat men die anleggen soude, twelck die schuytvoerder wel siende dat haer vijanden haer te sterck waeren gaern gedaen hadde, maer werde tselfde van den Spaengers verhoeden met dreygementen vanGa naar margenoot+ doer haer doerschoeten te werden soe verde hij sulx dede. Ende schoten die guesen tegens den schuyt, waermede de voers. schuytvoerder doerschoeten werde ende sijn voerts den voirs. Spaengers ende Waelen machtich geworden, dien vangende ende spanneden met dreygementen dat sij altsamen hangen souden om deswil want sij des geeyschet sijnde haer niet hadden willen gevangen geven. Op den XIen quame wederom nieuwe tijdinge van Leyden, hoe daerGa naar margenoot+ gecomen waeren sekere doctoren van der calvinisten seckt, die daer een universiteytGa naar voetnoot1 oprechten soude op haer maniere, met ordinantie dat van deselfde universiteyt regent soude sijn die abdt van sinte BaerentsGa naar voetnoot2, apostaet over een deel jaeren ende nu gehilickt. Men seyde, dat die van Leyden in ansien van tselfde getriumpheert ende veel homoets bedreven hadden met schieten ende anders. Van de grave van Boshuy, onse stadhouder, gevangen werden verspreet,Ga naar margenoot+ dat nu gereschap gemaeckt werde binnen Hoorn om hem een treftelick maeltijt te doen, twelck sijn sceymael wesen soude, met seggen dat men hem alle daechs weder binnen Amsterdam verwachten. Maer werden beyde dese tijdingen voer wuytstel genomen, sonder dat mer eenich geloof in hadde. Op den XIIen hoerde ick, dat geseyt werde hoedat die gecommitteerde om het accort te maken in arremoede gesceyden waeren ende dat nu wederom achtien groote oerloch // scepen souden toegemaeckt werden als nuGa naar margenoot+ die boyers afgedanckt waeren, sulcks geseyt werde dat metterdaet geschiënGa naar margenoot+ soude. Op den XIIIen Februarii began onder die gemeent gespreet te werdenGa naar margenoot+ van den prinsch, hoe sommige wuyt sijn volck gearbeyt hadden om hem te vergeven ende wilden dat doen om saeke dat sij hem vermerckten gesint te wesen tot pays met den coninck te maken, twelck sij gheensins van meeninge en waeren te accorderen, maer en conde niet vernomen werden datGa naar margenoot+ van des noch yet was geschiet. Dese faeme verduysterde geheelick alle die hope van de vrede, daer voerens seer grondelick nae verwacht was. Op den XIIIIen hoorden wij, dat nu die vribeuters haer hoofden geheelGa naar margenoot+ opstaeken ende die wegen overal seer benauden, soedat nyemant hem yewerts wist te bekeeren sonder te staen in swaer pericule van gevangen te werden. | |
[pagina 474]
| |
Ende waeren in dese daegen wel ses schuyten volcks van den guesen genoemen tusschen Utrecht ende Amsterdam. Ga naar margenoot+ Op den XVen rees onder die gemeente wederom hope, dat noch al vrede comen soude. Der werde geseyt, dat die gecommitteerde noch eerst tsamen vergaderen souden ende dat die grave van Swartseberch, swaeger van denGa naar margenoot+ prinsch, tot Dordrecht geweest hadde bij den Staten der revolteerde steden, haer naerstelick straffende over tfeyt van het breken ende vernielen der kercken, soedat die van de consistorie, wesende die principaele van dees rumoerdrivers, hierdoer seer nedergeslagen waeren. Men vonde mede op dese tijt wuyt die rijckste binnen Amsterdam, die doer vaste hope, welck sij hadden van pays, voer die lantluyden, wesende bruykers van haer hofsteden, beesten coften om nu tlant in pays te mogen beslaen. Ga naar margenoot+ Op den XVIen hoerden wij, dat binnen Dordrecht opgehangen waeren twee van haer predicanten om saeke want sij sedicioselick gepredickt hadden tegens het accort daervan nu getracteert werdeGa naar voetnoot1. Ende werde voerts geseyt, dat die prinsch binnen Dordrecht sijnde nu van nyemant wuyt haer consistorie volck wilde angesproken werden, hem alleen houdende. Ga naar margenoot+ Men seyde oeck, dat die coninck daerom naerstelick gebode dat men die landen payseren soude, want die Turck hem seer starck maeckte om in Ytaliën ende Spaengen te vallen. Op den XVIIen worde geseyt, dat die prinsch met die grave van Swartsenburch binnen Leyden geweest hadde ende bleve noch onder die gemeente groete hope van pays doer verscheyde wuytstellen, die soe hier ende daer verstroyt werden. Ga naar margenoot+ Op den XVIIIen continueerde noch die hope van pays ende hadde ygelick in de mont, dattet voerseker pays soude sijn, mids wuytspreken dat soewel die rijckste als die arme geheelick bedurven mosten bliven, waer datterGa naar margenoot+ nu // gheen accort en quaeme, overmids tgeheel bederf van tlant, dat tot gheen verhael soude mogen coemen. Ga naar margenoot+ Op den XIXen Februarii hoorden wij, dat die van Leyden sekere scuyten op die Meer hadden met soudaeten, die alleen tot dien eynde van haer gehouden werden om sulcke visch als sij over hadden met convoy tot Amstelredam te doen brengen, twelck oeck verstaen werde een teyken te sijn dat bij de Leydenaers haer bitterheyt tegen die van Amsterdam seer verginck. Men seyde oeck, dat dieselfde soudaeten op de Meer sijnde beveel hadden haer niet te versetten tegens yemant, voer ende eer sij eerst van anderen gemolesteerd werden. Ga naar margenoot+ Op den XXen waeren missiven gecoemen wuyt Rotterdam, Dordrecht ende andere steden van den guesen, die tijdinge inhielen dat bij hemluyden groetelick gehoept werden op pays ende accort. Ga naar margenoot+ Op den XXIen rees sprake, hoedat die van Delft nu wederom rumoorden mids het hooge outaer, twelck overmids sijn costelickheyt tot noch toe gespaert was, wesende van albaster, an stucken te smijten. Der werden vertelt, dat sij haer tegen den prinsch versetteden sonder te willen verstaen op die vrede, daer nu om gearbeyt werde, roupende dat hij thuys van Borgoingen niet en behoerde te betrouwen, twelck dickmaels haer beloften | |
[pagina 475]
| |
ende gemaeckte contracten gebroken hadde. Andere seyden, dat die graveGa naar margenoot+ van Swartsenburch binnen Delft den gemeente opelick wuytgesproken hadde dat hij wuyt Duytschlant alleen gecoemen was om vrede te maeken met volcomen beveel bij den keyserGa naar voetnoot1 ende het rijck hem gedaen dat hij wuyt dese landen niet weder soude scheyden voer ende eer die partiën geaccordeert waeren, of dat hij desen landen vijantschap oeck van des Rijcks wegen op soude seggen. Van Rotterdam hoerden wij, dat mede groete benautheyt geresen wasGa naar margenoot+ doer oersaeck van sekere soudaeten daerinne sijnde ende nu ofgedanckt waeren sonder dat men die eenich betaling dede. Men seyde, dat mer seer van geplondert te werden vreesde. Van der Goude ontfingen wij tijdinge, dat noch al twee vaendel soudaetenGa naar margenoot+ in haer stadt hadden ende dat die goede menschen daer sonderling veel leeden, soe doer die swaere scattingen, daermede sij dachlix overvallen werden, als doer den lastigen dueren tijt welck daer was. Ons werde geseyt,Ga naar margenoot+ dat mer gave voer een pint slecht biers seven deuts, voer een pint suete melcks een blanck, voer een pont witte butters vijftalf ende vijf st. ende andere waeren naer advenant. Ende was te verwonderen, dat hoewel overal in de guesesteden die // gemeente seer hartelick nae vrede hoepte,Ga naar margenoot+ dat des nochtans niettemin die verkeerde haer bitterheyt altijts verder sochten te vertoenen. Op desen dach werde mij noch vertelt, dat die priors van WindesemGa naar margenoot+ wuyt Amersvoert ende van Leyderdorp wuyt Utrecht gescreven hadden, dat die hope van pays noch altijts meerder rees ende niet te twivelen en stonde of men soude onlanx tot ygelix groete vrouchde veel goets vernemen. Op den XXIIen Februarii reysde van Amsterdam nae Utrecht deersaemeGa naar margenoot+ Elyzabeth Gerrits, huysvrou van Jan Gerrit Stempelsz, burgemeester van der Goude, ende hadde dese binnen Amsterdam geweest bijnae twee weken, blivende hier langer dan sij gemeent hadde, alleen om oersaeck want sij vreesde van den guesen genoemen te werden, sulx binnen die voirn. tijt van XIIII daegen wel ses schuyten genomen waeren. Het is te verwonderen tgunt wij an haer saegen ende wuyt haer mondt hoerden. Als sij in haer possessie plach te sijn, soe overvloyde sij genouch in allen ende ontfing meenich eewich vreemdelick, sonderling die priester of geestelick waeren, in haer huys, dien sij seer wel ende vrundelick dede. Ende was dese nu tot soe groete benautheyt gecoemen, dat sij opelick belede, dat sij sonder hulp van goede menschen niet mocht etende bliven. Sij seyde haer cost dachlix te sijn als sij thuys waer: erweten, boonen, bouckweytebruy met andere diergelijck slechte ende sobere dingen, sulx haer die heel arme luyden mede behelpen. Ende begave haer seer goetwillichlick om gast teGa naar margenoot+ wesen van dengeenen, die haer begeerden, geen onderscheyt maekende of die oeck ballingen arm ofte rijck waeren, eetende vrijmoedich ende drinckende soe wat haer daer voergeset werde, niet eens warderende wat spijs ende dranck tselfde wesen mocht, soe lief scarrebier ende arme cost als het rijckelickste, met opelick wuytspreken dat sij daer beter welvaert | |
[pagina 476]
| |
ende smaecke in hadde dan sij plege te hebben in haer overvloedicheyt als alle dinck bij haer goet was. Ga naar margenoot+ Op den XXIIIen sprake ick een lantman wuyt Apcou, die mij voer seker vertelde dat nu daechs voer desen genomen waeren bij den guesen wuyt Woerden ofte daerontrent vandaen gecomen ses lantluyden van Apcou, die sij met haer wechnaemen. Ende hadden noch één meer gevangen, dienGa naar margenoot+ sij lieten gaen als sij dien eerst ontcleet tot sijn naeckt toe hadden, werpende het hemde van hem over sijn hooft ende met een rappier sijn naeckte borst prickende, met dreygemente van hem te doersteken soe verde hij haer sijn gelt niet wilde wijsen. Dese raubauwen hadden dese goede man tot Utrecht op die marckt sijn butter sien vercoepen ende tgelt daervoer ontfangen ende dat hebbende, siende wel dat hij niet meer en hadde, soe lieten sij denGa naar margenoot+ goede man van haer wederom gaen. // Dat dese goede man voert vertelde geschiet te sijn ende noch dachlix te geboeren in de contrey van Apcou ende daerontrent van den guesen an den goede lantluyden ende allen, soe wie die wegen gebruyckteden, is te swaer om te verhaelen, want des menschen oeren sulx niet hoeren en soude mogen. Ga naar margenoot+ Ende hoewel dese tyrannie overal ygelick ontwaer werde, soe sach men nochtans dat die fame van pays, daerof nu lange gesproken was, gemeenlick overal met geloof ontfangen werde, sonder dat yemant eens docht dat soe weynich teykenen van vreden gesien werden ende mede dat soe menich reys deesgelijck tijdinge met logentail tot bespottinge der verdreven catholike wuytgestelt waeren. Ga naar margenoot+ Op den XXIIIIen Februarii quame weder wuytstel, dat tot Dordrecht die trommel geroert waer om wederom knechten an te nemen, waermede gesocht werde den goede menschen die hope te verduysteren van pays daerof nu lange gesproken was. Andere seyden dat die trommel was geslagen om knechten te vergaderen tot behouf van den coninck, die sulx socht tot wederstant van den Turck, daerof gesproken werde dat geweldich op die been was om Ytaliën te overvallen. Die leser heeft goet te verstaen, wat benautheyt den wuytlandigen dese faeme hevet beoersaeckt, principaelick daerom want sij toch voerheen veel altijts gevonden hebben, dat het gunt quaet was ende vertelt werde waerachtich te sijn vernoemen werde, maer bleve veeltijts achter ende was logental tgunt troostelick onder die gemeent voer tijdinge ghinck. Ga naar margenoot+ Op den XXVen quame binnen Amsterdam een schip met Engels bier, daer veel spraecks of ghinck. Die schipper seyde, dat hij doer der Goude gepasseert was sonder dat hem yemant hierinne hinder gedaen hadde. Vertelde mede dieselfde, dat in gueselant ygelick die mont vol hadde van pays, dewelck voer die door stont ende onlanx gehoept werde dat comen soude. Van het Noordelant hoorden wij, dat die steden daerinne geleghen haer niet wilden verstaen over het accort, daervan nu getracteert werde, dan met expresse conditie dat sij haer ingevoerde religie wilden behouden. Ga naar margenoot+ Die mater van sint Agnieten tot Hoorn, binnen Amsterdam balling, vertrock mij, dat sij nu voer seker verstaen hadde hoe die van Hoorn nu wederom getyrannizeert hadden over haer religiosen, die tot noch toe in haer convent sober onderhout gehadt hadden, dien nu op een nieu | |
[pagina 477]
| |
verdrivende ende sulx benauwende dat sij nieuwerts herberch oft logiis wisten te crigen. Bij ons quame noch een wuyt het lant van Luyck ende seyde waerachtich te sijn, dat tot Oosterwijck ende Breda groete vergadering was van treftelickeGa naar margenoot+ heeren, graven ende ander vorsten, alleen om die landen te payserenGa naar voetnoot1. Op den XXVIen sprake ick een capiteyn, die mij seyde dat noch niet sekersGa naar margenoot+ vernoemen werde, waerop hem yemant sekerlick funderen mocht om van pays verblijt te sijn, maer meer te vreesen stonde dat ons noch al swaerder voer die door stonde ende dit om reeden want wel gesien werde hoe verkeert die menschen noch waeren. // Van Alckmaer werde geseyt, dat die burgemeesters daer thuysgecoemenGa naar margenoot+ waeren wuyt haer dachvaert tot Dordrecht gehouden ende toenden metGa naar margenoot+ haer onbescheyde spreken, twelck van haer gehoort werde als sij eerst in haer stadt quamen, dat sij in haer dachvaert soe wel niet gesceyden en waeren, alsoe die opelick seyden dat sij van gheen accorderen en wisten ende noch coninck noch duyvel noch sijn moeder en vreesden. Op den XXVIIen Februarii ontfing ick een missive wuyt Utrecht, inhoudendeGa naar margenoot+ dat binnen Utrecht noch gestadelick gesproken werde dattet sekerlick pays soude werden ende dattet niet te twivelen en stonde of die verdreven ende verloepe catholike souden binnen drie weken weder vrijdom ontfangen tot haer possessie ende verlaeten lant te mogen wederkeeren. Op den XXVIIIen verhoerden wij, dat die guesen onlanx voer desen dachGa naar margenoot+ geweest hadden ontrent die Vecht tot LongerslootGa naar voetnoot2 ende te Nieuwersluys, bedrivende daer veel hoemoets. Men seyde, dat sij daer wel hondert int getael quaemen ende behalven het rooven, twelck sij daer wreedelick deden niet minder dan sij vermochten, soe naemen sij veel menschen met haer gevangen ende hadden sommige gequetst ende drie mannen dootgeslagen. |
|