| |
| |
| |
Hoofdstuk III.
Een domme streek met een goede afloop.
Frits, Leo en Bram waren, sinds ze samen in de eerste klas zaten, vrienden. Het was natuurlijk niet altijd koek en ei, zoals men dat noemt, tussen hen geweest. Nee, daar waren ze nu eenmaal jongens voor. Er was meer dan eens een onderling kloppartijtje geweest, maar zij schenen altijd weer makkelijk aan elkaar te wennen, en nu ze in de vierde zaten was het nog steeds een trouw klaverblad. Frits woonde in de Nieuwstraat, naast de bazar van den heer van Rijn. Deze had een dochtertje, Bettie, een lief meisje van Frits' leeftijd. De achterzijde van de beide woningen hadden tuinen die door een heg waren gescheiden. Zo kwam het dat Bettie en Frits heel vaak toen ze klein waren samen hadden gespeeld. Altijd hadden ze het heel goed met elkaar kunnen vinden, maar nu Frits groter werd, schaamde hij zich wel een beetje voor zijn vrienden. Ze plaagden hem wel eens dat hij met een meisje speelde en daarom vermeed hij het aardige buurmeisje liefst een beetje de laatste tijd. Doch Bettie bleef altijd even vriendelijk voor Frits. Vaak kreeg ze van haar Vader uit zijn zaak stukken speelgoed waar een kleinigheid aan mankeerde, zodat deze niet meer voor de verkoop geschikt waren. En menigmaal had haar buurjongetje daarvan meegedeeld. Gister nog kreeg hij zes prachtige stuiters in alle kleuren van Bettie, die alle jongens hem benijdden. En nu zouden de drie vrienden een fietstochtje gaan maken naar het Molenbos, waar prachtige bramen stonden te wachten
| |
| |
om geplukt te worden. Om half twee zouden Leo en Bram met hun fietsen komen om Frits af te halen en deze stond al met zijn fiets te wachten toen Bettie uit de winkel naar buiten kwam.
‘Dag Frits’, zei ze vrolijk ‘moet je een boodschap?’
‘Dag Bettie’, groette Frits terug ‘Nee, ik ga met de jongens naar het Molenbos, daar staan bramen.... nou zulke brokken, zeg! En die gaan we even inpikken!’
‘Ha.... bramen;’ zei het meisje verrast ‘O, Frits daar ben ik dol op....! Wat jammer dat mijn fiets kapot is, anders ging ik met jullie mee! Maar hoor eens.... mag ik met jou mee achterop? Tenminste als je me mee wil hebben’.... voegde ze er vol verwachting aan toe. De knaap wist niet wat hij daar zo direct op moest antwoorden. Ja, wat hem betreft, hij zou Bettie graag meenemen, maar wat zouden Bram en Leo daar van zeggen? Natuurlijk zouden ze hem weer uitlachen, maar hij kon toch die arme Bettie niet zo maar pardoes zeggen dat hij niet op haar gezelschap was gesteld! Daarom lachte hij een beetje verlegen en zei ‘Ja, wat mij betreft, ga maar mee hoor, maar je weet mijn vrienden....!’ Hij kon de zin niet afmaken want daar kwamen Leo en Bram juist aansuizen en met een schreeuw stapten ze kwiek bij hun vriend af. ‘Hallo’, zei Bram ‘hier zijn we Frits, ben je klaar, want we hebben heel wat te plukken. Hier kijk eens een fijne trommel.... die zullen we tot de rand vullen jong, nou schiet op kerel!’
Frits aarzelde even met antwoord, maar toen zei hij plotseling heel kordaat: ‘Hoor eens jongens, vinden jullie goed dat Bettie mee gaat achter op mijn fiets. Ze houdt zo veel van bramen en haar fiets is defect. Jullie weet,’ zei hij vlug voor de anderen konden antwoorden ‘dat Bettie niet kinderachtig is en niet vervelend, zoals andere meisjes dikwijls.’ De twee jongens keken elkaar aan en toen naar het meisje, dat hen zo vriendelijk aankeek dat ze moeilijk nee konden zeggen. Maar ze vonden het helemaal niet leuk van Frits en vreselijk flauw, een meisje.... welke jongen gaat er nu met een meisje weg, bij elk kleinigheidje huilen die toch....!
| |
| |
‘Nou’, vond Bram ‘mij is het goed, maar je moet weten Bettie, dat we over een beek moeten springen om er te komen en als je dat durft! Je moet het zelf maar weten hoor en als je mocht vallen en het op een huilen zet, dan heb je misschien spijt van het uitstapje....! Ik zou het er maar niet op wagen!’
‘O nee!’ antwoordde Frits voor Bettie ‘zo is ze helemáál niet hoor! Bettie kan best tegen een stootje! Laatst viel ze nog uit onze appelboom in de tuin en heeft toen flink haar knie geschaafd. Maar ik bond er mijn zakdoek om en ze lachte nog ook, hoewel het flink pijn deed, nietwaar Bettie.’
Ze lachte ‘Ja hoor, daar geef ik niet om, maar.... als jullie me niet mee willen hebben....!’
‘Nou goed!’, zei Leo ‘vooruit spring dan maar op de bagagedrager van Frits en we gaan.... kom op!’ Meteen waren ze al op hun fietsen gesprongen en met het meisje achterop Frits' fiets gingen ze zingend naar de richting van het bos. Ze hadden een lekker vaartje en met z'n vieren vormden ze een vrolijk stel, dat lachend nageoogd werd door de voorbijgangers. Ongeveer na een twintig minuten rijden kwamen ze bij de smalle beek die zij, zoals Bram al had gezegd, over moesten springen. Even verder stond het huisje van Martens den turfhandelaar. De jongens stapten hier van hun fiets en toen gingen Leo en Bram even opzij en met een knipoogje fluisterde ze enige woordjes met elkaar. Frits begreep wel wat dat betekende, maar hij deed of hij niets merkte! Natuurlijk, ze zouden hier over den beek springen! Als ze even verder fietsten tot bij het groene hekje ginder, dáár was de beek een stuk smaller! Dat was voor de jongens wel niets, maar voor Bettie zou het hier niet zo makkelijk wezen. Frits durfde echter niets aan te merken, omdat ze hem dan zouden verwijten dat dit door Bettie's gezelschap kwam....!
‘Kom jongens’, beval Bram ‘zet de fietsen hier maar neer. Kom Bettie, durf je.... of èh!’..
‘O’, zei het meisje moedig ‘als jullie durven, dan doe ik het ook hoor!’
| |
| |
Blz. 24. ....met z'n vieren vormden ze een vrolijk stel.
| |
| |
‘Vooruit dan’, riep Leo. En met een flinke aanloop nam hij een geweldige sprong en kwam behouden aan de andere zijde der beek terecht. Toen volgde Bram, die het er ook goed afbracht. Doch Frits zag wel dat zijn vriendinnetje deze sprong nooit zou halen....! Hij wilde haar nog waarschuwen, maar de aanwezigheid van zijn twee vrienden belette hem dit! Ze hield zich echter flink en toen de twee aan de andere zijde riepen ‘nou jij Bettie!’, nam ze evenals de jongens een grote aanloop.... ze sprong.... maar, o heden!! Een flink eind van de kant kwam ze in de kroostrijke beek terecht....! Frits gaf een schreeuw toen het arme meisje een ogenblik onder het watervlak verdween! Doch ook de andere twee waren diep geschrokken..... Dát hadden ze toch niet bedoeld en in een ogenblik ging het in hevige angst door hun gedachten: ‘als ze verdrinkt....!!! Gelukkig daar kwam ze al weer boven, vol met modder en kroost....! Doodsbleek gingen de jongens gelijk te water. Ze konden zwemmen als vissen.... maar als ze hier in deze waterplas verward raakten in het riet en de stengels die overal uitstaken....! Het kostte moeite, maar ze kregen het meisje, dat dapper meehielp, naar de kant. Gelukkig.... en daar kwam Martens de turfbaas op het geschreeuw aanlopen! Hij greep dadelijk in en toen was het maar een kwestie van tijd dat het viertal behouden aan de kant stond. Maar alles was nog niet in orde, want Bettie was er lelijk aan toe. Ze had flink wat van het vuile water binnengekregen en hoewel ze niet klaagde, voelde ze zich erg naar. Martens ried hen aan snel, naar huis en te bed te gaan; vooral het meisje, zei hij met nadruk, want anders kon dit voorval nog lelijke gevolgen hebben! Diep onder de indruk, met schuldbewuste gezichten, deden de jongens alle moeite om Bettie te helpen en nu ging het snel huiswaarts in heel wat minder
vrolijke stemming dan zij heengegaan waren. Toen ze bij de woning van het meisje aankwamen bracht Frits haar tot aan de deur, maar toen zeide ze heel bleekjes, doch vriendelijk ‘Dank je wel Frits, nu kan ik verder wel alleen hoor, het is zo erg niet.’
Frits kon niets antwoorden. Het huilen stond hem nader dan het
| |
| |
lachen en met een verdrietig gezicht borg hij zijn fiets in het schuurtje en ging naar binnen om zich vlug om te kleden en te wassen. Leo en Bram vertrokken ook zwijgend.
't Was een dag of veertien later. De drie vrienden kwamen uit school en liepen gezamenlijk op. Het waren geen prettige dagen voor hen geweest, sinds het voorval met Frits' buurmeisje.....
Bettie was de dag, volgende op haar onvrijwillig bad, niet op school geweest en ook de daarop volgende dagen verscheen ze niet....! Frits had van zijn Vader gehoord dat het meisje flink ziek was. Ze moest vooral het bed houden en had hoge koorts....! De dokter had zelfs de eerste dagen gevreesd voor een ernstige longontsteking, maar tot aller blijdschap kwam na een week een gelukkige wending in het ziekteverloop en nu was ze een weinig beterende. Niet in het minst de drie jongens waren verheugd toen ze dat vernamen, want ze voelden zich diep schuldig en hadden in de ernstige dagen, toen Frits de twee anderen dagelijks op de hoogte hield, meer dan eens bange uurtjes beleefd. Frits had alles aan zijn Vader opgebiecht, en in het minst zich zelf proberend vrij te pleiten, diep berouw getoond.
Vader maakte hem geen verwijten, doch zei alleen: ‘Jammer jongen, dat jullie zo met dat lieve meisje hebben gehandeld, jammer Frits..... Zo mogelijk zou ik het maar proberen goed te maken als ik jullie was!’
Hoe hij zich dat goedmaken voorstelde, daar liet Vader zich niet over uit, maar Frits knoopte dit goed in de oren en toen hij dan ook deze middag uit school kwam, sprak hij er met Bram en Leo over.
De twee waren het er dadelijk over eens dat ze graag wat zouden doen om hun spijt over het gebeurde te betonen. Maar wat....? Na een poosje praten echter kwamen ze tot een plannetje, dat hun geschikt leek en met algemene instemming aangenomen werd. Het was Woensdag en nadat Frits had gegeten nam hij zijn tas onder de arm, waarin een grote doos met een keurig gekleurd lintje zat.
Met z'n drieën hadden ze alles wat ze aan geld bezaten bij elkaar
| |
| |
gelegd en het resultaat was de aankoop van een doos fijne vruchtenbonbons, die Frits nu in de tas geborgen had. Hij moest al zijn moed bijeen rapen om het laantje naast de bazar van Mijnheer van Rijn door te lopen. Zo kwam hij na enkele stappen bij de deur van Bettie's woning die naast de winkel stond. Aarzelend belde hij aan en zag aan het bewegen van het gordijn achter het raam, dat men hem reeds had gezien.... Mevrouw keek naar buiten en Frits merkte op dat ze heel verwonderd en lang niet vriendelijk naar hem keek.
Eigenlijk vond hij dit wél zo prettig, hij kreeg liever een flinke uitbrander, dan dat men vriendelijk tegen hem zou wezen. Daar werd de deur al geopend en mevrouw van Rijn keek streng naar den
Blz. 27 ....een groote doos, met een keurig lintje.
jongen, die met de tas onder de arm en zijn pet in de handen draaiend, voor haar stond. Bedeesd sloeg hij zijn ogen op, toen mevrouw vroeg ‘Wel jongeheer, wat was er van uw dienst’. Met zachte stem en steeds zijn pet in de rondte draaiend, begon Frits: ‘Mevrouw,.... ik éh,.... wij.... wij.... we hebben....!’ Verder kwam hij eerst niet.
‘Ja, wat is er nu eigenlijk,’ vroeg mevrouw van Rijn, en haar stem klonk al niet meer zo ernstig, gelijk Frits dadelijk opmerkte. Ze had natuurlijk direct gemerkt, dat hier een berouwvolle zondaar voor haar stond en was gauw gezind om hem zijn gedrag te vergeven, als hij spijt betoonde. Nu kreeg Frits dan ook meer moed en heel beleefd vroeg hij nu. ‘Mevrouw, als U het goed vindt, dan zou ik graag aan Bettie deze doos willen geven.’ Hij nam hiermede de mooie
| |
| |
doos uit de tas en hield hem mevrouw voor! Verwonderd vroeg mevrouw ‘Deze doos.... voor Bettie? Is dat van je Moe?’
‘Nee mevrouw,’ vertelde Frits ‘die is van mijn twee vrienden en mij. We hebben hem samen gekocht voor Bettie en ik wou U meteen zeggen, dat we zo'n spijt hebben dat we haar zo geplaagd hebben en zo blij zijn dat we hebben gehoord dat Bettie gauw weer beter zal wezen’.... Mevrouw had dat betoog eerst verwonderd, maar toen met een glimlach aangehoord en nu geheel verzoend met den ondeugenden jongen, gezegd: ‘Zo zo, nu dat vind ik aardig van jullie en zou je nu het geschenkje graag aan mijn dochtertje zelf willen overhandigen?’
‘Als dat mag.... heel graag mevrouw,’ antwoordde Frits verheugd dat de ontvangst hem zo meeviel.
‘Kom dan maar binnen vent, Bettie ligt boven op haar kamertje, dan breng ik je er even heen.’
Frits volgde mevrouw van Rijn door de marmeren gang en langs de trap die naar boven voerde. Ze maakte een deur open en daar zag hij op de divan bij het raam Bettie liggen. gelukkig,.... ze lag niet meer in bed, dat viel hem erg mee! Want hoewel ze nog wat witjes was en vriendelijk glimlachte toen ze Frits zag, vond hij het heel wat prettiger, dan dat hij aan een ziekbed zou komen, met een tafeltje vol met drankjes of pillen....!
‘Hier is je buurjongen Bettie,’ zei mevrouw vriendelijk, ‘en hij wou je graag wat geven’. Ze zette hem op een stoel bij de divan en vervolgde ‘Kom praten jullie maar even, dan ga ik zolang voor het eten zorgen.’
Natuurlijk begreep de goede dame wel dat Frits zich beter op zijn gemak zou gevoelen als hij alleen met Bettie was! Een beetje verlegen kwam hij nu naar het meisje toe en stak zijn hand uit, die ze direct vriendelijk knikkend aannam.
‘Dag Frits’, zei ze verheugd ‘dat vind ik leuk van je om me even op te komen zoeken, hoe gaat het er mee?’
Er was geen spoor van verwijt in haar zacht stemmetje en hij voelde
| |
| |
daarom dubbel hoe slecht zij voor dit lieve kind waren geweest.
‘Bettie’, begon hij zachtjes te praten ‘ik moet je van de jongens en mij zeggen hoe het ons verdriet heeft gedaan, dat we je....’
‘Och praat daar niet meer over,’ viel ze hem in de rede. ‘Het was toch mijn eigen schuld jongen, en wat is dat....?’ Ze zag de prachtige doos bonbons die Frits haar verheugd voorhield....!
Blz. 31. Toen de jongen Bettie dag zei, en haar handje in de zijne hield....
‘Dat is van ons Bettie, als je dit wil aannemen van ons drieën, dan....’
‘O, - wat aardig van jullie,’ zei ze verrast ‘jullie zijn toch lieve hartelijke jongens om zo aan mij te denken, daar ben ik echt dankbaar voor!’
Frits vond dat ze deze loftuiting helemáál niet verdienden, maar Bettie bleef erbij dat ze het reusachtig vond en toen ze het pakje openmaakte en de fijne vruchten en chocola zag had ze tranen in de
| |
| |
ogen van dankbaarheid voor zoveel goedheid! Nog een hele poos bleef de knaap met zijn gastvrouwtje praten en toen mevrouw van Rijn boven kwam zaten ze als echte verheugde kinderen druk te praten over alles en nog wat....!
‘Kunnen jullie het goed samen vinden?’, vroeg ze ‘Maar nu moet je weggaan vent, want Bettie moet nog een poosje rust hebben hoor. Als je het prettig vindt, dan mag je nog wel eens terug komen.’
‘Heel graag mevrouw,’ zei Frits en Bettie toonde Moe de doos die ze gekregen had en vroeg of Moe dit ook niet erg lief van de jongens vond.
Toen de jongen Bettie dag zei en haar handje in de zijne hield, zei zei hij in opgewekte stemming ‘Dag Bettie en we hopen je gauw weer op school te zien. De bramen krijg je toch hoor! We hebben een hele struik, mooie dikke, voor je apart gehouden en die kom ik je morgen dan brengen.’
‘Fijn Frits’, antwoordde ze dankbaar ‘tot ziens dan en groet Bram en Leo voor me hoor!’
Met een gelukkig licht gevoel kwam Frits bij zijn makkers om verslag uit te brengen. Het was een les voor de jongens geweest, die ze niet licht zouden vergeten, en toen Bettie enige dagen later weer naar school mocht, had ze drie ridders die voor haar door het vuur zouden gaan!
|
|