IV.
De doop onder de Linie.
Al had Lavarède de levensgeschiedenis van Don José geweten, dan zou hij toch niet gerust geweest zijn. Avonturiers, die nergens thuis hooren, nemen het zoo nauw niet met eerlijkheid en bescheidenheid.
In Parijs had Don José moeten leven. Toen het geld op was, dat hij uit Amerika had meegebracht en hij geen crediet meer kon krijgen, had hij zijne toevlucht genomen tot niet geheel onberispelijke middelen.
Eerst had hij beproefd het medelijden op te wekken van de vele Spaansche uitgewekenen, die in Parijs wonen. Maar zij zijn niet rijk en die bron van inkomsten droogde dus spoedig op. Toen nam hij allerlei zaakjes bij de hand, waarvan het een al gevaarlijker en oneerlijker was dan het andere. Met een beetje valschdoen, veel bedelen en bedenkelijk dikwijls leenen, begeeft men zich op een hellend vlak. En wie dan, als Don José, geen greintje rechtschapenheid bezit, kan niet anders dan uitglijden. Het duurde niet lang, of hij maakte zich schuldig aan oplichterij.
Het slachtoffer van zijn schelmstuk was iemand, die kleine sommen tegen groote winsten uitleende. Maar achter dien kleinen woekeraar verschool zich een andere speculant, die het nooit ongewroken liet, als iemand er hem had laten inloopen. Die ander was Bouvreuil. Hij liet Don José, die toen eenvoudig Miraflor heette, in de gevangenis zetten.
Toen de gauwdief vrij kwam, had hij het geraden gevonden zijn naam te veranderen. Hij verbasterde de woorden, waarmee Bouvreuil had aangeduid, dat hij naar de gevangenis zou gaan en maakte er den schoonklinkenden titel van: Don José de Miraflor y Courramazas, en gaf zich uit voor een edelman uit eene der Zuid-Amerikaansche republieken.
Bouvreuil had hem kunnen ontmaskeren, maar aan boord van de ‘Lorraine’ had Bouvreuil Don José noodig en terwijl het schip van den Kreeftskeerkring naar de Linie stoomde, bracht zijn schuldeischer hem op de hoogte van de omstandigheden.
‘Hier aan boord,’ zei Don José, ‘kan ik weinig voor u doen en het zal wel het wijste zijn alles te laten zooals het is. Nu ik u als mijn bediende heb aangenomen, zal niemand het u lastig maken. Heb dus geduld, totdat wij in Amerika aan den vasten wal zijn, dan ben ik eene autoriteit en dan kunt gij op mij rekenen.’
‘Van mijn dank kan ik u de stellige verzekering geven.’
‘Daarvan ben ik overtuigd. Ik herinner mij, dat de officier van justitie bij het kleine verschil, dat wij indertijd in Parijs hadden, mij heeft doen opmerken, dat de rust van eenige maanden, waartoe men mij veroordeelde, niet wegnam, dat ik uw schuldenaar was en bleef.’
‘O, laten we daar niet meer over praten,’ zei Bouvreuil met gemaakte onverschilligheid.
‘Neen, laten we daar juist eens over praten.’ zei de ander, ‘u weet zoo goed, dat u nog eene schuldvordering aan mij hebt, dat u mij den deurwaarder hebt gezonden, om er mij aan te herinneren. Dat is een van de redenen, waarom ik uwe ongastvrije stad Parijs heb verlaten. Zoudt u het niet goed vinden, als we dat zaakje vereffenden?’
Nu was Bouvreuil gevangen.
‘Zeker, niets zal mij aangenamer zijn,’ zeide hij, ‘maar ik heb de papieren hier niet bij de hand.’
‘O, geef mij maar eene quitantie,’ hernam Don José, ‘dat is voldoende.’
‘Als wij aan land zijn, de eene dienst is den anderen waard.’
‘Maar dan wordt het duurder; wie zich van zijn vijand wil ontdoen, moet voor de revolver betalen.’
Bouvreuil verbleekte.
‘Maar ik wil hem niet laten vermoorden.’
‘Tut, tut, halve maatregelen leiden niet tot het doel, die zuinigheid is verkeerd.’
Om de waarheid te zeggen werd Bouvreuil een beetje bang voor zijn nieuwen vriend, want bij al zijne niet strikt eerlijke handelingen, had hij toch altijd den schijn van recht weten te bewaren en de grenzen van de wet nog nooit overschreden. Nu ried José hem een moord aan, dat durfde hij toch niet goed wagen.
De ‘Lorraine’ naderde de linie.
Ieder, die ooit een groote zeereis gemaakt heeft, weet, dat het passeeren van de line voor de matrozen een pretje is. Er werden dan ook geheimzinnige toebereidselen gemaakt tot den beruchten zeedoop.
‘Wat een vreemde gewoonte is dat toch!’ zei Miss Aurett.
‘Het is een zoo oud gebruik, dat er daarom alleen wat vóor te zeggen zou zijn,’ antwoordde een uit het gezelschap, men kan den oorsprong er