- Zoo iets hebben we toch niet ontwaard toen we het Moskowa-hôtel verlieten, zegt de heer Defrance.
- Dat is zoo, vader, zulke onaangename gewaarwordingen kunnen niet onopgemerkt voorbijgaan, al zijn onze beslommeringen ook nog zoo groot.
- Die roode vlekken zijn dus niet ontstaan door het werk dat de vervloekte Larmette ons liet verrichten?
- De schurk die ons hier heeft gebracht, heeft ons deze zonderlinge spaden laten behouden. Als we ze eens gebruikten om de graszoden op te lichten, die hij zoo zorgvuldig weer op hun plaats heeft gelegd?
- Wat verwacht ge daarvan, vader?
- Ja, weet ik al?... Nagaan, onderzoeken... dat verlang ik.
Fleuriane bracht er niets tegen in. Ook zij wenschte de reden te weten van den vreemdsoortigen arbeid, waartoe men haar had gedwongen.
Een oogenblik later waren vader en dochter bezig de plaggen om te keeren. De heer Defrance bukte zich voorover, onderzocht alsnu den ontblooten grond met verdubbelde aandacht. In iedere omgewoelde oppervlakte bespeurde hij den vorm van een kubus. De grond had den indruk van een lichaam behouden, naar alle waarschijnlijkheid van een kistje dat daar was begraven.
- De kleine doozen hielden den schat in, verklaarde de Canadees.
- In dit geval zeker geen van beteekenis, zei Fleuriane lachend. Er waren wel een twintigtal doosjes van vijf centimeter lengte bij twee breedte.
De heer Defrance stiet een kreet uit. Levendig bukte hij zich en overhandigde zijne dochter een voorwerp, dat bij het helder maanlicht schitterde.
- Bezie dit eens, Fleuriane.
- Het is maar een stukje van een gebroken glazen buisje.
- Ja, maar dit stukje verklaart de roode stippen en de prikkeling onzer huid; het bewijst alweer dat Dick Fann zich niet vergist heeft omtrent den dief van het wereldradium.
Zij stond recht overeind met geopenden mond, haar geheele bekoorlijke persoonlijkheid drukte verbazing uit.
Zachtjes murmelde haar vader met een glimlach:
- Dit is een radiumbuisje. De afmetingen ervan zijn typisch.
- Het jonge meisje stiet een wanhoopskreet uit:
- Maar dan hebben we hem geholpen met het in veiligheid brengen van de bewijzen zijner misdaad.
- Van onze misdaad, wilt ge zeggen, verbeterde de heer Defrance.
En toen zij hem een verbaasden blik toewierp, vulde hij aan:
- Ben ik dan niet de dief, wegens het papier dat ik geteekend heb om jou van den knoet te verlossen?
Plotseling bleven beiden als versteend staan op de plek. Een nieuw personage kwam aanstormen, met een revolver in de hand, en het wapen op hen richtend, riep hij:
- Geeft u over of ik brand los!
Fleuriane slaakte een gil.