| |
| |
| |
III.
De tocht over het ijs.
Drie dagen later verlieten Fleuriane en haar vrienden Port-Clarence, na op het kleine kerkhof van het naargeestig stadje het stoffelijk overschot aan de aarde te hebben toevertrouwd van haar, die het slachtoffer van een onverbiddelijk noodlot was geworden.
Door wetenschappelijke en zeer te waardereen belangstelling aangedreven, had Doctor Dody verlof gekregen, vóór de teraardebestelling eene lijkschouwing te verrichten, doch helaas! het onderzoek van den doode had het raadsel niet opgelost. De maag en ingewanden vertoonden tallooze gaatjes, alsof zij de werking hadden ondergaan van een inwendig vuur.
Deze toestand ontlokte den geneesheer de opmerking, als een soort onderkenning der ziekte.
- Men zou wanen dat de arme vrouw vlammende stofdeelen had ingeslikt!
Dick Fann, die met ongeduld de bevinding van den geneesheer had afgewacht, sidderde bij deze bekentenis van onmacht. Uren lang bleef hij sprakeloos en in gepeins verzonken, nu en dan een vluchtigen blik werpend op Fleuriane en den heer Defrance, terwijl zijn gezicht een angst verried, dien hij te vergeefs trachtte te verbergen.
Met alle macht had hij toebereidselen gemaakt tot het vertrek. En dien dag scheen hij ietwat opgemonterd.
- De patroon schijnt in zijn nopjes bij het vertrek van hier, had Jean Brot verluid, maar hij is het niet alléén. Ik heb kiespijn opgedaan in deze akelige negorij.
De automobiel had de rotsenreeks gevolgd tot aan kaap Prince of Wales. Langs een onmogelijke helling daalde men af tot op gelijk peil van de zee.
Bij het afscheid van zijn gasten had de herbergier Floosfleet hun het volgende of het hart gedrukt:
- Houdt u vooral niet op in de Straat van Behring. Het kruien van het ijs is dit jaar ten achter, maar ieder oogenblik kan het losraken. En gij weet, zoo ge in dit oogenblik u op de ijsvlakte bevindt, zijt ge onherroepelijk ter dood gewijd. Binnen een half uur is de zee vrij van ijs... Eensklaps hoort ge de vlakte kraken. Als met een tooverslag breekt het heele ijsveld los en voortgedreven door den onderstroom, die van de Pool afkomt, geraken de blokken in beweging en stapelen zich op elkander. Een prachtig gericht is het van den oever, maar wie er midden in zit, mag zijn ziel aan de geesten der duisternis toevertrouwen.
Dick Fann, die aan het stuur zat, gaf daarom alle mogelijke vaart aan den
| |
| |
automobiel, als maar eenigszins strookte met den toestand van het terrein. Maar hoezeer hij ook gehaast was, hij diende met de gedaante van het ijsveld rekening te houden.
De oppervlakte die, van de rotshoogten gezien, nagenoeg effen scheen, bood in werkelijkheid den aanblik van langwerpige gestolde golven. Als gevolg der drukking tusschen de nauwe oevers, wat het om zoo te zeggen, een gerimpeld vlak. Vandaar dat de vaart van den automobiel door een onafgebroken opvolging van hoogten en laagten werd vertraagd.
Allen begrepen zij nu de beteekenis der waarschuwing van den herbergier.
De heer Defrance was de eerste om dit gevoel van onrust te vertolken met een aanmaning:
- Wat meer jacht, meer jacht er achter zetten, als ik u bidden mag.
- We rijden met alle snelheid die het ijsveld toelaat, antwoordde de detective. Vergeet daarbij niet dat de geringste oorzaak het los raken van het ijs kan veroorzaken, de vaart zelfs van den automobiel kan het kruien ten gevolge hebben.
Diepe stilte volgde op deze woorden van den leider. Allen zagen daarin een vreeselijke bedreiging.
- Ach! prevelde de jonkman zachtjes, doch luid genoeg om door den vader van Fleuriane gehoord te worden, het spijt me nu dat ik te Port-Clarence maar niet gewacht heb.
- Ben je dan voor het een of ander beducht? Zie je onrustwekkende verschijnselen?
- Ja en neen. Zie hier wat me vrees aanjaagt: merk op dat de rimpels, die de bevroren oppervlakte doorkruisen, al meer en meer den vorm van spitse hoeken beginnen aan te nemen.
- Welnu? Wat maak je daaruit op?
- Ik leid er uit af dat, om tot deze gedaante te geraken, het ijsveld op weinig na het maximum der drukking ondergaat, die het in staat is te dragen. Met andere woorden: het weerstandsvermogen ervan is de uiterste grens genaderd.
- Maar laten we dan liever teruggaan naar Port-Clarence. Wat kan het schelen of we een paar dagen verliezen!
Dick Fann wees op een reeks ijsrotsen voor zich uit, die ter hoogte van ruim tweehonderd voeten boven de bevroren oppervlakte uitstaken.
- Dat is het eerste van de Diomedes-eilanden, zei hij. We zijn dichter in de nabijheid van die groep dan van het vaste land. Zoo noodig, slaan we er een bivak op. We hebben vilten tenten, overvloedigen mondvoorraad, dus...
- We moeten ons reppen om er spoedigst mogelijk te komen, besloot de heer Defrance, want ik verzeker je, dat na hetgeen je me hebt uitgelegd van den ijstoestand, ik geen oogenblik kalmte meer bezit, alvorens ik op vasten grond loop, met de zekerheid dat die onder mijn voeten niet loslaat.
De twee mannen sloegen een blik op Fleuriane die, onbewust van het gevaar, door den detective gesignaleerd, in druk gesprek was met Jean Brot, die naast haar zat.
| |
| |
Het eiland intusschen werd grooter bij hun nadering, maar zij zagen ook welk een woestenij het opleverde, een kale rots, zonder plantengroei, zonder water, geheel en al met een ijskorst bedekt.
Door de hevige stuwing die de vaste grond in dit nauw gedeelte der Behringstraat had ondergaan, was het ijs langs de granietrotsen tot een hoogte opgedreven. De sneeuw en de koude noordenwind van de Pool afwaaiend, hadden het tot een reusachtigen berg gevormd, in het centrum waarvan het vertalen eiland was gelegen.
- Tegen dit gevaarte zullen we nooit den automobiel kunnen opstuwen, murmelde de heer Defrance met aarzeling in zijne stem.
Maar Dick Fann stelde hem aanstonds gerust.
- Van dezen kant, ja, is de kust ongenaakbaar, doch op het noordelijk gedeelte daalt het terrein met zachte glooiing naar de zee. Ik heb vóór ons vertrek den weg bestudeerd, en zoo ik op de Diomedes-eilanden heb aangestuurd, dan is het omdat ik zeker ben er een schuilplaats te vinden.
Terwijl hij den hefboom neerboog, vermeerderde hij de snelheid van den automobiel.
Het voertuig scheerde alsnu langs de klippen met een bocht van den onherbergzame kust. Vóór hen uit teekende zich een punt af, dat hun een reusachtige steiger toescheen, die als aanlegplaats diende bij een onzichtbare haven.
Dick Fann vestigde er de aandacht op van den heer Defrance.
- Als we dit punt zullen bereikt hebben, zal de gedaante van het strand eensklaps veranderen en kunnen we aan land gaan.
Men reed met snelle vaart. De kaap scheen met den gang van een sneltrein op de reizigers af te komen. Nog een honderd meters, en de rots was gepasseerd. Het gevaar dat men vluchtte, een gevaar, dat wellicht alleen in hun verbeelding bestond, benevelde hun brein niet meer.
De kaap! hier hebben we de kaap! Reeds snellen ze haar voorbij. Aan den overkant zien ze een lage kust, die met zachte helling oprijst naar het plateau, dat den top vormt van het eiland. Iets vender teekent zich het andere Diomedes-eiland met een grauwe lijn langs den gezichteinder af.
Maar op dit oogenblik doet zich een onverwacht, verbazingwekkend verschijnsel voor, waarvan niemand tijd heeft de oorzaak te verklaren. Een zwartachtig projectiel schiet uit een kreek van de kust te voorschijn en bonst met duizelingwekkende vaart tegen de Dion aan.
Het was een ontzettende schok. Alle passagiers werden elkander op het ijs geslingerd. En terwijl Dick Fann, de heer Defrance, Jean Brot opstaan, zoeken ze te vergeefs naar Fleuriane: het jonge meisje is verdwenen. In haar plaats ligt een bezwijmd man tusschen de overblijfselen van de Dion 30 H.P.
- Wat moet dat beteekenen? Allen snellen op den onbekende toe.
Zij zien hem aan, en met een uitroep van ontzetting:
- De ingenieur Botera!
Hoe komt die hier? Waarom heeft men hem aan zijn lot overgelaten? Dit heeft voor hen geen belang. Zijn tegenwoordigheid zegt wie de aanvaller is gewest.
| |
| |
Botera verraadt Larmette. Het is de duivelsche juwelier, die met zijn machine van honderd paardekrachten den automobiel Dion tot gruizelement heeft verbrijzeld! Hij is het, die Fleuriane heeft ontvoerd.
Waarom deze schaking? Deze brutale aanval? Hoe is hij den juisten dag van het vertrek zijner vrienden te weten gekomen? Wie wist er iets van? Maar hij zal ingelicht zijn geweest. Hij wachtte ginds zijn slachtoffers. Hij heeft den slag geslagen dien hij lang te voren had beraamd.
Drommels! Botera heeft hij laten liggen, toen deze op het oogenblik van den schok uit den auto werd geworpen. Omdat hij allen tegen drie reizigers het niet geraden achtte een gevecht te beginnen, verwijdert hij zich in allerijl met zijn prooi. Zijn auto is nog maar een stip aan den horizon. Hij verdwijnt achter het tweede eiland Diomedes. Dick en de heer Defrance staan door deze onverwachte ramp als vernietigd.
Zij waren beducht voor de onvastheid van het ijsveld, en het gevaar is van een geheel andere zijde opgedaagd. Veeleer zouden zij de voorkeur hebben gegeven aan een snellen dood in de golven, dan Fleuriane in de macht te laten van Larmette.
Deze gedachte is een namelooze marteling, want schande kan er komen over het hoofd van het jonge meisje, schande over hen, wien zij dierbaar is.
Het gekreun eener doffe stem roept hen tot de werkelijkheid terug.
De ingenieur is tot bewustzijn gekomen. Hij wentelt zich over sneeuw. Beslist kan hij zich nog geen rekenschap geven van den toestand. Daarom heeft hij geroepen.
Maar dit stemgeluid geeft aanleiding tot een uitbarsting van woede, die door het verdriet een poos was gesmoord. Dick en zijn metgezellen stormen los op den Braziliaan. Zij omringen hem en binden hem vast met het touwwerk dat onder de overblijfselen ligt van den Dion. En gehoor gevende aan het gevoel van wraakzucht, dat op dit oogenblik al het andere bij hem beheerscht, bromt de detective:
- Deze man, de medeplichtige van den ellendeling die Larmette heet, mag zijn welverdiende straf niet ontgaan.
- Mij veroordeelen? stamert de ingenieur, door dat woord alleen tot de werkelijkheid teruggeroepen.
Hij ziet zijn sombere bewakers met hun gedecideerde uitdrukking in het gezicht, met iets verwilderds in den oogopslag. Doodsangst maakt zich van hem meester, en op huilachtigen toon, sidderend aan al zijn leden, tot alle lafhartigheden bereid om het leven te behouden, smeekt hij erbarmelijk:
- Ik had Larmette te gehoorzamen. Mijn schuld is het niet. Hij gaf het bevel... Hij vermorzelt wie hem weerstaat... Ik zal u zeggen wat ge wenscht te weten. Zoo waar, toen ik mijn machine had uitgevonden en hij het fabrikaat heeft betaald, wist ik niet aan welken tirannieken meester ik mij overgaf, ik zou in het tegenovergestelde geval van mijn werk hebben afgezien. Ja, zeer zeker had ik dat gedaan.
| |
| |
- Je hadt het moeten doen alvorens mijn kind aan dien ellendeling over te leveren! snauwt de heer Defrance hem dreigend toe.
En zich vastklemmend aan de hoop het medelijden op te wekken van hen, wier angst hij tracht te sussen, roept de Braziliaan uit:
- Och, maar ze verkeert niet in levensgevaar!
- Niet in gevaar, zegt ge? Ge kent dus de plannen van den schurk?
- Ja, en ik zal u die onthullen, als ge mij het leven schenkt. Ik zal uw medestander zijn in den strijd tegen hem...
En daar zijn hoorders zich de moeite niet gaven een gevoel van walging te onderdrukken, voegde hij er cynisch aan toe:
- Ziet eens, waarom laat hij mij als een hond liggen op de ijsbank? Mijn automobiel heeft hem genoeg diensten bewezen. Hij heeft me verraden, ik zal hem met dezelfde munt betalen, het is niet meer dan billijk.
Hij liet dit snel op elkander volgen, als vreesde hij in de rede gevallen te worden. Zijn hoorders zagen hem met verachting aan. Hij lette er niet op, verlangend als hij was hen tot zijn geveinsde gevoelens over te halen.
Eindelijk kwam Dick Fann tusschenbeide:
- Gij zult antwoord geven zonder omwegen of eenig voorbehoud. Bij het minste vermoeden van leugentaal schiet ik u een kogel door het hoofd.
- Maar als ik waarheid spreek, zult ge me genade schenken... Oh! ik kan u helpen, komaan, want ik weet veel...
- Weet gij wie order gaf ons te Port-Clarence vergif toe te dienen?
De vraag van den detective was op den man af, kort en striemend.
Met een glimlach van voldoening antwoordde de Braziliaan:
- Wel, Larmette, zeer zeker. Hij was na uw verdwijning uit San-Francisco krankzinnig van woede. Misschien ook was hij wel bevreesd... Te Valdez, waarheen we gingen voordat we onze route om de wereld veranderden, vernam hij dat gij den auto van Mejuffrouw Defrance bestuurdet. Toen heeft hij Firino Borini geseind.
- Geseind, wat?
- Dit: ‘Handel zooals afgesproken. De u toevertrouwde voorwerpen gebruiken.’
De reizigers zagen elkander met een uitdrukking van wantrouwen aan.
- Maar een zoodanig telegram leidt tot het vermoeden, dat de schelm ons te voren reeds had veroordeeld.
- Dat is zoo.
- Maar het is niet mogelijk, zoo iets toch was geheel tegen zijn belang indruischend.
- Wel neen. Wat wilde hij? Den heer Defrance totaal in zijn macht hebben.
- Jawel, maar...
- Maar was het niet zonneklaar, dat de heer Defrance bij de tijding van den dood zijner dochter, uit zijn onvindbare schuilplaats zou komen opdagen en dat...
Een eenparige uitroep kwam over de lippen van het drietal reizigers, een uitroep van schrik en afschuw, want de afgrond eener misdadige combinatie van sluw bedrog gaapte aan hun voeten.
| |
| |
Op het jonge meisje derhalve was het gemunt. Hèn zou men op den koop toe, als waardelooze individu's, om het leven hebben gebracht, zooals een pionier, die maagdelijke gronden zoekt, het struikgewas op zijn weg neerslaat om zich een weg te banen. En met het verlangen om nu alles te weten, zette de detective zijn onderzoek voort:
- Welk vergif had men Firino Borini aan de hand gedaan?
- Firino was lang vóór u van San-Francisco vertrokken. Larmette is een man, die zijn hoofd weet te gebruiken. Hij is op alles bedacht. Nu ging hij uit van de onderstelling, dat hij u op het grondgebied der Vereenigde Staten niet kon overwinnen. Voorzeker hechtte hij er geen geloof aan dat Alaska voor automobielen niet berijdbaar was, noch dat gij alléén die koude landstreek door zoudt trekken... Maar dit kwam er niet op aan sedert het oogenblik dat gij u ophieldt te Port-Clarence, waar Firino u wachtte.
- Welk wapen heeft hij dezen uitvoerder der boosheid in de handen gegeven? herhaalde de detective met klem.
- Nu, nu, maak u maar niet boos. Ge zijt toch van mijn oprechtheid overtuigd. Larmette kan naar den duivel loopen. Hij heeft mij aan mijn lot overgelaten. Gij hebt het nu in uw macht mij te dooden of wel mij behulpzaam te zijn om uit deze vermaledijde streken te geraken. Ik zou toch een dwaas moeten zijn zoo ik tracht u om den tuin te leiden.
- Maar spreek op dan, zeg ik u.
- Welnu, Firino had een spuitje meegenomen, dat twee milligram radiumpoeder bevatte.
- Radium!
De aanwezig stonden hem verbaasd aan te gapen. Het radium in poeder! Alles helderde zich op. Ieder atoom ervan had zich ingewerkt in de slijmvliezen der maag van de ongelukkige Patorne, en door de warmteuitstraling der stofdeeltjes waren de maagwanden verteerd. Vandaar de vele openingen, doorboringen als het ware, die de lijkopening aantoonde en waarop de dood na een vreeselijk lijden was gevolgd.
Niets kon het slachtoffer redden. Het was een goede gedachte van Dr. Dody om door toediening van morphine de ondragelijke pijnen te verzachten van de martelares, die inwendig door radium levend verbrand is.
En door den weeromstuit van de gedachte aan dit feit, werden allen door schrik overmand. Hun was immers een gelijk lot beschoren, een geraffineerde marteling, wetenschappelijk, kon men zeggen toegepast.
Zoo werd dan wederom het gevoelen der wijsgeeren bevestigd: ‘Alle kwaad kan uit het goede worden geboren! Alle goeds kan ontstaan uit het kwade. Het goede en het kwade schijnen door een grillige ironie der natuur de zelfverwekkers te zijn van tegenovergestelde factoren.’
Groote geesten, zooals de heer Curie en echtgenoote, hadden het menschdom de eigenschappen doen kennen van dit vreemdsoortig mineraal, dat radium wordt genoemd. Niet zoodra echter was het ontdekt, of een schelm had er aan gedacht er een misdadig gebruik van te maken.
| |
| |
Deze gedachtenloop werd gestuit. De heer Defrance had gesproken:
- Maar Larmette heeft zich nu meester gemaakt van Fleuriane, om mij te noodzaken een rantsoen te betalen en mij aan hem over te geven...
- Is u! riep de ingenieur uit, is u de heer Defrance?
- Ja, waarom het verzwegen?
- O, maar dan komt alles in orde. Men hoeft maar de kust te bereiken, den transsiberischen spoorweg te halen, kortom te Wladiwostok te komen. Ik geloof dat mijn gewezen patroon naar Rusland, zegge Moskou, zijn tocht zal richten.
En in vervoering als het ware:
- Ge ziet welk een goede zijde de goedertierenheid heeft. Zoo ge mij het leven hadt benomen, zoudt ge nu niet weten dat Mejuffrouw Fleuriane geen gevaar loopt.
Het gelaat van den Canadeeschen koopman helderde op. Ja, ja, hij zou zich overgeven, met de corindons van den juwelierstrust tevens; zijn fortuin moest dienen om zijn medetrustleden terug te betalen. Hij ware dan wel geruineerd, maar komaan! Fleuriane zou hem met haren glimlach weten te troosten. Met ijver zou hij zich aan het werk zetten en... en die brave loyale vriend. Dick Fann, die hier naast hm stond, zou den arbeid met hem deelen. Beiden wilden zij trachten het geluk hunner welbeminde Fleuriane te bewerken.
Maar een gezegde van den detective werkte als een stortbad op zijn herlevende vadervreugde.
- Het komt er maar op aan, zei deze laatste, de kust te halen. Zullen we er tijd voor hebben?
Als antwoord op de vraag vernamen zij een onheilspellend gekraak. Allen richtten zij zich op, zelfs de Braziliaan, die door Jean Brot inmiddels van zijn boeien was bevrijd. Daarop knetterden in alle richtingen hevige losbarstingen over de ijsvlakte. Men zou wanen een hardnekkig artilleriegevecht bij te wonen. De ijskorst, die de reizigers droeg, trilde onder hun voeten. Dat is de ijsgang, murmelde Dick met verstikte stem. Haasten we ons de hellingen van het eiland Diomedes te beklimmen of we zijn verloren.
En terwijl het geraas in hevigheid toenam, de scheuringen hoe langer hoe grooter werden, snelde het viertal in allerijl naar het eilandje, met achterlating van den gehavenden automobiel, hun wapens, mondvoorraad en kleeding, kortom geheel hun have, die ordeloos verspreid lag over het losgaand ijs.
De vluchtelignen hadden weldra den top der hoogste bereikt.
Nergens bespeurden ze eenige naaktheid der rots. Overal bedekte het ijs met onmogelijk te benaderen dikte den grond: maar zij wisten dat onder dit omhulsel het graniet ter hunner bescherming hechte grondslagen opleverde, die sedert het ontstaan der wereld aan de jaarlijksche overstroomingen weerstand hadden geboden.
Voor het oogenblik gerustgesteld, aanschouwden ze de grootsche ondereentuimeling, die plaats had onder hun oogen.
Geheel de wateroppedvlakte scheen ziedend te gisten en te koken. De gebroken
| |
| |
schotsen sprongen soms onderscheiden meters in de hoogte, de stroomversnelling van de Pool ging krachtig te keer. De verbrijzelde ijsvlakte werd naar het Zuiden weggesleept. De schotsen schokten tegen elkaar, verhieven zich plotseling en stapelden zich opeen. Een oorverdoovend gedruisch, gepaard met knetterend gekraak en tallooze losbarstingen bulderden hun voortdurend in de ooren.
Daar stonden zij als verblinde toeschouwers van het ontzettend natuurtafereel, dat zich voor hun oogen ontrolde; onder den geweldigen indruk der weergalooze pracht bij het woeden der elementen, bleven zij in onbeweeglijke houding staren naar het panorama, sprakeloos, in diep gepeins verzonken.
Het bewustzijn hunner nietigheid bij zulk een krachtontwikkeling der Natuur wekte niet alleen hun stomme verbazing, maar tevens een smartelijke gewaarwording.
Eensklaps wankelden de vier mannen. Kreten kruisten zich:
- Een aardbeving!
- Het eiland geeft mee! Het waggelt! Het wordt met de ijsschotsen meegesleept!
Een geweldige schok slingert hen tegen den grond. Voordat zij konden opstaan, begon de rots plotseling te gieren. En daar zij, verbaasd over de beweegbaarheid van het eiland, elkander met hun blikken raadpleegden, loste Dick Fann het raadsel op met den wanhopigen uitroep:
- We waren niet op het eiland zelf, maar op een ijsberg, die aan de kust was vastgeklonken!
- En nu? prevelden allen met verstikte stem, die bovenmenschelijk klonk.
- Nu is de berg losgeraakt. Hij drijft en voert ons naar het Zuiden.
- Laten we het eiland zien te bereiken! schreeuwde de kleine Jean, als een Parijzenaar, die niets van de toestanden der Pool begrijpt.
- Maar hoe kan dat, arme jongen?... We zijn er minstens al een mijl van af.
En dit was zoo. Tusschen den ijsberg en het eilandje Diomedes, waarvan de leisteen zichtbaar was op de plek waar de afscheuring had plaats gehad, bespeurden de schipbreukelingen een soort van kanaal, op het donkergroene water waarvan de massa drijvende schotsen met dolle vaart in den afgrond schenen te sinken.
Een overtocht daarop te wagen grensde aan krankzinnigheid. Dat begrepen allen. En zoo die al mogelijk geweest ware, dan bleef er toch een hinderpaal om aan wal te komen.
De reizigers waren alsnu gevangenen op een ijsoppervlak van ongeveer vijftig meter lengte bij twintig breedte, omringd door bijna loodrechte hellingen, die nagenoeg veertig meter boven de watervlakte uitstaken.
En voortdurend sleepte de stroom hen mee. Het eiland Diomedes was nog slechts een nevelig waas aan den gezichtseinder.
Men dreef af naar het Zuiden, naar warmer luchtstreken. Van lieverlede zou de ijsberg wegsmelten onder de voeten van hen, die hij nu nog zwevend boven den afgrond hield. Iedere dag was een doodsnood, die hen voerde naar het noodlottig einde.
| |
| |
Maar welk gewicht legde het smelten van den ijsberg in de schaal van hun bestaan? Zouden zij niet reeds vóór het vergaan van dit blok ijs uit het leven zijn gescheiden? Konden honger en dorst hun werk dan niet reeds hebben volbracht?
Want, behalve drie beschuiten, door den heer Defrance in zijn knapzak bewaard, bezaten zij geen leeftocht hoegenaamd.
Drie beschuiten voor vier schipbreukelingen, zonder mogelijken tegenweer meegesleept in de eenzame kruiende Behringstraat!
Op ditzelfde uur riep Fleuriane Defrance op de Aziatische kust van Siberië, tusschen de lage rotsen de Oostkaap, op haar knieën en met uitgestrekte armen, onder hevig snikken, naar haren vader en Dick Fann.
Achter haar, nabij den automobiel Botera, die den oever kort vóór het losgaan van het ijs had kunnen bereiken, stond Larmette met somber gelaat en gefronste wenkbrauwen.
Eenmaal in veiligheid zijnde, had hij zijn gevangene willen geruststellen.
- Mejuffrouw, sprak hij tot haar, toen ik te Wladiswostok was aangekomen, vanwaar ik, evenals de andere mededingers in den wedloop Parijs - New-York - Parijs, ondersteld werd de lijn van den trans-siberischen spoorweg te zullen volgen, ben ik naar het Noorden getrokken. Ik wenschte u in mijn macht te hebben; gij zijt een gijzelaarster; om de vrijheid weer te verkrijgen, gelieve u mij de woonplaats van uwen vader aan te wijzen. Hij zal niet aarzelen voor u het rantsoen te betalen, dat ik zal eischen. Hij aanbidt u, maar ik weet, en ik keur dit goed: eerstens omdat ge aanbiddelijk zijt, en vervolgens omdat deze vaderlijke genegenheid het welslagen mijner combinatie in de hand werkt.
Zij was den ellendeling het antwoord schuldig gebleven.
Haren vader verraden? Nooit zou zij daarin toestemmen!
Larmette mocht haar dooden. Het zij zoo! Zij zou sterven, den naam waardig van Defrance, die het zinnebeeld is van moed en trouw. Zij zou tot betere gewesten overgaan, nu alles, behalve de eer, verloren mocht heeten.
Het beeld van Dick Fann was haar voor oogen verschenen. Door onuitsprekelijke droefheid werd zij aangegrepen. Sterven hield in, hèm niet weer te zien, die geheel haar hart had vermeesterd. Het was een eeuwig vaarwel aan jeugd, liefde en geluk.
Maar zij verzette zich tegen deze weekhartigheid.
Met saamgeklemde lippen en strak voor zich uit ziende, prevelde ze:
- Hij... neen, hij zou niet aarzelen. Onder allen heeft hij mij uitverkoren. Hij moge mij beweenen met de overtuiging dat ik zijne liefde waardig was. Moge hij glimlachen bij het graf waarin ik, na geheel mijn plicht vervuld te hebben, sluimeren zal.
Helaas! de natuur spot met menschelijke eeden. Wat beteekent voor haar de wil van een jong meisje?
Het ijs der Behringstraat was begonnen te kruien. Toen had Fleuriane gesidderd. Een ironisch gezegde van Larmette had haar diep in het hart getroffen.
| |
| |
Het was de striemende slag als van een karwats. De juwelier had uitgeroepen:
- Bravo, dooi weer! Gij zijt mijn bondgenoot. Dick Fann en die ezel van een Botera, die zich uit den auto heeft laten vallen, zullen - dank zij u - verzwolgen worden in de woeste golven der Behringstraat. Geen tegenstander meer zal ik hebben, geen medeplichtige meer!
Een hartverscheurende kreet van Fleuriane had zijn aanroeping van den ijsgang afgebroken.
- Verloren? Zijn ze verloren? was haar wanhopige vraag.
- Totaal en onherroepelijk, Mejuffrouw.
Hij ging niet verder, door de gedachte aangegrepen dat zijn gevangene waanzinnig werd. Inderdaad begon zij ijzingwekkend te lachen, zooals alleen een krankzinnige lachen kan.
- Ellendeling! riep ze, ge hebt zelf uw verwachting van een op schandelijke wijs te verwerven fortuin den bodem ingeslagen!
- Wat wilt ge daarmee zeggen?
- Dat ge mijn vader hebt gedood... dat ge voor immer onkundig blijven zult van de plaats waar de corindons, naar wier bezit gij smacht, zijn verborgen. Ge zijt een geruineerd man!
Een doodelijke bleekheid had bij deze onverwachte verklaring Larmette's gelaat betrokken. Hij greep zijn gevangene bij de polsen, schudde haar, met vlammende blikken en schuimbekkend van woede ruw door elkaar, met den uitroep:
- Ge wilt daarmee toch niet te kennen geven dat de heer Defrance in hun gezelschap was?
- Jawel! Hij was bij hen!
- Onmogelijk. Ik heb het drietal gezien: Dick Fann, dien de duivel hale, den lummel Jean Brot, en voorts den beroemden doctor Noscoso...
- Mijn vader! riep ze met een grootsch gebaar, dat den misdadiger achteruit deed deinzen.
En daar hij haar naderde, ditmaal met smeekende houding, er op uit zijnde, haar tot nadere omschrijving te bewegen, keerde zij hem den rug toe, terwijl ze op de rots neerknielde:
- Genoeg! zei ze koelweg. Laat een kind bidden voor zijn stervenden vader!
Zij barstte in snikken los, in het gezicht der ijsschotsen, die met donderend geraas zich op elkander stapelden.
|
|