| |
| |
| |
II.
Het onderzoek wordt gevolgd door een treurspel.
Zooals de Engelsche detective, toen hij afscheid nam van Greggson, dezen had te kennen gegeven nog dien avond aan den slag te gaan, had hij zich kwart over achten bij Miss Marily van Madison Square aangemeld.
Zij was een aanvallige blonde, die geen bezwaar maakte hem het avontuur met haren grijzen mantel haarfijn te vertellen en de welwillendheid zoo ver dreef, dat zij hem toestond het ontsierde kleedingstuk aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen.
Het misdrijf was begaan door middel van een pas geslepen schaar, zooals de nette snede der stof duidelijk aanwees. De geheele strook van het onderste deel der sortie was weggenomen, zoomede het passementwerk dat tot sieraad diende.
- Is het gebruikelijk, vroeg de detective aan Miss Marily, die als belangstellend nieuwsgierige bij het onderzoek tegenwoordig was, dat een bal-sortie uit drie dubbele stof is vervaardigd?
En daar zij verwonderd opzag bij deze vraag, die zij niet scheen te begrijpen, lichtte hij die toe:
- U gelieve op te merken, dat tusschen de grijze stof en de voering een dunne witte zijde is ingelascht... De afsnijding geeft drie weefsels te zien.
Het jonge meisje haalde de schouders op.
- Dat weet ik niet, zei ze. U begrijpt, dat ik me met dergelijke details niet inlaat. Ik betaal en draag mijn kleederen, zonder mij te bekommeren omtrent het fabrikaat. Ik denk dat mijn eerste kamenier u daaromtrent beter kan inlichten.
Deze werd geroepen en scheen aanvankelijk zeer verwonderd. Zij betoogde dat een bal-sortie in zachte golvingen moest afhangen en het daarom niet gebruikelijlk was bij het glooiend gedeelte de stof opeen te hoopen, men mocht wel, als schouders- en boezembedekking, een laag watten aanbrengen, dit gebood zelfs de voorzichtigheid hij het gedecolleteerd avondtoilet, naar ook dat alleen, op gevaar af de dames te berooven van de golvende lijn, die in een avondmantel de moderne elegantie uitmaakt. Het tusschenzetsel van zijde scheen weliswaar zeer luchtig, maar was iets ongewoons, men zou het er nooit vermoed hebben, en daar de voering van hetzelfde weefsel was, kwam die oplegging van zijde op zijde wel wat onbegrijpelijk voor.
Opgetogen van met een rol in de zaak bedeeld te zijn, toonde het kamermeisje zich breedsprakig. Dick Fann hoorde haar oplettend aan. Nog meer, men zou gezegd hebben dat het gebabbel der gedienstige hem het hoogste belang inboe- | |
| |
zemde. Hij achtte het evenwel niet zakelijk zijn gevoelen te uiten en nam afscheid van den huize Marily.
Eenmaal op straat, hield hij de volgende alleenspraak:
- De sleutel van het geheim zit in dat bijvoegsel van witte zijde, daarop zou ik een eed willen doen... Maar tot-nog-toe is het enkel een opvatting, we moeten tot zekerheid zien te komen... Geduld is een schoone zaak, maar nasporen niet minder.
Tien minuten later liet hij zich aandienen bij Mistress Doles, wier fraai hotel in de 5e Avenue was gelegen.
De dame hield dien avond receptie van eenige intieme vriendinnen, die zij onthaalde op Californische thee, welke zij hooger schatte dan wat China van deze geurige plant heet te leveren.
De aandiening van den detective vond een gunstig onthaal. Het was een onverwacht nummer in het program, dat de eentonigheid afbrak van de alledaagsche conversatie, weshalve Mrs. Doles order gaf den man binnen te laten in den kring harer genoodigden.
Dick Fann stelde zich voor, groette met volmaakte correctheid en kwam zonder aarzelen af op de meesteres des huizes, die - wellicht om den Engelschen speurder van de wijs te brengen - geen enkele beweging had gemaakt, waardoor haar kwaliteit kon herkend worden.
- Mistress Doles, als ik wèl heb? zei hij zachtjes.
- Jawel, antwoordde deze, een weinig teleurgesteld van herkend te zijn, hoe weet u dit?
- Door het onderzoek, waartoe het onaangenaam avontuur aanleiding heeft gegeven, en dat u een vervelend bezoek bezorgt.
- Neen, neen, vervelend niet, geloof me... Maar u zeidet... het onderzoek...
- Heeft bewezen dat u dezelfde maat hebt als Miss Marily, omdat deze de robes en overige kleedingstukken voor de dames heeft kunnen aanpassen. Ik heb Miss Marily gesproken en de afmetingen genoteerd. En zelfs, ging Dick voort, zonder de ongeloovigheid te willen opmerken, die op aller gezichten stond te lezen, geloof ik niet mis te tasten, zoo ik Mevrouw aanwijs als deel uitmakende van het bekoorlijke viertal, dat eigenares is der mantels, die door een misdadige hand zijn geschonden.
Dit zeggende duidde hij een jonge vrouw aan met licht kastanjebruin haar, wier regelmatig gelaat schranderheid en wilskracht te kennen gaf.
Een gemompel van verbazing volgde op deze woorden, ten teeken dat de detective den bal niet had misgeslagen.
- En als dit zoo is, voleindde hij met een buiging, begroet ik Mistress Lodgers als bewoonster van het weelderig hotel naast dat van Vanderbilt.
- Waarom Lodgers? was de uitroep van mistress Doles, die de spraak had herkregen.
- Omdat, antwoordde Dick op kalmen toon, Mistress Tolham op Stone Hall bij New-Haven vertoeft en de dame die dezelfde maat heeft als Miss Marily, niemand anders zijn kan dan Mistress Lodgers.
| |
| |
Met een algemeen applaus werd dit helder doorzicht van den bezoeker begroet, Mrs. Doles was de tolk van alle schoonen, met haren uitroep:
- Zoo waar... u zijt de man om verklaring te geven van het geheim. Al ben ik een echte Amerikaansche, erkennen moet ik, dat geen onzer detectives zulk een juistheid van gevolgtrekkingen aan den dag zou gelegd hebben.
En op vertrouwelijken toon:
- Wat heeft Miss Marily gezegd?
- Zij heeft mij veroorloofd haar sortie te onderzoeken.
- Dan is het niet noodig, u de mijne voor te leggen?
- Integendeel, ik verzoek u mij die sortie voor te leggen.
Een oogenblik later had Dick Fann ook dezen grijzen mantel onder handen, Zonder eenige verwondering te laten blijken, deed hij uitkomen dat de onderste zoom op dezelfde wijs was weggenomen als van den eersten mantel. Bovendien was ook hier weer een strookje dunne witte zijde tusschen stof en voering aanwezig.
De dames volgden met nieuwsgierige belangstelling al zijn bewegingen. De fraaie, bezorgde gezichten, met saamgetrokken wenkbrauwen, gaven ondubbelzinnig te kennen dat zij tevergeefs trachtten uit te vorschen, welk een licht de detective zou ontsteken bij de lenige stof, die tusschen zijn vingers ruischte.
En toen hij met de bal-sortie gedaan had, ontglipte een zelfde vraag aller lippen:
- Welnu?
Dit maakte Dick niet zenuwachtig.
- Eén lichtpunt, weliswaar niet groot, doet zich voor: hetzelfde individu heeft de twee mantels bewerkt... met een zelfde zeer scherpe schaar.
- Goed, zeiden de teleurgestelde dames, dat laat zich aanzien.
- Dat liet zich eerst niet, dames, nu eerst is dit zoo. De man heeft dus geen... handelende medeplichtige.
En nieuwe vragen den pas afsnijdend, richtte Dick het woord tot Mistress Lodgers, die haar stem niet had doen hooren:
- Uw sortie is nog ongerept, niet waar?
Zonder aarzeling luidde het antwoord: - Ja, ik heb ze niet gedragen, want sedert mijn vriendin Marily ze bij mij liet bezorgen... is de mantel in een kartonnen doos gebleven... Na het avontuur van Marily en Doles heb ik het kleedingstuk zelf achter slot gebracht in een kamer naast mijn slaapvertrek.
Fann keurde dit hoofdknikkend goed.
- Ik zou die regeling wel eens willen zien.
- Dat dacht ik wel, liet Mistress Lodgers er onmiddellijk op volgen. Ik ben tot alles bereid om het onderzoek der politie in de hand te werken, want ik geloof dat de zaak ernstiger is dan ze zich wel laat aanzien. Ik heb een voorgevoel dat er iets ergs moet gebeuren... Verlangt u, Mijnheer, dat ik even met u meega naar mijn huis?... Het is twee passen van hier.
- Neen, neen, dank u. Ik heb momenteel een verren tocht te doen in de stad... Als u mij maar zegt, hoe laat u denkt weer thuis te zijn.
| |
| |
- Nu... tegen elf uur.
- Best! Mag ik tegen dien tijd mij bij u aanmelden?
- Dezen avond nog! riepen de aanwezige dames.
- Dezen avond nog, ja. Ik verzoek Mistress Lodgers het minder behoorlijke van mijn verzoek te willen verschoonen, maar een onderzoek der politie moet, wil het iets uithalen, spoedigst mogelijk plaats hebben...
- Niet noodig te excuseeren... Ik begrijp de noodzakelijkheid van snel werk. Tegen elf uur dus zal ik u ontvangen... Mijn bediendenpersoneel heeft weliswaar vrijaf, maar Edith, mijn kamenier, wacht mijn thuiskomst en de concierge is in haar loge.
- Wel bedankt voor uw welwillendheid.
Met een diepe buiging maakte Dick Fann aanstalten om te vertrekken.
De dames hadden allerlei aanmerkingen. Alle deze bekoorlijke lediggangsters hadden gerekend op aangrijpende onthullingen van den liefhebber-detective, en hij had niets gezegd, niet de minste onderstelling had hij ten beste gegeven om hunne gespannen nieuwsgierigheid te prikkelen: als een schim was hij verdwenen en had zijne hoorderessen in verbaasde en teleurgestelde stemming achtergelaten.
Dick had het trottoir van de 5e Avenue bereikt. Hij stapte flink aan, want de koude was vinnig. Al voortloopend redeneerde hij:
- De kern der kwestie zit 'm in die valsche tusschenvoering. Op die witte zijde draait het heele avontuur... Die hoorde daar niet, ze is er dus opzettelijk ingebracht. Ze heeft een beteekenis. Maar welke? Onmogelijk er pijl op te trekken... Maar de man die deze onschuldige bal-sorties verminkt, kent ze, de beteekenis... Maar wat? Een kenteeken dat hij zoekt, een signaal, want hij zoekt iets in die kleedingstukken, daarvan ben ik zeker.
Bij den hoekhandel van Lennox gekomen, sloeg hij de eerste straat in, die den spoorweg kruist en hield toen op East-river aan, waar hij Hermann, den politieman van Greggson, wilde ontmoeten. Hij zette zijn alleenspraak voort:
- Ja, zoo waar ik Dick Fann heet, deze zoogenaamde gek zoekt iets dat hij weet in één der sorties te moeten vinden. De verwarring die het kamermeisje van Miss Marily heeft veroorzaakt, toen zij de gekrenkte mantels met een strijkijzer opstreek, noodzaakt den man te zoeken naar de sortie, die zijn geheim bevat. Mocht hij het in de twee eersten gevonden hebben, kan ik geen vat op hem krijgen dan door de waakzaamheid van den agent Hermann... Ik heb den goeden man bij Greggson waargenomen... Hij is het ontegenzeggelijk, die oogluikend den schuldige tijdens het avondfeest zijn slag heeft laten slaan... zijn collega Austin was zich aan het buffet wat gaan opfrisschen, niets gemakkelijker dus... Het komt er nu op aan Hermann bang te maken. Gelukt dit, dan zal hij zonder twijfel zijn angst te kennen geven aan den man dien ik zoek, want ik moet, zoo spoedig als maar eenigszins mogelijk, mij vrijmaken van dit onderzoek, teneinde Miss Fleuriane, van wie die ellendige Larmette mij zoo behendig heeft gescheiden, ter hulp te snellen.
Bij deze laatste woorden was hij de woning genaderd van den agent Hermann,
| |
| |
die tot middernacht dienst had in Mulberrystreet. Aan de straat, dicht bij de gesloten deur, lieten de blinden door een nauwe reet een lichtstraal door, een bewijs dat alles nog niet in de rust lag.
- Dit zal de concierge zijn, murmelde Dick, en om zich te verzekeren, dat hij zich niet vergiste, naderde hij het venster en gluurde door de verlichte reet.
Een welgezette matrone, met glimmend gezicht, zat aan een tafel die door een heldere gasvlam verlicht werd. Het weinig aantrekkelijk schepsel scheen al haar aandacht te wijden aan het gereed maken van een drank, dien de detective aldra als jenevergrog herkende. Maar nauwlettend toeziende bemerkte hij dat de ontdane concierge al heel weinig warm water mengde in een enorme hoeveelheid jenever.
- Kwart voor tienen, zei Dick, zijn horloge raadplegend.
Hij trok aan de schel. De deur werd mechanisch geopend. Vlug stapte de detective naar binnen en hij bevond zich in een gang, waar aan zijn rechterzijde een glazen deur den toegang aanwees tot de concierge-loge.
- Wat moet je? bromde een schorre stem.
Het was de bewoonster van het vertrek, die door haar onaangenaam keelgeluid haar misnoegen te kennen gaf van gestoord te worden in de bereiding van haar geliefkoosden drank.
In plaats van antwoord te geven op de vraag, zette Dick een bewonderend gezicht, met iets in zijn wezen van een belusten drinkebroer, die met zijn lippen smakt bij het zien van geestrijk vocht.
- Welk een geur! riep hij uit. Men zou wanen in een nevel van cognac te zweven... Wat zeg ik... cognac?... Het is goddelijke nektar, een godendrank... nooit heb ik zoo iets heerlijks ingesnoven. Zonder onbescheiden te zijn, Mistress, waar haalt u dien wonderdrank, die zoo heerlijk riekt?
Het norsche gezicht der concierge ontspande zich van lieverlede. Zooals alle drinkers, beeldde zij zich in dat zij beter dan iemand haren drank wist klaar te maken. Met een enkelen oogopslag had Fann haar goed beoordeeld.
- Och! zei ze, een geheim is het niet. Ik koop mijn jenever op den hoek der 77ste straat. Het is een merk dat iedereen drinkt.
- Nu, in dit geval mijn compliment voor uw handigheid, want uw bekwaamheid is het, die dit aroma geeft...
Op zoetsappigen toon liet de concierge hooren:
- Mijnheer is zeker een kenner.
- Ja, dat wil ik wel weten. Juist die eigenschap van kenner te zijn zal u het onbehoorlijke doen verschoonen van een verzoek, dat ik aan u wensch te richten.
- Onbehoorlijk, u? bracht de matrone er tegen in, bepaald verrukt over de beleefdheid van den bezoeker. Neen, onbehoorlijk kunt u niet wezen. Wat is er van uw verlangen?
- Eens te proeven van het mengsel, door u bereid...
En daar zij hem eenigszins verbaasd aankeek, wegens het voorstel van een onbekende, wiens voorkomen haar den indruk gaf van een gentleman:
- Oh! voegde hij erbij, ik betaal ervoor... excuseer mijn begeerigheid en accepteer dezen dollar.
| |
| |
Het geldstuk klonk op de tafel. Een dollar voor een glas jenever... Beslist, de man had manieren, waaraan geen weerstand viel te bieden.
- Ga zitten, gentleman, ik zal u een drank klaar maken, zooals de president der Vereenigde Staten dien niet drinkt.
- Een glas voor twee, droog Dick aan; ik wil met u klinken en eens praten, want we hebben te praten.
Zij richtte zich eensklaps op en keek hem wantrouwend aan. Dick stelde haar met één woord gerust.
- Ik kom van Mulberrystreet.
- Aha! riep ze, waarom dat niet terstond gezegd? Ik had het ook moeten raden, want alleen in Mulberrystreet is men zoo fatsoenlijk jegens concierges. Wij hebben hier een agent wonen, een van de bovenste plank, hoor!
- Hermann, niet waar?
- Kijk... u kent hem?
Al pratende was ze opgestaan, en schonk ze twee glazen in.
- Ik kom juist om over Hermann te spreken, hernam Dick. Men heeft me opgedragen in zijn wijk naar hem te informeeren. Maar sedert ik u nu heb aangetroffen, nu ik me rekenschap heb gegeven van uw verdienste, wil ik niemand anders ondervragen en mij houden aan uw verklaring.
De concierge werd vuurrood.
- Ik ben bereid u de inlichtingen te geven, die u noodig oordeelt.
- Daarvan hield ik mij verzekerd. Naar de schranderheid te oordeelen, die uit uw gelaatstrekken spreekt, heb ik terstond tot mezelf gezegd dat ik het een voorrecht beschouw, u ontmoet te hebben.
Het genoegen der matrone kende geen grenzen meer. Zij hief het glas op met jenever, waarin de hoeveelheid water slechts denkbeeldig was.
- Uw gezondheid, gentleman, en de duivel moge mijn tong schroeien, als ze niet zal zeggen wat Uwe Edelheid verlangt.
Heel gracieus klonk de bezoeker met de heks en scheen met genot den heeten drank te proeven.
- Prachtig... Als ik rijker was, zou ik niet met één, maar met tien dollars zulk een bewonderenswaardig mengsel betalen.
Het genoegelijk kokkelen der portierster afbrekend door dit laatste gezegde, vervolgde Dick Fann:
- Laten we nu eens ter zake komen.
- Begin u maar, zei de concierge.
- U zult weten, Mistress... Mistress... Drommels! ik ben uw naam vergeten.
- Mistress Adelphi Loorn, zei de aangesprokene statig. Adelphi Loorn, weduwe van Ezechiël Loorn, gewezen sergeant bij de pompiers van Brooklyn.
- Een keurcorps... Dus, Mistress Adelphi... Ik ben gezonden door de bureaux van Mulberrystreet om inlichtingen in te winnen aangaande het particulier leven van Hermann.
- Omtrent zijn particulier leven..., u zult toch niet gelooven, dat ik kwaad zal spreken van mijn huurder?
| |
| |
Een glimlach van den Engelschman bracht de matrone tot kalmte.
- Wie spreekt daar nu van? hernam hij op innemenden toon... Ik ben besloten alleen u te ondervragen. Uw antwoorden alleen worden in mijn rapport opgeschreven. Gij hebt dus het lot van Hermann in uw handen, want al naardat u lof of blaam spreekt, zal hij een aanzienlijke bevordering maken of wel in zijn tegenwoordige positie gehandhaafd blijven.
Bij deze woorden nam het gezicht der portierster zulk een komische uitdrukking aan, dat iemand, die minder zelfbeheer bezat dan de detective, het zou hebben uitgeschaterd. Welk een eer voor zulk eene vrouw, het lot van een huurder in haar handen te hebben en administratieve gunsten te mogen uitdeelen!
- Wat wenscht u dan wel zoo te weten? Ik stel vertrouwen in u, ondervraag me en ik zal antwoorden.
De matrone was tot het punt gekomen waar de politieman haar hebben wilde.
- Wat is uw gevoelen aangaande Hermann als gewoon burger, buiten zijn ambt? De opinie van een verstandig en geposeerd persoon als u is van gewicht.
Van gewicht! Het woord pakte. Miss Adelphi Loorn blies zich op van trots, als de kikvorsch in de fabel, die dacht een os gelijk te zijn.
- Master Hermann, Herr Hermann, zooals zijn vrienden hem noemen...
- Van oorsprong Duitscher, nietwaar?
- Natuurlijk. Maar ik houd niet van Duitschers. Toen Master Hermann dan ook eenige weken vóór zijn huwelijk hier kwam om kamers te huren, heb ik hem geen onthaal gegeven, zooals u is ten deel gevallen...
- U zijt dus, wat de Duitschers betreft, van opinie veranderd?
- Neen, neen, dat juist niet, verbeterde ze. Niet omtrent de Duitschers in het algemeen, maar aangaande den Duitscher die Hermann heet.
- Is het toch waar?
- Ja, want die is een braaf man, beleefd en voorkomend, en dan zijn persoon telt niet mee. Zijn vrouwtje zou hem door een muizengat laten kruipen...
Mistress Adelphi was op haar praatstoel en sloeg door als een blinde vink, met de breedsprakigheid van halve dronkenschap:
- Ja, gentleman, nooit neemt hij een hoogen toon aan, nooit zal hij zijn vrouwtje anders noemen dan ‘blauw eendje’, wat alles zeggen wil dat lieftallig is. Toch had ze hoegenaamd geen fortuin; niets... hij moest nog wel haar uitzet betalen toen ze de bruid was... Dit zegt alles, niet waar...? Ik zou zóó nooit in een huwelijk hebben toegestemd... Ik heb mijn uitzet zelf geheel betaald... Enfin, hij is zoo'n voorkomend man, dat ik op zijn huishouden niets wil afdingen... Ja, Mijnheer, hij geeft al zijn spaarduitjes uit om haar prachtig te kleeden... Ha! Ha! Ha! er wordt geld verdiend hij de politie... En dan nog promotie maken... Wat zal ‘blauw eendje’... Och maar neen! dat is een bijnaam, dien een man alleen kan uitspreken... Ik moet betamelijk zijn, ik...
Ze bracht haar wijsvinger naar haar voorhoofd in peinzende houding.
- Maar wat wou ik ook weer zeggen?
- U sprak van zijn avancement, en u ondersteldet dat zijn vrouwtje...
- O ja, dat is 't! Ze zal er door in de wolken zijn, want een promotie wil voor haar zeggen: nieuwe eadeaux.
| |
| |
- Inderdaad! Die brave Hermann...
- O, gentleman, de parel der mannen, getrouwde mannen, wil ik zeggen... Men mag hem een parel noemen... Pas drie dagen geleden heeft hij haar een halssnoer van paarlen aangeboden, geen valsche, maar echte, gekocht bij Woltaly, in de te Avenue.
- Was het voor haar verjaardag?
- U zijt de plank mis... Master Hermann had dienst voor een heelen nacht op de groote receptie van Coram Dick, den neef van den milliardair Carnegie.
Ha! Ik zie het verband niet, dacht Dick Fann, met bovenmenschelijke poging den triomfkreet onderdrukkend, die op het punt was zijn lippen te ontsnappen. Dat parelsnoer, het avondfeest van Coram Dick... Het laatste had het eerste moeten betalen, want een politie-agent bezit de middelen niet om zich de weelde van zulk een kleinood te kunnen veroorloven.
Beslist. Alles helderde zich op. Hermann had een groote som gelds gebeurd. Hij had daarvoor aanstonds een juweel gekocht voor zijne vrouw, zich verzekerd houdende dat, zoo later vermoeden op hem viel, men hem na afloop van de receptie zou gadeslaan, zonder zich te bekommeren omtrent hetgeen hij te voren had uitgegeven.
Handig was Hermann. Maar hij had geen rekening gehouden met dat vreetelijk onvoorziene... de habbelzucht zijner portierster.
Ja, hij zou van de komst van Dick Fann wel hooren. Dit zou hem vrees aanjagen. Hij zou den man waarschuwen, die hem had betaald. Door te letten op zijn doen en laten, zou Dick Fann den vijand der balsorties op het spoor komen. En dezen laatsten eenmaal kennende, moest hij zonder twijfel begrijpen naar welk een kostlaar voorwerp die man zocht in den zoom dezer kleedingstukken.
- Een dolle prijs, gentleman, hernam de portierster Adelphi Loorn, een dolle prijs is voor dat snoer betaald... tweeduizend vijfhonderd franken, ik heb de factuur gezien. Master Hermann zou er niet op gepocht hebben, maar zijn vrouwtje gaat er trotsch op, zoo gevierd te worden... Ze heeft me de kwitantie van de firma laten zien.
- Tweeduizend vijfhonderd franken, noteerde Dick voor zichzelf... Er heeft dus bij het verkoopen van de grijze mantelstof een voormaam belang voorgezeten.
Mistress Adelphi rammelde voort:
- Zulk een geschenk, om Elsie, de vrouw van Hermann, niet te ontstemmen toen haar man een dienst van vierentwintig uren had aangenomen, is wel een enorme betaling per minuut.
Zij zou langen tijd in dien trant hebben voortgebabbeld, maar Dick had geen zin meer naar haar te luisteren. Hij wist nu wat hij wenschte te weten. Hij hield nu een eind van den draad in handen, dat hem tot de waarheid zou leiden. Daarom nam hij afscheid van de matrone, die er weinig in gesticht scheen, aldus haar vetrouwelijke mededeelingen stop te zien gezet. Maar zij herstelde zich spoedig, toen Dick haar bij zijn heengaan zeide:
- U zult mij verplichten, waarde Mistress, met van ons gesprek aan Hermann
| |
| |
kennis te geven. Hij zal zijne bevordering grootendeels te danken hebben aan de goede getuigenis, die u hebt afgelegd van zijn persoon. Ik acht het billijk, dat hij niet onwetend blijft van hetgeen hij aan u heeft te danken.
Wat was er wel aangenamer voor een concierge, dan als beschermster op te treden van haren huurder. Stralend van genoegen, hoewel eenigszins wankelend, deed de zwaarlijvige Mistress Adelphi den bezoeker uitgeleide tot de straatdeur, en zij zag hem zich verwijderen, terwijl ze in een schaterlach van dronkemanschap mompelde:
- Een brave jonge gentleman, dat moet gezegd, een brave jonge gentleman... op mijn woord, ik zou van mijn weduwestaat afstand kunnen doen, als hij daartoe aanzoek deed.
Op twintig schreden afstand van het huis stond Dick onder een lantaarn stil om zijn horloge te raadplegen.
- Kwart voor elf..., ik zal op tijd bij Miss Lodgers zijn... Ik ben ermee verlegen, na al hetgeen ik gehoord heb, haat zoo laat te storen... Maar enfin, men moet alles zien... Inderdaad begint deze mantelkwestie mij te interesseeren, als ik nu daardoor maar niet te lang van Miss Fleuriane verwijderd word gehouden.
De groote klok van de St. Patrick-kathedraal sloeg elf uur, toen hij stilstond voor het artistieke hek van het hôtel van Mrs. Lodgers. Op zijn aanschellen kwam de portier, een reusachtige Zwitser, te voorschijn.
- Sir Dick Fann zeker? liet deze hooren met een basgeluid, dat dof door de vestibule klonk.
- Die ben ik.
- All right! Mistress Lodgers heeft mij uw bezoek laten weten. Zij is nog niet thuis gekomen, doch verzoekt den gentleman haar te wachten in den kleinen salon aan de straat... Ik zal u maar voorgaan.
Hij had niet lang te wachten te midden der pracht die hem omringde en dacht er over na, dat het wel zoo eenvoudig zou geweest zijn, wanneer de kamenier hem de balsortie had laten zien. Dit zou Mrs. Lodgers de moeite bespaard hebben van met haar terugkeer zich te haasten.
Dit denkbeeld had nauwelijks bij hem wortel gevat, of het gegons van een automobiel bereikte zijn oor en kort daarop stond de dame des huizes op den drempel van den salon.
- Zal ik u maar eens voorgaan naar mijn particulier werkvertrek? Ik zal order geven den mantel daar te brengen, en ik mag dan wel van u hooren wat u hebt ontdekt... Daar ginds waren te veel menschen... en bovendien zouden de lieve dames geen geheim kunnen bewaren.
En terwijl zij Dick voorging in de vestibule:
- Ach! die arme Edith schijnt al wachtende op me te zijn ingeslapen, want anders zou ze mij al tegemoet zijn gekomen. Ik vermoei haar wel wat veel. Nog nooit heeft ze zoo geslapen. Zij zal deze tekortkoming van dienstbetoon zichzelf nooit vergeven. Maar dan doet ze zich ongelijk aan, want ik vergeef
| |
| |
het haar. Ik heb alle reden tot zelfverwijt. Ik zal haar een paar dagen vrij-af geven, zij kan dan wat uitrusten bij haar familie.
Beiden waren op de eerste verdieping gekomen. Zij doorliepen verscheiden vertrekken, waarvan de van dringveeren voorziene deuren zich vanzelf achter hen gesloten, en geraakten eindelijk in een verrukkelijk bibliotheek-boudoir.
- Maar nu begrijp ik er toch heelemaal niets van, zei Mrs. Lodgers na een poos, nooit heeft Edith zulk een verzuim aan den dag gelegd. Wil u maar gaan zitten... Ik ga eens zien...
Zij opende de deur van een aangrenzend vertrek. De detective hoorde haar mompelen op een toon van verbazing:
- Hè! Niemand hier! Wat beteekent dat?
Vervolgens vernam hij den lichten stap der jonge vrouw over het tapijt. Het leed geen twijfel, zij zocht en zocht. Naar allen schijn had een onvoorzien feit Edith genoodzaakt zich van haar post te verwijderen... maar waarom had ze dan geen briefje achtergelaten en haar meesteres gewaarschuwd!
Plotseling richtte Dick Fann zich op alsof hij door een springveer in beweging kwam. Een gesmoorde kreet weerklonk uit de kamer waarin Mrs. Lodgers was verdwenen, een kreet, gevolgd door een doffen smak, als van een op den grond neerploffend lichaam.
Met twee sprongen was de politieman in het verlicht vertrek. Bij de open deur van een kabinet ernaast lag Mistress Lodgers buiten kennis op den vloer.
Op haar afkomende, murmelde de Engelschman:
- Zij heeft deze deur geopend... Wat kan ze gezien heben, dat ze, door schrik overmand, op den grond is neergeslagen?
Deze vraag deed hem zijn zakrevolver te voorschijn halen, en terwijl hij over het lichaam der jonge vrouw heenstapte, drong hij haar boudoir binnen.
De ontroering van Mistress Lodgers vond weldra eene verklaring. Op den vloer lag Edith, het kamermeisje, te midden van een plas bloed uitgestrekt. Ter zelfder tijd dat hij aldus het slachtoffer ontdekte van een pas gepleegde misdaad - het nog vloeibaar bloed getuigde dit - werd de aandacht van den detective door verschillende andere voorwerpen getroffen: een kleerkast, waarvan de deur op een kier stond, het open venster, en op een open koffer een balsortie, gelijk aan die hij bij de dames Marily en Doles had onderzocht en evenals deze laatsten van den ondersten zoom ontdaan.
De mantelsnijder was dus binnengekomen ter plaatse waar hij het begeerde kleedingstuk wist te vinden. Een blik uit het raam overtuigde Dick Fann van de juistheid zijner onderstelling. De omliggende gebouwen hadden den indringer toegang verschaft door het venster, dat noodlottigerwijs open had gestaan.
De misdadiger had zijn tegenwoordigheid door eenig gerucht moeten verraden. Edith, die in het aangrenzend vertrek de komst afwachtte van haar meesteres, was toegesneld om te zien wat er gaande was en deze waakzaamheid had zij met den dood moeten bekoopen. Maar niet zonder worsteling, o neen. Haar verwarde kleeding, haar verwrongen gelaatstrekken gaven met droeve welsprekendheid den doodstrijd der ongelukkige te kennen.
| |
| |
Tusschen de saamgeklemde vingers der doode ontwaarde hij een lapje van witte stof. De Engelschman was van huis uit een speurder. Bij deze misdaad hield slechts één gedachte hem bezig: den moordenaar uit te vinden.
Hij vergat de in zwijm liggende Mistress Lodgers; hij vergat het wreede schouwspel vóór zijn oogen, om alleen te zien naar die samengeknepen vingers, die een afgescheurd lapje omklemden. Die stof had hij terstond herkend. Het was de dunne witte zijde, ingevoegd in de vier van Parijs afkomstige mantels. Hij boog zich over het lijk, verwijderde zachtjes de klemmende vingers en bemachtigde hij het reepje stof.
- Jawel, dat moet het zijn, mompelde hij. Wat mag toch dat hardnekkig najagen beteekenen van een stukje zijde dat geen waarde heeft?
Met gefronste wenkbrauwen liet hij zijn scherpe blikken rondgaan. In de open kleerkast zag hij de haken waaraan de mantel moest gehangen heben; ze waren niet verplaatst.
- Goed, bromde hij, de man is dus grooter van gestalte dan ik... mijn arm had zoo ver niet kunnen reiken... En de moordenaar draagt een rossigen baard, vervolgde hij levendig, terwijl hij een haartje van den mantel afnam. Dat is een tint die men veelal in Duitschland aantreft... Hermann, de politieagent is een Duitscher... Komaan! Komaan!
Hij beschouwde andermaal het stukje witte zijde, dat hij in de hand hield, en peinzend:
- De Duitschers, zei hij, zijn meesters in de kunst van spionneeren..., een reepje zijde is nog wel zoo geschikt als papier om er een vertrouwelijk mededeeling op te schrijven... En het verbergt zulk schrift nog gemakkelijker. Een sympathieke inkt en een mantel kunnen het doen.
Hij keerde weer naar het slaapvertrek terug. Met een onverschilligheid, waaraan de nog steeds in zwijm liggende Mistress Lodgers zich voorzeker zou geergerd hebben, zoo zij er getuige van had kunnen zijn, wipte hij over de elegante dame heen en liep naar den haard, waarin een helder vuur brandde. Hij hield het stukje zijde bij de vlam. De stof bleef wit. Geen teeken vertoonde zich aan de oppervlakte. Men weet dat het eigenaardige van zoogenaamden sympathieken inkt daarin ligt, dat de letters zichtbaar worden zoodra ze aan warmte zijn blootgesteld.
En toch scheen Dick Fann verrukt over dit negatief resultaat.
- Het toeval zal mij dienen... Het gezochte document moet in den vierden mantel zitten. Er is dus haast bij, om van die sortie als bewaker op te treden. Hij wierp het stukje zijde in den vlammenden vuurhaard, zag hoe het langzamerhand tot asch verteerde en wreef zich de handen.
- Geen spoor meer. Niemand zal het weten buiten mij. Niets kan den moordenaar waarschuwen. Maar nu dienen we toch de bekoorlijke Mistress Lodgers weer tot bewustzijn te doen komen.
Op een allerliefste toilettafel, in modernen stijl, stonden op een rij odeurflacons geschaard. Dick nam er een, en neerknielende bij de voortdurend roerlooze vrouw, besproeide hij zachtjes haar voorhoofd, wenkbrauwen en handen en hield een oogenblik het fleschje aan haar neusgaten.
| |
| |
Na verloop van eenige minuten doorschokte een huivering haar lichaam, een diepe ademhaling bewoog haar boezem, en zij opende de oogen.
Verbazing lag op haar wezenstrekken. Blijkbaar faalde nog haar geheugen en begreep zij maar niet hoe het geschied was dat ze op het tapijt lag uitgestrekt en de detective bij haar neergeknield, met een flacon van welriekende vloeistof in zijn hand.
- Mevrouw, fluisterde Fann nauwelijks hoorbaar, tracht u te herinneren... Edith, uw kamenier, de balsortie!
Zij uitte een gesmoorden kreet. Deze enkele woorden hadden in haar geheugen het ontzettend schouwspel teruggeroepen, dat haar het bewustzijn had doen verliezen.
- Oh! gij moet... hulp roepen... de politie, stamerde ze, een vergeefsche poging aanwendend om zich op te richten.
Maar haar daarin behulpzaam zijnde, murmelde Dick:
- Zoo terstond. Doch ik moet eerst met u spreken.
- Met mij spreken?
Alvorens een antwoord te geven, liet hij haar plaats nemen in een leunstoel bij den vuurhaard, waarin de vlammen vroolijk knetterden. En daar zij met angstig stemgeluid herhaalde:
- U wilt mij spreken...
- U vragen een brief te schrijven, zei hij.
- Een brief?
De groote oogen der elegante dame openden zich nog wijder.
- Maar mijn arme Edith... al dezen tijd... kunnen we niets voor haar doen?
De Engelschman schudde het hoofd.
- Ze is dus dood? vroeg Mistress Lodgers angstig.
- Helaas!... Ze was het reeds vóór onze komst... Niets staat dus mijn verzoek in den weg, want onze eerste plicht is den moordenaar zien te ontdekken.
De blikken der Amerikaansche verrieden een levendige vraag:
- Hebt u hem soms ontdekt?
- Neen, Mevrouw, maar ik weet wáár ik de hand op hem moet leggen.
- Gij?
- Wáár ik hem zal arresteeren, herhaalde de detective, zoo u mij daarin wilt behulpzaam zijn met een brief te schrijven, zooals ik u verzocht.
- Volg mij dan in mijn particulier spreekvertrek... Ik zal schrijven wat u verlangt.
Als eenig antwoord opende Dick Fann de deur der aangewezen kamer, waar hij het allereerst met Mistress Lodgers was ingegaan.
Zij ging voor haar schrijfbureau zitten, nam pen en papier en vroeg:
- Zoudt u mij willen dicteeren?
- Verplicht voor uw aanbod, Mevrouw. De oogenblikken zijn kostbaar. Ik voldoe dus aan uw verlangen.
En langzaam liet hij haar het volgende schrijven:
| |
[pagina t.o. 88]
[p. t.o. 88] | |
Edith lag uitgestrekt in een plas bloed. Bladz 86.
Paul d'Ivoi, Dick Fann.
| |
| |
Lieve vriendin,
Een ongeluk heb ik te melden. Mijne kamenier Edith is ten mijnen huize vermoord bij de verdediging van mijn grijze sortie. Er rust een noodlot op die mantels... En de krankzinnige die ons vervolgt, loopt steeds nog vrij...
Bij deze ramp is de last, dien ik u ga veroorzaken, van weinig beteekenis. De zenuwachtige toestand, waarin dit bloedvergieten wij gebracht heeft, neemt voor mij noodlottige vormen aan, daarom doe ik een beroep op uw vriendschap om mij uit de verlegenheid te redden.
Ik ben besloten Edith te doen vervangen. De dienst van mijn huis eischt dringend, tot dezen maatregel mijn toevlucht te nemen. Maar een nieuwe moeilijkheid doet zich hierbij voor. Geen meisje wil de betrekking aanvaarden. Ze zijn bang een huis te betreden, waar een gewelddadige moord is gepleegd.
Men kan geen eerste kamenier van den grond ophalen. Mijn ondergeschikten doen allen hun plicht wanneer een beproefd persoon aan het hoofd staal. En nu meer dan ooit heb ik behoefte aan goed dienstbetoon.
Mistress Lodgers hief het hoofd op, alsof zij iets wilde vragen.
- Aanstonds, zei Dick, en hij ging voort met dicteeren.
Wil dus, verzoek ik u, voor enkele dagen u leenen voor de volgende combinatie:
Onder de kameniers die ik dezen ochtend heb gesproken, is er eene, die in alle opzichten aanbeveling verdient. Zij zal u dezen brief overhandigen. Mathiesel Lutton, zoo heet zij, heb ik hiervoor uitgekozen. Zij heeft gediend in onderscheiden huizen der 5e Avenue en van Madison Square, en alle dames hebben de beste getuigschriften omtrent haar afgegeven.
Maar voor geen geld van de wereld wil ze bij mij in dienst treden, ‘zoolang,’ zooals zij zegt, ‘het bloed nog niet is verdroogd.’
Zoudt ge mij den onschatbaren dienst willen bewijzen, met haar een acht of tiental dagen bij u te houden en mij voor dien tijd uwe Meredith afstaan, die zoo vlug is en op de hoogte van alles? Meredith draagt bijna denzelfden naam als het ongelukkig slachtoffer van den krankzinnigen moordenaar. Zij heeft een uitmuntend karakter, zooals ge mij meermalen hebt verzekerd. Haar tegenwoordigheid zal me dezen ergerlijken toestand doen te boven komen.
Zoo spoedig mogelijk doen we den omgekeerden ruil, en ik zal mij ten zeerste aan u verplicht achten, lieve vriendin! Uw hartelijk toegenegen
Helena Lodgers.
P.S. Zend mij Meredith terstond. De politie, de rechters, de vergissingen van onhandige dienstboden maken mij dol.
| |
| |
De jonge vrouw had volgzaam geschreven. Blindelings gehoorzaamde ze den detective, van wien ze begreep dat hij den misdadiger op het spoor was. Ook toen hij erop liet volgen:
- Dateer den brief op morgen... Ik zal den reiswijzer raadplegen. De brief zal eerst in den namiddag aan de gedestineerde ter hand worden gesteld, toch nog vroeg genoeg om u Meredith per spoortrein te zenden, denzelfden avond nog.
- Nu het adres?
- Mevrouw de Weduwe Tolham, Stone-Hill-Castle.
- Ziehier. U staat mij borg, niet waar, voor die Mathiesel, die u mij bij mijn vriendin laat plaatsen?
- Oh! geheel en al. Als voor mezelf.
- Ik dring erop aan. U begrijpt dat ik innige spijt zou gevoelen, een vriendin te grieven, wel van ietwat zonderling karakter, maar die een hart heeft van goud.
- Dat laat zich begrijpen, maar ik herhaal u: Voor Mathiesel sta ik in als voor mij zelf. U zult van uwen kant ook wel overtuigd zijn dat ik, zoo ik den ellendeling wil snappen, die dezen avond zoo verschrikkelijk bij u huis gehouden heeft, ik mij moet bedienen van een persoon, op wie ik staat kan maken.
Een huivering beving Mistress Lodgers.
- U onderstelt dat de moordenaar zich bij Mistress Tolhaam zal indringen.
- Daarvan ben ik zeker. Ik neem aan dat u een geheim kunt bewaren. Om u te bewijzen dat ik volkomen vertrouwen stel in uwe stilzwijgendheid, voeg ik erbij, dat de misdadiger zich zal begeven naar het kasteel van Mistress Tolham, omdat hetgeen hij zoekt geschreven staat op de witte zijde van de vierde bal-sortie.
Met verbazing zag Mistress Lodgers hem aan.
- Hoe weet u dat?
- Een dood-eenvoudige redeneering zal u hiervan overtuigen. Als hij het gevonden had in de mantels van Miss Marily of Mrs. Doles, zou hij zijn tocht naar uw woning niet hebben ondernomen en uw kamenier ware nog in leven.
- Dat neem ik aan... Maar niets bewijst dat hij ditmaal niet is geslaagd.
- Toch wel, een stukje zijden stof, dat het slachtoffer nog in haar verstijfde hand onklemde.
- Een stukje stof...
- En dat ik na onderzoek verbrand heb, want alleen u en ik mogen deze bizonderheid weten.
- Volgens uw zeggen moet ik er uit opmaken, dat Edith nog geworsteld heeft.
- Ja, als een flink meisje... Geen wonder dat u aan haar gehecht waart. De laaghartige moordenaar is door het venster binnengekomen. Hij heeft de kleerkast geopend, den mantel er uit genomen en den zoom afgesneden. Op dat oogenblik moet hij tegen een meubel gestooten of wel zijn schaar hebben laten vallen, enfin, een of ander gerucht hebben gemaakt. Edith, die bij het haardvuur zat te lezen, is daar op afgekomen - het gevolg is u bekend...
Hij zweeg een oogenblik en voegde erbij op een toon, die Mistress Lodgers een huivering aanjoeg door al haar leden:
- En te oordeelen naar de uitdrukking van schrik en verbazing, die de doode
| |
| |
in haar wezenstrekken heeft behouden, zou ik zweren dat zij haren moordenaar heeft herkend.
- Herkend? Het zou dus iemand zijn...?
- Uit uw omgeving. Daarom is stilzwijgen zoo gebiedend noodzakelijk. Geen enkel woord mag den man aanwaaien, waaruit hij zou kunnen afleiden dat men hem op het spoor is. Men moet hem het vertrouwen, de zekerheid laten, dat niets hem beschuldigt. Daarmee is onze overwinning verzekerd.
- Maar als het geen krankzinnige is, wie is het dan?
- Voor iedereen moet hij een krankzinnige zijn. U en ik alleen weten dat hij een spion is.
- Een spion! herhaalde zij met walging.
- Ja, een spion, met rossigen baard, waarschijnlijk een Duitscher.
Hij ging niet voort. Mistress Lodgers had zich geheel opgericht, met opgeheven armen, terwijl geheel haar wezen ontsteltenis verried.
- Een rossige baard...! Duitscher...!
Maar Dick Fann vatte zachtjes haar handen, en met innemend stemgeluid sprak hij:
- Ik zie dat ook u hem herkent... dat hij een man is uit uwen kring. Welnu, laar u gezeggen, geen woord meer ervan te uiten. Overtuigende bewijzen moeten nog geleverd worden. Hij alleen kan ons die verschaffen, wanneer hij zich bloot geeft...; tracht daarom mijn woorden te vergeten tot op dàt oogenblik...! Vergeet alles, zelfs als u hem weer ontmoet.
Een oogenblik sloot Mistress Lodgers de oogen. Het trillen harer lippen verried haar gemoedsangst. Daarop zag zij den detective scherp in het gezicht.
- Gij hebt gelijk. Niemand zou het gelooven... Ik zelf durf er niet aan te denken... Ik beloof u uwen wenk te zullen opvolgen.
Dick Fann groette eerbiedig. Toen ging hij naar de electrische schellen en deed die als een bezetene werken.
- Wat doet ge?
- Ik roep om hulp... Wil u naar den salon begeven. Neem plaats in een leunstoel met een flacon voor de zenuwen bij u...
- Waarom?
- Om den schijn te geven dat wij niet eerder konden schellen. De concierge weet dat wij een half uur geleden naar boven zijn gegaan.
- U denkt toch aan alles.
Toen de portier en twee van het bediendenpersoneel de kamer van de lady binnendrongen, troffen zij de jonge vrouw aan, naar den schijn nauwelijks uit een bezwijming ontwaakt, en den detective ijverig bezig de handen der patiënte te bewerken.
Eenige minuten later deden agenten, door de ontstelde dienaren geroepen, op hun beurt een inval in het hôtel; en Dick Fann, thans van meening zijnde dat de bewoners van nu af onder de hoede verkeerden der openbare macht, zocht een goed heenkomen, in zijn zak den brief mede nemende, waarbij het kamermeisje Mathiesel aan Mistress Tolham van Stone-Hill werd aanbevolen.
| |
| |
Zonder tijd te verliezen, begaf hij zich naar de bureaux van Mulberrystreet.
De heer Greggson had zijn huisgoden opgezocht, was niet ten bureele aanwezig.
Dick Fann telephoneerde hem terstond de tijding der misdaad, gepleegd in de woning van Mistress Lodgers, maar zonder iets van zijn gevolgtrekkingen mede te deelen.
De zaak kwam hem, Greggson, naar haar schijnbare verhoudingen teruggebracht, zeer eenvoudig voor. Hij leende daarom een gewillig oor aan den getelephoneerden raad, om rustig ten zijnent te blijven en gaf zijn gewilligen ambtgenoot verlof een mededeeling te doen aan de dagbladpers.
Dientengevolge plaatste Dick zich voor de schrijftafel van den Amerikaanschen politieman en redigeerde hij het volgende bericht:
De mantelswijder heeft ten derde male blijk gegeven van zijn bestaan. Ditmaal ging het met bloedvergieten gepaard.
Miss Edith, eerste kamenier van Mrs. Lodgers, 5e Avenue, heeft den dood gevonden bij de verdediging van het eigendom harer meesteres.
Meer dan ooit acht men het in Mulberrystreet zeker, dat men hier te doen heeft met een monomaan. De wanverhouding toch tusschen de begeerte om een kleedingstuk te beschadigen en het vermoorden van een persoon, die zich tegen zoo iets verzet, laat in dit opzicht niet den minsten twijfel.
De schuldige moet eerlang in handen der justitie vallen. De gedragslijn van een zinnelooze is een aaneenschakeling van onsamenhangende feiten. Hij moet zich dus weldra verraden en zich overgeven aan hen die voor de veiligheid waken van het leven en eigendom der bevolking.
Hij herlas deze regels met aandacht, ieder woord op de weegschaal leggend. Eindelijk mompelde hij:
- Niets van deze tirade kan den misdadiger onrust aanjagen. Het is noodig dat hij in vredig bewustzijn blijft, dat hij naar Stone-Hill afreist. Dat moet... En met een glimlach:
- Weinig heeft het gescheeld of Mistress Lodgers had me den man genoemd, maar uit ijdelheid heb ik haar dit belet... Zelf wil ik hem ontdekken... Die brave Hermann zal hem mij morgen wel aanwijzen. We moeten nu maar zorgen op zijn tijd den vogel te vangen. Daarop kunnen we slapen.
En napeinzend:
- Ik zal den heer Defrance mijn instructies geven. Hij is nu onkenbaar. Hij kan dus zonder gevaar zijn dochter Fleuriane per spoortrein volgen en me van ieder noodlottig voorval op de hoogte houden...
Hij balde de vuisten: - Als die ellendige Larmette nu maar niet van de gelegenheid gebruik maakt, die hij mij zoo behendig heeft opgedrongen.
Dit zeggende drukte hij op den knop der electrische schel.
Aan den secretaris, die zich terstond aanmeldde, overhandigde hij het bericht
| |
| |
voor de dagbladpers, met bevel er onmiddelijk eenige kopieén van te typeeren en ze dienzelfden nacht aan de dagbladen te doen toekomen, opdat het in de morgeneditie zou verschijnen.
En toch, toen de Amerikaansche politieman Greggson des anderen daags vroegtijdig ten bureele verscheen, nu nieuwsgierigheid hem prikkelde, vond hij zijn particulier kabinet ledig. De momenteele aanwezigheid daags te voren van Dick Fann bleek hem uit een blad papier, op zijn schrijftafel liggend, dat de volgende mededeeling bevatte:
Ik begin een onderzoek in te stellen in alle kringen die zich speciaal met gesprekken over krankzinnigheid onledig houden. Waarschijnlijk zult u mij in verscheidene dagen niet ontmoeten. Wil echter iederen namiddag aan de dagbladen een der onderstaande berichten doen toekomen, Er zijn er tien. Ik bezorg me daardoor tien dagen vrijheid in mijn bewegingen voor de goede zaak.
Daarop volgde de tekst van een gefingeerd politieonderzoek, waarin herhaalde malen de naam voorkwam van Dick Fann, den vermaarden Engelschen rechercheur.
Wat was er echter van den man zelf geworden? Niemand was in staat Greggson hieromtrent in te lichten; de Amerikaan was door dit nieuw geheim geheel en al de kluts kwijt.
Niemand had den detective zien uitgaan. De deur van Greggson's kamer was bij diens komst als altijd dubbel gegrendeld. Het raam evenwel stond open. Dit gaf te denken, en het bleek ook weldra dat de Engelschman zich op levensgevaar af gewaagd had aan een nachtelijken tocht langs de daken, ten einde op die wijze zelfs de Amerikaansche politie zijn spoor bijster te doen worden.
Wat er van zij, Greggson wist er geen touw aan vast te knoopen. Den ganschen dag sloofde hij zich af om het raadsel te doorgronden van Dick Fann's vliegvermogen, zooals hij het noemde. Noch hij, noch iemand anders zag den Engelschman terug.
Toen tegen den avond de agent Hermann zijn dienst weer opvatte, scheen zijn superieur iets buitengewoons aan hem op te merken. Er was reden voor. Ontsteld door het relaas, dat zijn portierster hem had gedaan aangaande de komst van een inspecteur uit de Mulberrystreet, die informaties kwam inwinnen omtrent zijn persoon, had hij, als onder verdenking liggende - dank zij de zeldzame helderziendheid van Dick Fann - vroegtijdig door zijne vrouw een telegram afgezonden, luidende:
‘Dackson Loomans, 171 Hicksstreet, Brooklyn,
Kantoor 3 - Dringend onderhoud - Hermann,’
Tegen elf uur had hij zich naar het Central Park begeven en aldaar een heer ontmoet van stevigen lichaamsbouw, met een rossigen baard. Dien man had hij
| |
| |
op de hoogte gebracht van zijn ongerustheid, en was toen teruggekeerd naar zijn woning, overtuigd dat geen spion hem gevolgd had.
Natuurlijk kon hij niet als zoodanig verdenken een rijzige, in het zwart gekleede jonge vrouw, die op een der banken van het park was gezeten. Deze jonge vrouw evenwel was opgestaan toen het tweetal van elkander scheidde. Zij verliet het Park, doorliep verschillende straten die naar Broadway leiden, en stond weldra stil voor een gebouw van het Consulaat Oostenrijk-Hongarije, numero 33.
De man met den rossigen baard kwam nagenoeg tegelijkertijd; hij trad het gebouw binnen, en zij ging haars weegs. Op honderd schreden van daar praaide zij een voertuig en liet zich brengen naar het Groot Centraal Spoorwegstation.
Wie was die vrouw? Onbescheiden reizigers, die een blik mochten geworpen hebben op het kartonnen etiket dat aan haar valies hing, zouden gelezen hebben:
Mathiesel Lutton, |
New-Haven, |
Stone-Hill Castle. |
Het was de kamenier, die gezonden werd naar Mevrouw de weduwe Tolham.
|
|