| |
| |
| |
Derde afdeeling.
De vier grijze mantels.
I.
De vijand pareert.
Geen vijf minuten waren verloopen, of de detective wist met zekerheid dat hij bereikt had wat hij beoogde. Twee mannen van verdacht uiterlijk hadden hem scherp opgenomen en daarop zich naar het binnenste der feestzaal begeven. Neen, Dick had zich niet vergist.
- Vrienden van Larmette, murmelde hij glimlachend. Komaan, het zaakje marcheert goed.
Toch wilde hij zich niet verwijderen. Zich door zijn tegenstander te laten zien is nog wel zoo afdoende dan hem door zijn trawanten te laten waarschuwen. Geduld te oefenen was dus noodig, het einde af te wachten van het feestmaal en den juwelier goed en wel onder de oogen te zien, als deze de zaal zou verlaten.
Niet lang behoefde Dick schildwacht te spelen. De breede glazen deuren der feesthal, waaruit het verward gedruisch van honderden stemmen en luide toejuichingen hem tegenklonken, werden plotseling geopend, en tot zijn niet geringe verwondering zag de detective terstond twee mannen op hem afkomen.
Het was Larmette in persoon, in gezelschap van een onbekende, de laatste een krachtig man van rijzige gestalte, met bleek, zorgvuldig glad geschoren gelaat, een man, die klaarblijkelijk zich moeite gaf om een gedistingeerde houding te vertoonen, doch enkel slaagde met een indruk te geven van norschheid en afstuitende onverschilligheid.
Met een snellen oogopslag had Dick Fann deze eigenaardigheden opgemerkt. Op twee schreden afstands van zijn persoon stonden beide mannen stil, en voordat de Engelschman zich hersteld had van zijne verbazing over deze onvoorziene beweging, uitte de juwelier eenige woorden, die de verrassing van Dick ten top deden stijgen.
- Men heeft u goed ingelicht, Mister Greggson, hier hebt u in levenden lijve den eersten detective der wereld, den omnavolgbaren Dick Fann
Greggson! Deze naam deed den Engelschman opschrikken. Hij vernam bij deze gelegenheid dat de metgezel van zijn tegenstander niemand anders was dan een der hoogste ambtenaren der New-Yorksche politie.
Wat had deze voorstelling te beduiden?
| |
| |
Als antwoord op deze stilzwijgende vraag van Dick Fann, vulde de juwelier aan:
- Een dergelijke ontmoeting is wel een zeer gunstige lotsbeschikking op het oogenblik dat zich deze netelige en onverklaarbare kwestie heeft voorgedaan.
- Welke kwestie? vroeg Dick, ondanks zichzelf.
Ditmaal was het de heer Greggson, die het woord nam.
- Och! het is een zotte, belachelijke geschiedenis..., maar ze boezemt den milliardairs van de 5e Avenue belang in. U begrijpt..., men kan zulken goudkoningen het niet ongestraft lastig maken... doch op mijn woord, het komt mij voor als het werk van een onzinnige! of... Beweegredenen voor het feit bestonden niet, men kan er zelfs geen logische gevolgtrekking aan vastknoopen... Om kort te gaan, we kunnen onder ons vrijmoedig spreken,... de dienst begrijpt er geen jota van.
- En u wenschte mijn medewerking, als ik het goed begrijp, om die zaak tot klaarheid te brengen? gromde Dick Fann.
- Juist! U kunt niet weigeren... Ik heb uwe aanwezigheid hier in New-York aan de administratie getelephoneerd, en wel op raad van dezen waardigen wereldtoerist, Mr. Larmette.
- Zoo, is het Mijnheer Larmette...?
- Wel zeker. Ik, zooals u wel begrijpt, vervolgde Greggson, zou er niet aan gedacht hebben... Wij echter kunnen uit de affaire niet wijs worden: verrassend zou het werkelijk zijn, als u er een gat in ziet. Maar Mr. Larmette is geestdriftig, zooals vele bewoners der Oude Wereld. Hij heeft bij hoog en laag gezworen dat u zult slagen, en dat heeft me geprikkeld. Kortom, onze Administratie rekent op u... Er zit een enorme premie aan vast... honderdduizend dollars... en dan moet ik u ook zeggen dat uwe reputatie er mee gemoeid is. Als u terugkrabt, zal men denken dat u bang zijt voor een fiasco (mislukking).
Hoewel hem geen woord verloren ging, scheen Dick Fann niet meer te luisteren. Met half gesloten oogen dacht hij na.
Hij, Dick Fann, zich in een verwarde zaak laten betrekken! De woorden van Greggson lieten in dit opzicht geen twijfel over. Werkeloosheid te New-York zou het gevolg zijn, op het oogenblik dat Fleuriane de stad ging verlaten en alleen zou blijven, blootgesteld aan de aanslagen van een vreeselijken bandiet, die hoe eerder des te beter moest ontmaskerd worden.
Wat te doen? Welk besluit te nemen?
Natuurlijk, het ging niet aan een beroep te weigeren der New-Yorksche politie op zijn persoon.
Dus aannemen?
Het zou den juwelier Larmette voorzeker vertrouwen inboezemen... En dan zou de man gedurende de eerste dagen der reis van de auto's onophoudelijk hopen den heer Defrance te zien opdagen; het ongeduld, de woede zou slechts later zich van hem meester maken, met de overtuiging, dat zijn verwachtingen finaal den bodem waren ingeslagen.
In den winter moeten automobielen verscheidene weken besteden om de kust
| |
| |
der Stille Zuidzee te halen... Dick zou daarvoor den spoorweg te baat nemen, die in minder dan zes dagen van New-York naar San-Francisco loopt.
Het kwam er dus op aan het zaakje, dat zijn vijand hem op de schouders wierp, spoedigst mogelijk af te wikkelen.
Met bliksemsnelheid kruisten zich deze gedachten door zijn brein, en toen Mr. Greggson op vragenden toon een ‘Welnu’ liet hooren, antwoordde Dick zonder een zweem van aarzeling:
- Wel... ik stel me geheel ter uwer beschikking, acht me gelukkig zoo ik u van dienst kan zijn,... wat ik, voegde hij bescheiden eraan toe, wel niet verwacht, want het komt me heel moeilijk voor, iets op te helderen waarin u, volgens uw eigen zeggen, geen licht ziet, of dat u duister toeschijnt.
- Duister, is niet genoeg gezegd! riep de Amerikaan, in vervoering over de gereserveerde houding van den Engelschman..., duister is niets, men kan ophelderen, zooals u het zakelijk uitdrukt... Maar het is een dwaze affaire, daarin zit de knoop. Er is wel een regeling voor deze kwestie te vinden, als er niet zulke groote fortuinen meê gemoeid waren: maar met dergelijke rijke slachtoffers gaat zoo iets niet aan... De schuldige dient gevonden te worden... Ge begrijpt, een politie die geen milliardairs weet te beschermen, heeft geen reden van bestaan.
Dick moest onwillekeurig glimlachen over de opvatting der plichten van de politie, zoo ondubbelzinnig door den Amerikaanschen collega geuit, maar ook een teeken van voldoening vanwege Larmette over zijn - Dick's-aanvaarding - was hem niet ontgaan.
De juwelier had het er dus werkelijk op aangelegd, zekerheid te verkrijgen dat de detective hem over het Noord-Amerikaansche vasteland niet zou volgen. Het middel, om de plannen van den Franschman Larmette in duigen te doen vallen, lag dus in een snelle handeling. Vrij gemeenzaam voor de korte kennismaking, stak hij zijn arm door dien van den Yankee en fluisterde dezen in het oor:
- Waarde Greggson, wil mij naar een plaats geleiden, waar we kunnen spreken zonder door onbescheiden ooren gehinderd te worden, opdat ik van u te weten kome wat u van mij verwacht.
En met vriendelijken groet aan het adres van Larmette:
- Ik ben u dank schuldig. Mijnheer, voor de goede opinie, die u koestert omtrent mijn verdiensten, eene opinie, die u mijn confraters van de Nieuwe Wereld hebt doen deelen. Ik hoop ten eenigen dage u grooter dank te kunnen betuigen door mijn zwak talent ter meer beschikking te stellen.
Het was een frase, die een grijnslach te voorschijn riep op het gezicht van den Parijschen koopman. Maar deze laatste had geen gelegenheid meer om een antwoord te geven, want Dick Fann had Greggson meegetroond en beiden waren ze verdwenen onder de menigte, ten einde zich te begeven naar Mulberrystreet, waar het Centraal-bureau der Politie is gevestigd
Een wijle oogde Larmette hen na, daarop haalde hij de schouders op en trad hij de banketzaal weer in, binnensmonds mompelend:
- Dit zijn enkel praatjes. Op feiten alleen komt het aan, en een feit is het
| |
| |
dat wij hem achter zullen laten en de bekoorlijke Fleuriane aan mijne genade zal overgeleverd zijn.
Intusschen was Dick met den New-Yorkschen politieman in Mulberrystreet aangekomen. Zij traden het gebouw no. 300 binnen, en weldra waren beiden in een vertrek van de eerste verdieping opgesloten.
Dick verzekerde zich vooraf dat de dubbele, met matrassen bekleede deuren goed aaneen pasten, en tegenover Greggson plaats nemend, zei hij:
- Wij zijn alleen, ik ben geheel oor, en verwacht een heldere uiteenzetting der kwestieuze zaak.
- Een belachelijke zaak, zeg ik nog eens.
- En ik geloof u op uw woord. Maar juist omdat ik moet medewerken aan de oplossing ervan, is het noodig, mij omtrent alle bizonderheden in te lichten.
- Accoord,... daaraan zal ik gevolg geven, en u zult het met mijn gevoelen eens zijn. Het is de daad van een gek. Onmogelijk, ook maar een spoor te ontdekken.
- O, maar u moet mij niet beinvloeden. Vertel mij alles zonder omwegen of subjectieve meening. Ik zie hier op uw schrijftafel papier en enveloppen... Veroorloof mij een paar korte mededeelingen te schrijven, die ik u verzoek per specialen koerier van Mulberrystreet adres te doen verleenen.
- Zeer gaarne, maar ik kan wachten totdat u daarmee gereed zijt.
- Onnoodig tijdverlies. Mijn hand is voor deze correspondentie, mijn oor tot uw dienst.
En Fann zette zich tot schrijven, terwijl zijn metgezel, eenigszins onthutst over zijn zonderling doen, zijn verhaal aanving in dezer voege:
- Het is u bekend, dat onze dames de manie hebben, zich te kleeden naar Parijsche mode... Ouwe Nick (de duivel) hale me, als ik wee waarom, want de Amerikaansche smaak overtreft dien van de Franschen... Enfin, dit is nu eenmaal zoo... Welnu, dit is het juist wat ons op dit oogenblik zoo zeer in verlegenheid brengt.
- Ga maar voort, murmelde Dick, zonder het hoofd op te richten, ik verlies geen enkel woord.
- Nu moet u weten, vervolgde Greggson gewillig, dat vier van onze ‘Schoonheden’, na bevonden te hebben, dat zij allen precies dezelfde maat hadden, een afspraak hebben gemaakt. Als een van haar de reis naar Europa aanvaardt, gaat ze naar Parijs, kleedt zich naar de laatste mode van die stad en bestelt wat haar bevalt bij vier exemplaren te gelijk!... Bij vier, begrijpt u... dus vier japonnen, vier mantels... dezelfde maten; er zijn dan wel eenige onbeduidende veranderingen noodig, maar overigens gaat alles opperbest. De dames zijn dan altijd naar den laatsten smaak en besparen daarmee reis- en verblijfkosten met de vermoeienissen die er mee gepaard gaan.
- Prachtig uitgedacht, onderstreepte Dick Fann, zijn brieven dichtmakend met het respectieve adres:
‘Mr. Jean Brot, cabine 16, aan boord der Touraine’.
‘Senor Antonio, 155 W.M. 10 Street East-River’.
| |
| |
Antonio was de valsche naam, door den heer Defrance sedert diens ontmoeting met Dick Fann aangenomen.
- Jawel, mooi uitgedacht, hernam de Engelschman. Mijn waarde heer Greggson, wilt u zoo vriendelijk zijn deze twee brieven te verzenden? En vertrouwelijk liet hij erop volgen: - Ik schuif eenige zaken van mij af, die ik aan de hand heb, ten einde mij geheel en al te wijden aan uw belang.
De Amerikaansche politieman maakte een beleefde buiging, nam de enveloppen en wierp ze in een aan den muur bevestigde bus; daarna drukte hij herhaaldelijk - beslist volgens een vooraf bepaald geluid - op den knop eener electrische schel en zei tot Dick Fann:
- Ik heb den meest mogelijken spoed aanbevolen.
- Waarvoor ik u zeer verplicht ben, antwoordde Dick, en nu ben ik geheel tot uw dienst. Mag ik, om te beginnen, u verzoeken mij de namen te noemen der elegante dames, van wie u zoo even gewaagdet?
- De eerste heet Miss Marily van Madison Square; de tweede Mistress Doles, haar hotel is in de Vijfde Avenue, vlak tegenover het hotel Vanderbilt; de derde heet Mistress Lodgers, zij bewoont een huis in de buurt daarvan; de vierde en laatste is Mistress de weduwe Tolham, op het oogenblik van New-York afwezig. Zij rust uit van de wereldsche vermoeienissen, die ze heeft moeten doorstaan, om het einde van haren rouwtijd aan te kondigen op haar villa Stone-Hill in den omtrek van New-Haven.
- Allen schatrijk?
- Allen... Voor het oogenblik zijn de twee eersten, Miss Marily en Mistress Doles, alleen in de zaak betrokken... Ziehier onder welke omstandigheden.
Greggson blies zijn wangen op met een gewichtig air, en na een diepe ademhaling vervolgde hij:
- Nu zes dagen geleden kwam Miss Marily terug van Parijs. Zij had een aanzienlijk getal kleedingstukken meegebracht voor eigen gebruik en van hare drie vriendinnen, naar gewoonte, van de dames die ik zoo even heb aangeduid.
- Goed... ga maar voort.
- Onder meer goederen bevatte een kist vier bal-sorties in mantelsnede van licht-grijze kleur, een nieuwe vinding van die verwenschte modemaaksters, naar het schijnt. Geloof nu maar niet dat ik zoo geheel thuis ben in al de benamingen van het gebied der vrouwelijke ijdelheid, als ik zeg, dat er veel garneersel met passement, galon en weerschijn, zijden voering van opaal-rose tinten aan die mantels zat, maar ik heb het dossier der rechtbank bestudeerd en me die namen in het geheugen geprent.
Dick Fann gaf een goedkeurend knikje met het hoofd.
- U hebt gelijk, waarde heer Greggson, de minste bizonderheid kan voor ons een spoor aanwijzen.
- De kist met mantels werd bij Miss Marily thuis gebracht. Deze liet ze openen en verifiëerde den inhoud. De reis had de stof ietwat gekreukeld. Miss Marily was ermee begaan; en bezorgd haar vriendinnen de voor haar bestemde kleedingstukken in goeden staat af te leveren, beval zij een harer gedienstigen het
| |
| |
strijkijzer te baat te nemen. Aan iederen mantel was een reepje papier gespeld met den naam der eigenares. Om behoorlijk te kunnen strijken, nam de gedienstige deze papieren weg, en met de luchthartigheid, aan ondergeschikten eigen, dacht ze er niet meer aan deze reepjes, na de ondergane bewerking, weer op te spelden en wel zoodanig, dat men kon uitmaken aan wie der dames iedere mantel behoorde.
- Ja, ja, dat laat zich begrijpen, zei Dick Fann.
- Gelukkig had men met een oprecht meisje te doen. Zij bekende haar verstrooidheid aan hare meesteres. Deze noodigde haar drie vriendinnen uit om uit de bal-sorties persoonlijk een keuze te doen, vast besloten voor eigen gebruik den mantel te behouden die zou overblijven. En daar, zooals ik u gezegd heb, de dames allen dezelfde maat hebben, lag hierin hoegenaamd geen bezwaar.
Greggson pauseerde een oogenblik, blies zijn wangen op, slaakte een diepen zucht en besloot met zijn relaas voort te gaan.
- Tot zoover is alles duidelijk en gemakkelijk te begrijpen. De keuze had plaats. Miss Marily en Mistress Doles begaven zich, gehuld in hun lichtgrijze sorties, naar een feest, door Coram Dirk, bloedneef van Carnegie, aangericht. Mistress Lodgers was door een aanval van griep verhinderd en de weduwe Tolham door hare rustige rust op haar villa Stone-Hill bij New-Haven.
Dat het een schitterende soiree was, behoef ik u niet te zeggen. Bij milliardairs gooit men met geld. Ik geloof wel dat er aan diamanten een waarde vertegenwoordigd was van ruim 150.000 dollars.
De kleederbewaarplaats werd bewaakt door agenten der stedelijke politie, gekostumeerd in jageruniform Lafayette..., men is bedacht op dieven bij dergelijke bijeenkomsten van een vier- á vijfduizend bezoekers... Welnu! ondanks die voorzorg, ondanks de waakzaamheid der agenten...
- Ga voort, murmelde Dick Fann, ziende dat de Amerikaan ophield.
Deze schokschouderde met een woedend gebaar.
- Het valt heel moeilijk voor een politieman het te erkennen, dat het ondanks alle voorzorgsmaatregelen een behendigen gauwdief gelukt is het passement der grijze mantels los te tornen en dit met het belegsel van onder weg te nemen.
- Van de twee sorties, zegt u?
- En hadden de mantels na die bewerking nog hetzelfde voorkomen?
Greggson zag den vrager met blijkbare verbazing aan.
- Drommels, ik moet bekennen, dat ik op die bizonderheid geen acht heb geslagen. Overigens zie ik niet in wat dit met het onderzoek heeft te maken.
- U hebt misschien gelijk, waarde heer Greggson. Edoch, volgens het beginsel dat we nu eenmaal hebben aangenomen, moeten we geen enkele kleinigheid minachten.
- Ik geef het toe... Maar of de schuldige nu gesneden heeft... - de Amerikaan lachte luidkeels - rechts of schuins van den draad, de mantels zijn buiten dienst gesteld. We hebben hier bepaald te doen met een van die krankzinnigen, die vernielen om te vernielen... Het is de daad van een gek...
- Misschien, bromde Dick Fann binnensmonds, wie weet...
| |
| |
- Wat zegt u? was de vraag van zijn collega, die de opmerking van Dick niet had gehoord.
De detective achtte het zonder twijfel niet raadzaam den politieman zijn gedachte mede te deelen, want op overtuigden toon zei hij:
- Ik zeg dat uw vermoeden mij zeer waarschijnlijk voorkomt... en het los verband, dat de handelingen van een krankzinnige kenmerkt, zal ons zijn arrestatie vergemakkelijken.
Greggson liet een gefluit hooren, iets wat bij hem twijfel te kennen gaf.
- Dit acht ik nog niet zoo zeker, o neen! liet hij erop volgen.
De Engelschman boog beleefd.
- Houd er rekening mee, hernam Greggson, door dit teeken van goedkeuring aangemoedigd, dat, om een spoor te volgen, men een uitgangspunt dient te hebben. Welnu, waar ziet gij in onze zaak dit punt? We hebben er geen, Mister Fann, er is er geen, hoegenaamd. De agenten, die voor de bewaarplaats der kleederen gesteld waren, vanaf no. 1601-1700 - in die reeks bevonden zich de sorties van Miss Marily en haar vriendin - hebben hun post volstrekt niet verlaten. Volgens daartoe verkregen vergunning hebben zij op hun beurt zich in de keuken gerestaureerd, doch altijd is één ter bewaking van de goederen achtergebleven. Zij hebben niets gezien, niets abnormaals opgemerkt.
De oogen van Dick Fann vlamden vluchtig op, doch namen terstond hun gewone uitdrukking weer aan, en op bijna onverschilligen toon was het dat hij vroeg:
- Kunt eg op die agenten goed staat maken?
- Op hen staat maken?... - Greggson barstte in een lach uit - Op hen staat maken?... het zijn twee mannen van de brigade 17... de brigade der gedecoreerden voor nauwgezetten dienst. Ik zou eerder mezelf verdenken, dan vermoeden hebben op Austin en Hermann...
- Heeten die agenten zoo?
- Ja.
Dick nam kalm een potlood van de schrijftafel en noteerde de namen.
- Wat doet ge?
- Ge ziet, ik schrijf... kunt ge me ook het particulier adres van deze mannen geven?
- Waartoe? Ik zie het nut er niet van in...
- Ik wensch op ieder uur met hen te kunnen beraadslagen. Ze herinneren het zich op het oogenblik wel niet, maar zeker moeten ze den afsnijder der mantels gezien hebben. Zoo men hen in diens tegenwoordigheid bracht, zouden ze hem herkennen. Ontdek ik het spoor, dan verlang ik onverwijld van hun controle gebruik te maken.
- Best! Opperbest! Welnu, beiden wonen naast Jolin Jay, aan de East-River. Is dat alles wat u verlangt?
- Wil hen mij ook voorstellen. Het is goed dat ze mij kennen.
Greggson maakte een goedkeurend gebaar en bracht een electrische schel in beweging. Een oogenblik daarna bevonden de agenten Austin en Hermann zich
| |
| |
van aangezicht tot aangezicht tegenover de sprekers. De hielen aan elkaar gesloten, de armen natuurlijk afhangend, de pink op den naad van de broek, stonden ze onbeweeglijk, in de correcte houding naar politie-reglement, in tegenwoordigheid der superieuren.
Het waren twee krachtige mannen: Austin met een bruinachtig voorkomen, glad geschoren gezicht; Hermann blond, met kleurig gelaat en een ringbaard onder de kin.
- Hier is Master Dick Fann, de vermaarde Engelsche detective, die ons wel zijne hulp wil verleenen in die affaire der bal-sorties, zei Greggson op statigen toon. Het is mogelijk dat hij een beroep zal doen op uw herinneringsvermogen. Gij zult u wel tot zijne algeheele beschikking stellen.
- All right! antwoordden beide mannen in volmaakt unisono.
- Goed, ingerukt...! Marsch!...
Reeds maakten de agenten een halven boog om zich te verwijderen. Dick hield hen staande.
- Een woord asjeblieft. Hebt jelui dienst op het oogenblik?
- Ja, tot middernacht.
- Dank u.
En nadat de agenten waren vertrokken, verluidde Greggson:
- Het schijnt, Master Fann, dat u dezen avond nog van hen wilt gediend zijn.
Glimlachend antwoordde Dick:
- Men kan nooit weten, waarde confrater. De wijsheid gebiedt zich gereed te houden.
- Ah! goed, goed... Ik dacht dat ge een spoor hadt gevonden,... en onder ons gezegd, zou me dat verwonderd hebben...
De glimlach van Dick was sprekender. Want wie hem kende, zou begrepen hebben dat de aanmerking van den Yankee hem amuseerde. Maar hij gaf dit niet te kennen in zijn antwoord, toen hij zeide:
- Ik ga dezen avond nog aan den slag. Het is pas acht uur... ik kan handelen. Wees verzekerd dat ik iedere ontdekking van belang u onverwijld zal mededeelen.
- Zult ge met mij niet soupeeren?
- Neen, houd het mij ten goede. Als er een onderzoek moet plaats hebben, kan ik niet stil zitten. We zullen elkaar weerzien en u zult in mij een minder afgetrokken gast aantreffen... Ah! wat ik zeggen wilde... zijn Austin en Hermann gehuwde lieden?
- Austin niet. Hermann heeft onlangs een aardig vrouwtje getrouwd...
Dick was opgestaan. Hij drukte Greggson de hand, en door den New-Yorkschen politieman uitgeleide gedaan, verliet hij het bureau van Mulberry-street.
Op ditzelfde uur ontmoetten twee personen elkander op korten afstand van het Central-Hôtel. Onder hen had de volgende gedachtenwisseling plaats:
- Nu,... wanneer vertrekt het jonge meisje?
- Morgen, Mijnheer Larmette.
| |
| |
- Goed. Heeft ze geen bezwaar gemaakt om je te engageeren?
- Geen. Waarom zou ze ook?
- Oh! Dick Fann is een kwaje kerel.
- Hij mocht de lucht ervan hebben dat ik u toebehoor.
- Dat heeft hij zeker niet, want zijn beschermelinge zou je in dat geval niet hebben geëngageerd.
- Dat geloof ik ook.
- Enfin, hij zal het ons een paar dagen niet lastig maken. Ik heb hem bij de politie van New-York flink aan het werk gezet.
Wodley lachte schaterend.
- U hebt dus den draad in handen? Ik bedoel uw man aan het lijntje...
- Juist, en de mogelijkheid hem hier in het oog te houden... Davisse is ermee belast totdat deze naar Europa teruggaat.
- Mooi zoo!... En we hebben nog acht dagen voor den boeg.
- En een voorsprong gedurende dien tijd... Alleen vrees ik dat die verwenschte Dick Fann een middel vindt om zich weer bij ons aan te sluiten.
- Is u daar bang voor?
- Ja... bang voor zijn hagje, want ik ben vast besloten iederen hinderpaal voor goed uit den weg te ruimen...
- Dus, als ik hem op mijn pad mocht ontmoeten...
- Geneer je dan niet, Wodley. Als je hem van de baan schuift, bespaar je mij het werk.
Een grijnslach bezegelde den wenk. De bandieten hadden het doodvonnis geteekend van Dick Fann.
|
|