| |
| |
| |
III.
Het onvoorziene.
- New-York!
- Opgelet, Jean! Niet uit de hut gaan voordat ik je kom halen. Het heet dat je niet kunt loopen, dus...
- Begrepen, patroon!
Deze woorden werden gesproken op het oogenblik dat de pakketboot langs de kade stoomde naar den steiger waar ze moest aanleggen.
Dick Fann begaf zich weer naar dek. De passagiers waren er druk in de weer, stonden op elkaar gedrongen, verlangend om voet aan wal te zetten. Daar heerschte de gewone herrie van douane, politie, koetsiers, kruiers en hotelportiers, allen naar gelang van hun beroep trachtende de aandacht der reizigers te trekken.
En daarachter verhieven de hooge handelshuizen van 18 en 20 verdiepingen, de luchtkrabbers, zooals de Amerikanen ze noemen, hun ontzaglijke gevaarten, als zoovele verkondigers van het beginsel, dat in het land der Yankees ‘zaken’ alleen op den voorgrond treden en er geen plaats is voor hetgeen men als ‘ideaal’ pleegt te beschouwen.
Het ideaal begint alleen en eindigt te New-York met het reuzenstandbeeld der Vrijheid, door Frankrijk aan haar trans-atlantische zuster geschonken, en dat den Europeaan bij diens aankomst in het land der onbegrensde mogelijkheden schijnt toe te roepen: ‘Hier leeft alleen een vrij Volk in een vrij gevochten Staat!’
Behendig sloop Dick door de groepen der passagiers, waardoor het hem gelukte Fleuriane te naderen, die met Madame Patorne aan haar zijde, geduldig het oogenblik afwachtte der ontscheping.
Met een vluggen oogopslag overtuigde hij zich dat de gezelschapsdame, thans geheel zich vermeiend in haren grootschen waan, hoegenaamd geen belang scheen te stellen in hetgeen om en in haar nabijheid plaats greep.
Op een dertig schreden afstand van hem, wilde het hem voorkomen dat Larmette, Davisse en de ingenieur Botera zich gereed hielden om te snellen naar de loopbrug, door de matrozen op dit oogenblik geschoven tusschen den stoomer en de kade.
En er zeker van zijnde niet bespied te worden, murmelde hij aan het oor van het jonge meisje:
- Ik vertrouw dat u het mij ten goede zult houden, wanneer ik u verzoek persoonlijk de formaliteiten te vervullen bij de douane, wat betreft uwen automobiel.
| |
| |
In haar blikken lag eene vraag. Hij liet er aanstonds op volgen:
- Het is voor mij van groot belang, vrijheid te hebben in mijn beweging... Wacht tijding van me in het Central-Hôtel... Den chauffeur zend ik u spoedigst mogelijk.
Fleuriane wilde nog iets zeggen, maar Watson was reeds verdwenen.
Daarop barstte plotseling een geweldig oorverdoovend orkest los van koperen blaasinstrumenten, dat al het overige rumoer overstemde. Meer dan driehonderd muzikanten hieven de Marscilloiss aan. Achter dezen volgde een onafzienbare stoet met banieren, waarop met reuzenletters stond te lezen:
Het was de Algemeene Bond van Automobilisten der Unie, die den kampionen van den reuzenwedloop, door het Parijsche dagblad ‘Le Matin’ georganiseerd, een ontvangst bereidde bij hun aankomst in Amerika. De gezagvoerder van den stoomer snelde op Fleuriane toe. Goedschiks-kwaadschiks moest zij diens arm aanvaarden, de loopbrug oversteken, en gevolgd door de onderscheiden mededingers van den rit, zich laten meetroonen naar het automobielenpaleis, waar de Amerikaansche sportmannen een monsterlunch hadden aangericht, al even buitensporig als alles wat door een Yankeebrein wordt uitgedacht.
Vierduizend dames en heeren brachten toasten uit, barstten in toejuichingen los en brulden hun hip! hip! hip! hoera! van geestdrift.
Eerst tegen zes uur 's avonds kwam Fleuriane afgetobt in haar vertrek van het Central-Hôtel, dat zij volgens de aanwijzingen van Dick Fann daags te voren per draadloos telegram had gehuurd. Zij zond Patorne, die door de glorie (zoo noemde deze het) van haren verloofde geheel het hoofd kwijt was, en daardoor praatziek was geworden als een papegaai, van zich weg, en liet zich ter dood vermoeid neervallen in een stoel, om haar gedachten den vrijen loop te geven.
Plotseling werd er aan de deur geklopt. Als uit een droom ontwakend, murmelde ze werktuigelijk:
- Binnen!
Op den drempel verschenen twee mannen met een draagbaar, waarop Jean Brot lag uitgestrekt. Een bediende van het hôtel vergezelde hen.
- Welke kamer van uw verblijf is voor den jongen gereserveerd? vroeg deze.
Fleuriane gaf de gevraagde aanwijzing. Eenige oogenblikken verliepen, daarop verwijderden zich dragers en bediende zonder te groeten, met de verachting van beleefdheidsvormen, waardoor Noord-Amerikanen zich veelal onderscheiden.
De Canadeesche verroerde zich niet. Zij had behoefte aan alleen te zijn en zich te verdiepen in haar overpeinzingen. Maar het stond geschreven dat dit genoegen haar niet zou gegund worden. Nauwelijks was eenige stilte ingetreden, of een zachte voetstap gleed over het tapijt.
- Wat is er nu weer?
| |
| |
- Jean Brot, Mejuffrouw, een invalide, die order heeft dit aan u af te geven.
- Van Sir Dick Fann, stamert ze, terwijl een vuurroode blos haar gelaat bedekt. Hebt ge hem gesproken?
- Neen, antwoordde de knaap, ik heb een uur zoowat geleden aan boord van de Touraine een schriftelijke order ontvangen. Ik heb gehoorzaamd en weet verder van niets.
Fleuriane verbreekt de enveloppe met sidderende hand. Zij leest:
Mejuffrouw!
Maak u maar niet ongerust, als ik u meld, dat ik door toedoen van Larmette vanwege de New-Yorksche politie met een onderzoek ben belast. Toch acht ik alleen van belang de taak die ik mij heb opgelegd om u te beschermen op uwen levensweg.
Dezen avond nog zal Wodley, de chauffeur, uit mijn naam zich bij u aanmelden. Engageer hem terstond... Hij zal u vragen wanneer de afrit plaats heeft. U zult hem antwoorden: Morgen, na ontscheping van den automobiel en de vervulling der formaliteiten bij de douane.
Scheuk Wodley hoegenaamd geen vriendschappelijk vertrouwen. Hij is een chauffeur van Larmette. Het komt er op aan, dezen gerust te stellen.
Vrees volstrekt niet uwen vader te ontmoeten. Ik heb voor zijn afwezigheid op uwen weg gezorgd.
Gij zult mij te San-Francisco weerzien, doch houd u overtuigd, dat tijdens het traject mijn oogen op u gevestigd blijven.
Beschouw, wat ik u verzoeken mag, Jean Brot als mijn vertegenwoordiger. Overwinnen zullen we, ik wil het. Vernietig dit papier na lezing.
De uwe,
Dick Fann.
De regels dansten voor hare als door een vochtigen mist verduisterde oogen. De weelde der voorzorgen, welke de detective had genomen, zijn juist omschreven, doch niets zeggende volzinnen gaven haar de snerpende gewaarwording van een ontzettend gevaar, dat hij alleen wenschte te bestrijden.
Een overweldigend gevoel van dankbaarheid welde in haar op. Hij had in alles voorzien om haar gerust te stellen, een ontmoeting zelfs met haren vader onmogelijk te maken.
De stem van den jongen wekte haar uit haar mijmering:
- Mejuffrouw!
De oogen van Jean wezen naar den brief, dien Fleuriane steeds tusschen haar vingers hield geklemd.
- Vernietigen!
Zij knikte met het hoofd, niet in staat zijnde een woord uit te brengen.
Jean had een lucifer aangestoken. Het jonge meisje hield het papier in de
| |
| |
flikkerende vlam en weldra was van het geschrift niets meer over dan eenige vlokken luchtige asch.
Twee heete tranen biggelden langs Fleuriane's wangen. Zij kon zich hiervan geen rekenschap geven. Toch was haar hart bedroefd tot den dood.
De wensch van Dick Fann was geweest, dat de reizigster, althans tijdens den tocht over het vasteland van Amerika, alleen de macht der elementen en onvermijdelijke vermoeienis der reis zou te duchten hebben. Gebruik makende van de onverwachte ovatie der automobiel-clubs van New-York, die zijn tegenstanders in hunne voortvarendheid belemmerde, wist hij zich snel aan hun blikken te ontrekken in de massa van lediggangers en nieuwsgierigen, die op het rumoer waren toegeschoten.
Hij liep snel voort, niets ontging aan zijn rondwarend oog, aanvankelijk ontmoette dit geen individu, dat hem argwaan kon inboezemen, alles loste zich op in den enkelen kreet: - Hip! Hip! Hip! Hoera!
En toch, na een honderdtal schreden te hebben afgelegd, stond Dick eensklaps stil. Aan alle vensters der hôtels, langs de kade der aanlegplaatsen van de stoombooten vertoonden zich toeschouwers in onafzienbare reeks.
Maar op de tweede verdieping van een gebouw, waar op een uithangbord in vlammend gouden schrift te lezen stond ‘Sport's Palace’ (Sport-paleis) ontdekte hij een persoon, wiens verschijning hem, den onverschrokkene, voor het eerst vrees aanjoeg.
- Ah! mompelde hij, zou Larmette hierbij in het spel zijn?
Het gezegde gaf te kennen dat de onbekende hem niet als een vijand voorkwam. Half luid hernam hij:
- Hij is het, geen twijfel. Ik heb hem nooit gezien, maar zeker herken ik hem. Wat had die grillige, zich schijnbaar tegensprekende uitroep te beduiden?
De detective evenwel moest stellig vast overtuigd zijn van zijne bewering, want instede van zijn weg te vervolgen naar het kantoor der Transatlantische Maatschappij, wier vlag op korten afstand wapperde, richtte hij zijn schreden naar het Sport-paleis.
Hij nam plaats in de lift, liet zich naar de tweede verdieping brengen, en begon alstoen de deuren te tellen van de gang. Bij de zesde stond hij stil. De sleutel stak in het slot, onhoorbaar draaide hij dien om, opende de deur en stak zijn hoofd door de kier.
Het vertrek bevatte slechts één bewoner, die aan het geopend venster de volksbeweging gadeslaande, blijkbaar niets had gehoord en niet vermoedde dat men onbemerkt zijn domicilie was binnengetreden.
Het was de persoon, die van uit de straat Dick Fann's aandacht had getrokken. Met bewonderenswaardige behendigheid haalde deze laatste den sleutel uit het slot, sloop binnen het vertrek en grendelde de deur, en den nieuwsgierigen bewoner naderend, die nog steeds aan de beweging op straat zijn aandacht schonk, tikte hij dezen even op den schouder.
Met een kreet van verrassing had de man zich omgekeerd. Hij was een deftig
| |
| |
gentleman van in de vijftig jaren, zijn gezicht was op zijn Amerikaansch geheel glad geschoren, de uitdrukking ervan wees op schranderheid en goedigen aard.
- Mijnheer, begon hij. Dick Fann voorkwam hem met een persoonlijke voorstelling:
- Mijn naam is Dick Fann, liefhebber-detective, die zich vast voorgenomen heeft Miss Fleuriane en haren vader tegen vreeselijk listige vijanden te beschermen.
Zijn hoorder had een achterwaartsche beweging gemaakt, doch herkreeg terstond zijn zelfbeheersching:
- Ik vraag u niettemin waarom u op deze wijs zich bij mij introduceert, want uwe betrekking tot de personen van wie u spreekt en die ik overigens niet ken...
Hij zweeg eensklaps midden in zijn betoog. Dick Fann had inmiddels op een stoel plaats genomen.
- Ha zoo! U schijnt me dus niet te begrijpen? bromde de gentleman.
De Engelschman kalmeerde hem met een gebaar.
- Mijnheer Defrance, hernam hij, u hebt van Miss Fleuriane een kabeltelegram ontvangen, waarmee zij u wees op het gevaar, dat gelegen is in eene ontmoeting tusschen u en haar in het publiek.
- Waarom noemt u mij bij dien naam? stamelde de man, te vergeefs nog een poging in het werk stellende tot verzet tegen iemand, die aldus zich in zijn leven opdrong.
- Omdat u zoo heet, en niet anders... Ontken het niet. Mejuffrouw, uwe dochter, gelijkt sprekend op u, aan deze heb ik u herkend. Uwe tegenwoordigheid hier, zonder eenige vermomming, is een onvoorzichtigheid. En daar ik mijn leven op het spel zet om het uwe te beschermen, verzoek ik u dergelijke praktijken te laten varen.
Ditmaal deed de syndicaathouder der ordinaire corindons er het zwijgen toe. Zijn oogen, die het vreemdsoortig blauw bezaten, dat Fleuriane onderscheidde, vestigden zich besluiteloos op Dick Fann. Maar deze vervolgde:
- Voor het eerst in mijn leven - dit moet ik u zeggen - ontmoet ik een tegenstander, mijner waardig. Voor het eerst voel ik me niet verzekerd van de overwinning... Toch wil ik niet dat Miss Fleuriane...
Hij vervolgde op levendiger toon:
- Dat gij hierbij ondergaat... Welnu, zoo men u ziet en herkent, is het spel verloren... de inzet is drie menschenlevens, bedenk dit wèl!
- Drie, herhaalde de heer Defrance, door het betoog van den detective meegesleept, drie? Ik tel er maar twee: het mijne en dat van mijn arm kind...
- En het mijne, voleindde Dick bedaard. Ik zal het niet overleven, als...
Hij was op het punt te zeggen: als Fleuriane sterft; het lag hem zoo spontaan op het hart. Doch hij beheerschte zich andermaal, en met een heldhaftige poging liet hij erop volgen:
- Ik zal eene mislukking niet overleven.
De heer Defrance zag hem een oogenblik aan alvorens een antwoord te geven.
| |
| |
Een sympathieke glimlach zweefde op de lippen van Fleuriane's vader. Langzaam zei deze:
- Goed... U kunt gelijk hebben. Mijnheer Dick Fann. Uw naam is u vooruitgegaan over de breede wereldzee. Ik stel vertrouwen in u. Wat staat mij te doen?
- Verdwijnen, in zekeren zin u levend begraven, tot het mij gelukt is de ellendelingen, die Larmette & Co. heeten, te laten arresteeren, want zij staan u naar het leven en ook...
- Mijne dochter, wilt u zeggen... Gij raadt mij dus haar te verlaten?...
- Zoolang de misdadigers uw schuilplaats niet kennen, heeft zij niets te vreezen. Overigens, dit zweer ik u, zal ik mij altijd bevinden tusschen haar en het gevaar dat haar dreigt.
Er heerschte stilzwijgen voor een poos. Plotseling hernam de heer Defrance:
- Mijnheer Dick Fann, ik stem er in toe, Fleuriane niet te naderen, haar niet aan mijn hart te drukken, maar op één onherroepelijke voorwaarde.
- Laat hooren.
- Als ik werkeloos blijf, zal ik sterven van ongerustheid; ik moet handelend optreden, handelend met u, haar beschermen en verdedigen met u.
- Hoe? U zoudt...?
- Gevaren deelen met u... onder uw leiding en bevelen... Als een soldaat wil ik gehoorzamen. En wanneer u een of anderen dag wanhopig tot mij zegt: ‘Alles is verloren!...’ dan zult u mij op dien dag ontslaan van mijn gehoorzaamheid, opdat ik sterven kunne met het kind, dat mijn levensvreugd heeft uitgemaakt.
- De wezenstrekken van den detective gaven op hun beurt een hevige ontroering te kennen. Zwijgend stak hij den spreker de hand toe, die deze in de zijne sloot. Een minuut lang verwijlden ze in die houding. De vader en de... man der veiligheid van goed en leven bezegelden een bond van onderlinge toewijding.
Dick Fann werd ten laatste zijn aandoeningen meester. Met onvaste stem sprak hij:
- Er zijn zaken die men een vader niet mag weigeren. Ik schik mij naar uw verlangen. Alleen mag mijn makker in... het werk in niets de herinnering opwekken aan den heer Defrance. Wilt u mij veroorlooven hiervoor het noodige te verrichten?
- Ga uw gang, was het eenvoudig antwoord van Fleuriane's vader.
De Engelschman deed hem plaats nemen, en zijn valies openend, dat hij bij het binnenkomen op den grond had gezet, maakte hij toebereidselen om zijn aanstaanden metgezel een gedaanteverwisseling te doen ondergaan.
Een half uur later verliet Dick Fann het hotel, vergezeld van een mulat met gele tint, die een reiszak droeg en in wien zelfs Larmette den heer Defrance, hem anders zeer goed bekend, niet had kunnen vermoeden, nu de vermomming zoo uitstekend was gelukt.
Buiten gekomen, scheidden ze van elkander. De heer Defrance richtte zijn schreden naar de overvaartschuitjes, die de gemeenschap onderhouden van de
| |
| |
Hudson-baai met de East-river, terwijl de detective zich begaf naar het kantoor der Transatlantische Stoomvaart-maatschappij. Dick Fann stond voor het loket der ‘Passages’. Tot den daar achter gezeten klerk zei bij:
- Ik wensch een hut te bespreken op de Touraine...
- Niets gemakkelijker dan dat. Ze vertrekt eerst na een week. U zoudt beter doen de Savoie te nemen, die morgen New-York verlaat.
- Neen, ik ga liever met de Touraine. Wil hut no. 16 voor mij reserveeren. Ik zel dezen avond nog mijn bagage zenden.
De agent had een dik Registerboek vóór zich liggen, dat hij doorbladerde...
- Oh! zei hij plotseling, hut no. 16 is reeds genomen.
In weerwil van zijn bedaardheid, sprong Dick op bij het vernemen van dit nieuws.
- Besproken, zegt u?
- Ja, maar er zijn nog andere...
- Ik heb in opdracht no. 16 te huren, hernam de detective, die zijn koelbloedigheid had teruggekregen..., mijn lastgever is zeer bijgeloovig, en ik houd het er voor, dat hij bizondere waarde hecht aan dat cijfer. Zou ik overigens mogen weten op wiens naam hut no. 16 gehuurd is?
- Het is geen gebruik...
- Dat weet ik. Maar mijn lastgever en de uwe kunnen misschien tot een ruil geraken.
- All right! Ik begrijp uwe bedoeling, en daar het der Maatschappij vooral craan gelegen is, haren passagiers ter wille te zijn,... zal ik u inzage geven van het register.
Hij schoof den ontzaggelijken foliant naar Dick toe, de agent liet hem lezen:
‘Hut no. 16. Mr. Davisse. Met supplement van 25% voor gebruik tijdens de ligdagen te New-York. Plaatsbiljet en supplement betaald...’
Davisse! de naam van Larmette's compagnon! Het was een lichtstraal voor Dick Fann.
Dat was het dus, waarom de dieven de corindons aan de werking van het radium hadden blootgesteld! De kostbare steenen moesten hun schuilplaats niet vertalen. Davisse moest naar Frankrijk terugkeeren met het waardevol kistje, dat hij naar den schijn uit Amerika terugbracht. De gewaande inbraak, de reis en dies meer zou den handigen schelmen dus niets kosten! Integendeel, de gezamenlijke operaties konden nu een aardig zoet winstje afwerpen. De honderdvijftig alledaagsche corindons, door de tooverkracht van het radium thans prijswaardige gesteenten geworden, zouden als echte kleinoodiën aan den man komen.
De politieman liet van zijn indrukken niets blijken. Hij groette den geëmployeerde en verwinderde zich. Maar het was om naar het naastbij gelegen telegraaf-bureau zich te spoeden en het volgend telegram af te zenden:
‘Davisse, hut 16. Touraine. Afwachten zijn aankomst te Havre. Corindons aan den lijve of onder den vloer der hut. Zoodra diensvolgens gehandeld is, telegrafeer naar San-Francisco, bureau restant, letters D.F. 303.’
| |
| |
Het adres luidde niet aan de politie, doch was van particulieren aard:
A.N. Dumas, reeder, 114. rue Eyriès. Havre.
Dit afgedaan zijnde, ging Dick zijns weegs. Hij wreef zich de handen onder de volgende alleenspraak:
- Als Davisse achter slot zit, wordt Larmette ontmaskerd. Davisse zal spreken... Komaan, een tiental dagen geduld, en Miss Fleuriane is buiten gevaar.
Toen het vier uur sloeg, had hij gezorgd voor het transport van Jean Brot naar het Central-Hôtel en namens Mejuffrouw Defrance als haar chauffeur Wodley geëngageerd, dien hij in een der straten van New-York had opgeloopen.
Na deze voorzorgen te hebben genomen, trad hij den doolhof in der steegjes in de nabijheid der Hudson-rivier. In een der huizen vertoefde hij ongeveer een half uur en verliet dit, ontdaan van zijn vermomming, om als gewoon burger weer voor den dag te komen.
Waarom deed hij zulks? Uit logisch begrip. Zich overtuigd houdende, door Larmette herkend te zijn, achtte hij het zaak zijn tegenstander eenigszins gerust te stellen en zich te laten zien zooals hij was. Wanneer men een vijand vertrouwen weet in te boezemen, is het wel een zeker middel om hem in het verderf te storten. En doordrongen van dit beginsel, keerde Dick Fann met een soort slentergang terug naar het Automobiel-paleis, waar de automobilisten een schitterend banket gaven. Hij stond erop, door Larmette te worden opgemerkt. Zijn persoon, door de geïllustreerde bladen gepopulariseerd, zou niet onopgemerkt blijven. Verscheiden politiemannen, die zich onder de menigte bevonden, hadden den nieuw aangekomene onder elkander reeds gesignaleerd.
Hij hield zich alsof hij geen acht op hen sloeg, al waren hun gebaren, hun blikken, tot zijn niet geringe voldoening, hem niet ontgaan. Door mannen van de Hermandad opgemerkt, moesten de groote bladen diezelfden avond ervan gewagen. Larmette zou er niet onkundig van blijven.
|
|