| |
| |
| |
Kurt Konijn
De klok van de Sint-Servaas, de vader van alle Maastrichtse kerken, luidde twaalf keer. Middernacht. De tafelgenoten keken elkaar even aan. Jawel, het was een geslaagde avond, tot nu toe. Geen verkeerd woord; geen schuine blik. Ongelijkheid in loopbaanperspectief en partneraantrekkelijkheid leken voor één keer geaccepteerd. En wat ook prettig was: er had zich nog geen enkel kind gemeld.
‘Ik zal jullie onze top-vijf van slaapverstoorders noemen,’ zei gastvrouw Caroline en bracht haar gestrekte pinken naar elkaar: ‘Groeipijnen, wormpjes in de anus, house-muziek van de buurjongen, angstaanvallen voor entreetoetsen, akelige dromen over het gat in de ozonlaag.’ Ze lachte en zuchtte tegelijk, waarbij haar linkerwang bevallig naar haar blote schouder neigde.
Middernacht en alles was rustig.
Alleen Lex Luijten voelde een tinteling in zijn onderbenen, die hij er niet uitgeschud kreeg. Hij stond op en ging naar het raam, terwijl hij bij elke stap zijn nakomende voet kort liet sidderen, zoals sommige waadvo- | |
| |
gels doen. Hij bracht zijn roodaangelopen gezicht tegen de koele ruit en vroeg welke kerktorens boven de huizen uitstaken.
‘Wij kunnen alleen het topje van de Sint-Jan zien,’ antwoordde gastvrouw Caroline.
Lex Luijten draaide zijn hoofd en toen zag hij iets op de tuinmuur bewegen. Een kat? Nee. Een tak? Ook niet. Het was logger. Meer een meetkundig lichaam.
‘Caroline,’ zei Lex. ‘Kom es kijken.’
Dat? Dat was de handdoek van de buurvrouw! Die wapperde daar dag en nacht. Het gevaarte bevatte een beeltenis van Jim Morrison, de jonggestorven zanger van The Doors.
‘Het is een kitschportret,’ zei de gastvrouw. ‘Toch doen die donkere ogen me iets. Zoals ze je aankijken, van onder de prachtige krullen: onrustig maakt me dat.’
‘Staat ze voor het raam te ontbijten,’ ging haar man Edmond verder, ‘stamelt ze: “Daar komt hij weer over de muur gekropen.” Mijn vrouw gelooft dat Jim Morrison haar komt verlossen.’
‘Dat zeg ik voor de grap!’ lachte Caroline. ‘Omdat Jim een doornenkroon draagt!’
‘Jim met de doornenkroon,’ zei Edmond, alsof hij een Jip-en-Jannekeverhaal ging voorlezen. ‘Jim met de doornenkroon.’
‘Flauw!’ zei Caroline, quasi-bestraffend.
‘Dat ís ook flauw,’ gaf haar man toe. Hij herinnerde zich dat Jim Morrison en Bob Dylan en John Lennon hen bij elkaar hadden gebracht, tijdens hun zesjarig exile in Nijmegen, en misschien ook gehouden.
Voor andere tafelgenoten was dat Mick Jagger ge- | |
| |
weest, of David Bowie, of Paul Simon, of Neil Young, of Gene Clark. Zo was het van Huub en Ceciel Thans bekend dat ze elke avond Lou Reeds ‘Perfect Day’ draaiden ter bekrachtiging van hun liefdesband, gesmeed op zijn kot in Leuven. Alle aanwezigen in deze met waxinekaarsjes verlichte uitbouw hadden dít gemeen: een bestendig geloof in de éénmakende Kerk van de popmuziek. Men plaagde elkaar met de afgelegde belijdenissen; oude controversen laaiden soms hoog op en de gitaarheiligen werden vrijwel uitsluitend aan de mannenkant van de tafel vereerd, maar aan het instituut als zodanig werd niet getwijfeld. Vrijages met jazz, opera, tango, klezmer of zydeco bleken nooit bedreigend. Eén schorre syllabe van Janis Joplin of Joe Cocker was voldoende om - onbewust - weer absolute trouw te genereren aan het geluid van hun gouden jaren.
‘In Amerika is Moby Grape op cd uitgebracht,’ zei Victor Bonnemeier. ‘Alle nummers op een dubbel-cd.’
‘Moby Grape!’ riep Lex Luijten en kwam met zijn sidderende voet van het raam naar de tafel terug.
‘Sst!’ zei gastheer Edmond. ‘Denk aan onze kinderen!’
Lex verklaarde zijn opwinding: Moby Grape was zijn vergeten groep in het magische rijtje flowerpowerbands met een dubbele naam en zonder lidwoord: Jefferson Airplane, Buffalo Springfield, Grateful Dead en dus Moby Grape.
‘Het is The Grateful Dead,’ zei Victor Bonnemeier en vervolgde met het rijtje: Quicksilver Messenger Service, Pearls Before Swine, eh... Creedence Clearwater Re- | |
| |
vival natuurtijk, Chicago Transit Authority, Three Dog Night, Peanut Butter Conspiracy, Strawberry Alarm Clock...
‘Atom Heart Mother,’ zei zijn vrouw José, maar haar ‘O nee!’ ging teniet in hilariteit.
‘Dat is een elpee!’ riepen vijf, zes tafelgenoten tegelijk.
‘Alsjeblieft, dénk aan de kinderen,’ zei Edmond.
‘Hier, vier woorden: de Nitty Gritty Dirt Band,’ wilde José Bonnemeier revanche nemen.
‘The Bonzo Dog Doo Dah Band,’ zei Huub Thans.
‘Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick and Tich.’
En dat bod van Victor Bonnemeier werd erkend als voorlopig niet te overtreffen.
Eén uur in de ochtend en nergens dreigde gevaar.
De volgende ochtend werd in Landgraaf, dertig kilometer het achterland in, de achtentwintigste of negenentwintigste editie van Pinkpop gehouden; wie was niet de tel kwijt?
Fien Luijten pakte de laatste asperge, die koud lag te glimmen op de galeivormige schotel, en vroeg wie 's ochtends die uitzending had gezien. Die uitzending van de lokale televisie over de geschiedenis van Pinkpop, bedoelde ze. Op de amateurbeelden van editie 1970 - de eerste keer dat het festival in Geleen plaatsvond - had ze haar Lex herkend, in Afghaanse stinkjas, met pas gewassen manen, traag trommelend op zijn spitse knieën.
‘Heden undergroundmuziek,’ zei Victor Bonnemeier.
Huub en Ceciel Thans lachten. Ze kenden de anek- | |
| |
dote over het vetkuivencafé aan de Rijksweg-Noord waar dat hele Pinksterweekend een bordje tussen de voordeur en de vitrage hing met de mededeling: ‘Heden undergroundmuziek.’
Toen de grap was verteld, werd er kort gelachen, maar daarna viel een lange stilte, alsof de tafelgenoten onaangenaam waren getroffen, alsof een oude familieruzie was opgehaald.
‘Heden undergroundmuziek,’ herhaalde gastheer Edmond schamper. Dat bleek het sein tot een reeks retrospectieve klachten over popfestivals:
... dat het er erger stonk dan op een braderie (Fien) en modderiger was dan na een veldrit (Huub);
... dat je op deze landdagen der zombies (Lex) getuige moest zijn van de allermassaalste expressie van de allermassaalste emotie (Ceciel, met een knipoog naar Willem Kloos): het onderdanige ‘Yeah’ uit tienduizenden kelen;
... dat het onbeschoft was dat de leveranciers hun afnemers ook maar dwongen algeheel gelukkig te zijn (Edmond): het gebiedende ‘Is everybody happy?’ van de optredende artiesten;
... dat deze Nieuwe Goden buiten hun muziek niet veel méér te bieden hadden dan wat slome mimiek, een paar politieke en metafysische ideeën van het niveau stop-de-oorlog of neuk-de-kosmos en een duidelijke keuze om links- dan wel rechtsdragend te zijn (Fien).
Foei, foei, foei: origineler Maastrichtenaren dan Fien, Huub, Lex, Ceciel en Edmond zouden het zó samenvatten: foei, foei, foei.
| |
| |
Maar, vrienden, hun muziek... wat bleef was die fantastische muziek. Voor eeuwig. Gastvrouw Caroline strekte haar blote armen, zodat het vel bij haar ellebogen plooide, en voerde een balletpas uit. Zij was niet de enige die van tafel was opgestaan. Als in een existentialistisch toneelstuk bevond men zich op verschillende plaatsen in de ruimte. José Bonnemeier stond bij de boekenkast; ze woog de nieuwe vertaling van Ulysses op haar beide handen, een gezonde rode baby. Huub en Ceciel Thans waren naar het raam gelopen om Jim met de doornenkroon te zien. Victor Bonnemeier draalde bij de digitale hoek; hij liet een blauwige cd tussen zijn vingers rondgaan.
Pirouettes makend kwam Caroline tot bij Victor. Hij toonde haar de cd, terwijl hij ermee bewoog alsof hij de cassette wilde weggooien. Caroline herkende het hoesje met de babi die onder water achter een dollarbiljet aan zwemt, dat aan een haak hangt.
‘Nirvana,’ zei ze en zocht steun op Victors schouder. ‘Die is van Hannah, onze oudste dochter. Mijn eerste plaat was A Whiter Shade of Pale van Procol Harum.’
‘Maar deze hier,’ zei Victor en wees met zijn neus naar wat hij in zijn handen had.
‘Ja?’ zei Caroline, die nog steeds duizelig van de pirouettes was.
Gastheer Edmond voegde zich bij hen.
‘Deze cd hebben we Hannah op haar elfde verjaardag cadeau gedaan,’ zei hij. ‘Navrant detail: exact drie jaar nadat zanger Kurt Cobain zelfmoord heeft gepleegd.’
‘Hannah loopt met alles een beetje achter,’ zei Caroline. ‘Het is heel gek,’ ging ze verder. ‘Hannah zingt alle
| |
| |
teksten van die Kurt Cobain mee: over geweld en geilheid en... Aan de andere kant is ze nog zó kinderlijk. Ze heeft de boekjes van Nijntje op haar nachtkastje liggen!’
‘Kurt Konijn,’ zei Edmond.
‘Ik moet zeggen: ze maakt schitterende projecten over hem,’ zei Caroline, die haar man niet goed had gehoord. ‘Hoge cijfers krijgt ze ervoor, hè Edmond? Achten en negens. Eén keer zelfs een negeneneenhalf. “Heel leuk, Hannah” had de schoolmeester eronder geschreven. Terwijl er zinnen in staan als: “Hij heeft zich zelf met knuppels geslagen en met messen gesneden en toen heeft hij zich vermoord.” Heel leuk, Hannah! Maar ik ben trots op haar. Op de Montessorischool wordt het gewaardeerd als je ongewone projecten en spreekbeurten durft te kiezen. En Hannah durft dat, ondanks alles.’
Victor vroeg of hij muzikaal iets betekende, deze Kurt Konijn. Caroline lachte. Ze liep neuriënd naar de boekenkast, waar José voordroeg uit Molly Blooms nachtelijke gedachtenstroom: ‘en ik dacht toen ach hij of een ander en toen vroeg ik hem met mijn ogen het nog es te vragen ja en toen vroeg ie me of ik ja zei ja mijn bergbloem en eerst sloeg ik mijn armen om hem heen ja en trok hem op me neer zodat ie mijn borsten voelde een en al geur ja en zijn hart sloeg als een gek en ja zei ik ja zeker Ja’. Zwaaiend met een grote blauwe map keerde Caroline terug naar beide mannen. Ze liet hen de opgeplakte letters lezen: ‘Alles is mijn schuld’ en daaronder ‘Waarom Kurt Cobain zelfmoord heeft gepleegd’ en helemaal onderaan: ‘Door Hannah Lejeune, groep 7’.
Caroline bladerde het project door. ‘Hier staat de es- | |
| |
sentie: “De allergrootste reden was toch dat hij het gewoon in zich had.” Wat moet je daaraan toevoegen? Hannah heeft de officiële motieven keurig opgeschreven: gescheiden ouders, emotionele verwaarlozing, op zijn zestiende weggelopen, verslaafd aan de heroïne, de plotselinge roem die hij niet aankan... Maar de ware drijfveer heeft ze perfect aangevoeld: het zat gewoon ín die jongen. Daarom richtte hij, zoals Hannah schrijft: “boosheid op zichzelf”. En dat is het eind van het liedje.’
‘Maar wat stelt hij muzikáál voor?’ zei Victor haast geïrriteerd en deed opnieuw alsof hij de cd wilde weggooien.
‘Geen idee. Hannah gebruikt altijd de koptelefoon,’ zei Caroline. ‘We kennen die muziek van Nirvana slechts a capella - via het engelenstemmetje van Hannah. Maar je weet hoe het apparaat werkt?’
Victor vroeg wat ze bedoelde. ‘Zet maar op,’ zei Caroline. Ze tikte met haar trouwring tegen haar wijnglas. ‘Lieve vrienden en vriendinnen! Heden grunge-muziek!’
‘Gaaf!’ riepen Huub en Ceciel bij het raam.
Fien liep naar Lex, de enige die zat, en plaatste een zoemende kus in zijn hals. Het leek alsof ze haar man met haar lippen van zijn stoel probeerde te trekken.
Half twee in de ochtend en enkele gewaardeerde burgers willen zich vermaken. Geen reden tot alarm.
Victor liet de cd-slee naar binnen glijden. De gasten kwamen in een halve cirkel om hem heen staan en wachtten op de eerste klanken: de niet-rokers met de
| |
| |
armen over elkaar; de rakers met één onderarm omhoog. Er volgden volle seconden van stilte - een vacuüm dat alle acht aanwezigen met ontsteltenis dreigde te vervullen. De verlossing kwam in de gedaante van harde, kale gitaarakkoorden. Iedereen keek naar Edmond, want het was algemeen bekend dat hij de klanken van een elektrische gitaar niet kon weerstaan. Dan kromden zich de vingers van zijn linkerhand tot een hanenkam, waarna de vingers van zijn rechterhand denkbeeldig water begonnen af te slaan: de pantomine waarmee zo velen van zijn generatie zich gitaarheld konden voelen.
Maar nu niet. Het was de extra dimensie, die door iedereen onmiddellijk werd gevoeld, de mysterieuze energie, die Edmond vermaande: laat af! Laat af van je Joe Cocker-act! Hij kreeg geen tijd om beduusd te staan, want de stem van Kurt Cobain had zich gemeld en trok de volle aandacht met een zowel cynisch als verleidend: ‘Hello, how low, how low, how low.’
Fien liet haar hoofd naar beide kanten gaan - en deze gestage beweging werkte als een metronoom voor de anderen. Huub en Ceciel kwamen in beroering; José, die al eerder haar schoenen had uitgedaan, plaatste haar rechtervoet schuin naar voren en vervolgens opzij.
Toen Caroline zag dat bijna alle gasten dansten, meegesleept door de tierende zang, gaf ze haar man een ouderwets plagerige duw. Eenmaal op gang gebracht, pleegden ook Edmonds ledematen muiterij en zwaaiden en maaiden in alle richtingen.
‘Harder!’ riep Fien en Victor gehoorzaamde meteen.
Hello! How low! How low! How low!
| |
| |
‘Ja! ja! ja!’ prevelde José. ‘Ja ik wil ik wil ja!’
‘Zo'n goeie zanger als Kurt Cobain vind je niet meer zo snel!’ citeerde Caroline haar dochtertje opgetogen en sprong vervolgens in de bocht.
Nu Lex nog. Door de kus in zijn hals was hij een eind omhooggekomen, maar zijn tintelende kuiten hadden hem weer doen zakken. Nu Lex nog, dacht Ceciel. Haar poging had wel succes: ze stak haar handen onder zijn colbert en trok hem aan zijn oksels overeind.
Ceciel en Lex bijeen. Daardoor draaide de figuratie een kwartslag: Huub zocht José op, Caroline koos Victor en Edmond enterde Fien. Deze herschikking gaf de groepsdans nóg meer vuur en locomotie. En dan de muziek! Nummer na nummer ruiger en ruiger! Alle dansers beseften: dit was zo'n album als Lou Reeds Berlin of David Bowies Heroes: verpletterend.
Caroline keek Victor in de ogen en voelde dat ook hij door de bedelvende drijfkracht van deze muziek werd bevrijd. Ze sloeg haar armen om hem heen en drukte haar mond op zijn oor. Vrijheid, lieve vriend, vrijheid. Wij zijn vrij van zorgen, vrij van verantwoordelijkheden... daarvan hebben we er meer dan genoeg.
Had jij ooit gedacht dat ons zoiets zou overkomen? Dat ook wij het draagvlak van de samenleving zouden worden? Wie heeft ons dat opgedragen? Waarom moeten wij zoveel financiële en emotionele solidariteit opbrengen?
‘Harder!’ riep weer iemand.
‘Ja!’ schreeuwde Lex. ‘Ik wil die tinteling uit mijn kuiten!’
Geen verantwoordelijkheid, lieve Victor. Niet die
| |
| |
zware klok in de Romaanse toren die bonst: ‘Ver-ant-woor-de-lijk-heid.’ Niet die minister-president op de televisie, met zijn steevaste: ‘We moeten hier onze verantwoordelijkheid nemen.’ Muziek! Dansen! Extase! Dáár bestaan we voor! Niet vader, niet moeder, niet partner, niet werknemer. Geen rollen, geen functies, geen coördinatorschappen. Niet contactpersoon, niet aanspreekpunt, niet meedenker.
Wij zijn de eeuwig dansende kinderen van de muziek! Onze muziek. De muziek die met óns is begonnen. De muziek die voor óns is gemaakt. Geef ins onze muziek, zodat wij eeuwig extatisch kunnen dansen...
Victor voelde Carolines wensende warmte van zijn oor naar zijn nek trekken, van zijn nek naar zijn sleutelbeen en van zijn sleutelbeen weer naar zijn oor. Hij gaf zijn handen de opdracht naar beneden te zakken - waarom niet? Zijn vingers bereikten haar taille, haar stuit, haar billen. Een beamende ademstoot golfde zijn oorschelp in. Zijn vingers verstarden en grepen.
Victor tilde Caroline op, slechts een stukje, want hij dacht aan zijn lage rugwervels, maar het was genoeg om Caroline, over zijn schouder heen, vol zicht te schenken op de deuropening, waar Hannah stond.
‘Mama,’ zei het meisje. ‘Ik kan niet slapen.’
|
|