Maastricht gekomen? Dat heb je nooit verteld.’
‘Voor jou,’ zegt Rini de Romein. ‘Nou goed?’
Rini de Romein verdwijnt. Hij steekt over naar de Maaspromenade. Rini, waar ga je naar toe? Naar het water? Wat is daar te doen?
Vlak langs de kademuur loopt een jonge vrouw. Op de rug gezien. Bij elke stap deint haar bos halflang gekruld haar mee.
‘Jij?’ zegt Rini de Romein. Er raast een auto over de Maasboulevard. ‘Jij!’ schreeuwt Rini de Romein.
Het is opeens stil. Links beneden stoot een kano dof en zachtjes tegen de basaltblokken. Het water van de Maas plooit zich in brede banen om de pijlers van de Sint-Servaasbrug: een middeleeuwse houtsnede.
De vrouw draait zich om.
Rini de Romein maakt een gebaar.
De vrouw stapt op hem af.
‘Wou je me bang maken, tietenmuil?’
‘Is maar een grapje,’ zegt Rini. ‘Je kent mij. Ik heb toch al een liefste?’
Als ze hem zwijgend en gedecideerd passeert, snuift Rini de Romein luid haar parfum op, om haar te plagen, en lacht. Via de Mariastraat loopt hij de stille winkelstraten in. Bij de Vroom & Dreesmann in de etalage staan ontklede poppen, mannen, vrouwen en kinderen, hun ledematen in onmogelijke houdingen. Rini de Romein kijkt naar de vrouwen. Ze hebben gapende naden tussen benen en romp. Op hun kale schedels zitten stukjes klittenband om pruiken aan vast te hechten. Hé daar, zijn jullie wel normaal? Mijn liefste is wel normaal! Een gezond meideke van de boerderij.