nière d'Utrillo, dat naast het raam hangt. Dat is van hem. ‘Gezicht op Maastricht’. Een van de eerste werken die hij haar heeft gegeven. In ruil voor wat te drinken, een paar boterhammen, haar warme bed.
Ze praat met haar linkerhand aan haar keel, terwijl ze haar rechterarm om de drie seconden uitslaat, alsof ze wil zeggen: ‘Dáár, dáár, daarachter is het gebeurd!’ Maar het is híér gebeurd, midden in de stad.
Zeis in '62 aangekomen. Op een zondagochtend is ze naar het station van Roermond gefietst en heeft de sneltrein naar Maastricht genomen. Daar kan je goed dansen, had ze gehoord.
Zijn naam? Nic Kruts. Nic Kruts, de kunstschilder. Die bekende kunstenaar, die ook op Trajecta heeft gehangen. Heb ik toch zeker van gehoord? Wacht, een krantenknipsel. Hij heeft in De Nieuwe Limburger gestaan, toen hij bij Dejong-Bergers exposeerde. Pas op met uitvouwen, het is links en rechts ingescheurd.
‘Betje? Heet jij Betje?’ lachte hij toen hij haar in 't Knijpke tegen het lijf liep. ‘Neenee, een muze kan niet Betje heten. Jij heet Liesbeth, net als Liesbeth List.’
Liesbeth was meteen verkocht. Ze had nog nooit een lieve man ontmoet en hij was nu een lieve man, nog liever dan ze had verwacht dat een lieve man zou zijn. Maar Nic had Maria. En omdat Maria voor Nic zorgde, kreeg Liesbeth een heel sterk gevoel om op háár beurt voor Maria te willen zorgen. Kon ik dat geloven, zo'n kronkel in je hoofd?
Binnen een maand woonden ze met z'n drieën op een verdieping Achter de Molens. Daar leefden ze de seizoenen. 's Zomers in badpak op het dak; 's winters met hun