Mimesis. Over schijn en zijn
(1990)–Samuel IJsseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Mimetische verhoudingenIn de traditionele opvatting van de mimesis bestaat soms de neiging deze te beperken tot het domein van de kunst, de beeldende kunst en de literatuur. Dit gebeurt vooral in de moderne tijd en veel minder in de Oudheid. Voor de Grieken en Romeinen is elke vorm van technè en ars mimetisch, maar wat zij hieronder verstaan is zeker niet hetzelfde als wat sinds de renaissance kunst wordt genoemd. Voor hen is het de vaardigheid om op vakkundige wijze iets tot stand te brengen of te maken. Mimetisch is in de Oudheid echter niet alleen het vervaardigen (poèsis), maar ook het handelen (praxis). Verder worden allerlei andere verschijnselen begrepen als mimesis. Zo is voor Plato, zoals we gezien hebben, het citeren of, breder nog, het herhalen van wat anderen gezegd en gedaan hebben mimetisch. De dichtkunst is mimetisch omdat de dichters niet in eigen naam spreken, maar de woordvoerders zijn van de goden,Ga naar eindnoot31. en de sofistiek is mimetisch omdat de sofisten zich slechts bewegen op het niveau van de schijn en de imitatie en daarom ook schijn- of imitatie-filosofen zijn.Ga naar eindnoot32. En zo heeft voor Aristoteles, die de mimesis veel positiever waardeert dan Plato, niet alleen de dichtkunst en het vakmanschap een mimetische structuur, maar ook elk leerproces. Men leert door na te doen. Verder wordt, volgens de klassieke retorische traditie, welsprekend, wellevend en weldenkend te zijn in eerste instantie geleerd door de grote voorbeelden na te volgen. Elk leren is ten slotte, volgens een oude wijsheid, veel herhalen. Repetitio est mater studiorum. Het domein van de mimesis omvat derhalve heel wat meer dan dat wat sinds de moderne tijd kunst wordt genoemd. Wil men de vraag naar wat mimesis is op een behoorlijke wijze stellen, dan moet men, in tegenstelling tot wat gebruike- | |
[pagina 20]
| |
lijk is, een zo breed mogelijk uitgangspunt kiezen. Het mimetische doet zich voor op veel gebieden en waarschijnlijk is overal waar sprake is van relaties, iets van het mimetische aan te wijzen. Zo hebben afbeeldingen van allerlei aard, zoals beelden, schilderijen, tekeningen, foto's, landkaarten, emblemen, een mimetische verhouding tot wat afgebeeld is. De afbeelding valt niet samen met het afgebeelde en is er ook niet noodzakelijk een kopie van. Men kan zich beperken tot enige opvallende trekken. Afgebeeld kan worden een voorwerp, een stand van zaken, een situatie, een gebeurtenis of een handeling. Er bestaan ook afbeeldingen die iets weergeven wat niet in de materiële werkelijkheid voorkomt, zoals een idee, gedachte, wens, fantasie, gebod. Ook afbeeldingen kunnen worden afgebeeld en wel op allerlei verschillende manieren. Ze kunnen onder andere worden gereproduceerd. De afbeelding of de reproduktie van een afbeelding heeft weer een mimetische verhouding tot die afbeelding. De meeste afbeeldingen zijn in feite afbeeldingen van afbeeldingen en in ieder geval verwijst elke afbeelding naar andere afbeeldingen waarop deze is aangewezen om afbeelding te kunnen zijn. Tegelijkertijd onderscheidt de afbeelding zich van deze andere, waardoor die betekenissen kunnen worden geproduceerd die in feite door de afbeelding geproduceerd worden. Verder kan men zeggen dat elke afbeelding op een of andere manier is geproduceerd, maar niet noodzakelijk door mensen, zoals bijvoorbeeld het spiegelbeeld. Dit kan ontstaan en bestaan zonder de tussenkomst van de mens. In de meeste gevallen wordt de geproduceerde afbeelding herkend. Deze herkenning lijkt wél het privilege te zijn van de mens, hoewel dit niet helemaal zeker is. Op grond van dit geproduceerd zijn en herkend kunnen worden wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen een produktieve en een receptieve mimesis, die meestal samengaan, maar toch onderscheiden kunnen worden.Ga naar eindnoot33. Wat hier gezegd is over de afbeelding, geldt ook voor wat men soms uitbeelding of weergave noemt, bijvoorbeeld op het toneel en in de film (zowel de speelfilm als de documentaire), en verwoording of weergave in een roman, verhandeling, ver- | |
[pagina 21]
| |
slag of meer algemeen een tekst. Ook hier is er mimetische relatie tot het weergegevene. Een toneelstuk en een film kunnen gereproduceerd worden, dat wil zeggen: telkens opnieuw opgevoerd of vertoond, voor een ander publiek, op een ander moment en zelfs op hetzelfde moment op een andere plaats. Van eenzelfde tekst kunnen veel exemplaren bestaan. Elke tekst kan op allerlei manieren worden gemultipliceerd en door vele verschillende mensen worden gelezen en herlezen. Hierbij kan opgemerkt worden dat elke afzonderlijke vertoning en elk exemplaar een reproduktie is van eenzelfde stuk, film of tekst, maar tegelijk ook een eigen bestaan heeft en eigen betekenissen kan produceren. Een toneelstuk, film en tekst verwijzen altijd naar andere stukken, films en teksten, al was het maar omdat zij tot een bepaald genre behoren, een thematiek en uitwerking overnemen, op andere stukken, films en teksten reageren en om geproduceerd te kunnen worden, technische en retorische vaardigheden vereisen, die geleerd worden door na te doen, veel te kijken en te lezen. Bovendien kan er een film gemaakt worden van een boek en boeken geschreven worden over films. Het gaat hier om bijna niet te ontwarren mimetische relaties. Een toneelstuk en film worden gewoonlijk, ten minste wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan zowel wat betreft het stuk en de film als wat betreft de toeschouwer, begrepen. Dit begrijpen is een vorm van herkenning. Men herkent zichzelf en zijn medemensen, de situaties waarin men verkeert of zou kunnen verkeren, de conflicten waarmee men geconfronteerd wordt en eventueel de dromen die men koestert. Dit kan natuurlijk ook het geval zijn bij een verhaal of roman. De herkenning of receptieve mimesis heeft een nogal ingewikkelde structuur. Het theater, de film en de literatuur kunnen fungeren als spiegel en een onthullende functie hebben. Vaak is het mogelijk zich te verplaatsen in en zich te identificeren met de figuren die optreden en men kan zelfs nadoen wat men gezien en gelezen heeft en navolgen wat is uitgebeeld en weergegeven. Van dit laatste zijn zeer veel welsprekende voorbeelden te geven.Ga naar eindnoot34. Bij het lezen van een wetenschappelijke ver- | |
[pagina 22]
| |
handeling, een verslag, beschrijving of eventueel een wettekst, gebruiksaanwijzing, catalogus etc. treedt ook een vorm van herkenning op. Zonder deze zou een tekst niet leesbaar zijn. De tekst wordt geplaatst in een groter geheel of netwerk van reeds bestaande teksten en de vele verwijzingen worden min of meer gevolgd. Dit netwerk van teksten en deze verwijzingen zijn bij elke tekstsoort van een andere aard en daarom verlangt ook elke eigen tekstsoort een eigen wijze van lezen. Het bovenstaande geldt, mutatis mutandis, ook voor het gesproken woord, een verteld verhaal, een uitgesproken rede of betoog of een mondelinge mededeling.Ga naar eindnoot35. Misschien zou men tegen hetgeen hier gezegd is willen inbrengen dat er bij wetenschappelijke verhandelingen, mededelingen etc. geen sprake is van mimesis. Een dergelijke objectie heeft alleen maar zin wanneer men de mimesis beperkt tot de kunst, de beeldende kunst en de literatuur. In ieder geval wordt er ook in wetenschappelijke teksten iets weergegeven en weergave is één van de mogelijke vertalingen van mimesis. Wel kan men zeggen dat de weergave in de literatuur van een andere aard is dan die in de wetenschap. Een van de opgaven is dan ook de verschillende vormen van mimesis te onderscheiden, maar dit betekent niet dat het in een wetenschappelijke tekst niet over mimetische verhoudingen zou gaan. De gebruikelijke tegenstelling tussen fictie en non-fictie, waarop vaak een beroep wordt gedaan, helpt hier niet veel. Deze kan dienstig zijn bij het klasseren van teksten, maar veel verduidelijken doet ze niet. Het woord fictie, teruggaande op het Latijnse fingere, roept een aaneenschakeling van betekenissen op die gaan van maken, vervaardigen, vorm geven, ordenen, inrichten tot aan zich verbeelden, fantaseren, verzinnen, veinzen, voorgeven en huichelen, en die alle tot de mogelijkheden van de mimesis behoren. Fictie gebruikt als term, gewoonlijk in de zin van verzinsel, om literatuur en wetenschap tegenover elkaar te stellen, is een door een specifieke soort metafysiek bepaalde en uiterst problematische interpretatie van het mimetische. Het probleem van de verhouding tussen wetenschap en literatuur en de verwarring die daarover bestaat, hangt nauw | |
[pagina 23]
| |
samen met de geschiedenis van die interpretatie. De tegenstelling tussen fictie en non-fictie is een van de momenten van die geschiedenis.Ga naar eindnoot36. Het mimetische is niet beperkt tot de afbeelding of de weergave en de herkenning daarvan. Er is ook heel het domein van het namaken en het nadoen. We hebben daar reeds op gezinspeeld toen er sprake was van reproduktie. Dingen kunnen worden nagemaakt. Zo kan men, om het voorbeeld van Plato te hernemen (te citeren en te imiteren), een bed namaken dat toch een echt bed is en geen namaak-bed. Men kan echter ook iets namaken, bijvoorbeeld een diamant, waarbij er wel sprake is van een namaak- of simili-diamant. In onze technische wereld worden in grote hoeveelheden talloze zaken gefabriceerd die volledig op elkaar lijken en in alles aan elkaar gelijk zijn behalve wat betreft de plaats die zij innemen, en op grond daarvan alleen onderscheiden en te onderscheiden zijn. Er worden ook allerlei kunststoffen, kunstwerktuigen en kunstorganen gemaakt en artificiële werelden gecreëerd. Door middel van genetische manipulatie kunnen zelfs planten, dieren en mensen worden (na)gemaakt. Alles of bijna alles lijkt te kunnen worden nagemaakt, ook de menselijke stem, de taal en de intelligentie. Bij al deze vormen van namaken gaat het om mimesis. Deze kan niet teruggebracht worden tot de namaak in de zin van het zogenaamde onechte of simili. Zo meent Plato het probleem op te kunnen lossen, maar dat loopt uiteindelijk uit op de bewering dat alles onecht is, ten minste alles wat werkelijk bestaat en niet van de orde van het ideële is. Wel moet hier ook weer onderscheid worden gemaakt tussen verschillende vormen van mimesis. Een van de vele vragen die zich hierbij opdringt, is wat de woorden echt en onecht precies betekenen. Belangrijker nog is de vraag of en vooral in hoeverre er een scherpe scheidingslijn getrokken kan worden tussen echt en onecht (eigenlijk en oneigenlijk, natuurlijk en onnatuurlijk). Kan wat echt en onecht is nauwkeurig en definitief bepaald en afgebakend worden? Blijkt niet alles wat in een bepaald opzicht echt genoemd kan worden, bij nadere analyse onecht te zijn en andersom? Op het spel staat | |
[pagina 24]
| |
hier, naast veel andere zaken, de verhouding tussen natuur en cultuur. J. Baudrillard heeft over echt en onecht verstandige dingen gezegd.Ga naar eindnoot37. Hij lijkt echter wel alles in onze wereld tot onecht en een schijnvertoning (simulacre) te verklaren, waardoor bepaalde filosofische en vooral ethische vragen in het gedrang komen. Dit neemt niet weg dat hij iets belangrijks heeft gezien. De mimesis doet zich niet alleen voor op het gebied van het maken en vervaardigen (poèsis), maar ook op dat van het doen, het handelen en de gebeurtenissen (praxis). Daden kunnen opnieuw gesteld worden, handelingen herhaald, en gebeurtenissen opnieuw gebeuren. Ze kunnen ritueel opnieuw worden voltrokken en op het toneel opnieuw worden opgevoerd (nagedaan). Daden kunnen ook echt opnieuw worden gesteld (nagedaan) en gebeurtenissen werkelijk opnieuw gebeuren. L'histoire se répète. Hierbij kan het volgende worden opgemerkt. Oedipus heeft reeds talloze malen zijn vader vermoord en zijn moeder tot vrouw genomen en is even zoveel keer tot inzicht gekomen in wie hij is, althans in de tragedie en op het toneel. Is het ooit echt gebeurd? En gebeurt het niet elke dag opnieuw en dan echt? Zijn de daden die echt gesteld worden en de gebeurtenissen die echt plaatshebben in veel gevallen iets anders dan een onbewuste en/of rituele en theatrale herhaling en nabootsing van eerdere (al of niet echt gestelde of gebeurde) daden en gebeurtenissen? Men kan hierbij denken aan oorlogen die gevoerd en zuiveringsacties die gehouden worden, aan opstanden die uitbreken en conflicten die optreden, aan relaties die worden aangegaan en verbroken en aan meningen en opvattingen die worden gehuldigd en afgezworen en opnieuw gehuldigd en afgezworen. Er wordt veel nagedaan en herhaald in de geschiedenis. Ook hier is de betekenis van het onderscheid tussen echt en onecht (of eventueel echt en niet echt gebeurd) niet altijd even duidelijk. In plaats van echt en onecht wordt vaak gesproken van oorspronkelijk en niet-oorspronkelijk. Nu is het zo dat wat een oorspronkelijke daad of gebeurtenis wordt genoemd, pas oorspronkelijk wordt in en door de verdubbeling of herhaling van | |
[pagina 25]
| |
die werkelijkheid, daad of gebeurtenis, dat wil zeggen: in en door de mimesis die de oorsprong tot oorsprong maakt en tegelijkertijd een verwijdering van de oorsprong inhoudt. De oorsprong als zodanig is nooit gegeven maar verschijnt pas achteraf in de verdubbeling, met andere woorden: in het zich onttrekken. Net zo min als men zich een absoluut eerste woord kan voorstellen dat ooit gesproken of geschreven is en dan vervolgens wordt herhaald, zo kan men zich ook geen strikt oorspronkelijke werkelijkheid, daad of gebeurtenis voorstellen. Opdat een woord iets kan betekenen, moet het principieel herhaalbaar en herkenbaar zijn en moet het verwijzen naar andere woorden waarop het is aangewezen om iets te kunnen betekenen. Het is derhalve nooit zonder meer oorspronkelijk. Zo is het waarschijnlijk gesteld met al wat oorspronkelijk en echt wordt genoemd.Ga naar eindnoot38. |
|