Mimesis. Over schijn en zijn
(1990)–Samuel IJsseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Overeenkomst of onderscheidIn de metafysische traditie wordt het probleem van de mimesis gesteld in het licht van de vraag naar de waarheid en deze laatste wordt gedacht als overeenkomst (homoiosis, adequatio). Met betrekking tot de mimesis wordt alle nadruk gelegd op het al of niet overeenkomen van de nabootsing, afbeelding, uitbeelding, weergave, reproduktie of beschrijving enerzijds met het origineel, het voorbeeld, het model, de werkelijkheid, de idee of de natuur anderzijds. Deze overeenkomst kan meer en minder volmaakt zijn en kan allerlei vormen aannemen, zoals presentatie, representatie, transpositie, transfiguratie, idealisering, generalisering, stilering, vervolmaking etc. Steeds staat daarbij de gelijkenis of overeenkomst op de voorgrond. Dit is duidelijk het geval bij Plato. De platoonse theorie van de mimesis valt samen met de platoonse opvatting van de waarheid als overeenkomst en identiteit.Ga naar eindnoot17. Volgens Plato heeft het in de werkelijkheid bestaande zijnde een mimetische verhouding tot de idee en is een onvolmaakte, door tijd en plaats bepaalde afspiegeling van deze idee. De kunst, zowel de beeldende kunst als de literatuur, heeft weer een mimetische verhouding ten aanzien van de werkelijkheid, waarvan zij slechts een onvolmaakte weergave is. Zo is het door een meubelmaker gemaakte bed een schaduw van de idee bed en het geschilderde of beschreven bed is nog verder verwijderd van de oorspronkelijke idee. Men kan er niet op slapen, aldus Plato, zoals men zijn honger niet kan stillen met geschilderd of beschreven voedsel.Ga naar eindnoot18. De meest volmaakte weergave van de werkelijkheid zou de spiegel zijn, omdat deze zelfs elke verandering en beweging onmiddellijk weerspiegelt, maar deze weerspiegeling is ook het meest onwerkelijke. Deze opvatting | |
[pagina 16]
| |
van de mimesis veronderstelt een bepaalde rangorde in de zijnden.Ga naar eindnoot19. Het gaat hierbij om een steeds verder afnemende graad van echtheid, waarheid en consistentie. De mimesis in al zijn verschillende vormen voegt vervolgens ook niets toe aan de idee of aan de werkelijkheid. Een absoluut volmaakte weergave zou samenvallen met het weergegevene, terwijl de mimesis een niet-identiteit of onderscheid met zich meebrengt. Bij Aristoteles liggen de zaken enigszins anders. In zijn Poetica heeft de mimesis, hier gewoonlijk vertaald met uitbeelding, de functie de werkelijkheid (op een nieuwe wijze) te doen verschijnen. Het kunstwerk, dat wil zeggen: de afbeelding en het gedicht, kan in het toevallige en voorbijgaande, het wezenlijke en noodzakelijke tonen. In een bepaald opzicht staat het dan ook hoger dan de werkelijkheid. In de Physica, waar sprake is van de mimèsis tès physeoos, wordt gesproken over de vakman (bijvoorbeeld de meubelmaker, de dokter, de dichter) die de natuur nabootst of navolgt in haar werking en deze door zijn werk tot voltooiing of vervolmaking brengt (epitelei).Ga naar eindnoot20. Bij Aristoteles voegt de mimesis dus wel iets toe aan de werkelijkheid. Er is zelfs een interpretatie van Aristoteles mogelijk waarin gesteld wordt dat de werkelijkheid als werkelijkheid pas kan verschijnen door middel van de mimesis, ongeveer zoals er pas sprake kan zijn van waarheid in het oordeel. Met deze interpretatie komt men dicht bij Hegel, die overigens een goede lezer van Aristoteles was. Hegel, die in zijn Vorlesungen über die Ästhetik Aristoteles verschillende malen citeert, beweert dat de taak van de kunst er niet in bestaat een zo getrouw mogelijke nabootsing van de zogenaamde werkelijkheid te zijn, maar dat het erom gaat deze werkelijkheid op een hoger niveau te brengen, waarbij de vrijheid en de fantasie, de verbeelding en de creativiteit een grote rol spelen. Hegel doet nogal ironisch over Zeuxis, een schilder uit de Oudheid van wie verteld wordt dat hij zo goed druiven kon schilderen dat zelfs de duiven erop afkwamen, en dit gold dan als de grote triomf van de kunst. Voor Hegel is dit echter geen grote en waarachtige kunst, maar eerder van de | |
[pagina 17]
| |
orde van een kunststukje.Ga naar eindnoot21. In de kunst gaat het, aldus Hegel, niet om nabootsing van de natuur en de dingen, de dieren en de mensen, maar om een verdubbeling van de mens en zijn wereld en de herkenning van zichzelf en zijn wereld in die verdubbeling. De taak van de kunst is de waarheid te onthullen en de verzoening te bewerkstelligen tussen het zintuiglijke en het geestelijke.Ga naar eindnoot22. De kunst wordt hier begrepen als een eerste moment in het grote waarheidsgebeuren dat bestaat in het tot zichzelf komen en het in zichzelf gereflecteerd worden van het geheel of het absolute.Ga naar eindnoot23. Bij Hegel staat de kunst in dienst van de waarheid, die weliswaar niet zonder meer wordt begrepen als overeenkomst, maar die wel een samenvallen is met zichzelf, een identiteit, zij het dan een identiteit van het identieke en het niet-identieke. E. Martineau, die het probleem van de mimesis probeert op te lossen vanuit de fenomenologie en meer specifiek vanuit het denken van Heidegger, merkt op: ‘La mimesis ne reproduit pas, mais creuse une différence. Mais pourquoi ne pas être parti de cette différence?’Ga naar eindnoot24. De auteur doet dan een poging de mimesis te begrijpen niet vanuit de identiteit maar vanuit de differentie, niet vanuit de overeenkomst maar vanuit het onderscheid.Ga naar eindnoot25. In eenzelfde richting wordt het probleem van de mimesis gesteld door G. Deleuze in zijn Différence et répétition,Ga naar eindnoot26. J. Derrida in zijn La double séance,Ga naar eindnoot27. Ph. Lacoue-Labarthe in zijn Le sujet de la philosophie. Typographies I en L'imitation des modernes. Typographies IIGa naar eindnoot28. en E. Escoubas in haar Imago mundi.Ga naar eindnoot29. Vertrekken van het onderscheid kan gemakkelijk worden misverstaan. Het gaat er namelijk niet om erop te wijzen dat er een verschil bestaat tussen de weergave en het weergegevene, de reproduktie en het origineel of de verwoording en de werkelijkheid. Dit zou namelijk slechts een variant zijn van het op de voorgrond plaatsen van de overeenkomst. Het zou opnieuw een benadrukken zijn van het meer of minder volmaakte karakter van elke vorm van mimesis. Het gaat eerder om een onderscheid tussen de ene weergave en de andere, en de ene reproduktie en de andere. De traditionele tegenstelling tussen | |
[pagina 18]
| |
origineel en reproduktie vervalt of krijgt minstens een andere betekenis. Dit laatste betekent niet dat de reproduktie nu de voorrang zou krijgen boven het origineel zoals F. Lyotard lijkt de beweren.Ga naar eindnoot30. In dat geval zou men kunnen spreken van een ‘omgekeerd platonisme’. Het gaat daarentegen om een onderscheid dat ‘ouder’ en ‘oorspronkelijker’ is dan het verschil tussen de weergave en het weergegevene. Een onderscheid dat in zekere zin ontstaat met de mimesis en dat in de mimesis wordt voorondersteld. Dit onderscheid maakt het mogelijk dat er iets valt te onderscheiden in de zin van waar te nemen en dat er verschillen zijn waardoor niet alles hetzelfde is of onverschillig. Het is nauw verweven met de tijd, de herhaling en de herhaalbaarheid en de daarmee verbonden niet-gelijktijdigheid. Wat in de vraag naar dit onderscheid op het spel staat, is het wezen van de waarheid, de identiteit en herkenbaarheid van het zijnde en de produktie van betekenissen. Kenmerkend voor de mimesis is dat er een verplaatsing plaatsheeft. In en door de mimesis verschijnt de werkelijkheid op een ander niveau. Dit niveau is niet noodzakelijk een lager niveau zoals Plato meent, noch een hoger zoals Hegel en misschien ook Aristoteles denken. Mensen en gebeurtenissen, dingen en situaties doen zich voor en komen te voorschijn op een andere plaats en op een ander moment. Zij verschijnen op het toneel, in de literatuur, in het kunstwerk of in welke andere vorm van nabootsing of navolging ook. De verplaatsing die zowel een spatiaal als een temporeel karakter heeft, is mogelijk op grond van een onderscheid dat in en door de mimesis ontstaat. Het kunnen verschijnen op een andere plaats en op een ander moment is wezenlijk voor elke vorm van verschijnen. Zonder herhaling en herhaalbaarheid van hetzelfde op een andere manier kan er geen sprake zijn van betekenis of zin. Mimesis en verschijnen of zich voordoen (doxa) zijn nauw met elkaar verbonden. |
|