| |
| |
| |
Hoofdstuk VII
Zacht fluitend had het onweer zich destijds aangekondigd en zacht fluitend had het ook weer afscheid genomen van het geteisterde woud, het gezonken scheepje en de uitgeputte drenkelingen, die zich hadden weten te redden over bomen en rotsblokken, allen behalve Dinna. Naar hem was nog een poosje gezocht langs de beide oevers van de rivier, waar de krokodillen loom en grijnzend te water waren gegleden. In de nederzetting van een zwervende negerstam had Lovendaal weken gewacht op het wederaanvullen van de benodigdheden en dan de reis voortgezet naar het doel van de onderneming in het hart van de rimboe, waar hij nu z'n derde Congojaar inging, afgemat, beu en eenzaam tussen de inboorlingen, die een palaber hielden. Het ganse negerdorp was uitgelopen, zat in een halve cirkel om hem heen: de zwarte, schier naakte mannen met hun vrouwen, die om het middel bontgekleurde doeken droegen. Sommige vrouwen in de schilderachtige groep zoogden hun kinderen of hielden ze, wiegend in de heupen, zoet. Het hoofd van de stam en de nog potsierlijker uitgedoste tovenaar, wiens woord wet was, onderhandelde met Sakky en diens meester over het leveren van een boot en het uitlenen van een aantal roeiers om het gezelschap stroomafwaarts te vervoeren tot de eerste houtpost. Sakky sprak boekdelen met ogen en armen, poogde het opperhoofd duidelijk te maken, dat z'n meester dra zou worden afgelost door een andere blanke, die veel zout en kralen meebracht en rijk ging betalen voor het afstaan van de piroges en het uitlenen van de pagajeurs. De hoge gebieder maakte bezwaren, loog verbijsterend. Hij ontkende in het bezit te zijn van een vaartuig, ofschoon er drie brede kano's bijkans voor z'n voeten aan de over lagen! Lovendaal wees op de kano's maar Zijne Majesteit verkneep geen wimper, keek over de boten en de woede van Sakky heen, werd pas soepeler toen deze dreigde, dat z'n blanke meester zich dan in het gebied van Zijne Majesteit zou vestigen om te wachten op de
| |
| |
vele vergramde broeders van over de zee! De vorst trok peinsvoren, besloot, in overleg met de tovenaar, het palaberen met z'n onderzaten te hervatten. Lovendaal ging accoord, liet intussen op de grootste kano een afdakje bouwen van bananenblaren en hielp bij het overbrengen van voedsel en instrumenten. Hij beloonde de trouw en ijver van de grijnzende Sakky, benoemde hem tot schout bij nacht en amuseerde zich om de dankbaarheid van de bevorderde, die de hoge waardigheid wel niet kon uitspreken, maar begreep dat het een daverende eer was en zich uitsloofde met meer ambitie dan de hitte veroorloofde. Hij schreeuwde z'n bevelen, duldde geen slabakken, joeg z'n mannen onbarmhartig op en kwam telkens naar z'n meester om met twee vingers te salueren: ‘All right, sir!’
Het palaberen had onderwijl een gunstig verloop: de blanke kon beschikken over de grootste boot en de roeiers. Lovendaal bedong een tweede kano voor z'n getrouwen en ging, na een plechtig overreiken van wat kapot gereedschap, scheep, in de hoop z'n vervanger op de houtpost aan te treffen en zo spoedig mogelijk verder te reizen naar Kinshassa, van Kinshassa naar de kust en vandaar naar het vaderland, naar Hilda, Ferdinand en Pietertje, het kind dat na z'n vertrek uit Holland geboren was, z'n ganse ziel bezat en z'n heimwee ondragelijk maakte. De taak in het moordend klimaat was volbracht en had resultaat opgeleverd. Althans voor de opdrachtgevers in Amsterdam, die, als zij toch nog op- of aanmerkingen hadden, zelf maar eens moesten oversteken om kennis te maken met de geneugten van het oerwoud. Hij, Jan, had ruim twee jaren in het binnenland doorgebracht, geen lood vlees meer aan z'n lijf en meer kina geslikt dan z'n gestel verdragen kon.
Het was welletjes geweest! De firma maakte kans op grote winst en werkmeester Lovendaal stond op punt van de graat te vallen. Hij had z'n bekomst van de Congo, van tornado's, reptielen, malaria, muskieten en tsetsvliegen, die veel voorkwamen in het gebied dat hij had doorkruist. Wie er door werd gestoken was een verloren man, vermagerde tot een geraamte en viel dan in slaap om nooit
| |
| |
meer wakker te worden. Nooit weer! De Congo kon de kranige mijnheer Lovendaal gestolen worden, al raakte hij niet uitgekeken op de altijd weer verrassende schoonheid rondom....
Hier en daar week het woud een wijle om een doorkijk te laten op het onpeilbare van een boomloze vlakte en even later stond het weer als een ondoordringbare palissade van stammen en bladergroen tot aan de uiterste rand van de oevers, mijlen ver en urenlang. Bij dag klonken vaag de kreten van prooi en roofdier, maar in de nacht brulden honger en angst soms onheilspellend dichtbij. In de rivier, die naar de uitspraak van de roeiers Arhoemie heetten, maar op de kaart als Aruwimi stond aangegeven, wemelde het van smalle zandbanken, divans voor de luierende krokodillen, die bij het passeren van het magere vlootje traag de ogen openden, even de kaken sperden of teruggleden in het water, geruisloos, als een boomstam die voorzichtig van stapel liep. Soms, wanneer de kano's dicht langs de oever schoven, waren de afhangende slangen te onderscheiden van de takken en lianen, deden rillerig en staken de gespleten tongen uit. Op de heenreis had Lovendaal een aantal reuzenslangen geschoten. Met een schot in de kop waren ze op slag gedood en slap, schier zonder geluid in het water gezakt. De negers hadden als één man schuit en schipper in den steek gelaten om joelend naar de buit te duiken op gevaar af door de krokodillen gepakt te worden en de slang reeds in de rivier aan stukken gesneden om er als uitzinnigen van te gulzen. Hun meester had griezelend toegekeken, voor zichzelf een ander menu laten bereiden en verbaasd gestaan over het gedrag der zwartjes, die, na het verzwelgen van het serpent, hun plaats weer hadden ingenomen, nat en hurkend, met een melancholische uitdrukking in de starende ogen, waarin geen blijk van opwinding om het avontuur meer lichtte. Hij had aan de vraatzucht van de negers moeten wennen, het schieten van slangen en andere lekkernijen bij uitzondering beoefend, ten einde het stagneren van de arbeid of oponthoud bij het trekken door het oerwoud te voorkomen. Dikwijls hadden groepen apen hoog in de bomen
| |
| |
z'n werken gadeslagen, zich, krijtend en gesticulerend, aangesteld als aandeelhouders die niet tevreden waren over de gang van zaken. Ze hadden zich door een geweerschot wel laten verjagen, maar bleken onraakbaar; het was nimmer gelukt een spektakelmaker te treffen. Ook onder de krokodillen waren geen slachtoffers gevallen, hun bepantsering bleek opgewassen tegen de jachtcapaciteiten van de blanken. Ze waren om de knal ondergedoken en stroomafwaarts bovengekomen met de glans van de zon op de tip van hun neus....
Lovendaal ging verzitten, zocht groter gemak onder de luifel van bananenblaren. Hij zou straks heel wat meer ervaringen dan centen thuisbrengen, zo bepeinsde hij. Met de extra beloning zou het zo'n vaart niet lopen, de onkosten waren vrij hoog geworden. De hoegrootheid van de uitkering en de datum van arriveren lagen nog in de toekomst maar Hilda en de jongens zouden kippenvel krijgen bij het verslag omtrent de belevenissen in de jungle. Ze zouden vreemd opkijken als zij hoorden, dat een mens in een tent of een loverhut zo veilig was als een hummeltje achter moeders rok, niets te duchten had van de wilde beesten, die deinsden zodra ze de neus stootten tegen het tentlinnen of een bananenblad, waarmee de inboorlingen hun hutjes afsloten. Het zou ongelooflijk klinken en de heldhaftigheid van papa te niet doen. Maar het zou een verblijdend nieuwtje zijn voor de bezorgde moeders, wier zonen het avontuur in de rimboe zochten.
De roeiers stoorden z'n overpeinzingen, waarschuwden voor een gevaarlijke stroomversnelling, manoeuvreerden knielend, bezigden elke spier van hun lenige lichaam. Lovendaal lachte: blijk van vrees of weifel betekende verlies van gezag. Hij veranderde zelfs niet van houding in de dolle vaart naar omlaag, prees de roeiers, gaf order een landingplaats te zoeken en genoot van de sierlijke sprongen van een antiloop, die pijlsnel verdween aan de hoge zijde van de oever.
Na het vrijkomen uit de ziedende stroom maakten de negers de lianen, waarmee zij de kano's hadden saamgebonden, los en trokken de vaartuigen tussen de rotsen
| |
| |
door naar de wal. Sakky strekte de armen, wees de verschillende zonnestanden aan, gaf te kennen dat de zon al hoog stond en er dringend gerust moest worden.
‘Bloody hot, sir!’
‘Yes!’ beaamde deze, liet de boten optrekken en ging schuil met z'n mannen, die reeds hadden ontdekt, dat zich een kamp in de buurt bevond. De negerstam bleek tamelijk groot, stond onder gezag van een intelligent opperhoofd, dat met z'n volk op doortrek was en aan de rand van de Aruwimi een open plek had laten hakken voor de kleine, tentlijke hutten van bamboe. Op aandringen van de roeiers besloot Lovendaal een rustdag in te lassen en deze door te brengen als gast van het opperhoofd. Tegen de nacht werden vuren aangelegd, overal muziek gemaakt op slagen tokkelinstrumenten en gezongen op een schorre, schreeuwerige toon. Drank van gegiste bananen werd rondgediend en vogelbout voorgeschoteld, tot vreugde van de roeiers, wier ingewanden niet waren ingesteld op voedsel in blik, dat zij onderweg met weerzin hadden genuttigd. De negers bleken onbevreesd voor de nachtelijke aanvallen van de wilde dieren, want, zo beweerden ze, er waren dieren die voor het vuur niet deinsden, maar voor de muziek op de vlucht sloegen en weer andere dieren, die de muziek waardeerden, maar om het vuur op een afstand bleven. Daarom was er vuur en concert en kon een ieder zich zonder angst in het kamp ophouden. Jan hield zich aan die verzekering, genoot van het feest, de toespraak, de muziek en de bananenwijn en kocht een aantal geroosterde vogels. Hij kwam aan de weet, dat zich een dagreis verder weer een nederzetting bevond en besloot in het prilst van de morgen op te breken.
De afvaart droeg, als altijd, een plechtig karakter, de vloot werd nagestaard door de gehele stam en een stel krokodillen, waarvan er een plotseling toeschoot, het water fel in beroering bracht. Een gillend tumult brak los op de oever, waar de kano, onder bevel van Sakky, dwars op de stroom lag en schommelend water schepte. Uit het gebaren van de negers op de wal en in de belaagde boot hadden de roeiers reeds begrepen, dat er een ramp was ge- | |
| |
beurd. Ze rukten uit alle macht, kwamen te laat en waren to weerloos om hulp te kunnen bieden aan het slachtoffer, dat even een deel van z'n lichaam buiten boord had gestoken en was gegrepen door het monster....
Vol ontzetting staarde Lovendaal naar de luchtbellen die opstegen, zag in z'n verbeelden de afschuwelijke tragedie die zich onder water afspeelde. Ook hij, de blanke tovermeester, die zo vaak verbluffende wonderen had verricht, slangen in een tel had neergehaald, vuur had geslagen uit de zool van z'n schoen, stond machteloos, met het geweer in de knuisten en een jagende hartslag in de keel. Hij had de genadeloze wetten van de jungle ervaren: de sporen van de Congo waren gegroefd in huid en botten, maar wat hij nu beleefde, mee onderging, wekte de huiver en benam de adem. Het was hem niet mogelijk houding te bewaren, z'n ontroering meester te blijven, ter wille van z'n gezag. Hij zakte in verslagenheid neer op z'n plaats, bleef staren naar de noodlotsplek en gaf tenslotte door een aarzelend handgebaar te verstaan, dat de reis kon worden voortgezet.
De rivier werd breder, de bodem moerassig, het water goor. Het lijze ruisen van de stroom versmolt met het lispelen van de blaren tot een weedommelijk klaaglied, dat niet wilde verstillen. Dichtbij confereerden de apen. Insecten zoemden, ketsten tegen de beschuttende bladerdekking, waaronder Lovendaal zich had uitgestrekt. Het opperhoofd had hem verteld, dat de tsetsvlieg slachtoffers had gemaakt in de omgeving, tot waakzaamheid gemaand en het pauseren in de middaghitte ontraden. Er moest doorgevaren worden in de moordende hitte, die lam en vakerig maakte....
Als in een schemer zag Lovendaal het manoeuvreren van de negers, sloot de ogen en dommelde in. Hij dreef ver en hoog in een onmetelijke wolk van gele vlinders, muskieten en slaapvliegen. De stoker van het tandradtreintje bezemde de locomotief schoon, vocht tegen de tsetsen, werd rifmager en viel snurkend neer op de rails. Een hyena huilde onder de poot van een olifant, die trompettend de morgen scheurde, in een val geraakte en door de inboorlingen werd verslonden. Sakky en de roeiers graaiden het vlees
| |
| |
van de schonken, weigerden walgend de conserven in blik. Een legioen apen stoof door de kruinen van de woudreuzen, deinsden ontsteld bij het inslaan van de bliksem, maakten keert en raasden weer voort met een gekrijt dat door merg en been ging. De wind wakkerde aan tot een storm. Ver en breed stond de hemel in brand. Een gillende tornado wrong de kruinen van de bomen, slingerde ze door de ruimte. Een wolkbreuk stortte kletterend neer op het ijzeren dek van het kleine stoomschip, dat stuipende openscheurde en zonk.
‘Oeh!’ schokte Lovendaal op uit z'n visioenen, zat met grote ogen te staren naar het snelle verschuiven van bomen en watergewas rondom en zonk terug op de bagage, die als hoofdkussen dienst deed. Hij was weer terug op z'n verlaten post, schoot slangen voor opperhoofden en hofhouding, holde voort achter een koedoe, raakte buiten adem en kreeg een krankzinnig verlangen naar bananenwijn. Op een krat met olieblikken zat hij uit te hijgen naast de Pool, die niet wist wat hij wilde, terwijl de bomen links en rechts neerploften en de negers, tot aan de hals in het water, kruipende poogden te ontkomen. Afgerukte takken suisden rakelings over z'n hoofd, dat stak en zwol, door Sakky werd bestreken met jodium. Dinna klungelde levensgevaarlijk met het geweer, schoot mis en raakte zoek met de echo van de knal. Slagregens geeselden het tentzeil, dat aan flarden sloeg, wegfladderde als een ontzaglijke roofvogel. Het ganse woud begon te brullen. Milliarden muskieten zoemden, zoemden, werden vervangen door een heir van tsetsvliegen, die almaar rondvlogen om de vier kaarsen op een ruwhouten tafel. De ravijnen liepen vol met bruisend water, dat begon te koken en schuimkoppen op de golven droeg. De firma in Amsterdam had de Congo gekocht, vroeg de kranige werkmeester Lovendaal er gaten in te hakken en de brokken op te zenden naar Dakar of Matadie. Sterren straalden, stonden boven het tussenstation naar Kinshassa.... Neen, boven de duinen en in de stille slootjes tussen het weerbeeld van de wilgenpruiken. Hilda zat in een berm, trok met de punt van haar schoentje figuren in het wandelpad door de polder. Ferdi- | |
| |
nand rolde tekeningen uit en schreef verzen voor Heinrich Funkel, die ze versnipperde in de spoelbak van café Apollo. Kroeze slofte mee met een lange stoet van arbeiders, almaar arbeiders met de bungelende broodzakken op de rug. Ronde ruggen en gehavende jekkers. Op het station slenterden soldaten langs de sissende locomotieven met het D-treinmaterieel. Hilde lachte, zo breed en zo glunder als de Waterweg! Een krokodil schoot toe. De proestende kroeskop van een neger kwam boven water. Hij verzonk en liet niets na dan bloed en luchtbellen. Kroeze smeet een naaimachine uit het raam, zat op de bok van een wagen, wikkelde zich in het paardedek, had het koud, koud....
Lovendaal begon te klappertanden, dikke zweetdruppels braken uit onder de tropenhelm. Hij poogde huiverend de verkleumde voeten te strekken, weerde zich ijlend tegen de venijnige insecten, die z'n huid kerfden en z'n lichaam deden zwellen. Hij werd door een panter belaagd, schokte weer op, kwam terug tot de werkelijkheid. Hij greep zich vast aan de boorden van het vaartuig. Hij wilde niet ziek zijn. Hij mocht geen koorts hebben! Nog een paar dagreizen en Kinshassa was bereikt. De kust!.... De zee! Volhouden! Vier, vijf dagreizen van de houtpost waar hij z'n vervanger ontmoeten zou. De man die hem kwam verlossen. Volhouden en niets laten blijken aan de negers, die....
Weer sperde de panter de muil, poogde hem weg te slepen, al dieper en dieper in de wildernis, waar de inboorlingen een onderkomst bouwden en de torren en spinnen door z'n bed, z'n haar en z'n godverlatenheid kropen! Stilte, hitte, de eeuwige melancholische ogen van de zwarte helpers en het gekmakend verlangen naar het gelaat van een blanke!!
‘Hilda!’
Ze boog zich over hem heen, beurde z'n hoofd op, gaf hem heerlijke koele thee en bananenwijn te drinken. Meer en nog meer! De dorst nam af, de pijn in z'n borst minderde. Het martelend brandgevoel in z'n keel verdween. Hilda kuste z'n mond, kuste alle zelfbeschuldigingen weg. Hij had niet van huis mogen gaan. Hij had in Holland
| |
| |
moeten blijven om haar en Pieter, om z'n taak onder de verslagenen, na de grote staking. Hilda benam hem kussend het woord, keek hem diep in de ogen, gaf hem lieve namen of ze tegen de kinderen sprak. Ze fluisterde bemoedigend, streelde z'n wangen, z'n haar en voorhoofd....
En weer daagde besef, werd de hoofdpijn tergend, kwam de kou, het klappertanden en het smarten van de voeten. Jan woelde, wentelde om en om onder het loverdak, was z'n angst niet meer meester. Hij zag klaar de ernst van z'n toestand: de koorts liet zich niet meer door kina verdrijven, zou hem slopen voor het bereiken van de kust. De heren in Amsterdam zouden een kras halen door de naam van de vent, die eerst z'n gereedschap en voorraad verspeelde en toen z'n leven.
De muskieten begonnen weer rond de kaarsen te dansen, vielen bij duizenden neer op het tafelvlak. De vlammen verschroeiden alles: de Belg, de Britse houtkoper, de Pool en de Fransman, wiens Engels nog dwazer was dan het admiraalschap van Sakky.
Die vervloekte fluittoon maakte grienerig....
Hilda sprak woorden van troost en vermaan....
Ja, hij moest landen, Sakky uitzenden, niet aan sterven denken. Hij was nou weer kalm, ijzig kalm. Meer kina innemen en doorvaren tot de houtpost. Volhouden! Een dokter en de vervanger....
‘Doorvaren!’
Kinderlijk verheugd kwamen de negers twee dagen later aan hun zieke meester melden, dat er een kano met pagajeurs en een blanke stroomopwaarts kwam. Lovendaal poogde zich op te richten, luisterde gespannen naar het naderend gezang van de roeiers, zat sidderend op z'n knieën en staarde door het lover van z'n hut naar de rivier, waar de kano overstak en de oever hield. De blanke stond op de boeg van het vaartuig, zag het wenken van de negers, hief de hand en landde even later te midden van de joelende zwartjes, die nieuwsgierig meeliepen, zich dol amuseerden om de begroetingswijze van de blanken en het grimassend nadeden. Ze drukten elkander de hand, klopten elkander eveneens op de schouder en schudden hun kroes- | |
| |
koppen of ook zij hun diagnose stelden. Ze konden niet weten, dat hun meester niet alleen ziek was van de koorts, maar ook van het bijkans drie jaren opkijken naar hun tronies, die heimwee wekten, de ontmoeting met de plaatsvervanger deed stijgen tot een toppunt van blijdschap, die wonderen verrichtte.
Lovendaal vergat koorts en pijnen, werd beweeglijk en spraakzaam, kon het bed niet meer houden en wel juichen, omdat de andere een landgenoot was en antwoord kon geven op duizend vragen. Leo Markestein bleek een Geldersman te zijn, woonde in Den Haag, maar was in wezen een wereldburger, zeer onderlegd en van een verarmde familie. Ook voor hem was de Congo een laatste antwoord op alle tegenslagen. Ook hem hadden de omstandigheden tot de aftocht gedwongen. Hij had vrouw en dochtertje achtergelaten, toonde de portretten met een vertedering die stil maakte. Hij liet zich inlichten omtrent de taak die wachtte, schouwde met een zuinige trek om de mond naar de hoogrode gelaatskleur van z'n collega, die van geen ziek zijn horen wilde, z'n klappertanden ontkende en almaar vragen stelde, spontane verheugenis uitte om de liberale opvatting van Markestein en diens thuis zijn op alle gebieden. Er was in het vaderland heel wat veranderd in de verstreken drie, vier jaren. Ja, het aanschaffen van boeken en een abonnement op een krant baarden nog altijd kopzorg aan de luidjes met smalle beurs, maar ook daarin kwam geleidelijk verbetering. Naar het invoeren van een maximum-arbeidsdag voor volwassenen, het afschaffen van de nachtarbeid der bakkers, ziekteverzekering en pensioenverzekering werd met ernst gestreefd en niet alleen van de zijde der arbeiders, die meer en meer gingen inzien, dat een algehele ommekeer op korte termijn een fictie was. Het gladde manoeuvreren van de tacticus Troelstra wekte nog wel felle critiek bij de aanhangers van Nieuwenhuis, de evangelist der directe actie, maar de politieke en geestelijke ontluiking van hen die deel uitmaakten van de arbeidersklasse, beloofde heel wat beter resultaat dan het gebaar van de anarchistische zwaardvegers. Men begon in arbeiderskringen te beseffen, dat elk uur afgenomen van
| |
| |
hun werkdag een aanwinst was voor de duur en de inhoud van het leven. In de arbeidersbeweging groeide het fiere besef, dat de werkman meer was dan een ploetermachine ten bate van de meester, dat juist hij, door het nut en de waarde van zijn arbeid, een volwaardige, eerste rangs staatsburger was, bereid orde en gezag te schragen op blijk van erkenning en gelijkheid voor de wet. Deze geestelijke omwenteling bepaalde de scheiding tussen het voorheen en thans, een kloof die velen uit de romantische dagen van het geweld nog niet wisten te overbruggen. De uitslag van de verkiezingen, de toenemende drang naar algemeen stemrecht en de val van Kuyper bewezen de kentering en lieten weinig twijfel aan de grote mogelijkheden voor de sociaaldemocraten en de moderne vakbeweging. Hij, Markestein, was geen socialist, maar ook geen struisvogel. Hij voorzag een toenemende machtsontplooiing van de arbeidersbeweging, onderkende in het stichten van het N.V.V. een mijlpaal op de weg naar de ontvoogding van de werkende klasse. Hij hoopte bij z'n terugkomst in het geboorteland veel veranderd te vinden en de grote opruiming der sociale misstanden mee te maken.
De wat tengere Markestein, met de donkere oogopslag, de muzikale Gelderse tongval en de fijne, nerveuze handen, waar Lovendaal telkens naar kijken moest, begon te spreken over de ontstellende verwoesting die door de tering onder de arbeiderskinderen werd aangericht. Het mocht waarlijk nog een wonder heten, dat er geen andere, minder sluipende ziekten, uitbraken in de lichtloze, overbevolkte krotten en werkplaatsen. Er waren wel plannen gemaakt en eisen gesteld, ten einde het onhoudbare van de toestand te verbeteren, maar het catastrofale verloop van de staking in negentien-drie had z'n weerslag gevonden in het verzaken van alle sociale maatregelen. Men meende, dat men de arbeiders voorgoed de ruggegraat had gebroken, op z'n koest blijven en serviel zijn gerekend mocht worden, Bij het neerslaan van het verzet in April 1903 waren niet alleen de bankiers, maar ook de doodbidders gebaat. Nog wel! Bijna alles wat het welzijn van het volk had kunnen bevorderen was blijven steken. In de plaats van een betere
| |
| |
behuizing kwam de botte lach van hen die plomp de rode ambities tegen de vlakte hadden gejaagd. Men had, zoals Lovendaal als ontslagen spoorman het beste weten kon, de kreet om sociale verbeteringen beantwoord met wurgwetten en het oproepen van de kanonniers; men had de couponknippers de winst, de hemel de eer en de tering de tering gelaten. De Bond van Orde, opgericht om de wanorde te bestendigen, verkondigde nog altijd, dat de armen en de rijken hun plicht hadden te vervullen, maar dat de zorgen en plichten van de rijken veel zwaarder en moeilijker waren dan van de eenvoudige werkman.
‘Die de zon niet in en de ratten niet uit z'n woning kan krijgen!’ completeerde Markestein, schouwde naar het fonkelen van de koorts in de ogen van de nieuwshongerige en weigerde alle verdere conversatie. Hij hielp de zieke op z'n leger, raadpleegde Sakky, hoe en waar de hulp van een dokter in te roepen en bedwong het rijzen en opspringen van Lovendaal, die gillend de nacht inging.
De wankelende kaarsvlam, waarin de insecten knetterend verschroeiden, wierp grillige schaduwen op het magere, inmoede gelaat, en de spichte, rusteloos graaiende handen van de lijder, die namen noemde, almaar om water vroeg, tegen de morgen wat kalmer werd en mompelend insliep, urenlang. Eerst in de namiddag kwam hij weer bij kennis, voelde zich stukken beter, toonde belangstelling voor alles en allen die hem omringden, besprak met Sakky de werkzaamheden onder de nieuwe meester en met deze de scheepvaartverbindingen en het heerlijk vooruitzicht van een wederzien van vrouw en kinderen. Hij beloofde zich stipt te zullen houden aan de voorschriften van Markestein, erkende diens gezag en beste bedoelingen. Hij zou alle haast bedwingen, z'n razend verlangen om af te reizen de kop indrukken en wachten tot de dokter fiat had gegeven. Weer terug in Holland zou hij zo spoedig mogelijk naar Den Haag gaan om vrouw en kind van Markestein de groeten over te brengen en mede te delen, dat die gezond en wel in de Congo was aangekomen en liet weten, dat de zijnen thuis zich niet ongerust behoefden te maken, noch om de wilde beesten noch om het hete klimaat. Jaja, hij
| |
| |
wist het nu wel, hij kende de boodschap: paps had een sterk gestel en de omstandigheden waren veel gunstiger dan gezegd of vermoed werd! Allen kwamen na het verstrijken van de termijn terug, wel vermagerd, maar met ongeschokte levenslust, volle buidel en een zee van ervaringen. De koortsen waren wel fel, maar kortstondig, maakten weinig of geen slachtoffers en de tetsvlieg was een fantasie, een nachtmerrie van de bijgelovige negers. Het kwam in orde: moeder Markestein zou zonder vrees de Congojaren van haar man tegemoet kunnen zien....
Lovendaal bedwong z'n verlangen om direct scheep te gaan, vond steun bij de kranten en boeken van Markestein en in de aanmaning van de koorts, die telkens weer oplaaide en eerst afnam tegen de morgen, de verstillende morgen, waarin Lovendaal woordloos genoot van het gezelschap van de blanke, de moedertaal beluisterde en onderging als een streling.
De derde dag na de komst van Markestein begon deze te klagen over de verschroeiende hitte, vroeg zich af, hoe de andere het drie jaren had kunnen uithouden, nam aan dat je in de Congo moest wennen en bleef de vierde morgen onder z'n klamboe. Koorts purperde z'n kaken, joeg de polsslag angstwekkend op, tintelde onheilspellend in de donkere, weggezonken ogen.
Lovendaal diende kinine toe, poogde tevergeefs de aanval te stuiten, streed met eigen teistering, ging wankel door de nacht en wrong kina en weeral kina in de krampende mond van de ijlende, die gillend en reutelend van zich afsloeg, niet reageerde op het medicijn. Markestein weigerde alle voedsel, vervloekte de landgenoot als z'n moordenaar, tuimelde ketterend in het grondeloze, staarde twee dagen later verstard naar de dokter, die door een ijlbode was gewaarschuwd, uit een kamp van rubbertappers in draf naar de rivier was gedragen om per snelste kano de houtpost te bereiken en het leven te redden van werkmeester Lovendaal, die aan de oever had gestaan om de dokter te be groeten en hem voor te gaan naar de andere patiënt, de pasgearriveerde Markestein, de vervanger.... op de lijdenssponde en in het graf!
|
|