| |
| |
| |
Hoofdstuk VII.
Direkt na de ontscheping te Boulogne, een ontscheping zo vlot en nuchter als de inscheping, was alles in gereedheid gebracht voor onmiddellijk transport naar de basis achter het Britse front.
Voorafgegaan door doedelzakken en bazuinen trokken bateljon na bateljon langs de pleister-grauwe huizen en stilschouwende bevolking. Meisjes in 't wit, kinderen nog, hadden bloemen geschonken, onder meer aan Mooiedirk, die met getrokken sabel en sidderende vergeet-me-nietjes op z'n schommelbuik naar't station was gestapt naast z'n zwetende, lonkende, groetzwaaiende mannen. Hangend uit de ramen en deuren van coupé's en veewagons hadden Jim en de anderen gespeurd naar sporen van de krijg en elkander hun gewaarwordingen toegeroepen. Dorpen en steden waren ze gepasseerd en nergens... nergens geschonden kerken en versplinterde wouden! Als dàt nou de oorlog was, zou het zo'n vaart niet lopen en de veldtocht achteraf nog een uitstapje blijken! Telkens als de trein een station aandeed, hadden ze, ofschoon het verlaten van de wagens verboden was, als gekken gerend op zoek naar wijn, fruit, snoep, naar alles wat ze slikken konden zonder er op slag aan dood te blijven.. Vuilbekkend, hunkerend, schaamteloosgebarend hadden
| |
| |
ze de vrouwen gegroet, de maagden en de opoes, op perrons en landwegen, tot ze moe, zat, in slungelige verstomping stofscheppend arriveerden in het kwartier voor de nacht, waar hun een ontvangst was bereid door een compagnie infanterie en een volledige divisie wantsen. Vooral de laatste waren opdringerig amicaal geweest, hadden direkt aan lijf en leden gehangen en zelfs de haastig gekrabbelde korrespondentie gecensureerd... Ze hadden Ken, de ‘Eeuwiglicht!’ vloekende buffel van z'n handje stro gedragen en Paddy gedwongen om rug en ribben tot bloedens toe te schuren aan de ruwste kanten van de primitieve keetbetimmering.
‘Ze vrete me op!!’ had Sewel gegild en in wanhoop z'n bajonet getrokken. ‘Citroensap!’ was geadviseerd door den mageren Sterling, die in fronselend hemd en wordende morgen over de bedden spookte... ‘Direkt voor de vijand!!’ had Hogg gewild. ‘Direkt voor de Moffe, die barmhartiger zijn!’
‘Specialité- de- France!’ was Sandberg ze wegvangend gaan presenteren aan Stevens, die in gelatenheid de bultende luisbeten zalfde met geweervet... Getelefoneerd had Ken met het Departement van Uitwendige Overlast en aangesloten, verkeerd aangesloten, was ie geweest met Diepzee-onderzoek... Toen was de morgen gekomen en met het licht het brood en de garstige, zanddikke gratenpap. Voortgejaagd
| |
| |
waren ze weer van verluisde bedding en verzande keuken naar de bloedigbeslijkte motorlorries, vrachtauto's en scheluwoverzakkende omnibussen. Samengeperst, ingeklemd en murwgebonkt hadden ze gezeten, rampzalig als motten in een spijkerbak. Uren... uren, waren ze voortgehobbeld over verzonken straatwegen, holgrommende noodbruggen en ontboschte hellingen. Staande, hangende en liggende hadden ze buik en blaas ontlast over vloeren en wielen. Druipend van regen en rillend van narigheid waren ze uitgestapt en opgedreven naar de bevroede kwartieren in trieste, immer wijkende verte... Waggelend van pijn en uitputting hadden ze gezocht naar onderdak, dat er zijn moest daar.. en daar en ergens.. Afgebluft en weggesnauwd door meerderen en gelijken waren ze weer gegaan, kniediep wegzinkend in het pad naar de glorie. Afgesard van vretende riemen en ranselend zelfverwijt, krom onder waterzware bepakking en rijtende hemel hadden ze gewacht, Jim, Sewel, Hogg, Billings en Sterling, op Paddy, den onvermoeiden, altijd weer uitreddenden snorder naar vreten en onderdak. En Paddy was gekomen, z'n ransel uitpuilend van geconserveerde heerlijkheden uit alle delen van de draaitol. Vloekend, hoonbrakend had ie ze aangespoord, de ‘lorrige lammelingen’ en gebracht naar de verworven schuil, de van god gegeven houten veldschuur in de modder van Vlaanderen...
| |
| |
‘Hallo, die Kèèèèèn!!! Hier’ schreeuwde Pad, die een roeper maakte van z'n handen en dan opsprong om te zwaaien met een afgebroken pompslinger.
‘Paddyyy!’ juichte Ken, gooide z'n muts in de hoogte, nam een aanloop over de weg en kwam, slootje-springend aanglibberen.
‘Jonges! Allegaar je neusie kokere!... Ome Ken is terug!’ riep Pad naar binnen, smeet de deur van de schuur weer dicht en plaste Ken tegemoet: ‘Ben je daar, ouwe jonge!?’
‘Kristus, hoe komme jullie hier in die uithoek op zo'n buitentje verzeild?... 'k Heb me de broekhoest gezocht!’ groette Ken, de handen van Pad uitbundig schuddend.
‘Is 't niet snuitig?’ ijverde Pad. ‘En geen luisie te bekenne... 'k Ben als zilver op me lijf... Je zal het goed bij ons hebbe, verlore zoon. Kom binne! Kom binne! De kleutertjes zulle een welkomsversie voor je zinge!’
Ken werd geestdriftig door de jongens ontvangen, mocht in de leunstoel van opa zitten naast Jim, die in een sofa z'n gehavende overjas zat te verstellen.
‘Hoe komme jullie an al die spulletjes?’ riep Ken, en keek verbluft rond. ‘Compleet een makkeduivetil, hier!’
‘Alleen madam en de mokkels ontbreke!’ lachte Sterling, die z'n schoenen insmeerde op een antiek schaaktafeltje, ‘Paddy zal nog op maagderoof uit motte.’
| |
| |
‘Ja de meisies,.. dat's nou het enigste wat er nog an ons geluk ontbreekt,’ beaamde Pad en wees naar de in-droeve kop van Dante op een satijnnoten piedestal: ‘Het zonnetje in huis!’
‘Jullie zitte ongelofelijk netjes an kant!’ bewonderde Ken.
‘En dat's op geen stukke na alles!’ verzekerde Hogg, die zich van de divan liet rollen. ‘Je weet en je ziet nog niks. Kom is hier, dan zal 'k ie wat anders voortovere.’ Hij liep naar het achtergedeelte van de schuur, trok de zware, blauw-zijden overgordijnen open, toonde een mahoniehouten ledikant met bijbehorende bedding, sprei en nachtkastje: ‘De studeerkamer van de opperbevelhebber!’
‘Zeg maar roverhoofdman!’ grinnikte Pad.
‘En dat?’ wees Ken naar een drukschel boven het hoofdkussen. ‘Voor 't huispersoneel?’
‘Abuis!’ haastte Pad. ‘Dat's om te belle als 'k magrijne heb en 't kanongebulder me hin dert!... De batterijkommandanten zijn ingelicht.’
‘Als 't plotseling stil wordt an het front mot je maar rekene, dat Paddy schele hoofdpijn heeft,’ verduidelijkte Sterling, die huispantoffeltjes aandroeg: ‘Welkom thuis!!’
‘Krijg de krenk!!’ schaterde Ken. ‘Hoe kom ie daar an? Zeg op jonges, hoe zit het met al die spulle?’
‘We hebbe het zo in late richte, de stoffeerder uit Londen late kome... Verdomd!’ bezwoer Jim. ‘De stoelen zijn angemete.’ Hij stapte
| |
| |
op het schaaktafeltje, nam een gesneden beeld van de luikraveeling. ‘Weet je wie dat is?’
Ken nam het beeld over, bekeek het grijnzend. ‘Is een heilige.., maar die familie is zo uitgebreid, hè?... Sint Agnes?’
‘Veel heiliger!’ vond Paddy. ‘Een van de generale staf... 't Is Sint Barbara, de schuts-patronesse der artillerie!’
Ken salueerde. ‘Alle respekt, madam! Nog meer zusse die an sport doen?!’
‘Hebbe we expres in huis gehaald voor't geval we een inslag krijge... Als er een verdwaald schot over komt wandele, krijgt zij 'm op d'r gezalfde petje en weet meteen wat het zegge wil om je met de artillerie te bemoeie,’ verklaarde Sterling, terwijl ie z'n geweergrendel uitnam.
‘Zet weg, Jim!’ commandeerde Pad, het tafeltje onder de raveeling plaatsend. ‘Het heilige mot niet te lang in hande weze...’
‘Ze bloost nou al,’ meende Ken.
‘Barbaartje gaat mee naar de vuurlijn, dat's al uitgemaakt,’ verklapte Sewel, het beeld wegzettend. ‘Zij en de stoel van opa.’
Pad had inmiddels een kleed van uitgeschoren fulp over de tafel gevouwen, huismoederlijk bedrijvig het theeservies geplaatst en een ge watteerde theemuts over de trekpot geschoven. ‘Nog effe bruin late worde... Kom an tafel, jonges!’ Hij schoof een gepolsterd stoeltje bij, ging breed zitten en deed of ie hinder had van een te weelderige boezem. De anderen namen plaats. Ken
| |
| |
glunderend van genot en opwinding, weer in de leunstoel.
‘Nou motte jullie is effe je malle moele houe als moe met ome Ken praat,’ brauwde Pad, trok dreigend z'n wenkbrauwen op en greep de trekpot, die door het ontzettend, plots losbrekend kanongedreun bijkans van de tafel drilde... ‘'k Mot een speld kunne hore valle... Begrepe?!’
De andere beloofden, ginnegappende bengels nabootsend: ‘Ja, moe!’
‘En, meheer Taylor, wat zegt u van de oorlog’, speelde Pad. ‘Zou 't nog lang dure, dunkt u?.. Ja 't is verschrikkelijk... Zoveel dooie en de banane ook al duurder... Wat een ellende, hê? Me dochter vloekt als een dragonder, zegt: Potverdomme! als het: Goeie morge! mot weze... Ze hadde nooit an die oorlog motte magge beginne. Dat's me eerlijke mening.’
‘Net niet, mevrouw!’ zuchtte Ken. ‘We worde er allemaal de dupe van, ieder op zijn tijd... Zat ik verlede week met me nicht Jorezientje in de omnibus om met 'r te gaan kijke naar de foto's van het slagveld. Daar is ze dol op! Die dooie Moffe, dat vindt ze knalletjes! Affijn, om bij me apperepo te blijve. Ik zat rustig te zitte in de bus toen er een Schot, zo'n vreselijk onbehouwe bonk fuselier, op het balkon sprong en meteen de trap opging naar boven. Ontzettend!! Zó... Nee, ik overdrijf niet: zó.o.o.o!., van achtere en alles bloot, naakt als me ziel voor
| |
| |
god... En Jorezientje kijke... kijke. Zulke oge! 'k Dacht dat 'k het bestierf, dood door Londen reed 'k Heb twee dage me bed motte houe...’
‘Dat's oorlog!’ knikte Paddy, schonk thee in, gebruikte keurig de zilveren klontjestang in de lege suikerpot, schonk een scheutje denkbeeldige melk en maakte een pruimemondje bij 't doorgeven van de porseleinen kopjes. ‘We moste 't vertikke, gewoonweg verdije om 't nog langer te dulde..! Een half jaar gelede heb 'k al tege me boterboer gezegd, dat ik er van af zag... Weet u, we moste brutaalweg kleur bekenne, meer vrede op straat brenge. Heb u ook een wit poedeltje?’
‘Ja, net mevrouw,’ bevestigde Ken, gretig z'n thee slurpend. ‘Een vlekkeloos, pasgevlooid tefie..’
Jim was opgesprongen, zette zich weer, met een jonge poes ineen hoge hoed. ‘Hier, hij mot nog kennis make met oompie... 't Is een katertje en hij heet Judas, omdat ie same met de ratte uit één schotel vreet.’
‘Mooi!’ zei Ken, het beest strelend. ‘En nou maar is meteen vertelle waar 't meubelair vandaan komt!’
‘Dat heeft Jim immers al verklaard,’ deed Pad beledigd. ‘Je doet net of we 't gestole hebbe... Heel wat soesah geweest voor 'k de inrichting naar me zin had. Ik ben in die zake niet zo, mak, weet je. M'n huis is me kasteel en 'k hou van mooie dinge om me heen, net als me
| |
| |
moeder... 'k Heb ie toch verteld van d'r varke, hé? Ruzie dat ik me gehad heb met de firma, op vechte af. 'k Had ze een vleugel besteld maar kreeg toen een nachtkassie met een een-persoons pispot voor een tweepersoons ledikant. Ik an 't bulke tege de chefstoffeerder... Kan je nagaan! Affijn toen hebbe ze 'r Dante en een driepits-kookstel bij gedaan... De slaapkamer is een presentje van Jim, behalve de gordijne. Die heb ik van Hogg, van Charles, Richard, David Hogg, hier aanwezig en nogmaals bedankt. Ze zijn een tikkie te lang maar we legge er wel een zoompie in als de naaimachine arriveert... Die krijg ik van Sterling bij de volgende duisternis.’ Pad haalde de nachtspiegel uit het kastje. ‘Een genot, zo'n ding in je huis... Me hele lijf staat er al naar. Waar of geen waar, kindere?’
De kinderen bevestigden. ‘Hij is er niet meer af te slaan,’ voerde Sewel. ‘Hele nachte houdt ie zitting en 's morgens komt Mooiedirk om te vrage of 't vlot gegaan is en geen zeer gedaan heeft.’
‘'k Ben er eerlijk aan gehecht,’ gaf Paddy toe, ‘en zou zonder dat ding geen raad meer wete met me manmoedigheid. Wat doe 'k in een stormaanval zonder nachtgemakkie?’
‘Het oor is nog heel!’ ontdekte Ken complimenterend.
‘Ach, natuurlijk!’ speelde Pad. ‘En dan lulle ze nog over de gruwelijke verwoestinge door de
| |
| |
krijg! Geen stukkie is er af, geen schrammetje, geen kweeltje an 't hele apparaat... Vijf kilometer achter de vuurlijn een gave pispot!! Bezit de deftigste burger in rustig Engeland niet... Zelfs de neutrale hebbe potte van gietstaal.’ Hij sprong op, liep naar het bed en kwam terug met een odeurspuit. ‘Vlammewerpers, schrijve de krante, die altijd liegen en overdrijven. 'k Mot alleen nog lavendel bestelle...’
‘Krak!.. Krak! Krak!.... Krakkakkakak!!’ kermde de schuur, trillend op haar grondvesten door de steeds in hevigheid toenemende kanonnenvlijt.
‘'t Wordt toch een beetje schandalig!’ protesteerde Hogg. ‘Je zal is op de knop motte drukke, Pad.’
‘O, nee!’ weigerde hij, terwijl ie de trekpot hanteerde. ‘'t Gaat op het ogenblik wel met me hoofdpijn. 'k Wil geen misbruik make van m'n bevoegdheid... Laat ze maar daarginder... Ze hebbe nou eenmaal geschut en als ze er niks mee doen magge, worde ze baldadig. M'n zwakke hoofd mag geen oorzaak worde van schade en overlast...’
‘Krraaaaaaarrraaaaak!’ stuipte de schuur. Sint Barbara liet zich pardoes van de bintlaag vallen.
‘Om de verdommenis niet!’ vloekte Ken en raapte het beeld op. ‘Je wou de kuite neme, hé! Ja dat's nou het bombar... Ach, verrek, ik hoef jou toch niet in te lichte... Jij hebt je zegen er op gegeve en zal wel wete wat je doet. Op je post, mevrouw, en geen knijperijtjes meer.’ Hij
| |
| |
plaatste het beeld weer op de balk, verzocht om meer thee, schoof de nachtspiegel bij en viel terug in z'n stoel. ‘Billings is toch ook in de ploeg? Waar zit ie?’
‘We hebbe tien dage rust gehad en nog twee te goed,’ verklaarde Sterling. ‘Maar Billings is een paar uur gelede opgecommandeerd...’
‘Dat stinkt!’
‘Ze hebbe ons geleidelijk opgeschove, telkens meer naar voren tussen de anderen, om af te harde, vat je?’ zei Hogg, die de rollende kopjes redde.
‘Deze reis gaan we mee tot in de greppel, dat's uitgemaakt pandoer,’ verzekerde Jim, nam de bevende kat op z'n arm en ging er sussend mee door het wankel verblijf. ‘Kan je niks gebeure, poesewoesie... Zoet maar Judas, jonge. Dat we nou geen spatje mekkie voor je hebbe, spierwitte mekkie uit een pikzwarte koe... Zo gauw als we een Mof vange, mag ie 'm levend opvrete om een beetje bij te komme van de schrik...’
‘Krraaaarak! Kraaaarakkerak!!’ waarschuwde het wrakke bouwsel en weer vluchtte Sint Barbara.
‘Bah!’ fluimde Ken, opspringend en schopte de Beschermster der Artillerie in een hoek. ‘Is al net als de rest... Kruip maar onder het nachtkassie!’
‘Zal niet gaan!’ ‘Hier!!.. ze zal het meemake tot het end toe!’ schreeuwde Pad en graaide onder het ledikant.
| |
| |
Waar wij gaan daar is zij!’ Hij rees, stapte op de tafel, stak Sint Barbara met z'n bajonet aan de kapspanten.
‘Beetje meer respekt voor de dames!’ wilde Jim, die z'n schoen leende voor de gruwelijke mishandeling.
‘Dame... net wat je zegt!’ De wereld is er vol van!’ grijnsde Pad, ‘Dame van Barmhartigheid! Hij trok het wapen weer uit het voetstuk: ‘Door d'r pote, dwars door d'r lichaam mot ie. Ze heeft met ons ook geen meelij. Wie kanonne zegent, mot maar bajonnette slikke. Wat trek ie een lelijk gezicht, juffie? Nou niet kinderachtig worde... Een brisantgranaat is ook geen lolletje..’
‘Karrraaaak! Krakkarakkeraaak!... Kretsrrrrang!!’ Dakdelen sloegen brekend door de bintlaag, poften neer op stoelen en divan.
Hogg huppelde, z'n kop beschermend, naar het ledikant, drukte in razende ijver op de schel...
‘Rrrrrrrroemmmmmmeeedoemmmmmmdens!’ vlaagden de salvo's schier zonder tussenpozen.
‘'t Mesjientje werkt niet meer!’ brulde Jim, wees naar de schel en ging wanhoopgebarend naast Hogg op het ledikant zitten.
‘Hapert wat an de doorschakeling!’ toeterde Hogg.
‘Me meubeltjes!!’ gilde Pad. ‘Me kostbare inrichting, die we zo bloedig bij mekaar gegapt hebbe!’ Hij holde naar de po, duwde hem ver- | |
| |
troetelend tussen z'n borstrok: ‘Het oor leeft nog, jonges!’
‘We zalle er uit motte!’ concludeerde Sterling, die her en der en draafde om z'n rusting bijeen te snorren.
‘Nooit!’ bezwoer Pad en legde z'n hand getuigend op de potbochel. ‘'k Laat niks in de steek van me uitzet. Zit veel te keurig an kant...’
‘Laat maar inlazere!’ wenkte Ken, kalm in z'n leunstoel klevend. ‘Vrijwillig ga ik niet... Jullie zal me er uit motte drage en behoorlijk... Met een kusse in me rug!’
‘Over me lijk zal ie getild motte worde!’ onderstreepte Pad, terwijl ie het servies poogde te bergen tussen bed en deken. ‘Ik kom bij je zitte Ken, we hebbe nog wat te beprate over 't anschaffen van kristal en tafelzilver.’ Hij schoof bij, ignoreerde, als Ken, het neerkomen van dekhout en dakpannen: ‘Wie de meubeltjes geleverd heeft, wou je wete, hé?’
‘Ja... er mankeert nog een en ander, kleinigheidjes, die toch aangevuld behore te worde’ meende Ken, een sigaret presenterend. ‘Want we hebbe nog geen badkamer en 't divankleed is imitatie, bovendien Moffrikaans!’
‘Kan nog zonder bezwaar vervangen worden!’ beweerde Pad. ‘Alles hier is afkomstig van een maïtresse, stinkend bevrind met de legerleiding... Bij 't nadere van de Hunne heeft ze de boel afgeslote en de renner genome... Van hogerhand wordt alles bewaard en bewaakt... Een huis
| |
| |
met zestien kamers en niemand, die het bezette mag, niemand van de duizende zonder behoorlijk kwartier...’
‘Krraaaaak! Kraaaaakkk! Krrrraaaaaaaaaak!’ Dringender waarschuwde de schuur, die wijkend nok en gordingen ontzette.
‘Wel,’ vervolgde Pad, en keek beledigd naar boven, ‘we hadden behoefte an wat gezelligheid...’
Ken knikte, gaf blijk van begrijpende instemming. ‘Dat hebbe wij manne nodig anders worde we te uithuizig... Jezus, nog toe!! Kijk daar... Het hele stel is onder 't ledikant gekrope... Wat een labbekakke!’
‘Krrraaak! Krakkakaraak!’ Meer hout en pannenpuin viel.
‘Affijn,’ vervolgde Pad, de splinters van het tafelkleed vegend, ‘We wiste zestien kamers opgepropt met meubele en hebbe Jim in de ploeg, vat je?’
‘Volkome!’ lachte Ken. ‘Alles geschiedde onder deskundige leiding. Daar niet van...’
‘Niks als lof!’ betuigde Pad. ‘Keurig... keurig is het afgewerkt. Nog geen krassie op me salontafel. Stoele, bedde, gordijne, klede, glas-, zilver- en aardewerk... Als 'k maar kikte, was 't al in me bezit! In vier nachte zat ik an kant... Alleen het vloerkleed hebbe we geruild, dat kleurde niet bij de sproete van Sterling.’
‘Kraaaaak... Kraaak! Reeeets-boem!!’ Een
| |
| |
gedeelte van nok en gevel sloeg naar binnen.
‘Zou je niet zwere, dat er ergens oorlog is?’ schrok Pad. ‘Heo heb je het gehad met je gevangenetransport?’
‘Niks te klage,’ antwoordde Ken, en bukte voor een zwalkende dakvorst. ‘Zeshonderd Moffe naar achtere gebracht... Blij, dat ze uit de rotzooi ware.’
‘Wat zegge ze van de oorlog?’
‘Spreke ze zowat niet over... Alsmaar hebbe ze 't over d'r vrouwe en kindere... D'r smoele staan d'r naar. 'k Geloof dat 'k wel duizend portretjes bezichtigd heb... Als we kinderportretjes konden uitwissele, lag de oorlog binne vier en twintig ure plat en alle vijandschap op apegape.’
‘Stront!’ schold Pad, het dak in het oog houdend. ‘De Moffe worde alleen maar sentimenteel bij een voltreffer in d'r biervat. 'k Zie Herr Braumeister al staan bij het portretje van little Dolly Smith!! Je lijkt wel getikt, Ken. Wat we nou uitwissele dat slaat in... Hoor maar is effe...’
‘Krraaaaakrakkerak! Krak.. Krak!!’
‘We motte nog een staande lamp hebbe met zo'n wit porseleine ballon,’ meende Ken en dekte z'n kop voor een neerkomende lasbout.
‘Goddome, ja!’ beaamde Pad. ‘Nou ie't zegt, mis ik 'm... De leverantie is niet compleet.. Jim!!... Jim!! We hebben nog geen staande lamp.’
| |
| |
‘We maffe!!’ schreeuwde Jim, die voorzichtig z'n hoofd onder het ledikant uitstak. ‘We neme voor vandaag geen bestellinge meer an... Welteruste opa!’
‘Krrrraaakrakarak!... Krakrrrrraaaaakrak!’
‘Je mag wel wat over je stoeltjes legge!’ adviseerde Ken. ‘Die vergulde pootjes kunne niet overal tege... Stukke en brokke staat zo slordig... Je zal hoesies motte make, zodra Sterling de naaimachine bezorgd..’
Krrrrrraaaa...’
‘Holle!’ schreeuwde Pad, die z'n kop beschutte en wegschoot langs de wand...
Als een ontzaglijke huiver, als een orkaan van botsend lawaai kwam overrollen het razend kanongebulder, schuddend en rukkend, lichtend en wegdrukkend spanten en bintlaag, omsmijtend, opvouwend de zijwanden tot een slordige stapel splinterende afbraak.
- - - - - - - - - - -
‘Hier,’ riep Pad, terwijl ie zich vrijmaakte uit de ruïne en wees op het nachtgemak: ‘Het oor is nog heel, jonges!’
|
|