| |
| |
| |
Hoofdstuk XXII
Beschouwend en critiserend, schreef en sprak Hilda, die bij wijlen ook de draad kwijtraakte in de baaierd van streven en strijden, maar toch wel begreep, dat er verschil was in wezen en werking van de sociaal-democratie en de vakorganisaties. De eerste vertegenwoordigde de toekomst van de arbeidersbeweging en tevens de arbeidersbeweging in haar geheel, terwijl de vakbeweging gezien werd als het grote leger van geoefende soldaten, dat op eigen terrein zowel afwerend als regelend optrad. De vakbeweging behoefde het afschaffen van het privaatbezit niet in haar statuten op te nemen. Haar taak was het, om daar, waar kapitaal en arbeid met elkander in botsing kwamen, de partij te kiezen van de arbeid tegen het kapitaal. De vakverenigingen, zo opgevat, konden leerscholen zijn voor de arbeiders en konden bovendien beschouwd worden als de grote bestanddelen voor de maatschappij der toekomst. Vandaar dat Hilda, waar mogelijk, een beroep deed op de sociaal-democraten om de vakverenigingen te steunen, ook al waren die niet zuiver socialistisch. Zij besefte, dat er in Nederland behoefte was aan een algemeen verbond van vakverenigingen, waarin plaats was voor elke gezindte en politieke overtuiging, voor zover niet in strijd met de belangen van de werkende klasse. Een algemeen vakverbond, dat in de kamp tegen de patroons wat kon presteren en niet langer in machteloos gestumper dulden moest, dat de organisaties elkander afbreuk deden. In tegenstelling met de meerderheid der bekende leiders, die de vakstrijd als een afhankelijk deel van de socialistische agitatie zagen, vermeende Hilda, dat de vakbeweging in de toekomst een andere rol beschoren zou zijn en er - straks in haar volle ontwikkeling - voor passen zou misbruikt te worden als stakingsmachine in dienst van de zonen van de chaos! Men zou meer oog hebben voor de strijd voor politieke rechten en verbeteringen van de sociale toestanden, welke zonder uitbreiding en verster- | |
| |
king van de sociale wetgeving, toch steeds zeer bescheiden moest blijven. De vergaderingen van de vakbonden zouden dan niet meer daveren door de politieke debatten tussen de parlementairen en anti-parlementairen - een liefhebberij die in het N.A.S. door leken en virtuozen met eendere ambitie werd beoefend!
‘Stel je eens voor, dat de Calvinistische, de Rooms-Katholieke en Liberale werkmansbonden eveneens toetraden tot het Nationale Arbeiders Secretariaat! Dan kregen we wat schoons te zien: een kameraadschappelijk verbond van plukharende makkers!’ poogde Hilda haar man te betrekken in haar overpeinzingen. Maar deze was te zeer verdiept in een geschrift over de pacificatie van Atjeh en de klewang, van Toekoe Oemar.
Daar in Indië waren klappen en medailles uitgedeeld; hetgeen miljoenen guldens verslonden had en de toestand niet rooskleuriger maakte, noch in Holland, noch in Atjeh, waar de inlanders door hun guerilla-tactiek den blanke en z'n huurlingen lust en leven benamen, vernam Lovendaal uit de Volkstribuun, keek verdwaasd op en begon zonder overgang z'n bewondering te uiten voor Van Kol, die door ervaring wist, wat er in Indië gaande was en er met pen en woord een schildering van had gegeven, een schildering die hem ongeschikt had gemaakt om in de tropen weer in functie te treden.
‘De regering maakt zich ernstig ongerust over de gezondheid van Van Kol!’ mekkerde conducteur Lovendaal, wuifde jolig met z'n krantje en gaf blijk van z'n grote waardering voor Van Kol en diens optreden in de socialistische beweging.
Dat haar man plezier en vertrouwen begon te krijgen in het optreden van de ‘heren’ die de zijde van het proletariaat kozen, was een verheugende openbaring voor Hilda, wier sympathie voor Troelstra en andere intellectuelen in de partij eerst langzamerhand weerklank begon te vinden bij haar man. Hij sprak met glunder genoegen over het doen en zeggen van Van Kol, den mijnheer van de Polytechnische school en onbesuisden tegenstander van Domela Nieuwenhuis, den afgod.
| |
| |
De kentering was begrijpelijk: de brochure ‘Christendom en Socialisme’, door Van Kol geschreven voor z'n komst naar Holland, had een diepe indruk gemaakt op Jan, die erkennen moest, dat nimmer tevoren een geschrift hem zo had ontroerd. Het hart lag op de tong van den schrijver, die z'n mening met grote oprechtheid publiceerde en daardoor kans had gezien conducteur Lovendaal en vele andere volkse Jannen te verzoenen met het optreden onder de arbeiders van de jongens van goeden huize, die, weliswaar, een tikkie te voornaam van wal staken, maar razend knap konden pennen en durfden zeggen waar het op stond. Ze deden eerlijk hun best om ‘onder ons’ te raken. Van der Goes had ook al heel wat van z'n aanvankelijke deftigheid in spraak en manieren afgelegd. Maar Van Kol, de gevoelssocialist, kon beter spreken. Hij kon wenen bij het aanschouwen van andermans lijden, toornen bij het zien van onrecht en was, evenals conducteur Lovendaal, al ras geneigd een hele schep theorie over boord te gooien om als de meest gezellige utopist de werking van wonderen te aanvaarden. De ene keer gaf hij cijfers, een volgende maal louter uitroeptekens! De cijfers die Van Kol op bepaalde ogenblikken gebruikte, getuigden van menselijk leed, van zuigelingensterfte, kindermoord, hongerlonen of schrikbarende arbeidsduur. De uitroeptekens jubelden om de blijder toekomst, die voor alle mensen geopend zou worden door allerlei wonderbaarlijke uitvindingen en het verdwijnend wantrouwen van de individuen onderling.
Met zo'n kerel, die schreide bij het leed van miljoenen om even later een wereldhervorming uit te broeien, kon Jan het eens zijn.... voorzover de botsingen tussen Van Kol en Nieuwenhuis buiten beschouwing werden gelaten en van medeplichtigheid aan het stichten van de S.D.A.P. niet gerept werd. Want dat was en bleef scheurmakerij, die door de grote massa van de Sociaal-Democratische Bond niet gewild noch verwacht was, toen op het congres te Groningen het besluit viel, dat de S.D.B, in geen geval meer zou deelnemen aan de verkiezingen.
Hilda had de scheuring zien aankomen en op het laatste
| |
| |
nippertje nog aangedrongen de afdelingen vrij te laten of ze al dan niet aan de verkiezingen wilden deelnemen. Zij meende, dat de eenheid tussen parlementairen en contra-parlementairen in de partij bewaard kon blijven door een soepele toepassing van: leven en laten leven. Als de arbeiders maar eenmaal het kiesrecht hadden, zouden ze de waarde van hun stem beseffen en er wel degelijk gebruik van maken. Voor of tegen parlementaire actie, dat was per slot van rekening geen beginselverschil, ook al werd het als zodanig gezien en op de spits gedreven door de redactie van Recht Voor Allen, die er al evenmin op uit was geweest scheuring te veroorzaken en alleen het lozen van de kieslustige groep Troelstra, Van Kol en Van der Goes beoogde. Immers, Cornelissen had in het Engelse blad ‘Justice’ te kennen gegeven, dat het Groningse besluit ontsproot aan het verlangen de ‘herenclub’, de tegenstanders van den anti-parlementairen Nieuwenhuis, kwijt te raken. Verzet tegen een dergelijk drijven was echter niet uitgebleven. Kort na het congres uitte zich de partijpers en daarbij bleek, dat De Wachter en de Volkstribuun, de Vrijheid en De Toekomst alle zeer beslist gekant waren tegen het Groninger besluit.
Wat Schaper, Vliegen, Van der Vegt en anderen in die kranten naar voren brachten had aanvankelijk weinig invloed uitgeoefend op Jan, die, hoewel hij zich onder de parlementairen rekende, beu was van het eindeloos geharrewar en het pleidooi van z'n vrouw ten gunste van de herenclub had weersproken met: ‘Domela Nieuwenhuis is en blijft Domela Nieuwenhuis! Hij is in elk geval geen baantjesjager! Hij zat voor mij, voor jou, voor onzen kleinen Ferdinand, voor alle grote mensen en kleine kinderen, in de Bastille van Utrecht!! Dat kan, mag en wil ik niet vergeten!! Gelijk of ongelijk.... Domela zat voor het vertrapte volk in de gevangenis. En voor de rest.... Ik weet het niet meer, Hilda.... Misschien heb je in vele opzichten gelijk met je critiek. Maar als ik m'n ogen sluit, zie ik den rooien dominee in de cel. En als hij nu fouten begaat, welnu, hij is ook maar een mens. Troelstra, Van Kol, Van der Goes, Henri Polak en Jan van Zutphen
| |
| |
zijn ook niet onfeilbaar, hebben nog geen staat van dienst als Domela! Zij schrijven en zeggen veel dingen waar ik het mee eens moet zijn. Ze nemen vaak maatregelen die ik toejuich. Maar als ze zo grievend te keer gaan tegen Nieuwenhuis, omdat hij.... Ach, laten we er liever over zwijgen, vrouw. We hebben onze jongen, ook met jouw volle instemming, Ferdinand genoemd.... Ik wil, ik kán geen kwaad horen van den man, die duizenden en duizenden heeft gewekt en opgericht om het gelaat naar de zon te keren. Ik weet, zo goed als jij, dat zijn vijandschap tegen de sociaal-democratie vaststaat en uitstraalt bij elke regel die hij over de partijverhoudingen schrijft. In vele opzichten wijkt m'n mening af van de zijne.... Jij zegt, dat Nieuwenhuis een stijfkop is.... Goed! Maar dat kan geen verwijt zijn, want juist z'n stijfhoofdigheid was z'n kracht in de strijd tegen corrupte machthebbers. Hij heeft onwrikbaar gestaan tegenover rechters en huzaren in het belang van een geknecht, drankzuchtig volk, dat zelfs het knellen van z'n boeien niet meer voelde! Domela heeft de slaven het besef van hun kracht en mens zijn bijgebracht. Dat is en blijft de ontzaggelijke verdienste van Nieuwenhuis, die niet deinsde op de ingeslagen weg, hoon en kerker trotseerde om voor ons en onze kleuter licht en lach te brengen in de levensdagen die ons gegeven zijn. Het is wel mogelijk, zelfs waarschijnlijk, dat de rooie dominee met z'n anarchistische koers de verkeerde streek op z'n kompas volgt. Maar hij heeft alle zwoegers aan zich verplicht en althans deze generatie heeft zich van critiek op Domela Nieuwenhuis te onthouden. Wij hebben meer te delgen dan te laken. Wie op den groten baanbreker smaalt begaat een lafheid!’
‘Jawel.... Ik heb alle waardering voor je dankbaarheid en hoogachting jegens Nieuwenhuis’, onderbrak Hilda weer eens het pleidooi van haar man, vermeed met tact de hinderlijke feiten, die Jan, als altijd, niet horén wilde: ‘Ik voel in vele opzichten als jij, maar ik bekijk de kwestie anders. Een politicus moet nu eenmaal een zekere plooibaarheid bezitten. Beschikt hij daarover niet, dan zal hij ook niet in staat zijn, als de omstandigheden
| |
| |
het vergen, van tactiek te veranderen. Nieuwenhuis is star! Hem te bewegen de ingeslagen weg te verlaten, is niet mogelijk. Ongelijk erkennen in een zaak, waarover hij in het publiek strijd heeft gevoerd met onvergelijkelijke volharding, zodat die erkenning zou betekenen dat de mening van anderen zou zegevieren over de zijne, dat is niet denkbaar. De moed en opofferingen van den rooien dominee hebben hun weerga niet in de geschiedenis van het Nederlandse proletariaat en verdienen hulde en eerbied, ook van hen die na ons komen. Maar als ons inzicht, het verstand zegt, hoor je, Jan, dat een verder optreden en doordrijven van Domela Nieuwenhuis rampspoed zal brengen over de arbeidersklasse, als we zien, dat star en strak vasthouden aan geweld en andere aftandse strijdmethoden naar de chaos voert, dan hebben we het recht, neen, de zedelijke verplichting, in te grijpen en het onheil zo mogelijk te keren, terwille van onze kinderen. Ook al heten ze dan Ferdinand en werd hun die naam gegeven uit liefde en verering voor hem, die, onomkoopbaar als een Robespierre, fanatiek als een Marat, offerwillig en stoutmoedig als een Danton, bereid is om, als die drie, te vallen voor hetgeen hij belijdt, maar de buigzaamheid mist om de eenheid te bewaren en z'n schepping te voltooien. Onder de namen van de mannen die er in slaagden de harten van de proletariërs te doen kloppen voor een groots idee, zal die van Ferdinand Domela Nieuwenhuis het eerste genoemd worden in dit land. In de polsslag van duizenden arbeiders ruist de faam van hem, die hen wakker wist te schudden uit hun dommelen en dulden. Domela Nieuwenhuis.... Zijn naam is voor ontelbaar velen als de inzet van een gebed en hun gehechtheid aan hem kan niet verloren gaan, wat er ook moge geschieden. En toch kunnen wij geen vrede hebben met de weg die door hem bewandeld wordt, omdat wij, boven ons gevoel uit, de smartende zekerheid hebben, dat de rooie predikant onzinnig handelt en in de laatste dagen blijk geeft van een tekort aan ware grootheid.’
‘En toch, Hilda, ik kan geen afstand doen....’
‘Laat maar!’ maakte zij een einde aan het zoveelste
| |
| |
gesprek over Domela en las een publicatie van Helsdingen, Jan's ouden vriend, voor....
Ook Helsdingen, die veertien jaren onverpoosd geworsteld heeft en geleden had voor de ontvoogding van z'n klassegenoten, laakte het koppig doordrijven van Domela en trok zich verbitterd en teleurgesteld terug uit de beweging. Als voorstander van parlementaire actie werd hem het leven zuur gemaakt in de zogenaamde revolutionnaire afdelingen, waar hij met een ‘Baantjesjager!’ en ‘Remslof!’ ontvangen werd door z'n voormalige vrienden en aan mishandeling bloot stond. Hij voelde zich niet geroepen strijd te voeren in eigen rijen en legde er het bijltje bij neer. Het verschil tussen de beide groepen in de beweging was geworden tot een verschil in beginsel, waaruit een verschil in tactiek voortkwam. De anti-parlementairen waren feitelijk anarchisten, al zagen ze dat zelf niet in. Zaken die in veler ogen onvoorwaardelijk moesten voorafgaan aan de bevrijding van de arbeidende klasse, zoals behoorlijk onderwijs en betere levensomstandigheden, werden bespot en zonder meer van het programma geschrapt. Een brutaliteit voor de rechtbank werd als een stap nader tot de revolutie verheerlijkt Dit teruggrijpen naar versleten middelen uit een ontgroeide periode maakte het samengaan van beide richtingen in de S.D.B, onmogelijk en dreef mensen van formaat, als Helsdingen, uit.
Conducteur Lovendaal piekerde lang over het besluit van z'n ouden Rotterdamsen makker. Het geval liet niet los! Wel droeg Lovendaal het beeld van den rooien dominee, den tot geestdrift opzwiependen Apostel uit de jeugdjaren in zich om, hoog en ongenaakbaar.... Maar met den nimmer versagenden Willem den Aanvoerder had hij, Jan, vroeger in de Maasstad hoon en slaag gedeeld en in de gastvrije woning van den kameraad de verfomfaaide krantjes weer in de plooi gestreken en de wonden gelikt Ook dát ervaren, dié dagen van strijd, gemeenschappelijk gevaar en onbegrensde solidariteit bleken onvergetelijk, brachten Manometer er toe een vrije dag op te offeren voor een bezoek aan Helsdingen.
| |
| |
Van hem vernam Lovendaal weinig nieuws omtrent de pesterijen en benepen aanvallen, die den gastheer afkerig hadden gemaakt van de politiek en hèm hadden genoopt zich terug te trekken uit wat Helsdingen noemde, het vernielende wildemanszooitje! De anarchistische bacil was bezig om alle vertrouwen en kameraadschap tussen de partijgenoten weg te vreten. Wie nog iets van het kiesrecht verwachtte, waaraan Helsdingen in elk geval als propagandamiddel grote waarde toekende, werd uitgekreten voor een verrader, een eerzuchtduikelaar en opportunist. Willem beriep zich in het hartstochtelijk onderhoud met z'n wapenbroeder op z'n staat van dienst in de beweging, maar verheelde niet, dat hij er voor paste de voetveeg en schurkpaal te wezen voor mensen die nog geen stel zolen in dienst van de beweging hadden versleten. Hij voelde zich vooral gegriefd door dat soort partijgenoten, dat van toeten noch blazen wist, maar dat kon schelden en laken erger dan de ergste reactionnair ooit had gedaan. Hij, Willem, had de beweging verlaten, omdat hij haar met zulke mensen nooit meer zou kunnen brengen buiten de baan van het anarchisme, dat te kwader uur zijn invloed onder de arbeiders deed gelden. Helsdingen vertelde, dat hij uit alle delen van het land brieven had gekregen van bekende propagandisten, die te verstaan gaven, dat zij het met hem eens waren en wel begrepen wat komen ging, komen moest: het afglijden naar het anarchisme. Helsdingen zette uiteen, welke stappen door hem genomen waren om tot het stichten van de S.D.A.P. te komen en antwoordde op het vragen van Jan, dat deze lang genoeg in de beweging was om zelf een oordeel te vormen over de wildgeworden overtuiging van Domela. Lovendaal moest evenwel niet vergeten, dat het volk van Nederland geen volk zonder zielsdrift meer was en kreeg de raad om op zijn gebied - spoor en tram - blijk te blijven geven van een blijmoedige werkkracht. De beledigingen die hij, Helsdingen, te slikken had gekregen, waren tenslotte maar povere bijkomstigheden in het grote gebeuren. Dat de massa niet in staat was de hoofdlijnen van het ontzaggelijke wordingsproces in het oog te
| |
| |
houden, liet zich begrijpen. Zelfs in Duitsland meende een Alfred Krupp, dat bij de razende ontwikkeling van zijn bedrijf en het rondom ontstaan van louter industriesteden de dorpse levensbeschouwing en plichtsvoorstellingen gehandhaafd konden blijven! De roemruchte kanonnenkoning, die de techniek met reuzenschreden over wei en akker liet wandelen, verwachtte van z'n werkvolk een gebondenheid als in de Middeleeuwen!! Hij had te verstaan gegeven, dat hij liever z'n ganse onderneming in de lucht liet vliegen dan wijzigingen in het lot van de werkers te aanvaarden onder de dwang van stakingen. Hij stelde zich met aartsvaderlijke raadgevingen tegenover de geest van de nieuwe tijd, verzekerde zalvend, dat de arbeid in de hoogovens en de gieterijen een heilig gebed was, maar vergat niet er in z'n religieuze ijver aan toe te voegen, dat hij de Meester was en baas op eigen erf bleef. Verzoek om loonsverhoging of verkorten van de arbeidsduur zou beschouwd worden als een verzoek om ontslag.
Jan luisterde geamuseerd naar het smakelijk opdissen door Willem Helsdingen, wiens humor origineel en wiens anecdotische kennis onuitputtelijk bleken te zijn. Al pratende doorkruiste hij Europa en kwam weer terug over de grens om zich met meer ernst uit te laten over de problemen in de Nederlandse vakbeweging. Volgens Helsdingen ontbrak het de bestuurders van het Nationale Arbeids Secretariaat niet aan ijver en goede wil, Men had adressen verzameld van de arbeidersverenigingen en gepoogd eenheid tussen de verschillende organisaties tot stand te brengen. Het streven was om alle bonden met raad en daad bij te staan en bracht verspreide organisaties samen tot, bijvoorbeeld, de Weversen Spinnersbond, zodat inderdaad de eerste pogingen waren gedaan om te verenigen wat tot dusver los van elkander voortsukkelde. Gebleken was evenwel, dat men met de zogenaamde neutraliteit geen raad wist en telkens struikelde over moeilijkheden, die de strijd voor en tegen het parlementarisme opleverde. Helsdingen oordeelde milder over de fouten van het N.A.S., was matiger bij
| |
| |
het aandikken van de tekortkomingen dan Hilda en vele anderen. Hij zei, dat men niet uit het oog mocht verliezen, hoe onaangenaam de taak van het bestuur wel was. Met het beetje geld waarover men beschikte, moest, na een lange arbeidsdag, in de vrije avonduren heel wat werk verzet worden. Het was dus te begrijpen, dat men er naar streefde alle moeilijkheden, die aanleiding gaven tot extra-vergaderingen en veel geschrijf, te vermijden. Bij het beoordelen van het werken en falen van het N.A.S. mocht niet vergeten worden onder welke belabberde omstandigheden de eerste pogingen om tot eenheid te komen waren ingezet. Het nieuwe instituut had toch ook wel gezonde opvattingen en er bij de arbeiders op aangedrongen, het werk niet neer te leggen alvorens overleg te hebben gepleegd met het Secretariaat. Men had gehoopt daardoor eenheid en kracht te bevorderen in het belang van de ganse arbeidersbeweging en gedacht dat de werkers in alle vakken deze wenken zouden opvolgen en het staken zouden staken, tenzij in hoger instantie anders werd beslist. Uit deze regeling bleek wel duidelijk, dat het eerste bestuur van het Nationale Arbeids-Secretariaat de wegen zag die tot een betere toestand bij de organisaties onderling konden leiden. Ware op deze wijze voortgegaan door de opvolgende bestuurders, dan had het N.A.S. ongetwijfeld kunnen bogen op zijn grote betekenis voor heden en toekomst. De verstreken jaren hadden echter het bewijs geleverd, dat men hoe langer hoe meer de grondslag der Brusselse resolutie verliet en het gepruts van den bespiegelenden Cornelissen goed heette, uit vrees voor het parlementarisme en uit haat tegen de aanhangers daarvan. De loonstrijd vond ook Helsdingen het natuurlijke begin van alle vakverenigingen, maar het N.A.S., dat noch de kracht, noch de autoriteit bezat om leiding te geven en steun te verlenen in de strijd, speculeerde gevaarlijk kortzichtig op de gezindheid der arbeiders, op hun begrijpelijke bereidheid om door middel van daadwerkelijk optreden een einde te maken aan het uitdagende sociale onrecht. Die bereidwilligheid werd maar al te zeer aangewakkerd door de
| |
| |
patroons, die aan het nieuwe verschijnsel - der vakbeweging - moesten wennen en op hun beurt wilden toetsen wie de sterkste was. Zaak was dus, reeds voor het proclameren van een staking tactisch en strategisch de beste stellingen te bezetten: een kunst die door het N.A.S. niet beoefend werd, ofschoon er een zeer leerzaam voorbeeld bestond in de pas opgerichte, stram georganiseerde Diamantbewerkersbond. Genoemde bond brak kort en grondig met alle vooroordelen en stoorde zich niet aan klaterende frazen: hij rekende af met de benepen groepsbelangen, welke bij de verschillende categorieën der diamantbewerkers zo sterk gesproken hadden, en was begonnen met een zeer zware contributie van haar leden te vergen. Een gezonde administratie werd ingevoerd en grote bevoegdheid aan de bestuurders gelaten. Een doeltreffende organisatie, die, onder leiding van Henri Polak en Jan van Zutphen en anderen in enkele jaren zeer hardnekkig slag leverde tegen de patroons en resultaten wist te bereiken die ongehoord en nooit gedroomd waren in het verbaasde Nederland. Resultaten niet alleen op materieel, maar vooral op moreel en geestelijk gebied. Een organisatie van enige duizenden handwerkers, die voordien door de hoofdstad des rijks met de nek waren aangezien, had zich opgewerkt tot mededraagster van cultuur en kunst in Amsterdam! Dit schitterend voorbeeld van doeltreffende organisatie kon evenwel niet nagevolgd worden door het N.A.S., omdat de Diamantbewerkersbond in hoofdzaak geleid werd door de gehate parlementairen, die bovendien handjeplak speelden met de jonge, gloeiend verdoemde S.D.A.P.! Dus bleef het N.A.S., niettegenstaande het goede voorbeeld, het oude, platgetrapte spoor volgen en zoeken naar een methode om stakingen te steunen, terwijl het het vormen van sterke weerstandskassen - als bij de Diamantbewerkers - verwierp! En hoe minder het Nationale Arbeids Secretariaat in staat bleek de zware lasten der talloze stakingen te dragen, des te feller werd de aanval van de patroons. Ook de bemoeizucht der geestelijken en van de overheid nam
| |
| |
hand over hand toe. In Boxmeer, onder anderen, riep Clemens Huyst, in z'n kwaliteit van burgemeester, onderkruipers bij advertentie op gedurende de sigarenmakersstaking uitsluitend in zijn gemeenten, terwijl een priester te zelfder tijd de vrouwen van de stakers openlijk poogde te bewegen de echtelijke plichten niet na te komen!
Bijna ongelooflijk klonk zulk een ingrijpen in de intimiteit van het gezin, maar conducteur Lovendaal herinnerde zich de rol van een zekeren kapelaan Arriëns in de strijd van de katoenslaven in Twente, en had al een robbertje achter de rug met pater Weyers, den stichter en leider van de anti-sociaal-democratische spoormannenvereniging: ‘Recht en Plicht’. Er werd, weliswaar van weerskanten, gehakt en niet altijd in kuise termen, maar de manier waarop de belangen van de patroons te Boxmeer werden gediend, waren beschamend, té fris om naverteld te worden, zelfs aan Hilda....
Na het bezoek aan Helsdingen hervatte conducteur Lovendaal het werk voor de organisatie. Hij haalde snorrend laden en kasten overhoop, stelde uit brieven en knipsels een dossier samen.
‘Stramme organisatie van feiten en snippers!’ grapte Hilda, die uit de keuken kwam en nog meer kranten aandroeg: ‘Zwart op wit kan niet liegen!’
‘Ja, vrouw, die bullen, daar ben 'k zuinig op! Dat is nou mijn weerstandskas!’
Hilda knikte bevestigend, nam den kirrenden Ferdinand van de vloer, om hem een ordentelijk mens en wijs vader te tonen: ‘Daar zit ie nou, Manometer!.... Knuffel 'm maar even.... Gauw, want hij moet zo weer in dienst!’
Stoeiend werd er gesold en gerangschikt en bij het afscheid niet, als gewoonlijk, nagebabbeld over de wederwaardigheden van het dagelijkse leven. Er was iets plechtigs in de guitigheden van Hilda en iets komisch in de ernst van haar man, die het sluiten van z'n uniformkraag als een wurging onderging en purperend z'n liefdesuitingen prevelde. Op de dorpel werd nog even aan politiek gedaan en pater Weyers genoemd....
| |
| |
Was Steeds Voorwaarts sociaal-democratisch en De Vereniging van Spoorwegambtenaren opweg het te worden, dan was, vond pater Weyers, de tijd rijp om voor God, Gezin en Eigendom het tegenovergestelde te tonen en hij had een kleine twintig afdelingen van Recht en Plicht ten doop gehouden. Het blad van deze organisatie heette Vooruit; hetgeen de machthebbers evenwel geen angst aanjoeg: ze wisten wat pater Weyers met vooruit bedoelde!! De leden van Recht en Plicht werden, bij gebrek aan ruggegraat, in het bezit gesteld van een blinkend insigne om de fiere borst te tooien en aan te tonen, dat men niets te doen wilde hebben met de socialisten en volkomen gelukkig was met de overmatige arbeid, het hongerloon en het aanklagende kindersterftecijfer!
Hoewel opgericht door een pater was Recht en Plicht geen zuiver Katholieke vereniging, zelfs geen gemengd christelijke! Wel waren de leden voor een belangrijk deel Rooms, maar er was ook een aanzienlijk aantal protestanten ingeschreven. Onder de donateurs van Recht en Plicht waren niet weinig predikanten! De geldmiddelen vloeiden ruim, dank zij de mildheid van gefortuneerde beschermers, die zich door een scheutige fooi wilden beveiligen tegen de opkomende gevaren van het socialisme. De lijst van donateurs bevatte veel klinkende namen. Commissarissen der Koningin, hoge spoorwegambtenaren, leden van de rechterlijke macht, professoren, notarissen, aartsbisschoppen, pastoors, dominees, fabrikanten, grootgrondbezitters, burgemeesters, officieren en grutters, terwijl ook veel jonkheren, graven en baronnen niet op een kwartje keken om het nobele streven van pater Weyers te animeren....
Het bleek echter, dat men gemakkelijker centen dan zielen onder één dak kon verenigen: de protestanten maakten bezwaar tegen het vergaderen op Zondag. Zij verzochten het bondsbestuur zulks na te laten, maar kregen een afwijzende beschikking en.... berustten in de zonde.
De grote heren, die door hun geld Recht en Plicht vrijwel in hun macht hadden, waren van een neerbuigende
| |
| |
welwillendheid jegens de plichtsgetrouwe spoorwegarbeiders. Overtuigd, dat de rust in de maatschappij een vredige verhouding tussen de standen onderling vorderde, waren de heren er toe overgegaan om, als blijk van meeleven hunnerzijds, een Damesvereniging te stichten en hadden er een niet minder snoepige benaming voor uitgedacht. De Damesvereniging Veredeling stelde zich tot doel de opvoeding van de vrouw des volks te bevorderen en de stoffelijke welstand te verhogen! Door gemis aan de nodige bekwaamheid van de huisvrouw werd helaas nog dikwerf de rust in het gezin verstoord en een geest van ontevredenheid gewekt, verkondigden de heren in zalvende circulaires en lieten in de eerste plaats het oog vallen op de vrouwen en dochters van het spoorwegpersoneel. De Damesvereniging zou bestaan uit Honoraire en Werkende leden. De Honorairen zouden jaarlijks een bedrag van....
Het was Hilda niet mogelijk langer te luisteren. Tranen van het lachen toverde de rest van het verslag om in een dolle struikeldans van bezopen mensenredders! Dubbele namen van barmhartige freules en kokkerellende douairières relden als een schater door het portaaltje van Jan den conducteur met z'n mager tractementje! Honorairen gingen de zorgen van de vrouw des volks oplakken met vindingen uit het kookboek! Hartroerend was de ijver van de dames om het gewone plebs in te wijden in de geheimen van de verfijnde keuken! In alle ernst trokken de dames er op uit om Mie en Kee bij te brengen, hoe met weinig geld een krachtvoedsel bereid kon worden uit... visgraten! Dat en andere recepten werden gepubliceerd in Vooruit, het blad van pater Weyers, die mede de fout beging z'n kalven verkeerd voer voor te schotelen. Want zelfs onder de broederen die konden berusten in het vergaderen op de dag des Heren kwam verzet en werd het graatmagere menu schamper afgewezen. De fijnproevers zegden hun bekokstovende beschermers de gehoorzaamheid op, liepen over naar de rooien of stelden het de rest van hun leven zonder vakbond en de recepten van de Damesvereniging Veredeling!
| |
| |
Het was intussen al de vierde maand van 1897 en nog altijd was Recht en Plicht er, trots alle veredeling, niet in geslaagd de vrijgevige donateurs te verlossen van het rooie gevaar! Wel had de bond van pater Weyers het verstrekken van vrij brood voor haar leden ingevoerd, maar ook dit oude, beproefde middel kon de kreet om loonsverhoging niet smoren.... en de verkiezingen stonden voor de deur!!!
Bij de kieswetswijziging door Van Houten waren de kansen van de rode candidaten gestegen en Recht en Plicht moest rekening houden met de vurige wensen van haar geldschieters. Maar pater Weyers, zo sluw als rumoerig, had, evenals Heinrich Funkel, studie gemaakt van Macchiavelli en Loyola, maar met meer vrucht dan de slokjestappende oproerling in de Sint Annasteeg. De regering moest, hoe dan ook, worden samengesteld uit mensen, die God erkenden als grondslag van het recht, verkondigde de eerwaarde. Hij schreef z'n volgelingen bij de verkiezingen een gedragslijn voor, zo pittig als.... de gratensoep en zo voortreffelijk onmogelijk als een heidens christendom vol katholieke godloochenaars, vlees-verslindende vegetariërs en stomdronken geheelonthouders! De pater kon met z'n programma voor den dag komen bij z'n bonte aanhang en gefortuneerde connecties!
Zo heel nijpend bleek het socialistisch gevaar intussen niet. Wel hadden Troelstra en Van Kol kans gezien een zetel in de Kamer te veroveren en was door de vakbonden over het algemeen meer belangstelling getoond dan verwacht was, maar er viel geen rode springvloed op het Binnenhof te duchten zolang Nieuwenhuis zichzelf niet uitwiste. Dus redeneerden de donateurs van Recht en Plicht, maar zij vergaten, dat de verkiezingsstrijd de hervormingsgedachten op de voorgrond bracht en dat de leuzen bleven hangen....
Uit de boezem der vakbeweging kwam een krachtige, met veel geestdrift begroete agitatie voor staatspensionnering. Deze eis had de S.D.A.P. overgenomen en het was een der voornaamste verkiezingseisen geworden. Voor het eerst sinds vele jaren was de vakbeweging weer eens
| |
| |
in groten getale opgekomen voor een eis, die gebonden was aan politieke actie. Dit in beweging komen was de eerste grote daad die de vakverenigingen deden in strijd met de principes van de Socialistenbond en was tevens een bewijs, hoe weinig de principiële invloeden van enige persoonlijkheden betekenden. Twee groepen, van welke er een wel deel had genomen aan de verkiezingen en de andere die deelneming afkeurde, vormden nog steeds één Bond, die in resoluties zeide zich te stellen op antiparlementair standpunt, maar aan de leden toestond te handelen in strijd met de resoluties! Die toestand werd meer en meer onhoudbaar: vele van de voornaamste vakverenigingsmannen keerden terug tot de sociaaldemocratie.
De oude Socialistenbond ging hard achteruit en Nieuwenhuis - die jarenlang meewerkte om de Bond het halfslachtige pro-anti-alles standpunt te doen innemen - eiste plots duidelijke stellingneming tegen de parlementairen! Onder de druk der verkiezing en het succes van de jonge S.D.A.P. was de stemming in de Bond zó, dat een terugkeren tot de politieke actie niet uitgesloten moest worden geacht. Maar de voorstanders daarvan wisten heel goed, dat de grote massa der leden, wanneer zij te kiezen hadden tussen de Bond en Domela Nieuwenhuis, achter den laatste zou staan, ook al waren zij het niet met zijn opvattingen eens! Domela bleef de rooie dominee die voor z'n aanhangers gezeten had en daardoor aller trouw en volgzaamheid verdiende. Hem los te laten om naar eigen inzicht te handelen, was voor velen onmogelijk en had ook voor conducteur Lovendaal, ondanks het betogen van z'n vrouw, veel van een gevreesde operatie, die het liefst wordt uitgesteld. Wel besefte ook Jan, dat het starre vasthouden van Domela het proletariaat niet ten goede kwam. Hij voorzag de scheuring, maar kon nog altijd niet beamen dat Nieuwenhuis z'n taak volbracht had en door z'n onbuigzaamheid karakterfouten bloot gaf.
Vaak, en niet tot haar genoegen, had Hilda op het funeste van Domela's drijven gewezen. Waar mogelijk
| |
| |
had zijzelf naar verontschuldigingen gezocht om den groten pionier te sparen, maar zij kon niet alles verzwijgen en berustend stilzitten, waar zij vaste lijnen en bepaalde richting in het wisselend gebeuren wist te onderkennen. Zij had eerbied voor den volksheld, prees met graagte het grootse door hem verricht tot heil van den minderen man, maar dwepen als Jan was haar vreemd. Ze noemde de begane fouten en peilde de bedroevende gevolgen....
En toch: geen macht ter wereld, hoe koppig dan ook, zou in staat blijken de loop der historie te stuiten en om te buigen naar het punt van uitgang. Wat Nieuwenhuis verwierp, hekelde en bestreed in de arbeidersbeweging, zou op den duur toch zegevieren. Alles wees er op; en ook Jan kon niet langer ontkennen, dat de Socialistenbond alle glans verloren had en dra zou hebben afgedaan. Vooral het laatste jaar was een jaar van moedeloosheid en verslapping geweest. De brochuren-verkoop had niets meer te betekenen; en ook het verdwijnen van Recht Voor Allen was een kwestie van tijd.
Domela Nieuwenhuis, eensklaps afkerig van de oude georganiseerde socialistische beweging, verliet het zinkende schip om een reus te worden in het vernielen! De eerste socialistische bond ging zich verdoen in anarchistisch vaarwater, door de invloed van den rooien dominee, den man, die in het voorheen zoveel zelfbeheersing had getoond, maar te maken kreeg met lieden, die, eveneens uit heilige overtuiging, tegen hem optraden, tornden aan zijn gezag onder de arbeiders; hetgeen Domela dulden noch vergeven kon. Zijn toornen en hatelijkheden gingen vaak alle perken te buiten....
Die gramschap kwam, peilde Hilda, voort uit het knagend bewustzijn, dat hij, Domela, z'n geweldige fout inzag en onherstelbaar wist. Onherstelbaar, want de man die ambt en vrijheid had prijsgegeven voor het verdrukte volk, kon geen feilen en ongelijk erkennen. Door de houding die hij na de scheuring aannam, verdween voor menigeen het aureool, waarmee de voormalige held was omgeven. De sociaal-democratie gedijde, zoals zij, trots
| |
| |
alle tegendruk, gedijen móest. Tallozen werd het duidelijk, dat zij hun ouden leider niet langer volgen konden en zij werden afvallig. Zij zagen in Domela niet langer den onfeilbaren ziener, maar hun achting bleef. De gewezen aanhangers van den rooien dominee konden zich, voor een groot deel, niet scharen in de rijen van de sociaaldemocraten, de vijanden van Domela, en bleven werkloos toezien, beu van alle streven.
|
|