| |
| |
| |
Hoofdstuk XXIII
Conducteur Lovendaal, overgeplaatst naar Hoek van Holland, sprong in z'n blikken keet op van vreugde en verbazing toen hij las, dat de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond een weerstandskas van ruim een half miljoen bezat!
‘Ruim een half miljoen gulden!’
Dat was klinkende taal! Het maakte haast verlegen. Een half miljoen! Bij zo'n bedrag verzonk de actie van eigen vakbond tot belachelijk gepruts!
Een wijle wist Manometer geen raad meer met z'n bond, de Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, een soort federatie van afzonderlijke bondjes, die hun neutraliteit hadden prijsgegeven, teneinde onder één leiding een meer strijdbaar karakter aan te nemen. Dat was al veel en heel gedurfd van spoorwegslaven, waarvan de meesten in het voorheen meer heil hadden verwacht van de welwillendheid van de directies, die op ingediende verzoekschriftjes strijk en zet te kennen gaven - keurig in de vorm - dat ze maling hadden aan de noden van het personeel en niets te maken wilden hebben met agerende vakbonden. De Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel werd niettemin gesticht en Van Kol, die in de Kamer de belangen van de spoorwegarbeiders behartigde, nam geen blad voor z'n mond. Hij openbaarde de schandelijke verhoudingen waaronder de spoorjongens dienst deden. Ook Jan Oudegeest werkte als een paard om de vakbond van het spoorwegpersoneel karakter en houding te geven. Het ledental was de drie duizend gepasseerd; en er kwam meer en meer belangstelling voor de organisatie.
Een half miljoen als weerstandskas, dat was om te duizelen, ervoer conducteur Lovendaal, die toch ook wel reden had trots en verheugd te zijn nu het doodmakke bondje van Du Bois door federatie een strijdbare vereniging begon te worden en op het punt stond een fusie aan te gaan met het eigen bondje van afdeling tractie, met
| |
| |
de machinistenvereniging en de bond van stations- en wegpersoneel. De hoofdbesturen waren het reeds eens geworden. Die zaak was zover in kannen en kruiken, behoefde alleen nog de bekrachtiging van de algemene vergadering, die reeds was uitgeschreven. 22 Februari 1903 zou de fusie een feit zijn en de vlag in top gaan! De nieuwe organisatie zou de naam dragen van Algemene Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel! Het orgaan waarin Manometer nog steeds z'n vaste hoekje had, zou voortaan Weekblad heten en naast Oudegeest een nieuwen redacteur krijgen, den machinist Petter.
‘Een half miljoen!’ verwerkte Jan. Hij moest denken aan Heinrich Funkel, die in Amsterdam wel achter de toonbank zou staan om z'n klanten bij te brengen, dat de diamantbewerkers druk spaarden om de revolutie af te kopen. Ach, ja, Heinrich was nu eenmaal een groot strateeg en geducht generaal. Hij had, gedurende de Transvaaloorlog, de overwinning voor de Boeren op het toonblad uitgestippeld en in de tapkast de slag aan de Modderrivier gewonnen. Het was bijkans nog belachelijker dan de plannen van het N.A.S., dat in 1901 het Britse Imperium had willen verpletteren door het verspreiden van vijftigduizend pamfletten....
‘Strooibiljetten!’
Neen, dan hadden tien maal vijftigduizend guldens toch heel wat meer te betekenen in de strijd voor recht en ontvoogding. De hele Nederlandse arbeidersbeweging keek met schele ogen naar de snelle en krachtige opgang van de A.N.D.B.! Ze bewonderde z'n instellingen en bestuur, maar er was slechts één organisatie, de Sigarenmakersbond, bereid het prachtige voorbeeld van kracht en discipline te volgen. Wel waren er anderen, waaronder de typografen en de timmerlieden, die schoorvoetend poogden in dezelfde richting te schuifelen, hoewel ze werden weerhouden door de zweep van Domela, die het vormen van weerstandskassen en het verplicht stellen van hoge contributies als sociaal-democratisch signaleerde en in de strijd tegen de broodheren als onzinnig verwierp.
De lafheid om de arbeiders niet te durven zeggen, dat
| |
| |
zij voor de diensten hunner organisaties betalen moesten, had Manometer er toe gebracht zich te weer te stellen tegen het N.A.S., ja, zelfs tegen Domela, die uit haat of kortzichtigheid naliet de arbeiders op hun plicht te wijzen, ontwrichtend optrad en het ontplooien van strijdbare vakbonden belemmerde. Het viel niet langer te ontkennen, dat de rooie dominee meer kwaad en schade berokkende aan de zaak van het volk en de toekomst van de vakbeweging dan pater Weyers met z'n Recht en Plicht-allegaartjes en beledigende gratenklus. Jarenlang was gepoogd de arbeiders wakker te schudden en in verzet te brengen. Hoe en wanneer het tot een algemeen neersmijten van de boel zou komen?
Conducteur Lovendaal wist het zomin als de rest van de geschoolde arbeiders. Hij besefte evenwel, dat de gratensoep en de onbeschofte houding van de spoorwegdirecties uitmuntend samenwerkten om de geest van kameraadschap onder het personeel aan te kweken. Grieven waren er legio: lonen, dienst- en rusttijden, rechtspositie en zo meer, waren bij de spoorwegen uiterst slecht en werkten als een uitdaging. Maar staken....
Neen, aan staken werd door het spoorwegpersoneel niet gedacht, in noch buiten de organisaties. Had niet Jan Oudegeest nog kort tevoren in het Orgaan geschreven, dat het spoorwegpersoneel de eerste vijf en twintig jaar niet aan een staking kon denken! Nou ja, Wessels van de Bootwerkersvereniging en leider van de Federatie der organisaties in het Watertransport, had meer haast, gaf in een brochure te kennen, dat zijn Federatie bedoeld was als een stakingsmachine: het doorvoeren van de solidariteitsstaking bij conflicten van deze of gene groep. Immers, bij de verschillende stakingen, die voorkwamen in enkele bedrijven, bleek het, dat, al werden enkele dier stakingen met succes voor de werklieden beëindigd, het meestal ontbrak aan samenwerking en onderling verband tussen de bedrijven nauw aan elkander verwant. Juist het ontbreken van die samenwerking en dat onderlinge verband had, onder meer, de Hollandse Stoomboot Maatschappij de kans gegeven de bootwerkersstaking te
| |
| |
breken. Spoor- en Watertransport waren nauw aan elkander verwant, redeneerde Wessels en feit was, dat een deel van het spoorwegpersoneel, dat dagelijks voeling had met de leden van Watertransport, georganiseerd was in de afzonderlijke vereniging, door Wessels ondergebracht in z'n Federatie en handelend in de geest van het N.A.S. Door de dagelijkse samenwerking in het havenbedrijf van spoorwegpersoneel en bootwerkers, ontstond een eenheid van denken, een kameraadschappelijke gezindheid van de groepen onderling. Vooral in de Rietlanden, het grote spoorwegemplacement gelegen aan de haven van Amsterdam, was de saamhorigheid hecht, begrijpelijk en ook voor Jan Lovendaal geen nieuwtje.
Stakingen in het havenbedrijf waren de laatste jaren niet van de lucht geweest. En er was weer poep aan de knikker bij Blaauwhoedenveem, waar de georganiseerde bootwerkers weigerden met ongeorganiseerden te werken en, omdat zij het parool van hun bond opvolgden, ontslagen werden. De andere maats, die bezig waren het Duitse stoomschip Strassfurt te lossen, legden er op hun beurt het bijltje bij neer. De staking breidde zich almeer uit, had Jan gelezen in Het Volk, de krant van de sociaal-democraten, die in de paar jaren van haar bestaan reeds had getoond wat zij door haar voorlichting en moedig stelling kiezen voor de arbeiders betekende in dagen van strijd. Het moest daar in Amsterdam raak toegaan. Er werd stevig gevochten tussen de stakers en onderkruipers. De politie chargeerde en arresteerde, terwijl Postpersoneel en de voerlieden van Amsterdams Goederenvervoer zich in de strijd mengden en trachtten deze ten gunste van de bootwerkers te beïnvloeden.
Dat klonk nu allemaal wel erg rebels en dreigend, maar het was al zo vaak, dan hier, dan weer daar, in Nederland vertoond, overdacht conducteur Lovendaal, terwijl hij de spoorbaan overstak om via het station naar het oude gedeelte van het zeedorpje te gaan om Ferdinand uit school te halen. Diep in de kraag van z'n uniformjas en de handen in de zakken, peinsde Manometer over de berichten in Het Volk. Hij had er met Hilda lang en
| |
| |
breed over gesproken, kende beter dan z'n vrouw de verbitterde stemming, maar lachte een vaag, vreemd bevroeden van komende grote gebeurtenissen weg.
Ach, er was al zo eindeloos lang strijd van de vakorganisaties tegen directeuren of patroons, tegen de heren die bleven weigeren de vakverenigingen te erkennen en alle onderhandelingen afwezen. Daardoor groeiden weliswaar de galligheid en het verzet: er stak in het geval bij Blaauwhoedenveem een hoop oud zeer. Dat bleek wel uit het verslag in de krant. Het ging weer, als altijd, tegen ongemotiveerd ontslag, loondiefstallen, woordbreuk van de werkgevers en hun tartende houding jegens de organisaties. Maar of het daar aan de havenkant meer ging worden dan een gevalletje van enkele dagen of weken? Of er kans was op een uitslaande brand?! Neen, dwaasheid! Het was en bleef voorlopig nog het oude liedje.... Enfin, de dok- en veemarbeiders en de handels- en pakhuisbedienden hadden de boel er bij neergegooid en de Federatie in het Watertransportbedrijf had besloten de staking uit te breiden naar alle kanten. Als de heren werkgevers in het havenbedrijf niet van zins waren de organisaties te erkennen en redelijke eisen aan te horen, dan....
‘Ja, dan....’
Dan moesten ze maar eens flink aan de oren worden getrokken om tot besef te komen, dat de heerlijke dagen van die diaconieturf, elftvinnen, brooduitdeling en duldend prevelen voorbij waren. De geest onder de arbeiders was heel wat opstandiger dan vroeger, toen men hem, Jans vader, den braven Bas Lovendaal, met vijf verminkte vingers en twee roggebroden naar huis kon sturen met de boodschap, dat hij een goed christen en volstrekt overbodig was! Het ging niet meer op, blind geworden metaalbewerkers Zaterdags aan de poort van de fabriek te zetten met d'r petje in de handen: ‘Jongens, denk om blinden Piet!’ De schandalen bij Regout in Maastricht, waar de vrouwen op ontstellende wijze werden uitgebuit, had een huivering doen gaan door gans werkend Nederland en vele intellectuelen. Niet alleen de Javaan
| |
| |
werd mishandeld!! Het zag er daar in Amsterdam een beetje anders uit dan in de dagen van het Palingoproer! De transportarbeiders gingen in staking, hoofdzakelijk omdat zij als snotjongens werden behandeld. Ook de koetsiers van de Rijtuigmaatschappij vertikten het, het besmette werk over te nemen. Dat was alleen mogelijk doordat naast het gevoel van kracht en eigenwaarde ook het besef van hun goed recht bij de arbeiders aanwezig was. Hilda had het botte negeren van de organisaties door de patroons stompzinnig genoemd. Ze meende dat juist de werkgevers groot belang hadden bij een goedgeleide vakvereniging in het havenbedrijf, waardoor een periode van wilde stakingen kon worden afgesloten en een nieuw tijdperk van orde en regelmaat zou worden ingeluid. Door overleg en wederzijds begrijpen zou niet alleen een regelmatiger toestand ontstaan, maar ook de haven van Amsterdam waarschijnlijk een voorsprong krijgen op de concurrenten.
Het was intussen verklaarbaar, dat de spoorwegarbeiders in de Rietlanden, die voortdurend met de havenarbeiders samenwerkten, met intense belangstelling de strijd van hun makkers in het havenbedrijf gadesloegen. Ze voelden met elke vezel mee met de kameraden, die de moed hadden zich te verzetten tegen een tirannie, waarmee ook zij dagelijks te maken hadden. Maar de spoorwegmaatschappijen waren nog heel wat machtiger dan de havenbaronnen....
‘Staken door het spoorwegpersoneel?! Te gek om aan te denken!’ verwierp conducteur Lovendaal en wipte, op het razend gebaren van een rangeerder, de machineloods binnen.
‘Lovendaal!.... Lovendaal!.... Hier! Een manifest van Petter en Oudegeest!’ kwam de rangeerder aanstormen, froeselde nerveus tussen z'n kiel en noodde geheimzinnig: ‘Moet je lezen!.... Het spookt in Amsterdam! We hebben het bericht via Vlaardingen door gekregen.’ Hij streek liefkozend het papier glad, trok z'n grote groene hoektanden bloot en veroorloofde gnuivend: ‘Ga je gang! Ik hoef jou niet te zeggen, dat ik me toeter aan
| |
| |
de wand hang als het wezen moet! De chef loopt op het station te ijsberen en trekt een gezicht of ie op eeltzweren loopt!.... Nou, wat zeg je van de oproep?’
‘Even wachten!’ gaf Jan terug, las en herlas de korte inhoud van het manifest, verwoordde, schor van ontroering:
Kameraden!
Wij brengen u bij deze het besluit ter kennis, dat hedenavond, 27 Januari 1903, genomen is op een vergadering van H.IJ.S.M.- en S.S.-personeel, waarbij alle arbeid voor maatschappijen waarmede de transportarbeiders in strijd zijn, geweigerd zal worden. Wij doen een beroep op uw plichtsbesef en sporen u aan dit besluit, hetwelk na rijp beraad genomen is, in alle delen ten uitvoer te brengen. Verzwaart de strijd van uw medearbeiders niet en zijt te fier om onderkruiperswerk te verrichten.
Hoog de solidariteit!
J. Oudegeest, Voorz. N.V.v.S. en T.P.
F.H. Petter, Voorz. der Federatie.
Met het krakende papier tussen de bevende vingers stond conducteur Lovendaal een wijle sprakeloos te staren in de glinsterende ogen van den rangeerder en bracht plots spontaan uit: ‘Leve de solidariteit!’ Hij greep de knuist van den makker, holde, struikelend over roosters en gereedschappen, de loods uit, terug over de spoorbaan naar Hilda, wier natte schortje aan de drooglijn in het voortuintje wenkte en wuifde of het ook bezeten was van het grote, ontroerende bericht!
Van eten kwam die avond niet veel: zelfs het afhalen van Ferdinand was vergeten en aan de kinderen van de buren overgelaten! Hilda kon geen aandacht meer schenken aan potten en pannen, liet in de keuken alles verbranden of verzanden. Van slapen kwam nog minder, mede door Ferdinand, die van het grote gebeuren in klein Nederland nog geen besef had, maar de spanning
| |
| |
en onrust van z'n ouders mee naar bed nam.
Eerst de volgende dag vernam Lovendaal op het station te Apeldoorn nadere bijzonderheden. In de Rietlanden had de rangeerder Dirk Vreekens geweigerd een besmette wagon naar Vriesseveem te brengen. De andere rangeerders hadden eveneens geweigerd onderkruiperswerk te verrichten en met staking gedreigd ingeval Vreeken gestraft zou worden. Er was vergaderd in een der loodsen en besloten om niets meer te vervoeren van of naar de vemen waar gestaakt werd, zolang de kwestie met de bootwerkers niet was opgelost. Toen bleek dat Vreeken toch geschorst was, begon de staking onder het spoorwegpersoneel. Jan Oudegeest en de machinist Petter hadden, als Hoofdbestuurders van de N.V. en de nog niet ontbonden Federatie, hun maatregelen genomen. Volgens zeggen, hadden er intussen een driehonderd man in de Rietlanden afgenokt en legde men ook aan het Centraal Station het bijltje er bij neer....
Om meer feiten en verdere geruchten te vernemen had Jan geen tijd meer. Hij sprong in de rijdende trein en was er van overtuigd, dat, hoe de bal ook rollen mocht, het nergens aan besef en ruggegraat ontbreken zou bij het sarrensmoede spoorwegpersoneel. Dat had het contact, hier en daar op de stations, wel geleerd. Bij geen van de collega's was weifel of tweedracht gebleken! Bij schier allen dezelfde houding, hetzelfde gevoel: de maat is vol! Overal en bij iedereen een onversaagd afwachten en grimmige bereidheid de boel stop te zetten op het eerste sein!
‘De maat is vol!’ vertolkte Manometer de gevoelens van z'n kameraden, maar kon geen vrede hebben met zo'n simpele verklaring van de wonderlijke eenheid, begrip en offervaardigheid bij alle spoormannen, die hij ontmoette. Ongelooflijk die spontane solidariteit, dat mannelijk opzijschuiven van het persoonlijk belang voor de zaak van anderen. Niemand van het mindere personeel verdiende een toonbaar loon: wie boven de tien gulden kwam was al een hele spekkoper! Op sterke bondskassen viel zeer zeker niet te rekenen en de staking
| |
| |
zou dus moeten drijven op durf, op vastberadenheid en bezieling. Moed en de wil tot verzet waren te lezen in veler ogen. Trouw en makkerschap vielen te verstaan uit de knellende handdruk der medestrijders: handen die spraken, krachtig belovend: Je kunt op mij rekenen! Ik op jou en jij op mij!
‘Je kunt op me rekenen!’
Dat stond ook geschreven, neen, gekorven om de verbeten monden.... en niet als een resultaat van kalm redeneren en voortdurend overleg met besturen en hoofdbesturen, maar ingesneden door de moed tot de daad, zodra een beroep op hun kerel zijn werd gedaan.
‘De moed tot de daad....’
Ja, dat was alles waarover de getergden beschikten in de strijd, die reeds als onvermijdelijk werd beschouwd. De vakbeweging was, behoudens de diamantbewerkers, nog niet aan weerstandskassen toe en riep helden op, kerels, en geen rekenmeesters! Zij was juist bezig een grondige verandering te ondergaan, pas begonnen zich los te maken van de verouderde opvattingen, die alleen in de kroeg van Heinrich Funkel nog in volle glorie gehandhaafd bleven. De nieuwe gezichtspunten werden wel waargenomen door sommigen van het steeds dieper in afgrondsduisternis terugvallende anti-politieke N.A.S., maar gemeen waren ze daar noch elders geenszins. Besmettingstheorieën, weerzin tegen parlementaire actie, afkeer van bezoldigde bestuurders en weerstandskassen waren meer in zwang dan de nuchtere opvatting van hen die rekening hielden met de te overwinnen moeilijkheden en de macht der tegenpartij. Koele berekening en driftig, hartstochtelijk losbarsten werkten en woelden op vakverenigingsgebied, waar heftige gemoedsaandoening, schrijnend leed en het honend, eindeloos herhaald afwijzen van redelijke eisen, het hart aanvoerder deden worden van het spoorwegpersoneel, terwijl het hoofd, nog te wars en ongeschoold, buiten werking werd gesteld....
Zo had Hilda de inzet en ontwikkeling van de grote botsing ontleed, maar de zwakste kanten van de spoorwegstaking verzwegen voor haar geestdriftigen man, van
| |
| |
wien zij verlangde en verwachtte, dat hij dapper zou zijn en blijven met de dapperen!
Ofschoon afgezonderd door zee, rivier en stuifzand, vernam de Blikken buurt, een reeks woningen die de H.IJ.S.M. voor haar personeel had laten bouwen in de nabijheid van het eindstation in de duinen, dra, dat er in de zaal Plancius te Amsterdam een zeer druk bezochte vergadering gehouden was, waar Oudegeest, Petter en Van den Berg het woord hadden gevoerd. De vergadering had haar bereidheid uitgesproken om zo nodig de staking over het ganse spoorwegnet uit te breiden. Er zou een conferentie met de directie van de H.IJ.S.M. worden aangevraagd om te eisen: terugneming van de ontslagen stakers en geen opdrachten om werk te verrichten voor de vemen, in het conflict betrokken. Eisen betreffende de arbeidsvoorwaarden van het spoorwegpersoneel werden niet gesteld.
Hilda zag, bij het vernemen van dat bericht, haar vermoeden bevestigd: het was louter een solidariteitsactie. De spoorjongens staakten onder aanvoering van hun hart!
Overal werd in het land, na de vergadering in Plancius, de spanning voelbaar; te meer wijl de staking inmiddels ook was overgeslagen naar het Weesperpoortstation, waardoor het personeel van de Staatsspoorwegen eveneens in de actie betrokken werd. Politie en militairen werden opgecommandeerd om de orde te handhaven. Groepen uit andere bedrijven verklaarden zich op hun beurt solidair, toen op het Centraal-Station door de vier spoorwegorganisaties de staking werd geproclameerd.
Dat was op 30 Januari 1903, de dag waarop voor het eerst in Nederland met ongekende eensgezindheid en algemene solidariteit ERKENNING VAN DE VAKBEWEGING geëist werd!
Op 31 Januari volgde de stopzetting in grote stijl: Haarlem, Den Haag en Rotterdam lagen plat! Ook in Utrecht en Arnhem werd gestaakt....
Conducteur Lovendaal strandde met z'n trein in de buurt van de Maasbrug, kreeg het bericht, dat het parool:
| |
| |
‘Staken!’ was doorgegeven en hield zich aan de instructies van z'n bond, die uitdrukkelijk bepaalde, dat het materieel niet zonder meer in den steek mocht worden gelaten. De stakende machinist wist, dat hij z'n locomotief in de remise moest brengen en de vuren te doven had. Maatregelen moesten genomen worden om goederen, welke aan bederf onderhevig waren, te lossen of af leveren. Vee of gevogelte in de trein mocht niet onverzorgd blijven: het voeren en drenken der dieren behoorde regelmatig te geschieden.
Wat er te verzorgen viel werd door Jan verzorgd. Hij maakte met een gemoedelijk: ‘We zijn er, dames en heren!’ de reizigers duidelijk, dat de staking een feit was, maar dat men tevens alles had gedaan om de passagiers zo dicht mogelijk bij een station te brengen. Hij was hun gids bij het oversteken van de spoorbaan en hielp bij het sjouwen van koffers en kinderen.
Het publiek, bekend met de slechte arbeidsvoorwaarden bij het spoorwezen en ingelicht omtrent het Herr-im Hause-standpunt van de directies, aanvaardde zonder morren de ongemakken van de aftocht langs de spoordijk. Onder de passagiers was een heer die respectvol z'n hoed lichtte voor conducteur Lovendaal en hem een naamkaartje in de hand drukte: ‘Staat u mij toe, u wat te vragen, conducteur?’
‘Met genoegen, mijnheer!’ gaf Jan terug, las in het licht van de trein naam en kwaliteit van den verzoeker: ‘Meester.... Doctor....’ Lovendaal staarde verrast naar de deftige verschijning met de rustige manieren en prettige stem.
‘Is u lid van de organisatie die de staking leidt?’
‘Ja, mijnheer!’
‘Dan is het mij een behoefte, u te zeggen dat ze voorbeeldig optreedt. Uw bond toont kracht, discipline en beleid! Nergens, voor zover mij bekend, herrie of gewelddaden. Zonder ophef doen conducteur en machinist wat hun, onder de huidige omstandigheden, als verantwoordelijke mannen te doen staat. Ik had niet gedacht, dat zulk een beheerst gedragen bij stakingen mogelijk was. M'n
| |
| |
bewondering, conducteur! M'n respect en volle sympathie met een beweging die, ondanks verbittering en gerechtvaardigde gramschap, zich weet te beheersen en maat weet te houden.... Succes!’
‘Dank u!!’
Met de losse locomotief gingen Lovendaal en de rest van het treinpersoneel naar het station Delftse Poort. Tegenover de kalmte van de beredderende spoormannen, die in staking gingen en het materieel verzorgden, was er niets anders waar te nemen dan het dwaze machtsvertoon van politie en militairen of het rondgaan van de extra-kranten, die slechts melden konden, dat er van ongeregeldheden geen sprake was en de houding van de stakers keurig mocht heten.
Met een veetransport ging Jan mee naar huis. Hij vernam onderweg, dat Hugenholtz in Haarlem permissie had gegeven om een trein met operazangers door te laten en amuseerde zich kostelijk met de bijnaam: ‘Stationschef van Haarlem’, die Hugenholtz sinds droeg. Nog werd gemeld, dat uit alle delen van het land telegrammen bij het Hoofdbestuur binnenkwamen, waarin de spoormannen hun bereidheid tot staken te kennen gaven. Besloten was de staking algemeen te maken als de directie der H.IJ.S.M. de gestelde eisen niet inwilligde....
Met die boodschap kwam Manometer diep in de nacht thuis, vergat in z'n zucht tot uitspreken z'n popelende vrouw te begroeten en sloeg zelfs het even stil-genottelijk schouwen naar den stamhouder in de wieg over.
‘Enkhuizen, Winterswijk, Amersfoort, Hilversum en Roosendaal liggen plat!’ waren de wekwoorden die Lovendaal in de middag uit bed deden tuimelen. Hij kleedde zich gehaast, wilde zich naar het postkantoor begeven om nader nieuws te vernemen. Het dorp daverde van de geruchten, wild en onzinnig als het hollen en draven van den fortcommandant en z'n gepantserde nasleep.
Maar het werd avond, alhaast nacht voor conducteur Lovendaal z'n vrouw met zekerheid rapporteren kon, dat de directie zwichtte, de stakers terug zou nemen en haar personeel vrijstelde van onderkruipersdiensten. De heren
| |
| |
waren bovendien bereid de organisaties te erkennen!!!
Dat betekende hervatting van de arbeid, een weder in dienst treden met geheven kop en zwellende borst voor Jan Lovendaal en de duizenden makkers, die bij de grootste staking in Nederland orde, tucht en eenheid hadden weten te bewaren en een zo geweldige botsing in alle eenvoud hadden weerstaan en geleid. De houding van het spoorwegpersoneel was prachtig geweest, ook omdat het wist, dat van de zeventienduizend man in dienst van de hoofdspoorwegen geen duizend aan het werk zouden zijn gebleven en dat van die duizend nauwelijks een honderdtal belast kon worden met de werkelijke dienst. Zelfs de leden van de gratensoepvereniging van pater Weyers hadden, overal waar gestaakt werd, het werk neergelegd en eerwaarde in z'n hemd gezet bij de gulle geldgevers van Recht en Plicht! Loon- noch politieke eisen waren door de leiding van de organisaties gesteld: honger naar recht had de doorslag gegeven! Solidariteit was het parool geweest en was te verstaan als een bijzonder knap staaltje van inzicht van hen die de staking hadden geleid. Door de beperktheid der eisen was het de directie mogelijk gemaakt spoedig en zonder verdere omslag toe te geven. De vakverenigingen hadden in verbond hun kracht gedemonstreerd en erkenning afgedwongen. Dat was hoofdzaak! Bewezen was, dat het ganse raderwerk waarlijk stil kón staan als de sterke arm het wilde! Het zou begrepen worden en een heilzame invloed uitoefenen op de etterende maatschappelijke kwalen.
Op 1 Februari begaf Jan Lovendaal zich, begeleid door vrouw en zoon, naar het station en stapte vorstelijk bewust in de bagagewagen van de D-trein, de internationale verbinding, die bonkerend wegrolde met de vonkende roetvlag, de vlag van de arbeid en de victorie op de schoorsteen van de gonzende locomotief!
Hilda wuifde den vertrekkende na, liet haar hand zakken, schouwde fronsend naar de verkleumde zon, die bleek schimde in het nevelen boven de rivier, waar Maassluis, de vesting van Abraham Kuyper, schuil ging tussen dogma en bedijking.
|
|