| |
| |
| |
Hoofdstuk XX
Eén Mei was het Feest van de Arbeid. Het zou voortaan als een internationale manifestatie gevierd worden over de ganse wereld. De werkman zou die dag vrijaf nemen om z'n drang naar meer levensvreugde en broederschap te demonstreren. Het Parijse congres had zich bij zijn bedoelingen allereerst op wettelijk standpunt geplaatst en uitdrukkelijk te kennen gegeven, dat de arbeiders de publieke machten zouden opvorderen om langs wettige weg de arbeidsdag te verkorten tot acht uur. De arbeiders der verschillende naties hadden zich te houden aan het congresbesluit, voorzover de omstandigheden het toelieten....
Op de slotzin van deze resolutie leverde Funkel heftig commentaar, betoogde in z'n tapkast, dat het bewandelen van de wettige weg verraad was van de wetenschappelijken, een foef nog erger dan de kus van Judas! Het ene land zus en het andere zo handelen, dat leek nergens meer op: het was een flodderen van de kakkebroeken, die de moed niet hadden de algemene staking op 1 Mei voor te schrijven aan alle werkers ter wereld!
‘Stopzetten de boel! Overal en zonder afwijkende bepalingen!’ wilde Heinrich. ‘Om klokslag twaalf in de nacht moeten de spoortreinen stilstaan, midden op de het of in het hart van de bergen! Geen schip mag dan meer zee kiezen!’
‘Ja, maar als het zich nou in de Oceaan bevindt?’ kwam tegenspraak van de klanten rond de toonbank.
‘Dan moet het stuurloos hobbelen en afdrijven met alle vlaggen en wimpels in top!’ pareerde Heinrich: ‘Feest van de arbeid.... Accoord!! Maar dan een fuif zo overweldigend dat de uitbuiters rillen van ontzag! Ook Nieuwenhuis begint tabak te krijgen van halfslachtig gedoe! Die komt ook nog wel in mijn schuitje! Ik heb het wel voorspeld, dat de rooie dominee genoeg zou krijgen van het ellendige pappen en nathouden! Z'n vertrouwen in het parlement is lelijk aan het tanen. Hij heeft, op
| |
| |
vechten af, de algemene werkstaking op 1 Mei verdedigd tegen Vliegen en Rot!’
‘Die twee typografen beweren dat de Nederlandse beweging veel te zwak is om zich aan dergelijke krachtpatserijen te wagen!’ meende iemand uit het gehoor van Heinrich te moeten aanvullen. ‘Ze gaan uit van de redenering, dat verhoging van het geestelijk en zedelijk peil niet kan plaats hebben zonder verbetering van het stoffelijk bestaan.’
‘Eerst brood en dan feest, verkondigde dat stel zwakzinnigen!’ laakte Funkel. ‘Ze willen de eerste dag van Mei het karakter van een rustdag geven! Rust!!!’
‘Welterusten!’ werd er geroepen.
Heinrich kwam over de toonbank hangen, begon te spreken over Marxisten, Possibilisten, Liebknecht, Hyndman en Annie Besant, bracht er de zielsverhuizing en de glimlach van Boeddha bij te pas.
‘Twente!’ animeerde een vaste bezoeker, zijn glas bijschuivend.
‘Twente!’ hapte Heinrich, Boeddha vergetend en gaf een schildering hoe daar, in de Achterhoek, de uitgeputte kinderen, als ze voor de weefmachine in slaap vielen, door een schop van den opzichter werden gewekt. En zo'n jeugdbestaan heette, volgens ‘Het Nieuws van den Dag’: poëtisch!! Kinderen die uit vrees voor mishandeling hun jakkeren voortzetten, tien, twaalf uren per dag! Twente, waar de veenarbeiders reeds om drie uur in de morgen hun stulpen verlieten, de man en de moeder, en de slapende kinderen op een kruiwagen meevoerden of, gebonden aan de klink van de deur, achterlieten! Het Overijselse paradijs, waar de turfgraver met z'n afgebeulde vrouw en poëtisch kroost zwoegde als een trekpaard tegen een schandelijk laag loon, dat hem werd uitbetaald om meteen weer ontfutseld te worden door de verplichte winkelnering der plunderende bazen. Twente, waar in de Bouwhoek de vrouwen spitten en mest kruiden, terwijl de wiedende kinderen van reek tot reek werden gejaagd onder vervloeking en stokslagen van de gewapende handlangers der pachters of grondbezitters. Zo was het in de
| |
| |
Achterhoek, in heel Nederland, waar Hutje bij Mutje wegkroop achter pijpgordijntjes om met zuinig tuitmondje duizelig te griezelen over de toomloze vaart van de nieuwe tijd! Een tijd, waarin de uitgevaste kinderen uit Almelo en omstreken de zwarte hongerbanieren lieten wuiven op de publieke tribune in de Tweede Kamer!
Zeker, ook in Nederland groeide het verzet! Er werd om een haverklap gestaakt en soms, met behulp van de Britse Labour Unions, wat bereikt. Dat was bij de staking van de Rotterdamse bootwerkers weer eens gebleken. Ze hadden hun heet-van-de-plaat-organisatie zelfs een Engelse naam gegeven en er hun Hollandse lankmoed bij laten varen. Dat had ontsteltenis gewekt! De schutterij was bij klokgelui opgeroepen! De mariniers en zelfs de huzaren waren er aan te pas gekomen en een verbod van samenscholing was afgekondigd. Zo'n beroering betekende in Holland al heel wat, maar in de zaal Caladonia was Helsdingen komen vertellen, dat er in Londen dertigduizend dokwerkers staakten.
‘Dertigduizend!’ verwerkten de toehoorders van Heinrich, die even pauseerde om het tapkraantje een kans te geven.
Ja, het getal op zichzelf was al een openbaring die de borsten deed zwellen van trots en hoop. Groot was de verslagenheid in handels- en rederskringen toen bleek, dat de voor kort nog zo anti-socialistische bootwerkers in staking gingen en hun eisen star en strak handhaafden! Wel hadden sommige bij het neerleggen van de arbeid: ‘Oranje boven!’ geroepen, om te kennen te geven, dat zij niet rood waren. Maar zij hadden het vertikt op de oude voorwaarden het werk te hervatten en mee de vrucht gesmaakt van de overwinning, die reeds na een week behaald werd. Het spontane optreden en het rasse succes waren hoopvolle aanwijzingen voor de grote afrekening in nabije toekomst! Door het succes van de bootwerkers waren op hun beurt de metaalbewerkers in beweging gekomen, al trachtte een zekere Dirk de Klerk een spaak in het wiel te steken.
‘Dirk de Klerk.... Al net zo'n jasophouder als Heldt
| |
| |
indertijd!’ critiseerde Funkel. ‘Maar de arbeiders hebben lijmerige Dirk in z'n hemd laten staan! Voor dat soort laarzenlikkers is de tijd voorbij! De jonge keizer van Duitsland is ook al doende z'n bakens te verzetten! Die heeft een conferentie van regeringen bijeengeroepen om een internationale regeling voor arbeidersbescherming te beramen! Onze Wilhelm is niet dom.... De beruchte socialistenwetten zijn vervallen verklaard en de IJzeren Kanselier is gewipt!’ Heinrich lachte genottelijk, herinnerde zich, hoe hij, bij het bericht van Bismarck's val de glanzende drankketel gratis had leeggeschonken, in opperste verrukking alle evenwicht had verloren en door drie man naar bed was gedragen: Ja, de jonge Keizer! Bismarck gekraakt en acht en dertig socialisten in de Rijksdag gekozen!’
‘Bravo!’ onderstreepte een van de klanten spontaan: ‘Hun zegepraal is de onze! Wij kennen geen grenzen of nationaliteit! We spreken af, Heinrich, dat ook wij hier in ons land niet gaan rusten op de lauweren van anderen, maar dat wij uit de victorie in Duitsland nieuwe kracht putten voor de toekomst, opdat de verlossing van het werkende volk zo veel mogelijk wordt verhaast!’
Het aanvurend: ‘Natuurlijk!!’ van Funkel bleef uit Hij keek over den spreker heen, wreef het toonblad met een vaatdoek en schikte de glazen op de rand van de spoelbak. In een tijdperk vol dramatiek bleef de weg van Heinrich zonder wisseling opgaan in de schaduw van de grote Revolutie! Hij was en bleef de fantasierijke plannensmid, wiens aangename onderwerpen een zeldzaam genoegen verschaften aan de verbaasde klanten. Sommigen beluisterden de tragische wanverhouding tussen willen en mogelijkheid, begrepen, dat vriend Funkel de crisis der dolle jaren nog niet te boven was. Ze poogden herhaaldelijk het nut van parlementaire actie uiteen te zetten, luisterden met plagende gereserveerdheid naar het verheerlijken van de algemene werkstaking of het bemoedigend opsommen van de reusachtige stakingen van de veenarbeiders in Drente en de landarbeiders in Friesland. Heinrich werd kwaad, herinnerde z'n klanten aan
| |
| |
hun verleden, aan een jeugd vol honger en slaag. Het kruimeltje vooruitgang, in de loop der jaren bereikt, woog niet op tegen de zee van leed die nog gedempt moest worden. Als de parlementairen voor zo'n schijntje meer welvaart al in aanbidding lagen, konden ze wat leren van Frank van der Goes, een geboren heer, die als piekfijn op de wereld kwam, maar liever arbeider onder de arbeiders wilde zijn en daarom zo gevierd was. Die man kon politiek carrière maken, als hij daar lust in had. Het was een bolleboos, met de pen, minstens zo knap als Giethorst indertijd. Nee, ook met Van der Goes kon Heinrich het natuurlijk niet eens zijn, maar hij had er toch liever mee te doen, dan met de knullen uit het volk die hun vroegere standpunt verloochenden om straks in allerlei colleges monddood verloren te raken. Al wie het bij de temperaars ging zoeken was voor de ware strijd van onnut en rijp voor de halfzachte troostleer van theosofen. Zo gezien had hij, Funkel, toch meer respect voor de Calvinisten, die, in tegenstelling met de belijders van de Lutherse leer van passieve gehoorzaamheid aan de Staat en haar ontkenning van het recht van het volk om op te staan, vastbesloten hun trouw aan prinsen en regeerders opzegden, wanneer hun overtuiging in het geding kwam. Zonder het bezielende vuur van het Calvinisme zou er nooit een Nederlandse noch een Geneefse republiek, die schuilplaats aan duizenden ketters had geboden, hebben kunnen bestaan. Het Calvinisme was een der krachten die de wereld veranderd en de gang der geschiedenis in Europa bepaald hadden. Van het begin af aan lag de kracht van het Calvinisme in het feit, dat het den aanhanger tot een bewust, actief werktuig in dienst van God trachtte te maken, tot een godsdienstigen strijder, die wist wat hij geloofde en waarom hij streed! De toenmalige Calvinist was een man die niet aarzelde z'n overtuiging te stellen tegenover de macht van de Staat, de waan van de vorsten en de knoet der tirannen. Het was het Calvinisme waardoor de legers gevormd werden, die het wereldse dictatorschap in Frankrijk, Holland en Groot-Brittannië bestreden en overwonnen. Het
| |
| |
was het Calvinisme dat de ketenen verbrak, waarin de geestelijke dictators van Rome West-Europa probeerden te kluisteren. Een uitverkorene Gods te zijn was niet slechts een bijbels gezegde, waarmee de inquisitie rekening had te houden, maar een politiek feit, dat reeds talloze malen op het slagveld der vrijheid zijn kracht, moed en onverzettelijkheid had getoond. Ja, goed, hij, Heinrich wist wel dat de Calvinisten later waren afgezakt en meer hadden van een halsstarrige prevelgemeente dan van een revolutionnaire Gideonsbende. Maar de makke broeders onder de rooien met hun gelummel over wettig en gehoorzaam en hun geleuter over bepaalde omstandigheden konden wat leren van de geschiedenis van het Calvinisme en moesten zich liever in voet bij stuk houden gaan bekwamen. Verkiezingen, matigheid en dergelijke slappe kost stichtten verwarring en zouden de toestand zeker niet verbeteren.
‘Evolutie! Haha!’
Maar dan spraken de mijnwerkers in Westfalen toch een andere taal! En in Engeland, waar duizend stakingen in één jaar uitbraken, hadden ze de goeie tactiek te pakken! Dat was vooroefening van het platleggen van de hele wereld, van pool tot pool! Acht en dertig socialisten in de Rijksdag, dat was wel aardig, want Bismarck was er aan kapot gegaan, maar parlement kwam van parler en parler was en bleef praten zonder einde! De tuighuizen open en de massa gewapend de straat op, dat was de oplossing, die aan de hemel geschreven stond!
‘Jullie moeten er maar eens dieper over nadenken!’ adviseerde Heinrich, een tikje meewarig, richtte plots, met een ruk, het hoofd naar de ingang van z'n kroeg, waar, verrassend als een plompsteen in een vijver, hulpmachinist Lovendaal groetend aan z'n pet tikte: ‘Here we are again!’
‘Der!’ bracht Heinrich, terugvallend op z'n tabouretje uit: ‘Der!.... Het Sparappeltje!!’
Na een handschuddend begroeten en gulle tractatie wederzijds vertelde Jan, dat hij afscheid had genomen van de zee om als leerlingconducteur in dienst te treden bij de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij. De datum was
| |
| |
bepaald: de eerste dag in het nieuwe jaar! Na veel heen en weer schrijven en voortdurend aandringen van Hilda was de betrekking aan de wal aanvaard. Verleden en vakbekwaamheid bleken bijzaak: het ging voor alles om de ontwikkeling en talenkennis van de aangestelden.
‘Dat is te verstaan!’ vond Funkel. ‘Ze gaan een internationale lijn openen via Hoek van Holland naar Harwich! Ze kunnen je als machinist missen, voor het locomotiefpersoneel is de eerste kennis van de moedertaal en wat technische vaardigheid voldoende om de kar op toeren te houden. Maar aan een conducteur gaan ze van de directie hoger eisen stellen.’
‘Nee, ze kan niet langer volstaan met mislukte turftrappers!’ onderbrak een bezoeker, die door Heinrich Van Loenen werd genoemd. ‘De conducteurs moeten straks in staat zijn de passagiers in een paar vreemde talen aan te spreken. Je zal, met jouw ervaring, uitblinken boven het algemene peil van de spoorwegbeambten, dat waarlijk niet schitterend is!’
‘Ze doen dan ook alle moeite bij de spoorweg om een behoorlijke ploeg voor de nieuwe lijn saam te stellen’, wist een tweede klant, die zich ontpopt had als parlementariër. ‘Ze geven de voorkeur aan geheelonthouders, maar die zijn zo schaars als zomersproeten in December! En dan wordt er nog gelet op manieren, gestalte en knap uiterlijk. Nou, wat dat betreft hoef jij niet opgedirkt te worden.’
‘Dat is lijmen om een rondje!’ lachte Funkel en keek niet zonder welbehagen naar z'n fors ontwikkelde Sparappeltje, dat hij had gekend als een schonkerigen blauwlijder met smal gezicht en stug spriethaar.
‘In elk geval is me plaatsing op de internationale trein en spoedige promotie toegezegd’, onderrichtte Jan. ‘En verder nog een toeslag op het loon voor talenkennis. En als ik lid word van de Vereniging van Spoorwegbeambten, krijg ik vrij vervoer om de vergaderingen in de hoofdstad bij te wonen.’
Heinrich en sommige bezoekers barstten in schater uit. Ze kenden die welwillendheid jegens de vakorganisatie. Ze waren op de hoogte van het lijden en sullen van de beguns- | |
| |
tigde vereniging, die door mijnheer Du Bois geleid werd, en amuseerden zich met het geval als met een goede mop. Het was nog altijd lachen of huilen in het lieve vaderland, waar ‘De Gelapte Jas’ of ‘De Avonturen van mijnheer Kikkerbil’ zo ongeveer aangaven wat de vakactie onder de spoorwegslaven te betekenen had, ook al waren er op politiek gebied hoopgevende verschijnselen. Na het: ‘Kruisigt hem!’ maakte Domela Nieuwenhuis - en met hem de socialistische beweging - weer een Hosannaperiode door. De grote zwenking in de volksziel geschiedde onbewust, bij intuïtie. Het was geen resultaat van overleg, geen beredeneerde daad: het was het gevolg van de indruk, die ieder groot gebeuren maakte ook op hen, die niet iedere dag de veranderingen in de maatschappij nagingen en ontleedden. Die nieuwe verhouding was oorzaak, dat er in de Nederlandse vakorganisaties een stroming begon op te komen om zich los te maken van de socialistische beweging. Maar ook zo'n verschuiven zou maar tijdelijk zijn, voorzag Van Loenen, die in de gematigde stemming van vele arbeiders geen doodlopen in een blijvende neutraliteit kon ontwaren. Immers, de goedbedoelde bemoeiingen van den modelfabrikant Van Marken hadden - gedurende de staking van de wevers in Almelo - wel bewezen, dat de arbeidersziel slechts toegankelijk was voor hen, die tot de arbeidersklasse behoorden. De eerste maal dat een van de besten onder de bourgeois zich mengde in de strijd van de werkers, vertoonde zich reeds het verschil in opvatting van wat recht en goed was. De vertegenwoordigers van de kerk, van genootschappen of de spoorwegdirecties konden de ziel der arbeiders begrijpen noch benaderen. Vrij vervoer en hoge belangstelling voor het sociale streven van de arbeiders vertraagde misschien de door de directies zo gevreesde gang van zaken, maar konden op den duur geen schade berokkenen aan de actie van het proletariaat, dat in het buitenland reeds zo krachtdadig te verstaan gaf beu te zijn van neerbuigende minzaamheden en verhaspelde wetten bij verhoogde bedeling. Het vroeg reeds meer dan wettige bescherming voor vrouwen en kinderen.
‘Precies!’ beaamde hulpmachinist Lovendaal, die in
| |
| |
Duitsland en Engeland getuige was geweest van een onweerstaanbaar opzetten en doorduwen van de onterfden, die zich niet langer lieten paaien met schone beloften, de periode van vrees en terugschrikken te boven waren: ‘En in Nederland?!.... Mijn ene broer, Piet de steenhouwer, weg aan de tering! Mijn andere van het wagensbouwen overgestapt op het kleermaken, met tien vakgenoten in een natte kelder, waar de baas de kachel heeft vervangen door een boetenstelsel! Vijf centen boete op een uurloon van vijftien!! Mijn oudste zuster kantoorjuffrouw: een klankvolle positie, die niettemin hoogst beroerd mag heten! Ongelooflijk lange werktijden en een loontje waar een schoenmakersleerling z'n neus voor optrekt! Enfin, er wordt door de Nationale Bond van Handels- en Kantoorbedienden een felle campagne op touw gezet tegen oud-militairen en onderwijzers, loonverprutsende beunhazen, die zich voor een fooitje aanbieden om kantoorwerk te verrichten. Afwachten of de actie van de Bond wat uithaalt.’
‘Het zal wel weer mislopen!’ verwachtte Heinrich. ‘De bonden uit de andere steden doen niet mee! Ook in de concurrentie van de vrouw menen de kantoorfrikken hun toenemende misère te zien. Ze weigeren de vrouwen op te nemen in hun organisaties! Je aanstaande hebben ze indertijd ook botweg afgewezen!’
‘Ach, het zit nog anders!’ liet Jan zich gaan. ‘Er wordt nog altijd niet begrepen, dat een weerstandskas meer waard is dan vlotte sprekers op een drukke vergadering!’
Heinrich schudde misnoegd het hoofd, betreurde: ‘Ga jij nou ook al die kant op?.... Ik dacht dat jij....’
‘Water maakt breed!’ voorkwam Jan het rouwbetoon: ‘Met staak-maar-raak-parolen komen we niet verder, als er geen brood en huur bij verschaft kunnen worden. Hamer en zaag neersmijten en machines stopzetten, jawel!! Maar vaak schijnt alle bezinning, alle begrip voor verantwoordelijkheid zoek. Staken is het enige wapen dat we bezitten en we mogen het niet klakkeloos hanteren. Let op de fnuikende gevolgen van alle verloren stakingen.’
‘Ja, maar....’
| |
| |
‘Nee, mijnheer Funkel, ik kan niet zonder meer instemmen met wilde acties en de gnuivende waardering, die er vaak voor getoond wordt. Ik heb ruim gelegenheid gehad de wereld te bekijken en m'n licht op te steken. Van alle stakingen die in ons land uitbreken staan er maar weinig onder leiding van een behoorlijke bond. Ik ken er maar twee: de Typografen en de Sigarenmakers!’
‘Ze hebben jou te veel goud aan je machinistenpet gegeven!’ onderbrak Funkel hatelijk: ‘Je zal is een blasie moeten happen op de rooie rustdag, 1 Mei!’
‘Spreek niet over ontroeringen die je niet ondergaan hebt!’ plaatste Lovendaal, vertelde, hoe hij in Bremen getuige was geweest van de eerste viering van het feest van de arbeid. Enorme stoeten waren opgesteld met hun vlaggen en banieren langs de havenkade. Daar groepeerden zich de Duitse makkers naast de stokers uit Scandinavië, matrozen uit Wales en Ierland! Schepelingen uit Frankrijk, Italië, Schotland en België klauterden over boegen en stevens van boord! Grieken, Denen, Spanjaarden, Britten, Finnen, Hollanders en Amerikanen maakten zich op om deel te nemen aan de eerste, de wereldomvattende proletarische demonstratie! Al wat in Holland klein en klungelig was, had daar, in Bremen, afgedaan! Zingend en wuivend trokken de werkers uit alle landen langs een oneindige haag van toeschouwers, die woordloos staarden naar het laatste bedrijf van 's werelds ondergang! Er was dan ook geen land waar de regering niet gezorgd had het militaire apparaat gereed te houden, teneinde oproer en bestormingen te bedwingen. Maar de orde werd nergens verstoord. Honderdduizenden arbeiders hadden in alle delen van de aarde op dezelfde dag dezelfde eis gesteld, rustig en groots. Het parool was opgevolgd met een ongedachte, nooit eerder vertoonde discipline. Het bewustwordende proletariaat had, ten overstaan van de mensheid, examen afgelegd en het was waarlijk feest geweest!
Met zuigende adem luisterde Heinrich, begon weer te spreken over de kranigen in de Heimat, die Bismarck de kink hadden gegeven.
‘Ozo!’ nam Van Loenen z'n kans waar: ‘Voor georga- | |
| |
niseerd overleg gaan alle keizers en pausen overstag!’
‘Rerum Novarum! Beter laat dan nooit!’ vertaalde Jan: ‘Een encycliek ten bate van de arbeiders. Betere behandeling, meer rechtvaardigheid in het maatschappelijk leven en minder baatzucht bij de ondernemers! Dat gebaar van den paus, nou ja, als het tij verloopt worden de bakens verzet. Leo de Dertiende wil niet onderdoen voor Wilhelm den Tweede! De kerk beseft, dat zij, na de arbeidersbeweging, die de kanden in beroering brengt, niet volharden kan in haar reactionnaire houding. Dat zou brokken geven.
‘Precies mijn idee! En dat is nou juist waar het op aan moet!’ kwam Heinrich weer in het geweer.
‘Of niet!’ remde Jan. ‘Het gevaar, dat miljoenen arbeiders, die zich meer en meer tot de zelfstandige vakbeweging en het socialisme wenden, de voeling met de Moederkerk verliezen, dreigt! Dat contact is al danig verzwakt door de werking van de grootindustrie. Heersers en kerkvorsten begint het duidelijk te worden, dat de georganiseerde arbeiders een geduchte macht vormen, een macht, die, mits er tijdig concessies worden gedaan, gaat afdwingen en dicteren. Vandaar Rerum Novarum, de eerste stap bij het voetje voor voetje toegeven aan de drang van de naar verbetering hunkerende arbeiders. Dat de machthebbers, kerkelijk en wereldlijk, met encyclieken en vergaderingen rond de troon reageren op de groei der arbeidersbeweging, komt doordat deze pas bij het vormen van de vakverenigingen een massabeweging bleek te worden. Dit hebben de socialistische partijen nog niet kunnen bereiken. Maar Rerum Novarum komt te laat! Het is niet gegeven uit deernis met de zwakken en misdeelden, maar uit angst voor de sterken!’
‘Bravo!!’ prees Heinrich, weer verzoend met de afwijkende mening van z'n vriend, die al te zeer naar de gematigden, naar de fluwelen, zwenkte, en hij vond goed, dat Bertha bij juffrouw Lovendaal op koffievisite ging en bloemen bestelde voor Hilda, die de bruid was!
|
|