| |
| |
| |
Hoofdstuk III
De verhuizing naar een betere woning, met hoogliggend bordes en keurig omrasterd voortuintje in een behoorlijke straat, was achter de rug. Stompie had, na de aanvankelijke bezwaren tegen de schadelijke haast van Riek, z'n spaarpot opgegraven onder de afvoerbuis in de kelder van z'n vorige honk, ijzer, lompen, botten en andere koopwaar beneden de geldende prijs van de hand moeten doen en de dure, vrijstaande woning aan de Molenwaterweg betrokken.
Stil, onwennig drentelde hij de eerste dagen door de ruime kamers met het aangevulde meubilair, de lange hellichte gang en het pakhuis beneden, waar hij de eerlijke, meer waardevolle restantjes van z'n voormalige handel opsloeg, spijlen voor de ramen miste en een sluitboom tegen de deur knutselde uit angst voor dieven....
‘Weg uit de krottenbuurt!’ had hij in z'n opwelling te voorbarig beloofd en bleek de onaantastbare inzet voor Riek, wier medewerking de basis van alle plannen vormde, vooral na de weigering van Hilletje, die zich afzijdig hield en in haar dienst bleef.
Tamboerend had Riek het onmiddellijk verkassen doorgedreven met behulp van den monkelend-overredenden Kris, die wat regelmatiger een dijkie-om maakte met z'n vrijster en rapporteerde, dat er ook uit haar al wat meer klank te kloppen viel en ze op de duur wel overstag zou gaan.
‘Voor mekaar! Je mot ze maar bijbrenge, dat het hele leven louter om de cente draait! Rijk en arm maakt z'n huppeltje om de rinkelbom!’ verkondigde Riek, deed of ze de tamboerijn hanteerde, maakte logge danspassen door de kamer naar de trap, waar ze dalend de ellen voor de loper schatte en glunder adviseerde: ‘Gauw zien, dat we uit de nesterij raken, jonges! Jullie magge deftig voor fir- | |
| |
mantje spelen; en ik verzorg me paleisie.... Zestien ellen voor de traplooper.... Achttien kopere roeie, niet te smal.. Daar nog een lichtpuntje. En hier ,aan het end nog een geschoren streepiesmat!’
‘Toe maar bultje!’ ontliep de mokkende Gerrit de nieuwe eisen, wilde zich beklagen bij Kris, die het evenwel volkomen eens was met Riek, een diepgaande beschouwing hield over cachet in zaken, over slapend en rapend kapitaal en onvermijdelijk onkosten, er, als gewezen schilderijenkoopman, de Goudwegers van Quentin Matsys bij te pas bracht en besloot met een verzoek om een aangemeten kostuum!
‘Aan bonkies!!’ wenste Gerrit z'n compagnon en heel de firma; zocht in z'n balorigheid weer troost en houvast bij de rivier en de havens: tussen de balen en kisten, kranen, knijpers en hefbokken - de lallende, ratelende, dof-bonkende herrie, die verdovend bedwelmde, rijk, voornaam en.... scheutig maakte.
De andere dag legde Riek de loper en kon Kris mijnheer zijn, in een nieuw confectiepakje, zich present melden bij de aankoop van een keurig servies, dat de geschonden, oorloze kommen en de drie witte, te bedeesde eetborden vervangen moest op het gevlokte tafellinnen.
‘Al wat een beetje firma is, bikt niet van scherven op een krant!’ wist Riek en droeg: ‘Het zigeunerzootje van vroeger!’ gruwend naar de vuilnisbak. Bespiegelend sprak ze, spijt het neerslachtig gedaas van Gerrit, over de deftige komaf van d'r overgrootmoeder, wier vader burgemeester of zo iets geweest was en indertijd het recht bezat om met een koets en vier schimmels door de poort te rijden.
Verheven bezadigd repte ook Kris van z'n adellijke familie en luisterde welwillend naar de woordknekels van den sakkerenden Stompie, die geen toonbare voorouders wist te noemen en alleen maar goed was om met z'n spaarpot op de proppen te komen.
| |
| |
‘Een servies is alles wat me voorlopig nog mankeert om op een dame te gelijken!’ beëindigde Riek het zoveelste ruzie-pleidooi, slofte lichtvaardig naar het alcoof om zich in haar nieuwe bullen te steken en met Kris op stap te gaan voor een dubbeldelig snoesstelletje in de Bijenkorf.
‘Je rukt me laatste poot uit!’ poogde Gerrit in fel verzet nog te redden en ontweek met het geldkistje onder z'n jas naar het pakhuis: ‘Nog een magere honderd gulde en ik ben door me cente heen! Me cente, waar 'k de lik voor riskeerde! Jaren lang ben 'k zuinig geweest, dag en dag heb 'k op me telle gepast en nou gaat alles in vliegende vaart naar z'n mallemoer!’
‘Je hebt ommers zelf beloofd om ons rijk en van mijn en Hilletje een leedie te make! Dan had je maar niet zoo fiebeldefors me hoofd op hol motte brenge! Jij hebt zelf hogerop gewild en mijn de kolder bezorgd!’ verweet Riek, wist het kistje te ontfutselen, en besteedde al het geld, op de huur na, aan opschik en snuisterijen, die de firma behoefde om te slagen.
Kwasie nonchalant, met een gewild-zwierig uitstrijken van de valse plooien in het opzichtige confectiepak en de flodderige lavaliere, hoorde Kris zwijgend het botsen en gebek van z'n genoten aan, zoog de vonk in een vers piraatje om neutraal te blijven en deed geen uitspraak.... tenzij mevrouw Rompel zich weer beriep op haar deftige voorvaderen, die een fijnere smaak en klaarder inzicht erfelijk nalieten voor het stichten, beheren en onderhouden van waarlijk grootse ondernemingen....
De diepgewortelde levensliefde van Kris wist steeds weer te beslissen ten gunste van het geldspenderen, comfort, grootdoen en uitfuiven. Het leven was, naar zijn overtuiging, mèèr dan de onvoldragen verzinsels van den dubbenden Stompie, die meende, dat succes in zaken bij zuinigheid z'n aanvang neemt! Ook de schonkerige Kris was als kind
| |
| |
reeds weggedrongen van schier alle genietingen des levens, had veel gelezen, met Nietzsche in het schuurtje van Rompel gezeten en zich zonder inspanning aangewend om z'n hoofd te sparen en naar het lichaam te luisteren. Het lichaam is het verstand, had hij van den filosoof begrepen en grif aanvaard, om het bij elke gelegenheid te verkondigen en uit te dragen naar z'n botten compagnon, die, star en strak bleef beweren, dat een ouwe hit meer waard was dan een nieuw hobbelpaard en z'n plannen dacht uit te werken naar de versleten opvattingen van den schriel-knibbelenden sneesieskoopman.
Maar lang niet ieder, wiens dommelend leuren langs de huizen voor een doodslaap wordt gehouden, is ontrouw aan z'n verlangens en capaciteiten! Kris bleek wakker, door en door uitgeslapen, toen z'n kans eindelijk kwam, zocht en vond kost en inwonen bij z'n aanstaande schoonouders, nam er dra de leiding en gaf, terwijl de uitgeputte weerstandskas zelfs geen brood meer kon beloven, een staaltje van z'n stuwkracht en begaafdheid. Een begaafdheid, die Stompie reeds eerder wist te ontdekken en die als ingebracht kapitaal gewaardeerd werd.
Geld moest er komen, want armoede in een sjieke boel is erger dan in een krot, waar de honger althans goed hoorbaar de kale trap opbonkert en niet gluips, onmerkbaar stiekum overvalt op tapijten en bouclèloper.
Stompie luisterde gelaten naar de beangstigende melding: ‘Cente op! Broodtrommel lens!’ keek verwijtend op naar de vergende Riek, sprak over tegenvallers en misrekening om tenslotte een ‘gewelletje’ aan te bevelen. Doch Kris lachte schamper, vroeg z'n armetierigen compagnon, of dàt nou alles was wat z'n hersens konden uitdenken, klopte treiterig het stof uit een piraatje op de ronding van een vergulde sigarettenkoker en striemde: ‘Waar blijft je bombarie en grote opzet? Een gewelletje, is dat al watje weet?!
| |
| |
Jij faalt al voor je goed en wel begint! Je hebt al je fut, lef en gogme in je vorige woning gelaten. Het zal van mij moeten komen, dat heb 'k al bekeken.... Nee, schudt nou niet met je hoofd en doe minder verslagen! Wat mankeert jou de laatste dagen?’
Stompie zat woordloos, krom in de gepolsterde crapaud, wees zielig, apatisch naar het horloge op de chiffonniëre, sprak van de lommerd en verklaarde, dat hij heimwee, de hondenziekte onder z'n leden had, niet mee kon komen met het grootop doen, katterig werd van al die omslag, ruimte en opschik en stelde voor om in 't vervolg weer in de keuken te gaan wonen. Bij de potten, pannen, wastobbe, strijkplank, het hele ouwe zwikkie van vroeger, dat weldadig inwerkte op z'n denkbereidheid, kon hij weer zakelijk wezen en meespreken over de noodtoestand....
‘Geen maleur! Naar de studeerkamer van opa!’ aanvaardde Kris, wisselde een haastige wenk met de misprijzende Riek, die in de achterhoede kwam aanschommelen. Warmhartig schitterde Kris met de vonken van z'n vernuft en optimisme: ‘Naar de keuken! Afgesproken!.... Jij presideert de zitting Gerrit! Ik wed, dat we binnen een uur opweg zijn naar de welvaart! De opmars naar redding en voorspoed wordt uitgestippeld door den held met de ijzeren haak.... En als die het niet weet, dan weet ik er een vaartje op! Het wordt zo zoetjes aan tijd om in actie te komen!’
De volgende morgen haakte de vrolijke Stompie een trapleer aan, kwam met z'n knutselspullen het pakhuis uit, om gaatjes te boren in de geglansde buitendeur van z'n woning en plaatste in het raamkozijn het hagelnieuwe, nog klevende bordje:
| |
| |
Met bedaarde spoed liet hij het staal van z'n fretboor schranzen: ‘Wraw!.... Wraw!.... Wraw!..
‘Zo! Ook goeie morgen! Je ben er al vroeg en met hart en ziel bij!’ prees Kris, z'n gleufhoedje schikkend, kwam de arduinen opstap van het bordes af, nam het bordje uit het kozijn, telde de sterren van de omlijsting en polste gijnig: ‘Is dat het complete Universum, Gerrit?’
‘Niet helegaar! Alleen de hoofdplaneten, waar we 't van hebben motte!’ grinnikte deze, veegde met z'n mouw voorzichtig over het vernis, vroeg sappig: ‘Heb ie de orakelderij al gerepeteerd met Riek?’ en vervolgde hoofdschuddend: ‘Sjongejonge! Wat u zegt! Onfortuinlijk in de liefde? Je kan er mee tobbe als je lot in een verkeerd hemelteken staat!’ ‘Mooi! Nou ben je weer helemaal de ouwe!’ lachte Kris en nam grif over: ‘Narigheid in zaken? Ja, meheer, u bent geboren onder een zeer bijzonder hemelteken, onder het sterrenbeeld van de Dwarskrabber, die belofte uitstraalt over miljoenen gekelderde bestaantjes en een bende tendele begaafde blauwlijders....’
‘Als Saturnus z'n staart roert....’
‘Val me niet in de rede, mijnheer Pedasco!! We zijn nou compagnons en de sterren spelen een rol! Mevrouw Biancha leest de kometen en nevelvlekken en geeft raad in duistere zaken zonder het algemeen krediet te schokken....’
‘Reuze!’ vond Gerrit, klopte z'n partner bemoedigend op de schouder en wilde weten: ‘Heb ie 't nog een keer in het schoon gezet?’
‘Kim!’ verzekerde Kris, lichtte z'n hoedje om in de rand een gevouwen papier te tonen: ‘'k Heb er de foutjes zo veel mogelijk uitgevist. Braaf van je, om toch nog een paar grijpstuivers achterbaks te houden voor de onkosten bij den drukker. Maar gelijk wegbrengen, he?’
‘Nog effe koekeloere naar ons stukkie werk,’ gniffelde Stompie, nam het ontwerp voor de advertentie en strooi- | |
| |
biljetten van z'n compagnon over en genoot met komische zelfoverschatting: ‘Wij kenne wel wat, als het puntje bij paaltje komt! Jij hebt het kunsie uitgedacht, maar ik heb het allegaar opnieuw overwogen. En daar komt het opaan.. Affijn, geen komma vergeten en geen stip te veel’.
Met haak en hand ontvouwde hij het papier, streek het glad op de raamdorpel en spelde uit onder de overhangenden, nogmaals corrigerenden Kris:
| |
| |
‘Sluit postzegel in en steek de moord!’ rijmde Gerrit, kreeg een por in z'n ribben van den berispenden partner: ‘Zakelijk blijven, koopman! Je hebt je klanten geluk en voorspoed beloofd en je zal moeten leveren wat je aanbiedt. Wie door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtselen een ander beweegt tot afgifte.... Enfin, je weet er alles van! Geef hier de paperassen. Ik ga op een draffie naar den drukker en de krant om de verlossende boodschap te brengen aan de smachtende mensheid! Alles wat adem heeft, schreeuwt naar liefde, geluk en bof in de loterij!’ ‘Holle!’ ijverde Stompie, duwde z'n schaterenden compagnon van het trottoir om opjagend te verhevigen: ‘D'r wordt op ons gewacht!! Wij gaan al wat grient en wanhoopt in de glansverf zette! Ga dan toch, kerel!! Miljoenen snakkeren naar uitkomst in geldnood en liefdepijn! Draven, jij!! Onthul wat duister bleef! Miljoenen zijn te redde.... en jij schuifelt en slakt of er geen leed en ontrouw meer bestaat! Besef je verantwoordelijkheid en ga!’
‘Ik vlieg!!’
‘Neem de tram, een taxi of een vliegmachien! Maak alle mensen straal gelukkig en schatrijk.... Ik ga onderwijl madam Pedasco raadplegen over pof bij den bakker en den groentenboer....’
- - - - - - - - - - - - - -
Op dik honderd brieven had Stompie gerekend en twee duizend zoveel lagen genummerd en gesorteerd in de vakken van het rek op de zolder van het Astrologisch Instituut, dat intussen zes weken bestond, een schrijfmachine bezat en aansluiting op het telefoonnet overwoog, om spoedgevallen met de vereiste voortvarendheid en discretie te behandelen. Reeds twee dagen na het uitzetten van de strooibiljetten en het plaatsen van de advertenties in de goedkope buurtblaadjes, opende een stroom van brieven, waaruit bleek, hoe ontstellend groot de wanbof in de liefde en de loterij
| |
| |
in vele wijken van de stad wel was! Hele straten gingen krom onder een leed en druk, die dringend leniging behoefden. Op handschrift en gegeven inlichtingen werden de brieven gesorteerd en ondergebracht in de vakken: Liefde, Ontrouw, Kwalen, Echtscheiding, Loterij, Bankroet en Falderappes of na heronderzoek verwezen naar: ER ZITTEN CENTEN of.... de prullemand. Het vereiste vaak een aangeboren intuïtie om kaf van koren te onderscheiden; doch Kris bezat de gave om GOED en STINKEND uiteen te houden en verwierf na korten tijd een routine, die zelden faalde. Het uiteindelijk resultaat van schiften en uitschieten werd voorgelegd aan madame Biancha, die, na een kort vertoeven op Venus, Saturnus of een andere planeet, met onfeilbare klaarte het leed en verlangen van de clientèlen doorgrondde en order gaf om haar visie te verzenden op een gedrukt formulier met postzegel van anderhalve cent.
Twee duizend en zes honderd maal acht en een halve cent, maakt twee honderd en tien gulden, die in de verstreken zes weken alleen reeds aan postzegels werden geïncasseerd en weer.... naar de maan gingen! Naar de maan, die, op het astrologisch-gunstige moment, de weerschijn van de versmeten dubbeltjes uitschatert over de slachtoffers van somnabulen, astrologen, toekomstzieners, psychometristen, kaartlegsters en koffiedikkijksters....
Biancha Pedasco was kind in huis in het Heelal, sprak van Venussferen, Marsvlekken, Saturnusgroeven, Mercuriusnukken en Jupiterlijnen en ontleende aan kreuken in hand of ringvinger, karakter en kans op liefde een gewin met een zekerheid, die geen tegenspraak duldde. En dus begon het met het bezoek aan het Instituut meer en meer te vlotten. Vooral in de avonduren kwam er loop. Eerst schuw en met een even, dralend overgaan van de bel, die nòg te luidruchtig de begeerte naar heil de gang inslingerde en, op voorstel van Kris, gecensureerd werd door een lapje aan de klepel.
| |
| |
Die eerste dagen van praktijk uitoefenen waren moeilijk, vol fouten, blunders en vergalopperen geweest. Riek zag aanvankelijk geen kans om haar consult een wetenschappelijk tintje te geven, verwarde Saturnus met Lotus - een margarine in verpakking!! - en den eerbaren echtgenoot met den valsen verleider of een anderen schurk. Ze knoeide met de taal en de Rotterdamse IJ, sprak van baanderniezes en griezelgozers en vergat, dat het gevang in de astrologie een beslotenis heet.
Morgen, middag en avond werd besteed aan vooroefeningen, waarbij Kris voor bezoeker of bezoekster fungeerde, dwaasheden en te platte gezegden verving door logische gevolgtrekkingen en verhevener taal, tot er, na veel biertjes, vloeken en lofzeggen, een dragelijk repertoir was samengesteld, dat, met kleine wijzigingen, voor alle omstandigheden bruikbaar bleek.
Riek was goed van aannemen, kreeg dra plezier in het vak en verblufte in een reeks geslaagde zittingen haar leermeester met een mystieke brauw-brabbel en zweverige transhouding, die, ondanks haar omvang en gewicht, als iets bovenaards geesterigs mocht gelden en als zodanig ook werd aangevoeld door de cliëntelen bij het betreden van de orakelkamer, waar Biancha Pedasco, in een geheimzinnige omfloersing van doorlichte gordijnen en een met sterren bezaaide zoldering, roerloos blikte over haar lorgnet en zwaar ging van kennis en verantwoordelijkheid...
‘Wazig!’ noemde Kris de toestand en had dankbaar voorgesteld om Stompie, die nog geen functie vervulde, tot tempelwachter van het Instituut te verheffen en te voorzien van een sleepgewaad en tulband.
Stompie weigerde pertinent, vloekte in het Heilige der Heilige dat het spaanderde, mepte, in verzet, met z'n ijzeren haak de hoogheerlijke symbolen van de tafel en verklaarde de astrologie en al haar aanhangers voor stapel dwaas!
| |
| |
‘Een tulband?! Ik met de toren van Babel op me hersens?! Niks hoor! Jullie krijge mijn geen soepjurk aan me lijf! Door de gang floddere en nog buigingen maken voor luidjes, die gekker zijn dan ik?! Nooit!! Jullie melken de sterren maar uit zonder tempelwachter!’ verwierp Gerrit profanerend en luchtte voor de rest van de dag z'n gemoed met obscene liedjes.
Maar Kris had groot maling aan alle bezwaren van z'n compagnon, bracht Riek in stelling tegen de ongedachte weerstand en liet haar uit een verschoten tafelkleed een imponerend statiegewaad vervaardigen voor den afgesarden Gerrit.
Met een halve maan op z'n tulband en omhangen door een mantel vol sterren en de andere sierselen van z'n ongewilde waardigheid, schreed Stompie als de ‘Maharadje’ de klanten tegemoet in de gang, waar, achter de kapstok, een bakje was aangebracht om z'n tabakspruim gedurende de ceremonie te bergen. Want pruimen in functie was streng verboden door madame Biancha, die het in bed kon dulden, doch op de zittingsuren ontoelaatbaar achtte. Ook het spreken met de bezoekers was aan Gerrit niet toegestaan, behoudens het: ‘Misjoe Hadaja!’ dat hij, bij het openen van de buitendeur, buigend moest prevelen, bijwijze van groet.
Zodra de Maharadje z'n: ‘Misjoe Hadaja!’ gelispeld had en verdween om gretig naar z'n versnapering te graaien, doemde Kris op uit het doorgeurde halfduister, boog soepel in z'n te wijde smoking-afleggertje, liet z'n manchetten verhullend over de te bonkige knuisten glijden en bracht heer of dame naar de wachtkamer, waar Hilletje nog altijd gemist werd om uithoorster te zijn.
Waardig, met of zonder verkregen mededelingen, liet Kris de clientéle achter, gaf in de deurpost flemend te kennen, dat madame Biancha momenteel geoccupeerd was, maakte duidelijk, dat de schel zou waarschuwen voor entree en
| |
| |
begaf zich ijlings naar de mysteriekamer om een verslag te geven omtrent het soort van ‘suf-konten’, dat op de lijmstok kleefde, onderwijl hij hielp bij het schikken en gereedleggen van de symbolen en attributen: de geprepareerde kaaiman aan de wand, het doodshoofd op de schoorsteen, de glazen bol met troebel licht en dito water, de zelfgevonden runnetekens en het spijkerschrift benevens staartsterren om de figuur van een horoskoop te dekken. Een atlas van Mars, een stafkaart van Saturnus en een paar slordig gestapelde boeken: ‘The Highland Brigade In The Crimea’ completeerden het ongenaakbaar spirituele van het vertrek en de kwijnend-geabsorbeerde zielennazitster....
- - - - - - - - - - - - - - - - - - -
‘Alida van Oldenhoeven!.... Vermoedelijk uit een boereschokkie! Nog maagdelijk.... tenzij de sterren anders uitwijzen,’ meldde Kris op een morgen, grimaste en liet een kwartier later de schel inschakelen om te waarschuwen, dat de zitting een aanvang kon nemen.
Onzeker schuifelde de aangekondigde naar binnen en werd met een vergewissend opkijken ontvangen door madam Pedasco, die astrologische tierelantijntjes kraste op een brochure over Occulte Wetenschappen. Zonder vragen schreef ze, na een begenadigende toenadering over haar lorgnet, een paar getallen en symbolen op de marge van de brochure, zuchtte onwijsgeerig en verzocht Alida om plaats te nemen op de stoel naast de geïmproviseerde lessenaar. Alida gehoorzaamde wankel, zat vrijwel naast de beroemde planeetleester en vis a vis de doodskop, voelde de kilte van het graf, het kriewelen van de afzichtelijke kaaiman in haar rug en het klamme zweet in haar handen, waarvan de linker met onnaspeurlijke stuwing werd opgenomen en belandde in de greep van madam, die de vingers betastte en bij een ring bleef steken:
| |
| |
‘Zeer.... zeer gecompliceerd.... Uw geboortedatum?’
‘Mei....’
‘De hoeveelste van welk jaar?’ vroeg madam, die de pols kneep en herkneep, over de handrug zichzelf in trans en de bevende Alida buiten adem streelde: ‘De hoeveelste?’
‘De dertiende, juffrouw.... De dertiende van negentien honderd en....’
‘Draai uw hand!.... Zo!.... U bent voor liefde en geluk geboren, maar u hebt een storende aftakking in de hartlijn, een knak in uw loopbaan....’
‘Ja, juffrouw....’
‘Als u niet oppast kan de toestand zeer verergeren.... Maar er zijn, gelukkig, compenserende invloeden van Sirius, die nog veel goed kunnen maken. Uw staat in contact met een man. Een blonde man. Althans....’
‘Ja, blond juffrouw. Me eigelijke man is....’
‘Uw horoskoop zegt het reeds overduidelijk! U komt in verband met moeilijkheden in liefdeszaken’, voorkwam madam, schouwde naar het gesternte aan de zoldering en mengde cijfers en planeten op het vlak van de lessenaar:
‘Er is sprake van twee mannen.... De ene vreest ge en de andere hebt ge lief, althans.... Oppassen!! De kronkellijn, die als een adder samenloopt tot aan de hartknoop en de Venusbaan verstorend kruist, kan uw ongeluk worden, betekent onheil!.... Nee, niet schrikken! Het komt vrij veel voor onder.... Is u van het platteland?’
‘Ja, juffrouw.... Van Barendrecht.... Maar ik woon nou in de stad’.
‘Jawel.... Maar uw horoskoop wijst op het platteland. Dat klopt dus! Verstorende kruisingen van de Venusbaan komen veel voor onder de dorpsmensen en staan in verband met de bouw van het Heelal en de veeteelt.... We zullen nu eerst Saturnus, uw hoofdplaneet, eens raadplegen.... Is u zwartgallig?.... Ik bedoel: vermoedt u dikwijls onge- | |
| |
lukken, verkeerde afloop, dingen die u verdrietig en onrustig maken?’
‘Ja, juffrouw.... Heel erg.’
‘Ja juist!... Of u rijk of arm is kan u minder schelen. Het zakelijke in uw ster blijkt van geen belang. Het doel van uw komst is.... Jaja.... Ik zie het al! Die gebroken levenslijn en de wijkende stand van Mercurius, dat slaat op een verhouding, die nu niet bepaald zuiver is.... Weer die twee mannen. De ene gehuwd en de andere.... Ja, die heeft wel degelijk karakterfouten! Een sluimerende genegenheid tot zwieren! Oppassen!.... Ik kan er zo niet veel mèèr van zien.... Hebt u bezwaar tegen het ausculteren van Neptunes? Die is altijd wat helderder in liefdeszaken.... De kosten bedragen slechts een gulden extra....’
‘Doet u dat maar, juffrouw. Als u me zeggen kan of Bertus.. Of die andere man, eh....’
‘Spreekt u maar gerust uit. Voor mij bestaan geen geheimen. U merkt wel, dat ik reeds alles uit uw horoskoop lees, ook het intiemste.... Dat wat men niet zo graag geopenbaard wil hebben, zelfs niet door mij.... Mag ik nu even het uur van uw geboorte?’
‘Geboorteuur?’ zocht Alida, verkneep haar zakdoek, herhaalde hoofdschuddend: ‘Ge-boor-te-uur?’ en werd verrast door de helderziendheid van Biancha Pedasco, voor wie zelfs geen geboortuur geheim bleef.
‘Tien over twaalven.... De bewuste man, die niet uw man is, heet Bertus, is blond en nog al, nou ja.... Nog al een hansiekonflansie.... Hij loopt gemakkelijk heen over dingen, een toestand, die u diepbezorgd maakt?’
‘Ja, net, juffrouw....’
‘U ligt in scheiding, of u komt in scheiding te liggen.... O, in scheiding? Ja, 't lag trouwens reeds onthuld.... En hier!.... Ojèè!.... Over tijd?’
‘Ja, juffrouw.... Nog maar heel effetjes....’
| |
| |
‘Dat klopt! U is denkelijk nog wel te helpen. Een gunstig teken ligt hier al: het cijfer negen gedekt door de verlossende driestand van Maan, Mercurius en Mars! Als Mars Saturnus verving, was er niets meer aan te doen, tenzij Sirius opschuift, wat maar heel zelden voorkomt. U bent niettemin voor het geluk geboren.... Kijk! U mag de sittewaasie zelf even overzien.... Daar de uitredder!!’
‘Ja, juffrouw....’
‘Neptunus bevestigt door een opwaartse zwenking naar de vierde zonnekoers. Het onheil ligt trouwens reeds in uw geknakte levenslijn. Niet ongerust worden! We hebben tot heden alleen de astrologische mogelijkheden in hun verschijnselen gevolgd. Er zijn evenwel nog andere. Ge wilt toch alles weten, niet waar?’ Alida knikte weifelend....
Rustig, schier majesteitelijk rees Biancha Pedasco om in het troebele licht van de glazen bol te staren. Ze trok haar mond krampachtig samen tot een wrange tuit, verdubbelde peinzend haar onderkin, sprak orakeltaal en vervolgde verstaanbaar zakelijk: ‘Trouwen gaat niet mooi. Althans voorlopig niet.... Wat u in hoop en vrees naar mij dreef, komt zeker! Tenzij.... Wat is u van plan te doen?’
‘Ik weet het niet,’ slikte Alida overstuur, sloeg haar handen voor het gelaat en schokkerde verloren: ‘Ik dacht.... Ik hoopte, dat u....
‘Tja.... maar ik mag uw horoskoop niet vervalsen! U dacht, dat ik er wat op wist?’ waagde Biancha, kreeg een heftig-ontkennend hoofdschudden, een trillend afweren terug en troostte moederlijk: ‘Niet zo van streek raken! Dergelijke beroerdigheid maak ik hier dageliks mee! Het wemelt in de meeste horoskopen van ongewenste kinderen. Maar het grootste deel stelt d'r komst nog een poosje uit.... Ik spreek nu niet als zienster, maar als mens! U moet wel hèèl jong getrouwd zijn.... Een vrouw als u!!.... Hoever bent u, naar schatting....’
| |
| |
‘Ik weet het heus niet, het kan best zijn, dat ik me een paar dagen of een week vergis’.
‘In elk geval nog in het aanloopstadium,’ wist madame, raadpleegde ten overvloede ‘The Highland Brigade’ en bepaalde stroever: ‘Ja, wat wil u? Wegblijven doet het niet; en geholpen zijn verkiest u niet. Dààr! Dat is immers de knak in uw levenslijn! Het kind is niet van uw man en die andere.... Nou nou!....
Alida weifelde en haar ganse lichaam weifelde mee. Ze keek tranenwissend naar Biancha, die het astrologisch gedeelte als afgedaan opzij schoof en een stel kaarten te voorschijn bracht, onder het schudden de herlevende Alida van Oldenhoeven monsterde:
‘Flink blijven!.... Mij goed aankijken en vijf kaarten trekken.... Zo!.... Ik doe wat ik kan voor u.... Leg maar eens neer.... Een Aas, een Heer, een Vrouw en weer de Negen!! Zeldzaam onherroepelijk, uw horoskoop! Negen.... Negen.... Negen.... In het sterrenbeeld, de handlijnen en de kaart!! U ziet het open en bloot voor uw liggen.... Nog èèn kaart over.... Die beslist! Schoppeboer!!! De andere man! De schrik! Maar Ruitenaas neemt hem mee! De schrik naast de ontwijking! Uw laatste kans. Wilt u geholpen zijn, ja of nee?’
‘Waarmee?’ kwam de bewerkte, schier verloren Alida los, zag in haar angstig verbeelden de verschrikkelijke gevolgen van haar mislukte huwelijk en drong gretiger aan: ‘Waarmee, juffrouw? Kan u me werkelijk helpen? En ben ik dan overal af?’
‘Dat is te zegge,’ deed deze opeens gereserveerd. ‘U begrijpt wel, dat zo iets niet mag! Ik zou u kunnen helpen bij strikte geheimhouding en contante betaling. Ik doe het liever niet.. Liever niet, nee! Maar ik besef de toestand, waarin u verkeert, want die andere man.... Affijn, uw horoskoop wijst uit, dat u geholpen moet worden en gelukkig kan zijn. Is
| |
| |
u, of de man in kwestie, instaat om vijftien gulden te betalen?’ ‘Jawel, juffrouw. Die, eh.... Die heb ik wel bij me als het werkelijk helpen kan....’
‘O! Anders.... Er is niet zò'n haast bij; maar u kunt beter vandaag nog innemen dan morgen. Nogmaals: strikte geheimhouding! Ik zal u een drankje geven. Het is niet bepaald gevaarlijk, noch schadelijk voor de nieren. Vier maal daags een eierlepel; en geen droppel meer. Veel beweging en geen vis, vooral geen hom!’
‘Nee, juffrouw....’
‘Wacht u dan maar in de ontvangkamer,’ besloot Biancha voornaam, sprak wartaal over vruchtverschrompelingen en groeibederf, gaf voorbeelden van verknoeide levens en liet Alida totaal van streek plaats nemen op de uitgezakte canapé in het aangewezen vertrek, schelde drie maal - het seintje voor den Maharadja! - nam weer plaats op haar troon achter de lessenaar en lichtte het gezonken hoofd met de verzwabberde lorgnet, toen Zijne Hoogheid verscheen om z'n: ‘Misjoe Hadaja!’ te murmelen.
‘Neptunes A C.... Dosis D.... Kamer hier naast!!’
De Maharadja begreep, neeg, grabbelde in de gang naar z'n pruimpje en slofte de trap op naar het laboratorium, waar Kris, in een dekstoeltje, met z'n voeten op de rand van een kookstel, het ontwerp voor een nieuwe circulaire uitbroeide.
‘Neptunes!’ gaf Stompie de opdracht door, liet zich op een pakkist met medicijnfleschjes neer en wreef gnuivend z'n dijen: ‘Neptunes!.... Meer NEP dan tunes.... De A van Aqua.... De C van Cascara en de D van doorspuien! Affijn, jij brouwt het dure slokkie wel. Er wordt huilend op gewacht!’
‘Zòòò?!’ rekte Kris gemelijk. ‘Nog haast bij ook!’ scheerde het kladje met aantekeningen door de ruimte en rees om een medicijnflesje te spoelen in de gootsteen en morsend te
| |
| |
vullen uit een grauwe kruik beplakt met hemeltekens. ‘Een beetje zuiniger met je wonderwater!’ vermaande Stompie geamuseerd. Niet zo klakkeloos omspringen met de laatste hoop en uitkomst! Er motte nog meer meisies geholpen worde. Jij gutst met de saus of het geen geld en tranen kost....’
‘Wat is er betaald?’
‘Vijftien gulde heeft ze neer geteld.... Een reuze knap wijfie!.... Vijftien gulden.... Zo zes in de week en Zondags dubbel! De kalletjes gaan lang niet genoeg de hort op. Daar mot verbetering in komme! Kenne we dat niet op de een of andere manier bevordere?’
‘Dat is te zeggen....’
‘Natuurlijk! Pieker d'r maar is over, Krissie! Jij ben de uitvinder en ik zal wel Arabisch smoeze’.
Kris kurkte het flesje, capsuleerde met verworven vaardigheid, gaf een muffe karakteristiek van motorengelen en hooibergpaartjes, dacht er over, om in een andere stadswijk een filiaal te openen en voorzegde veelbelovend: ‘Alsmaar nevenbedrijven stichten! Afkijken wat de grote jongens doen. Steeds meer uitbreiden en de horizon aftasten naar nieuwe bronnen. Alle duistere geheimen, zonden, kwalen, zorgen en hartstocht blootleggen tot op het gebeente blootleggen, Gerrit!’
‘Je doe maar....’
‘Maagdelijkheid is nog moeilijker te bewaren dan te bewijzen; maar de sterren brengen uitkomst.... en geld in 't laadje met de regelmaat van de passaatwind.... Pak aan!.... Neptunes A C! Dosis als voren... Spreek met Biancha en het komt in orde....’
‘Of niet....’
‘Zij geeft opheldering in duistere akkevietjes, in nacht en nevel. Ze verlicht het gemoed en.... de portemonee. Risico, voor ons, uitgesloten.... Pak aan je drankie! Ook
| |
| |
Dante wandelde in de hel zonder z'n hielen te bezeren. Zetje tulband op serieus en prevel je zegenspreuk!’
‘Ik draaf!’ treuzelde Gerrit, schikte met z'n haak de windselen van z'n hoofdtooi, verstak het apothekertje in de plooien van z'n sleepgewaad en liet zich zakken om de nieuwe bezoekers, die reeds meermalen belden, in te laten. Hij bracht hen, na plechtige receptie, in de voorkamer - om ontmoetingen te vermijden - en leverde het medicijn af aan Alida van Oldenhoeven, die dankbaar overnam.... enige maanden later wel terug zou komen om zich te beklagen over het uitblijven van het verwachte resultaat en dan misschien doorgegeven zou kunnen worden aan de aborteuse, inmiddels verbonden aan het Astrologisch Instituut....
|
|