| |
| |
| |
Never mind
De vraag, door Pisalsky gesteld, waar al het antiek vandaan komt, dat museums, magazijnen, winkels, scheepsruimen en woningen vult, kan beantwoord worden door de bevoegden, die het niet verplicht zijn: Pisalsky is dood en een beroep op vakgeheimen wordt als een aanvaardbaar excuus beschouwd. Een andere kwestie is, hoe het antiek kwijt te raken. Daarover kunnen ze een boekje opendoen, de handelaren en Kas de Vrouwendief, van alle markten thuis.
Kas werkte samen met Bolle André, een kellner in een voornaam hotel. Naast André beschikte hij nog over een staf van medewerkers in losse dienst, allemaal keurig in de kleren, geoliede haren en manieren, geschapen voor de toneelschool en met pof bij Janus de Himkener, wiens Bargoense naam een Duitse oorsprong deed vermoeden, maar sloeg op het ingelijste portret van Bismarck, dat het gat in de W.C.-deur van de kroeg dekte. Die W.C. was min of meer het privé-kantoor van de Vrouwendief, wiens zaken veelal geen afluisteren velen konden en wiens huisadres verschoond moest blijven van de bekatteringen, die de aard van z'n bedrijf meebrachten. Was er business in het snotje, dan verzamelde Kas z'n getrouwen rond de kroegtafel, of, bij een nog intiemer naproeven van de instructies, in het pleeportaaltje, waar geen ongewenste belangstelling te duchten viel en geen overrompeling kon slagen zolang het ‘Bezet’ de toegang blokkeerde. Janus verzorgde tegen vergoeding van meesnabbelen de telefoon, nam de post aan en zond een ijlbode in gevallen, die spoed vereisten. Het laatste kwam niet zo dikwijls voor, omdat Kas als regel volgens plan werkte en niet van z'n schema afweek, tenzij een onverwacht buitenkansje het ignoreren van de gepatendeerde werkwijze vergde.
Kas had al heel wat jennetjes op z'n naam staan,
| |
| |
invallen, die dik brood op de plank hadden gebracht en waarvan sommige een bepaalde faam genoten. Het wegdrukken van incourante effecten, waar zelfs bankiers het slachtoffer van waren geworden, het verkopen van brilliant geslepen saffier, dat de op winst beluste heler een paar ruggen lichter had gemaakt, het promotortje spelen en andere luk-linke vaartjes, die eindigden bij het berusten van de benadeelde of waren doodgelopen in het: ‘Niets aan te doen!’ van de recherche.
En weer had Kas een karweitje, dat een nader bekijken vroeg en niet zonder handige assistenten kon worden afgewerkt. Het betrof een seintje, dat door Bolle André was doorgegeven en een toonbaar smakkie beloofde, mits de Bolle niet overdreef en het aas de angel kon camoufleren. Maar dat liet zich bezien in de kroeg van De Himkener, waar Okerdekook en de Lamjat reeds zaten te wachten en door een stille wenk van de Vrouwendief te kennen gaven, dat ze van het meevallertje hadden gehoord...
In de lege gelagkamer werd de enscénering uitgewerkt en nam het rolverdelen een aanvang. De Lamjat bleek door de misvormde hand ongeschikt voor de rol, die hem anders het beste lag, maar hij kon door het inschakelen van z'n vrouw toch op vol portie rekenen, terwijl Okerdekook het tekort aan talent kon compenseren door een boerenpetje en een stel klompen. Wat er verder nog te regelen viel, kon worden overgelaten aan de Vrouwendief, die de regie in handen hield. Alles hing af van de vraag of de berichten, die Bolle André doorgaf, geen blijmakertjes waren, werkelijk klopten met de feiten. Als die schatrijke opperofficier, mr Bluntley, verzot was op antiek, zou hij niet te klagen hebben over de service in Holland en met een lading om van te kwijlen terugkeren naar Yankeeland. De Spartakisten gingen in het verslagen Duitsland heidens tekeer, bestormden paleizen en museums en verkwanselden zelfs de slaapmuts van Goethe tegen sigaretten en ouwe klare. Als het niet waar was, behoorde het in elk geval tot de mogelijkheden waarmee te werken viel, tenzij mr Bluntley van
| |
| |
de toestand in Duitsland meer verstand had dan van oude meesters en Delfts aardewerk. Dat zou de kennismaking wel uitbrengen en kon nog altijd worden omgebogen naar een ander verzinseltje op historische grondslag. Het wachten was op verdere gegevens van de Bolle.
Deze hield de wieg aan het schommelen, belde na enige dagen weer op, om te melden, dat mr Bluntley de komst van Kas tegemoet zag. De Vrouwendief moest zich echter niet voorstellen als een doodgewone koopman in antiek, maar als een expert, een man met een fijn ontwikkeld kunstgevoel, die uit liefde voor het schone en uit eerbied voor de nalatenschap der vaderen zich zo nu en dan wel eens bemoeide met het verhandelen van oude, waardevolle voorwerpen, wanneer het een verkoop aan vreemdelingen betrof en deze in hun spontaneïteit voor het gebodene behoed moesten worden voor overvragen of bedrog. Kas sprak z'n Engels perfect, zou dus een volmaakt entrée kunnen maken door langs z'n neus weg het slachtoffer te feliciteren met diens goede gesternte, dat hem in connectie had gebracht met de attente ober, wiens belangstelling voor de wensen der gasten spreekwoordelijk was en wiens relaties een bevredigende afloop garandeerden.
De kennismaking viel mee, wederzijds. Mr Bluntley had net zoveel verstand van antiek als van polderbemaling en heel wat minder scrupules dan de sterren op z'n kraag deden vermoeden, terwijl Kas nog vlotter was dan z'n bijnaam aangaf. In het gesprek kwam tot uiting, dat mr Bluntley nog rijker was dan de Bolle hem had getaxeerd en het hem geen hang, geen damn kon schelen waar de bullen, die z'n belangstelling hadden, vandaan kwamen. Als ze maar vervoerbaar waren. Hoe zeldzamer hoe liever en never mind waar de Spartakisten het wegsleepten. Uit de paleizen van keizer Bill of uit de kastelen van de jingo's, dat maakte niet uit. Een oud-Hollands of Italiaans schilderij hing aan een Amerikaanse spijker ook niet slecht. Porcelein, meubelen, gobelins, koper, oud tin, alles was welkom en kon
| |
| |
met de repatriërende troepen via Rotterdam worden vervoerd in kisten van de army, die door saint nor devil geopend mochten worden. Ook wat dat betrof was alles O.K.
Met een voor de zoveelste maal herhaald: ‘Allright!’ nam de Vrouwendief afscheid, liet nogmaals doorschemeren, dat hij tiptop relaties had, in de diepte en op de hoogste zetel, stapte in de gecharterde auto en schonk een genadig knikje aan de chauffeur, die z'n pet lichtte of Mercurius zelf 'm de klandisie gunde.
Kas wist wat hem te doen stond. Hij reed niet naar de Duitse grens, maar naar een scharrelaartje, dat in Frans Halsen, Rubensen en Michel Angelo's grossierde. Het buurtje leek eerst ongeschikt om de voorname klant te ontvangen, maar bij nader inzien was het logisch, dat gestolen schilderijen niet in huizen en buurten van standing werden ondergebracht. Het vergoorde straatje en de gammele woonst van het scharrelaartje schiepen juist de sfeer van het ongeoorloofde, dat de transactie behoefde.
Met een: ‘kan je me aan een sprotje ouwe meesters helpen, Salemans?’, opende de Vrouwendief het onderhandelen en wees met breed gebaar naar de doeken en lijsten in de werkplaats: ‘wat vraag ie voor dat flodderzootje?!’
‘Flodderzootje?!’, speelde de andere de beledigde, keek over z'n bril naar de verzameling onsterfelijkheid en polste zakelijk: ‘hoeveel mot je er hebben?’
‘Een half dozijntje... Kan dat?’
‘Alles kan... Wat zoek ie?’
‘Dondert niet, als het maar museumstukken zijn. Ze moeten er een beetje gestolen uitzien. Liefst een Rembrandt, een Rubens, een Goya, een Rafael, en een Jankloddermaarraak!... Als je maar zorgt, dat het een beetje oog heeft.’ Kas inspecteerde de vloer. ‘Kunnen die planken er uitgebroken worden?’
‘Ja, dat heb ik al is een keer aan de hand gehad. Ik stierf daarna zowat van de vlooien!’
‘Goed, die hoef je er niet bij te leveren!’, lachte de
| |
| |
Vrouwendief jukkend. ‘Die vloer kan dus opengebroken worden. Dat is punt één. En die schilderijen. Zes stuks. De koper moet een beetje keus hebben. Wanneer zijn ze klaar?’
‘Nou...’, sleepte Salemans en legde z'n bril op z'n onderlip. ‘Zes stuks. En allemaal echt in drie dagen. Je noemt nogal wat!’
‘De meeste hebben alleen maar een ouwe lijst en wat kraakvernis nodig.’
‘En het drogen dan?’
‘Ja, dat kan geen eeuwen geduurd hebben’, besefte de opdrachtgever, trok peinsvoren en besloot: ‘binnen een week dan. Die aanbidding daar, van wie wordt die?’
‘Tja, dat kan Botticelli wezen, maar het blijft een twijfelaartje’, grapte Salemans, het schilderij in het licht plaatsend. ‘Ik wil er m'n zaligheid niet voor in de waagschaal stellen, maar jij bent tenslotte kunstkenner. Zullen we het maar op Botticelli houden?!’
‘Welja, laten we die blameren. Wie volgt... Wat is dat voor een doekie?!’
‘Dat is de Haarlemmerpoort. Maar met een beetje vaardigheid maken we er de Porta del Popolo van... Het doek is oud en het meesterteken kan ik wel even naslaan in een catalogus.’
‘Kim!’
‘En wat denk ie hier van?’; de scharrelaar kwam weer aansloffen met het portret van een man met bolhoed en vadermoorder... ‘De lachende Cavalier!... Hou me vast!... Enfin, een andere hoed op en een kraagie van plaatijzer en Frans Hals is overtroffen... Wat heb ie voor een klant op het oog?!’
‘Een Amerikaan. Hij is in de waan, dat hij museumstukken uit Duitsland krijgt’, liet Kas los, keek weer naar de vloer en gaf te verstaan: ‘Je rol zal je meer opbrengen dan je rotzooi! Deze keer moet je heler wezen. Al wat op je talent als vervalser wijst, moet de deur uit en het schuurtje in. Dan je vloer open en Jan Steen, Rafael en weet ik veel bijzetten in de grafkelder.’
| |
| |
‘De vloer open?!’... Weer verwierp de ander en keek zuinig.
‘Ja, je zit met gestolen goed toch niet in de dakgoot te wuiven, wel?! Al de bullen komen uit Duitsland! De Spartakisten rauzen als de zenuwe. Begrepen?!’
‘Verstaan...’
‘Jij bent het gesjochte mannetje, dat z'n huid waagt voor de grote mijnheer, de Lamjat, die ook meekomt. We houden het op Vrijdag... Vrijdagavond. Alles bij slecht licht. Zorgen, dat je lampekousie katzwijmt’, regelde de Vrouwendief, deed keus uit de schilderijen, die volgens zijn mening nog voor een vervalsen van hun wezen en geboortedatum in aanmerking kwamen en nam joviaal afscheid, om in de kroeg van de Himkener de Lamjat nadere instructies te geven.
Op het gestelde uur verschenen Kas en Mr. Bluntley in het spaarsverlichte straatje, waar de bedropen straatlantarens meehuiverden in medeplichtigheid. De officier was niet in uniform en de Vrouwendief in de stemming van de fatsoenlijke expert, die zich, nu het puntje bij paaltje kwam, liever niet bemoeide met ongeoorloofde affaires. Weliswaar waren de Spartakisten in sommige delen van Duitsland de baas en bij een revolutie was het begrip diefstal zeer rekbaar, maar...
‘Enfin, ook de neutrale landen hebben verplichting aan Amerika en de ober is tenslotte een vriend’, manoeuvreerde de Vrouwendief, stond op de stoep bij Salemans en belde met gepaste weifeling.
De scharrelaar deed open en ging de heren voor met de allure van een doodbidder, die aan de erfgenamen het lijkie laat zien, wees naar de Lamjat, de wachtende eigenaar van de kunstschatten onder de vloer, en hield zich verder afzijdig, met goedgespeelde knijperigheid. De Lamjat verstond geen Engels; hij liet de expert vertolken, dat het een hele toer was geweest in het bezit te komen van de vermaarde meesters, die een boel geld hadden gekost. De koopprijs was hoog opgevoerd en het omkoopgeld om de schilderstukken over de grens te krijgen, had ook nog een slordige duit verslonden. De
| |
| |
Lamjat was bereid, tegen redelijke prijs te leveren, maar hij moest de zekerheid hebben, dat de ambitie van mr Bluntley serieus was. Het openbreken van de vloer was geen lolletje; en het komen en gaan van louter pottenkijkers kon alleen de ruchtbaarheid bevorderen.
Mr. Bluntley sneed de bezwaren af met de beslistheid van de militair, die voor heter vuren had gestaan. Hij was niet gekomen om twijfel te wekken, maar om zaken te doen. Als de schilderijen hem aanstonden, was de rest gauw beklonken: bekijken, betalen en inpakken. Hij had zelf kisten - United-States-Army - en zou de hele boel ingespijkerd laten halen. Geen sterveling zou het in z'n hersens krijgen, het transport te bemoeilijken. Met het vervoer was het O.K. En de money in dollars!
De Lamjat was overtuigd, gaf een wenk aan Salemans, die er de koevoet bij te pas bracht. Hij kwakte de vloerdelen links en rechts opzij en daalde af in de diepte en duisternis om de onsterfelijken uit hun sluimer te wekken en aan te reiken, terwijl hij het seintje gaf aan de expert, dat de signatuur van Botticelli nog niet door en door droog was. De Vrouwendief vloekte binnensmonds, nam het doek van Salemans over en hield, om ongelukken te voorkomen, de Lamjat en de koper op een afstand. De eigenaar begreep, dat grote meesters zich niet goed van dichtbij lieten bekijken, deed de nodige passen terug met Mr. Bluntley, die maar half luisterde naar het aanprijzend critiseren van de expert. Hij had, in weerwil van het slechte licht, al gezien, dat Botticelli z'n vak verstond en uitte z'n bewondering: ‘How much?’
‘Vijf duizend dollar, sir!’, haastte de Lamjat, in het beetje Engels, dat hij bij elkaar wist te spijkeren.
‘Vier duizend’, pingelde de expert.
‘Drie duizend!’, bood Mr. Bluntley, beschouwde de zaak als afgedaan en gaf een wenk naar Salemans om met het volgende nummer op de proppen te komen.
Deze nam weer een duik en verscheen met een Val der Engelen van groot formaat, toegeschreven aan Jan Sparenberg, die een leerling van Rubens heette te zijn.
| |
| |
Een knap stuk werk, ofschoon de Vrouwendief als expert er nogal wat op aan te merken had. De vlakverdeling stak niet uit en ook de mannenfiguur op de voorgrond was anatomisch niet helemaal verantwoord. Maar het doek was toch een meesterwerk in z'n soort en, rekening houdend met de herkomst, die geen daglicht kon velen, ongeveer twee duizend dollar waard. Tenslotte was het een doek van groot formaat...
‘Een hele lap!’, hielp de Lamjat, die bij het noemen van de prijs hoofdschuddend te kennen gaf, dat hij met de koopsom niet accoord ging.
Weer hakte Mr. Bluntley de knoop door: ‘Five hundred more!’ en streek met vlakke hand over een der gevallen engelen, die amechtig neerzeeg: ‘Poor fellow!’ Hij nam zelf het derde schilderij aan, las de naam: Frans Hals!, liet blijken, dat hij meer van die snuiter gehoord had en regelde met negatie van de expert: ‘Rather good! I like this best!... Five thousand!’
‘Te goedkoop’, protesteerde de Lamjat, zag aan het dubben van de Vrouwendief, dat er nog even moest worden gemolken, maar berustte, toen de Amerikaan het doek opzij schoof, afstand deed van Frans Hals.
De koop werd gesloten. Nog twee meesters werden aan de collectie toegevoegd en een landschap van een onbekende grootheid door de expert als minderwaardig afgewezen en ondergebracht in z'n schuil. Na het optellen van het bedrag en het overhandigen van de chèque, volgde, op voorbeeld van de Lamjat, een vorstelijke fooi aan de bescheiden Salemans, die beloofde, dat aan het verpakken de nodige zorg zou worden besteed. Een brokkie bandijzer viel nog wel op te snorren om de kisten van de Army te verstevigen.
Met een: ‘Pleased to meet you!’ werd afscheid genomen van de Lamjat, die als verantwoordelijk man liever bij de zeldzaamheden bleef en zakelijk te kennen gaf, dat Mr. Bluntley, of diens vertegenwoordiger, aanwezig kon zijn bij het inpakken om zich te overtuigen, dat volgens afspraak werd geleverd.
De koper geloofde het wel, nodigde z'n expert op een
| |
| |
borreltje en mocht dan vernemen, dat, waar Mr. Bluntley nog over zoveel lege kisten te beschikken had, de mogelijkheid bestond, nog een prachtverzameling koper, aardewerk, tin en zo meer, te verschepen. Om zeker te zijn, dat uitsluitend stukken van waarde, van onbetwistbare echtheid werden ingeslagen, was het raadzaam het kopen bij antiquairs te vermijden. Die overvroegen tot in het waanzinnige en poogden, vooral bij vreemdelingen, allerlei imitaties of opgelaptheden als echt en zeldzaam van de hand te doen. Hij, de Vrouwendief, kon als expert verbluffende staaltjes van zwendel opsommen. Hij had het meegemaakt, dat een schilderij, toegeschreven aan Honthorst, beroemd om z'n genrestukken, een doodordinair kloddergevalletje was van de een of andere Knollendamse huisschilder, die met wat doffe kleuren en kraakvernis een wanproduct had geschapen en zich niet eens de moeite had genomen, de vertinde kopspijkertjes weg te werken. Nee, het snuffelen bij antiquairs leverde niet op wat voor goed geld geëist mocht worden. Het beste was, regelrecht de boer op te gaan en dan pogen de familiestukken op schouwrand of kabinet te bemachtigen. Dat garandeerde een echtheid van gave exemplaren, zo zeldzaam als de bosnegers in Groenland. Er was misschien wel wat aan te doen om bij de een of andere boer te slagen, al zou het niet meevallen. Want de Hollandse boeren waren sterk gehecht aan hun familiestukken en zo geldzuchtig als koppig. Het zou heel wat prevelen en tactiek vergen om tot zaken te komen. Als Mr. Bluntley er wat voor voelde, was z'n expert bereid, de voelhorens uit te zetten.
De antiekliefhebber ging spontaan op het voorstel in, prees z'n geluk en klopte z'n vriend en adviseur bonkend op de schouder, liet borreltje na borreltje aanrukken en beloofde present te zullen zijn, als er een boer te porren was om z'n ouwe rommel in te ruilen voor dollarbills. Blauw aardewerk, koper, dooie voorvaderen, kantwerk; serviezen... Never mind! Het geld was goed en de kooplust niet minder...
| |
| |
Drie dagen later, er moest om het mogelijke opbreken van Mr. Bluntley haast worden gemaakt, kwam het bericht, dat er, ergens in de buurt van Oostvoorne, een boertje huisde, dat er half en half voor was, een deel van z'n ongelofelijke zeldzame erfstukken op te ruimen. Er was koper uit de vijftiende eeuw bij en, naast enkele schotels en vazen van het zogenaamde proletarische genre, een keur van Delfts Blauw dat de ontroering wekte van iedere kunstkenner. Het boertje was zich van de waarde der stukken bewust en stug in het marchanderen. Het stond dus nog niet vast, dat er zaken zouden worden gedaan. Maar het viel te proberen.
Mr. Bluntley was van dezelfde opinie, stapte uit z'n auto naar het erf, waar de vrouw van de Lamjat als boerin, met kap en oorijzers, bij de pomp stond met een gevulde emmer en bij het lopen meer hinder had van haar bezerende klompen dan van het verstorend bezoek der vreemde snoeshanen met d'r malle hoedjelichten en stadse vrijpostigheid. Ze wees op het vragen van de Vrouwendief naar de staldeur, waar Okerdekook verscheen, z'n zijden petje in z'n nek schoof en afwachtend z'n handen in z'n broekzakken liet verdwijnen.
‘Is U Van der Velde zelf?!’, opende Kas de kennismaking, keek rond en prees: ‘ligt er hier niet kwaad bij!’
‘Ik ben Van der Velde, ja!’, negeerde Okerdekook in z'n rol. ‘Wat is de bedoeling?!’
‘Deze man is een Amerikaan’, introduceerde de Vrouwendief. ‘Hij zou graag eens een Hollandse boerderij willen bezichtigen. Kan dat?’
‘Dat is te zeggen... Dat gaat de vrouw aan!’, antwoordde het boertje, de emmer van z'n ega overnemend: ‘ka' je visite velen, Neeltje?... Die mijnheer komt helemaal uit Amerika om je binnenkamer en zo te zien.’
Neeltje bleek niet happig, friemelde aan jak en rok, liet zich door de Vrouwendief overhalen, opende de deur en stapte uit haar klompen om voor te gaan. De ingelichte Mr. Bluntley deed wat hem gezegd was: hij toonde belangstelling voor de inrichting van de hofstee, stond
| |
| |
geamuseerd voor de schouw met de pot op het takkenvuur, liet zich door het trotse boertje meeslepen van de stal naar de bakoven, van de hooimijt naar de schuur en toonde zich uitgelaten dankbaar voor de koffie, die de vrouw intussen had bereid en die in kommen van eeuwen her werd geserveerd.
De Vrouwendief maakte attent op het zeldzame gerei, speelde achter de rug van de boerin de verrukte kunstkenner en liet z'n blik gaan van de schouw naar het kabinet met de pullen en schalen en gaf door een hoofdbeweging te kennen, dat ze onbetaalbaar waren.
Het boertje kwam binnen, hing z'n pet aan de knop van z'n armstoel en gleed na wat heen en weer praten in het zakelijke, dat beoogd werd. Hij verwierp met bonkig gebaar de mogelijkheid van afstanddoen van z'n erfstukken, streelde het gerei op het tafelzeil met zandstroeve handen en beantwoordde de onverstaanbaarheden van z'n buitenlandse gast met overdreven hoofdschudden. De boerin bleek niet zoveel waarde te hechten aan bullen en traditie, had meer oog voor het chèqueboekje, dat de nuchtere Bluntley toonde. Ze begon haar man te bewerken, somde op, welke lasten betaald moesten worden, vertelde, dat ze in Brielle ook mooie borden en pullen had gezien en begon, door bemiddeling van de Vrouwendief, polsend te onderhandelen met de gretige Amerikaan. Ja, die blauwe borden waren al meer dan driehonderd jaar in de familie en dat koper op en bij de schouw was minstens zo oud. Sommige stukken droegen een jaartal. Veertienhonderd zes en zeventig!!
‘Zeer oud geelgieterswerk. Vermoedelijk uit Brugge of Gent?’, ijverde de expert, de stukken aandragend, om ze in het volle licht te onderzoeken.
‘How much?’, richtte Bluntley zich nogmaals tot de boerin, die plotseling weer de onderdanige speelde en het bepalen van de prijs overliet aan haar wrokkende man, die met een nors gezicht voor zich heenkeek en met de vingertoppen op het tafelblad trommelde.
‘How much?’, drong de gretige Amerikaan, hulp zoekend
| |
| |
bij de keurende, toetsende Vrouwendief, verslonden door het genot, dat de kunstvoorwerpen hem als vakman verschaften. ‘How much?’
‘Well...’, rekte Kas, de wandborden en het koperen kistje weer bekijkend, ‘juweeltjes! Stuk voor stuk! Beter nog geen prijs noemen. Eerst proberen wat we los kunnen maken. Dan de hele som. Dat maakt meer indruk. Zoveel duizend ineens. Dat zegt meer. Ik ken de boeren. Laat het maar aan mij over.’
En het kon rustig worden overgelaten aan de expert en zijn handlangers, de boer en de boerin, die kibbelend en koppend alles van de hand deden, al de familiestukken, de hele erfenis, de schitterende verzameling antiek, die een week tevoren was betrokken uit de fabrieken in België. Kisten vol namaak-aardewerk, voorzien van de diverse meestertekens en met rasp en bijtende zuren behandeld, teneinde lichte beschadigingen aan te brengen en barsten in het glazuur te bewerkstelligen. Ook het gloednieuwe koper en tin was in een paar dagen eeuwen verouderd en ging bij de andere schatten scheep met de very pleased Mr. Bluntley, die zich sir liet noemen en ondanks de sterren op z'n kraag als heler bedrogen werd. Hij en zovelen van zijn slag, die zomin als hun bedotters, scrupules kennen en voor de bijl gaan. Never mind!
Dat de ‘fabricage’ van beroemde meesters niet alleen in handen was van Klas de Vrouwendief en zijn medewerkers, bewijst dit recente krantenbericht.
|
|