| |
| |
| |
Beklaagde, sta eens op!
De heer Voordewind was zich, volgens z'n zeggen, bewust van z'n tekortkomingen. Hij had, als ieder mens, z'n zwakke momenten en heeft meermalen getwijfeld aan het nut en de noodzaak van de maatregelen, die hij z'n ondergeschikten aanbevelend moest opdragen. Het viel vaak niet mee, maar de commissaris heeft het weten uit te zingen.
Wij laten buiten kwestie of men in de kringen, die hij beschrijft, slaagde ondanks of dank zij middelmatigheid. Ook de verhouding tot de superieuren - sommigen mochten de heer Voordewind graag, anderen konden hem niet luchten - behoort tot het alledaagse. Dat het hoofdbureau dikwijls een kibbelkamer was... Ach, gehakketak komt in de beste families voor. Kinderen kunnen elkaar meestal niet uitstaan, tot wanhoop van de moeder, die in opperste rechtvaardigheid het hele stel een pak rammel geeft. Een staaltje van praktisch recht zonder een beroep op de dooie Romeinen, de grootmeesters in het overweldigen, die hùn recht als hèt recht tegen koehuiden inruilden, tot de gedupeerden het vaartje doorkregen en op hun beurt hùn recht als hèt recht op de puinen van het Kapitool dicteerden...
En nu we het dan toch over het recht en de rechtsgeleerden hebben: de griffie van de Rotterdamse rechtbank bevat een dossier, een proeve van juridische acrobatiek, dat in de dieventaal heel oneerbiedig een opgespoten suikertaart wordt genoemd, en, om z'n smulling aan kronkels, aan advocaten en journalisten gelegenheid biedt te gnuiven, te giezen-nieuwkerken zeggen ze in de penozewereld, waar het lamentabele rechtsakkevietje Giessen-Nieuwkerk het bargoens met een nieuw werkwoord heeft verrijkt.
De griffie van de Rotterdamse rechtbank bevat een dossier, dat, dik onder stof en spinrag, reeds een twintigtal jaren op z'n crematie ligt te wachten. Het
| |
| |
bevat, naast het zondenregister van de beklaagden en de geestelijke inventaris van hen, die vonnis velden, een staatje van de betaalmeester, die het getuigengeld - verlet, reiskosten en koffietafel - heeft uitgekeerd aan de schuldigen, geprest tot meineed. Wat de centen betreft, is het met de verantwoording van het proces prima in orde. De betaalmeester kan, als hij nog leeft, zonder oogknippen opkijken naar vrouwe Justitia, die de gevel van het gerechtsgebouw siert, althans behoort te sieren.
Enfin, de godsdienst riep de ketters in het leven en de juristen schiepen een heksenkring, waar ze zelf van schrokken en waarbinnen ze tenslotte maar meehuppelden om niet onder de voet te worden gedanst.
De griffie van de Rotterdamse rechtbank bevat een dossier omtrent een jeneverdiefstal te Schiedam. Wat zou er in Schiedam anders te stelen vallen?! Het was een zeer brutaal staaltje, welhaast een wild-west vertoning op klaarlichte dag! Vijf grote vaten, met een gezamenlijke inhoud van een binnenzee aan ouwe klare, werden opgeladen en meegenomen door de begerige kwanten. Ze gingen er mee van wiek op een stottersleetje, een oude Ford, die z'n best deed het pakhuis, waar de buit moest worden opgeslagen, te bereiken.
De gedupeerde firma nam het gewelletje niet, stond paf van de ongelofelijke brutaliteit: vijf vaten, waaronder van het grootste formaat, die op de walkant - haast op de stoep van de branderij - lagen te wachten op verscheping naar Amerika, foetsie!! Dat was nog nooit vertoond, grensde aan de praktijken in Chicago. En de rust, de vanzelfsprekendheid, waarmee de boeven het akkevietje hadden afgewerkt! Alles wees op de routine van luitjes, die er een vak van maakten, de walkanten te zuiveren van benevelende dranken. De politie werd opgebeld en kwam in het geweer. Aanvankelijk zonder succes, omdat de dieven geen naamkaartjes hadden achtergelaten en de Schiedamse recherche niet kon bogen op sterren van de eerste grootte, waarover de
| |
| |
heer Voordewind wel te beschikken had en die hij dan ook loffelijk memoreert.
In de kranten werd het Schiedamse lefnummer met vette koppen aan de lezers voorgezet en ook de dieven lazen het. Ditmaal niet gnuivend, maar met adembenemende schrik, want zij hadden de jenever... gekocht en betaald!! Ze waren zich geen moment bewust geweest van het misdrijf, dat zij pleegden, omdat smokkelen naar hun gevoelens geen misdaad was en ook door overigens heel fatsoenlijke mensen als sport wordt gezien en beoefend. Niettemin wisten de lang niet brave jongens dan nu, dat de jenever van diefstal afkomstig was en dat ze buiten hun wil helers waren geworden, tenzij ze zich gingen melden op het politiebureau om de toedracht van het geval uiteen te zetten en de ouwe klare aan de rechtmatige eigenaar terug te bezorgen. Maar de grote plons jajem had een slordige duit gekost en was inmiddels reeds doorverkocht aan diverse kroeghouders. Zich melden betekende dus niet alleen verlies van het geld; het beloofde bovendien nog een hoop soesah en het verraden van de kasteleins, die van de zachte prijs hadden geprofiteerd en op de zwijgzaamheid van de verkopers rekenden. De jongens besloten de zaak maar te laten rotten; er waren volgens de kranten geen getuigen in staat, een signalement van de daders te geven; en roeren in de stinkstank kon in het gunstigste geval zware hoofdpijn opleveren. Er werd gezwegen door de dieven, die geen dieven waren, zich evenals de firma M. als slachtoffers konden beschouwen. Maar de chauffeur zweeg niet. Hij was nog nimmer met politie en justitie in aanraking geweest, had, nou ja, het karweitje in de baas z'n tijd en met de baas z'n spullen even waargenomen in de veronderstelling, dat het geen link vaartje was. De rit naar Schiedam zou hem een dondertje, misschien z'n betrekking kosten, maar liever als vrij man op de bikkels dan als verdachte in de cel! De chauffeur ging zich melden, kon een beschrijving geven, ja zelfs namen noemen. Al wat nog ontbrak, waren de adressen, maar dat kon worden over- | |
| |
gelaten aan de scherpzinnigheid van de recherche. Binnen twee dagen zaten de jeneverdieven achter slot en grendel. Weer een dikke kop in de kranten en een zucht van verlichting bij de branders en hun erfgenamen.
De zaak rolde...
Nog zwegen de veronderstelde daders, want wie zweeg stemde niet toe, dat hij de krant had gelezen en behoedde de kroegbazen voor arrestatie. De jongens zwegen, behoudens de vrij goed onderlegde Spitsneus, die door z'n juridisch instinct wel begreep, dat mijnheer de officier diefstal ten laste zou leggen en dus bij de verdediging toch de ware toedracht aan het licht moest komen. Hij gaf de aanwijzingen, die de recherche behoefde om de ware schuldigen, zij, die het misdrijf hadden uitgelokt, in te rekenen en aan de tand te voelen.
De politiemannen ijverden onbevooroordeeld, deden hun best de zaak rond te krijgen; maar niet zij hebben te beslissen; dat doen de commissarissen in overleg met mijnheer de officier.
De van diefstal beschuldigden zaten inmiddels in het huis van bewaring, hadden geen contact met elkaar, maar legden een eensluidende verklaring af voor de rechtercommissaris, mr Marx, volledig naar waarheid en zo beschamend als funest in haar gevolgen.
Hier wat de verdachten vertelden en door mr Marx als de ware toedracht werd aanvaard.
Op een avond meldden zich aan het adres van Blonde Jos - een van de vier verdachten - drie mannen uit Schiedam. Ze gaven voor, werkzaam te zijn op de branderij van de firma M. aldaar, die, volgens zeggen van de aanklampers, deerlijk omhoog zat. Het ging hopeloos slecht met de jeneverstokerijen en de firma poogde dan ook door smokkelen het hoofd boven water te houden. Dat klonk aannemelijk voor Blonde Jos, wiens onderwijs geen kijk op accijnzen en al wat er aan vastzit, toeliet en wiens zin voor zakendoen het vragenstellen verschoof tot later, in het huis van bewaring. Een van
| |
| |
de drie bezoekers heette de meesterknecht te zijn en genoot het vertrouwen van mijnheer. Hij had de opdracht, een zwijgzame koper op te snorren voor een smak ongedekte jenever en was aan de weet gekomen, dat Jos voor een vaartje in was. Er viel dik aan te verdienen en het kon tweemaal in de maand worden herhaald zonder kans op heetlopen. Blonde Jos moest, wat prijs betrof, een beetje schappelijk zijn en de firma zou de vaten zo tegen schafttijd naar buiten laten rollen. Dat kon zonder de minste verdenking te wekken. Het was A-B-C-werk voor de firma, die er echter op stond, dat de vaten niet te lang op de walkant bleven liggen, want de belastingambtenaren mochten niets in het snotje krijgen. Al wat Jos had te doen, was, op een datum, die nader zou worden doorgegeven, te zorgen voor mensen en wagen, om dan, na ontvangst van de leverantie, met de meesterknecht af te rekenen. De patroon bleef liever buiten schot. Jos, tuk op winst, zag in het akkevietje geen haartje pijn. Tweemaal in de maand zo'n klussie, dat zette zoden aan de dijk en viel niet te versmaden. Hij vroeg niet beter, kon betalen en nam een stel bekende jongens aan, van wie er één, Goof, nog nimmer een politiebureau van binnen had gezien. De enthousiaste Jos ging op zoek naar een chauffeur, - de eerste de beste, omdat het geen linke onderneming betrof.
Tegen het einde van de week kwam het seintje uit Schiedam, dat er in de middag geladen kon worden. De vaten, verkondigde de meesterknecht, zouden gereed liggen en de firma ging vast op een snel en onbevangen afwerken, hetgeen geschiedde. De drie branders kwamen in de avond afrekenen, kregen de bedongen som en... lieten het aan de Rotterdamse rechtbank over, uit te maken wie de schuldigen waren en hoeveel jaren de daders toekwamen.
Het vooronderzoek duurde ruim drie maanden. Bij het sluiten van de instructie liet de rechter-commissaris, mr Marx, de verdachten voorgeleiden en deelde hun mede, dat zij niet schuldig waren aan het misdrijf, waar
| |
| |
zij voor ingesloten werden, de diefstal, en dat de ware daders, die door poenige listigheid de misdaad hadden uitgelokt, hun straf wel niet zouden ontgaan.
Dat klonk hoopgevend, - maar mijnheer de officier had intussen de schuldigen tot getuigen gepromoveerd; en van de verwachte invrijheidstelling van Blonde Jos en z'n personeel kwam niets. De Schiedammers bleven, ondanks de schunnige streek, die de rechter-commissaris als mens en jurist het schuim op de lippen joeg, door het O.M. gehandhaafd en op vrije voeten.
Nee, dat, of iets dergelijks staat wel niet in de gedenkschriften van welke commissaris dan ook, maar het lichten van het dossier zou het uitwijzen. De schuldigen werden als getuigen in de rolverdeling geplaatst en moesten dus, - klopt het, heer Voordewind? - òf de waarheid zeggen en daardoor zichzelf in de gevangenis helpen, òf een meineed afleggen om buiten schot te blijven. De ware schuldigen waren reeds herhaaldelijk met de justitie in aanraking geweest: de zogenaamde meesterknecht maar liefst acht keer wegens diefstal en inbraak, terwijl de ingeslotenen geen van allen diefstal op hun record hadden staan. O, nee, het waren geen zoete jongens, ze maakten zich schuldig aan smokkelen en zwendeltjes, die niet groot genoeg waren om ongestraft te blijven, maar ze hadden zich nimmer opgehouden met platvloerse gapperijen. Het waren in hun soort jongens van stijl, die bij hun knoeizaakjes de grenzen der menselijkheid niet overschreden en de gevalletjes met élégance afwerkten. Vergeleken bij de getuigen, de troetelkinderen van mijnheer de officier, waren het sieraden van deugd.
Nogmaals: de Schiedammers stonden voor de keuze, zichzelf aan de galg te helpen of door het plegen van meineed vrijuit te gaan. Het laatste kon, gezien hun antecedenten, geen gewetenskrampen veroorzaken. Om het nobele stel bij het afleggen van de eed nog wat ruggesteun te verlenen, liet men de meesterknecht, die zeeman bleek te zijn, bij voorbaat en God Almachtig zweren. Dus lang voor de openbare zitting.
| |
| |
De Spitsneus, met z'n kijk op suikertaarten, begreep wat de Rotterdamse rechtbank niet begreep, of negeerde, dat een eed, bij voorbaat afgelegd, de andere getuigen onherroepelijk bond, zich op de zitting te houden aan de verklaring van hun medeplichtige. Zelfs wanneer een van de pseudo-branders last zou hebben gekregen van een correctionele bevlieging, was het hem niet meer mogelijk geweest, de waarheid te zeggen zonder z'n kornuit, de zeeman, een paar jaar celstraf wegens meineed aan te meten.
Wat dunkt U, commissaris? Kunt U zich niet iets dergelijks herinneren uit uw veertigjarige loopbaan?! Hebt U het nooit meegemaakt, dat de beklaagden in een en dezelfde zaak als getuigen tegenover elkander werden gezet om met hun beruchte onbetrouwbaarheid, wraakzucht en meineed het Hoogheilig recht te schragen?! Heeft uw hand nooit geweifeld, het saluut te brengen bij het verlaten van de zitting? Het is méér dan een vraag! Het is een uitdaging, niet zozeer aan vertellende commissarissen, als wel aan het beklemmend-ongezellige, dat verzwegen wordt in hun gedenkschriften.
In de Rotterdamse rechtszaal beleefde men de klucht, dat de ware schuldigen - die met elkaar vijftien vonnissen wegens diefstal op hun naam hadden staan - onder ede mochten verklaren - en het ook deden - dat zij het stelen van de jenever niet hadden aangedurfd, maar dat de beklaagden - nog nimmer verdacht van diefstal - grif te porren waren geweest voor het door en door linke akkevietje in Schiedam.
De publieke tribune schaterde, werd met ontruiming bedreigd, maar de rechters slikten de verklaring van de tot meineed gepresten, die hun slachtoffers de jenever hadden laten stelen en keurig waren uitbetaald voor de leverantie. Geen van de edelachtbare heren sprong op om, met een beroep op z'n bul, bef en gezond verstand, te protesteren tegen de erbarmelijke vertoning: ze handhaafden het decorum, legden Jos en consorten twee jaar gevangenisstraf op en verdwenen op het gestelde uur statig in de koffiekamer.
| |
| |
Vergissen is menselijk. Commissarissen kunnen zich vergissen en doen het dan ook. Rechters kunnen dwalen en maken geen uitzondering. Getuigen kunnen liegen of het gedrukt staat en doen het vaak met ziekelijk genot. Specialisten - handschriftkundigen bijvoorbeeld - kunnen blunderen en hebben de bewijzen geleverd. De wandelende nier van president of bijzitter kan tot uitdrukking komen in het vonnis, dat wordt geveld. Dat kan! Dat kan allemaal, dat en nog veel meer! Het kan gebeuren en het kwam vroeger vrij veel voor, dat een verdachte, gedetineerd in het huis van bewaring, aan z'n toegewezen verdediger vroeg, wat deze van de afloop van de zitting dacht en dan met een weerloos schouderophalen ten antwoord kreeg: ‘Tja, dat hangt helemaal af van het humeur van de rechtbank!’
Het humeur van de rechtbank! Rechtsbesef en scherpzinnigheid stonden blijkbaar niet op de rol van de man, die het weten kon, werden zelfs niet verondersteld. Niet het recht, maar een leveraandoening of steenpuist gaven de doorslag. Een maagzweer of knellende likdoorn had meer invloed dan alle wetgevers van Mozes tot Napoleon. De toegewezen advocaten wekten door hun wanhoopsgebaar en gezegden de indruk, dat de lichamelijke conditie van de rechters een groter rol speelde dan Themis. En de gedetineerde hief in de cel z'n handen smekend ten hemel om voor z'n rechters te bidden: ‘O, God, laat ze gezond!’
Vergissen is menselijk en volharden in de dwaling kan soms aanvaard worden met een weten der wijzen, dat mild maakt. Maar als de onschuldigen jaren celstraf krijgen en de schuldigen getuigengeld, dan welt verbittering naar de keel en kost het de zware jongens, onverschillig de hoegrootheid van stijl, heel wat zelfbedwang, om beleefd te blijven, hun belofte aan de commissaris gestand te doen en hun weerwoord óm te dwingen tot een schaterlach. Straf, zelfs zware straf, kan, mits in wezen rechtvaardig en met een niet al te uitdrukkelijke ongenaakbaarheid opgelegd, met een innerlijk bevredigd rechtsgevoel worden ondergaan, ook
| |
| |
al spreken de lippen het tegen, maar een hol- of bolgooien in de raadkamer wekt verachting, die, als ze devalueert, geen salon meer spaart, geen kunstwerk heel laat en revolverschoten met revolverschoten beantwoordt. De heer Voordewind kan er vermoedelijk over meepraten.
Als de lezers vermenen, dat de geschiedenis van Blonde Jos en z'n lotgenoten eindigde bij de gebruikelijke hamerklop van mijnheer de president: ‘volgende zaak!’, vergissen zij zich. Muizen hebben staartjes en bij nauwkeurige beschouwing blijkt, dat er heel wat staarten zijn, die de lengte van de diertjes verre overtreffen.
Freek, het jongste slachtoffer van recht en jenever, stierf kort na het uitzitten van z'n vonnis aan t.b.c. Dat kon de justitie niét helpen; ze deed wat in de gegeven omstandigheden mogelijk was om door een speciale verzorging in een speciale inrichting de kwaal te stuiten, althans niet te verergeren. Freek kan dus in het hiernamaals nog wat goeds vertellen van het strafwezen en verder buiten beschouwing worden gelaten. Hij is dood en begraven: zand er over!
De taak van de gedenkschriftenschrijver, of van hem, die ze beantwoordt, ligt anders, dan die van de doodgraver, al kan het kluitenvergruizelen niet altijd worden vermeden. Er zijn feiten, ook de heer Voordewind bekend, die zich eerder met de klomp dan met de pen laten behandelen. Men kan z'n publiek voor het eerst, en op een prettige wijze, kennis laten maken met politie en justitie. Men verneemt dan het een en ander omtrent verdenking en arrestatie, omtrent jongens van standing en liederlijke sujetten, van gezellige ontmoetingen en beangstigende situaties, maar het blijft proscénium, het onthouden van een kijkje achter zetstukken en coulissen. Door het werken met lichteffecten en wisselkleuren kan men, - en niet alleen op het toneel, - van een lorrenpop nog een toonbare held maken en van een zielige niksnakserij een tafereeltje, dat pakt...
Waarom vertelt de heer Voordewind zo weinig van politiepractijken in de schaduw? Wat weerhoudt hem,
| |
| |
z'n lezers ook eens een beschrijving te geven van de ervaringen der ontslagen gevangenen, die aan hun misdrijf geen gelakte boeier, maar een voortdurend etterende levenswonde overhielden, zelfs als het hun maatschappelijk niet slecht ging?
Blonde Jos is eigenaar geworden van een kast van een villa en zit, op een duintop in Kennemerland, de commissaris, zo te zeggen, gelijk te geven, want ook hij heeft een jacht en in de bonthandel een naam, die klinkt als een klok. Hij is na de eerste halve ton vader en oppassend geworden en heeft z'n zin voor galgenhumor niet verloren. Hij schenkt z'n vrienden bij voorkeur jenever van de firma M. uit Schiedam en zegt: ‘Proost!’ met een verfijnd sarcasme, dat alleen verstaanbaar is voor de ingewijden. Die zijn er trouwens niet veel: Jos loopt liever te koop met z'n bontvellen dan met z'n verleden. Hij wordt in handelskringen gerespecteerd, heeft een vrouw, die hem in het gareel weet te houden en, tot grootmoedig vermaak van Jos, vrij scheutig bijdraagt om de arbeid van de reclassering, het verbeteren van ontslagen gevangenen, mogelijk te maken en voort te zetten.
Ja, Blonde Jos maakt het best, maar heeft, de nodige jaren geleden, toch haast een moord begaan! Het scheelde maar weinig, of hij had een rechercheur gewurgd, een van de ondermaatse mannetjes, die, ook volgens de heer Voordewind, niet bij de politie thuishoren, de naam van het corps in opspraak brengen en de meer tactische, wel voor hun taak berekenende collega's laten delen in de minachting, die een stompzinnig optreden verwekt.
Jos had zaken gedaan, goede zaken, met een Hollandse vertegenwoordiger van een der grootste bontfirma's van Canada. Het had heel wat tijd, moeite en diplomatieke gave gevergd, contact tot stand te brengen met de vertegenwoordiger, een schier ongenaakbare grootheid, die door gegadigden werd belegerd. Het was Jos niettemin gelukt, greep te krijgen op een handel, die hem koopman van de eerste grootte ging maken. Dat was z'n trots,
| |
| |
een glorie, die het geleden onrecht deed verbleken tot een verre, vage schim. De overgelukkige besloot, aan de vertegenwoordiger een diner aan te bieden en achtte het, na overleg met z'n vrouw, beter in het een of ander deftige restaurant het tot standkomen van het contract te vieren. In een van de voornaamste hotels in de stad, waar hij vroeger woonde, werd de tafel besproken en het intieme diner geserveerd. Het gezelschap bestond, behalve de vertegenwoordiger, Jos en diens vrouw, uit enkele dames en heren, allen mensen uit het milieu waartoe Jos zich door vlijt en gedrag had opgewerkt.
De soep, vis- en vleesschotels hadden de ronde gedaan, speeches waren afgestoken en de likeurtjes op komst, toen er, tot bevreemding van de deftige gasten en tot verontrusting van de gastheer, een rechercheur verscheen en met een: ‘zo, Jos! Je zal effe mee motte!’ z'n opwachting maakte en met een ons-kent-ons-gebaar naar de deur wees: ‘de baas zit al op je te wachten.’
Dit ongehoorde geschiedde veertien jaren na het verstrijken van het gesignaleerde vonnis...
En de aanleiding?!
Er was een dame in het restaurant naar het toilet gegaan. Ze had haar ringen van hoge waarde even afgedaan, op het spiegelblad van de wasgelegenheid achtergelaten en eerst een half uur later gemist. De juwelen bleken verdwenen te zijn en de politie werd opgebeld. Het verschijnen van de diender was een kwestie van een paar minuten. Hij vernam wat er gaande was, taxeerde de aanwezigen, ontwaarde Jos en kwam aan de weet, dat diens vrouw eveneens naar het toilet was geweest. Het combinatievermogen van de scherpzinnige speurder begon te werken en z'n herinnering deed de rest. Jos - voorheen Blonde Jos - werd op amicale wijze gearresteerd te midden van z'n uitgelezen gasten en deed wat hij, én om z'n fatsoen én om z'n huishouden, niet had mogen doen: hij greep de stille smeris bij z'n strot, sleurde 'm naar de hall en kwakte 'm voor voetveeg op de bikkels. Ditmaal was hij wél schuldig...
|
|