Onverwerkt verleden
(1991)–Steven Dhondt, Luc Huyse– Auteursrechtelijk beschermdCollaboratie en repressie in België, 1942-1952
[pagina 271]
| |
Hoofdstuk 2
| |
[pagina 272]
| |
1. De repressie als wapenMet de vorming, in augustus 1945, van de homogeen-linkse regering-Van Acker trad de repressie in een nieuwe fase. Aan de krijgsraden werden de middelen gegeven om de berechting van de collaborateurs in een hoger tempo te brengen. Met de besluitwet van 19 september 1945 kwam ook de burgerlijke epuratie goed op gang. Bovendien werd de zuivering van politiek en ambtenarij beter georganiseerd. Inschakeling van de militaire tribunalen in een partijpolitieke strategie was vrijwel uitgesloten. Het is de burgerlijke, de politieke en de ambtelijke epuratie die de linkerzijde als wapen in de strijd tegen rechts heeft willen gebruiken. Aan socialistische zijde is het streven naar een blijvende dominantie over rechts nauw verbonden met de figuur van Buset, de man die in oktober 1945 voorzitter van de bsp was geworden. De socialistische partij heeft zich onder Bijset bijna vijftien jaar lang laten drijven op het sociaal-democratisch geloof dat het socialisme, omwille van het louter demografische gewicht van de arbeidersklasse, op de volstrekte meerderheid afstevende.Ga naar voetnoot1 Uiteraard zag men in de bsp wel in dat de partij nog een paar formidabele hinderpalen uit de weg te ruimen had. Het katholicisme, dat honderdduizenden arbeiders de weg naar het socialisme afsneed, was er één van. De feitelijke machtspositie van de katholieke organisaties was een tweede factor van betekenis. De eerste drempel wou Buset slopen door het versnellen van het proces van ontkerstening, vooral in Vlaanderen. Het ene luik van dit project bestond uit maatregelen en plannen die de industrialisering van landelijke gebieden in Vlaanderen moesten verhaasten. Dat zou, zo werd gedacht, tot een bijna automatische aangroei van de socialistische aanhang leiden. De andere helft van wat men de Buset-lijn kan noemen is in het begin van de jaren vijftig uitgevoerd; via een agressieve school- en huisvestingspolitiek zou de laïcisering in het noorden van het land gepousseerd en de bevolking gedeklerikaliseerd worden. Er was ten slotte nog de afrekening met het georganiseerd katholicisme, in de eerste plaats dan de cvp. Wellicht, maar dat is een hypothese, hebben de kringen rond Buset gehoopt dat na de bevrijding het wonder van de vroege jaren twintig zich zou herhalen. Onmiddellijk na de eerste wereldoorlog waren de socialisten er in geslaagd op tal van terreinen, waaronder die van de vakbeweging en van het sociaal-cultureel werk, de katholieke organisaties in ledenaantal en slagkracht bij te benen. De verwachting dat er na de tweede wereldoorlog een bisnummer zou vol- | |
[pagina 273]
| |
gen was niet op los zand gebouwd. De socialistische beweging kwam uit de bezetting als een formatie die ten volle haar verantwoordelijkheid in het verzet tegen de Duitsers had opgenomen. Dat gaf haar een groot prestige. Op het katholieke organisatiewezen woog daarentegen het vermoeden dat het zich in een voorzichtig attentisme had teruggetrokken. Bovendien had de bsp in de figuur van Van Acker een voorman die op veel aanzien bij het patronaat en bij de geallieerden kon rekenen. Toch draaide het anders uit dan verwacht. De katholieke organisaties kwamen ongehavend, sommigen zelfs gegroeid, uit de schuilkelders. De katholieke partij had wel wat meer tijd nodig om zichzelf opnieuw op te bouwen, maar ook dat bleek niet onoverkomelijk. En de tijdbom die in de gedaante van de udb onder de cvp was gelegd werkte niet.Ga naar voetnoot2 Buset moest noodgedwongen een tussenstap voorzien: de langdurige samenwerking met de liberalen en de communisten in een linkse regering die met haar beleid de cvp ernstig zou verzwakken. Het lag in de logica van dit plan om af te stappen van de spelregels van de consensus-democratie en te kiezen voor een politiek van confrontatie, ook in de zaak van de repressie. Het is in dit kader dat de besluitwet van 19 september 1945, waarvan te verwachten was dat hij de katholieke partij veel kiezers zou ontnemen moet bekeken worden. Ook de epuratie van ambtenaren en politieke mandatarissen, waarvan sommigen dicht bij de cvp stonden, is daarvan niet los te zien. Het zou verkeerd zijn te menen dat de Buset-strategie probleemloos door alle topfiguren in de socialistische partij is aanvaard. Van Acker en Spaak, bijvoorbeeld, gaven de voorkeur aan het behoud van de pacificatiepolitiek, wat een regeren met de katholieke partij insloot. Het is geweten dat Van Acker en Spaak tijdens de periode van de linkse regeringen geregeld contact hebben gezocht met de rechterzijde, met het oog op de vorming van een alternatieve coalitie.Ga naar voetnoot3 Sporen daarvan zijn terug te vinden in de dagboeken van Van Cauwelaert,Ga naar voetnoot4 Overigens, Van Acker was voor wat de verhoudingen tussen arbeid en kapitaal betreft helemaal gewonnen voor een politiek van overleg en compromisvorming. Zou hij die de peetvader is van de so- | |
[pagina 274]
| |
ciale vrede tussen vakbonden en patroons goedschiks meegestapt zijn in een oorlogslogica die het politieke leven in het algemeen en de katholieken en socialisten in het bijzonder in een spiraal van onbeheersbare conflicten zou brengen? Maar Buset wist bij de vorming van de regeringen-Van Acker ii, Spaak i, Van Acker iii en Huysmans een meerderheid van de algemene raad van de bsp voor zijn standpunt te winnen. In de socialistische partij was het gewicht van de voorzitter toen niet onaanzienlijk. En er zijn aanwijzingen dat Buset deze functie met ijzeren hand uitoefende.Ga naar voetnoot5 | |
2. De repressie, een strijd tussen links en rechts?Dat de bsp en co. gepoogd hebben om de overheidsrepressie als partijpolitiek wapen te gebruiken valt niet te loochenen. Maar aan die vaststelling dient meteen de bedenking verbonden te worden dat de kern van de repressie, de berechting door de militaire tribunalen, aan hun controle ontsnapte. Het zijn weliswaar de politici die de juridische basis waarop en de machinerie waarmee de krijgsgerechten draaiden hebben ontworpen. Maar binnen dat raam beschikten de magistraten over een grote bewegingsvrijheid. De krijgsauditeurs konden een klacht zonder gevolg klasseren of een buitenvervolging uitspreken. Het waren de zetelende rechters die de strafmaat bepaalden. Zij oordeelden ook over verzachtende omstandigheden en over het beroep dat vele beschuldigden instelden. Er zijn geen aanwijzingen dat zij zich bewust in een vrijzinnig of links komplot hebben laten meeslepen. Partijdige maneuvers waren wél mogelijk in het kader van de burgerlijke epuratie en van de politieke en ambtelijke zuivering. Dat is hier al eerder geschreven. De strategie van links is ook in de tijd begrensd geweest. Medio 1946 kwam er sleet op de homogeen-linkse coalitie. Sociaal-economische controverses ondermijnden de verstandhouding tussen socialisten en liberalen. De komst van de Koude Oorlog degradeerde de communisten tot een onbetrouwbare regeringspartij. En in de bsp wonnen de voorstanders van een samengaan met de cvp veld. Dat bracht ook geleidelijk aan een kentering in het repressiebeleid. De episode waarin de burgerlijke, de politieke en de ambtelijke zuivering door links is misbruikt heeft dus niet eens vijftien maanden geduurd (al geldt ook hier dat elke maand misbruik er één te veel is). Trouwens, die operatie heeft hun ook geen blijvende winst opgeleverd. Bij de wetgevende verkiezingen van 17 februari 1946 scoorde de cvp goed. | |
[pagina 275]
| |
Iets later, in november van dat jaar, zou zij de gemeenteraadsverkiezingen winnen. En in 1950 behaalde zij in Kamer en Senaat de absolute meerderheid. In de repressie alleen een strijd tussen links en rechts zien is nog om een andere reden een gevaarlijke opstelling. Van eind 1942 tot aan de bevrijding, toen voor de berechting van de collaborateurs een strafwetgeving en een procedure werden ontworpen, was de katholieke partij ten volle betrokken in het regeringswerk. Bij de eigenlijke start van de repressie, tussen september 1944 en augustus 1945, stonden katholieke ministers aan het hoofd van het departement van Justitie. Zij ook hebben de meeste krijgsauditeurs en rechters benoemd. Het is deze overweging die een andere Justitieminister van katholieke signatuur, P. Struye, in 1949 deed schrijven: ‘A ceux qui parlent de ténébreuses influences “de gauche”, il serait bon de rappeler que les premiers Ministres de la Justice qui eurent à mettre sur pied toute l'organisation de la Justice militaire furent choisis dans les rangs du parti catholique.’Ga naar voetnoot6 Er is dus op dat vlak sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid. Het is ook niet verstandig om allerlei tegenstellingen binnen de twee kampen over het hoofd te zien. De katholieke partij was in het dossier van de repressie geen hecht aaneengesloten blok. Tussen de Vlaamse vleugel van de partij en de psc bestonden tal van meningsverschillen.Ga naar voetnoot7 Zelfs binnen de Vlaamse vleugel was er enige tijd een fractie actief die aanstuurde op een strenge behandeling van de collaborateurs. Tussen sommige aanhangers van wat voor de oorlog de Katholieke Vlaamse Volkspartij heette en de erfgenamen van het Vlaams-nationalisme gaapte immers een diepe kloof. Vooral de belgicistische cvp'ers treurden niet toen zij zagen hoe in de repressie de ruggegraat van de Vlaams-nationale concurrent gebroken werd.Ga naar voetnoot8 De verontwaardiging waarmee de cvp geregeld over de repressie | |
[pagina 276]
| |
sprak was, met andere woorden, selectief. Maar bovenal ontbrak in de katholieke partij een coherente visie op de repressie. Tot eind 1945 ging veel van haar energie naar haar heroprichting, kort nadien was zij gefascineerd door de koningskwestie en door de daarmee verbonden zoektocht naar de volstrekte meerderheid. Zij beperkte haar rol in die maanden tot een intensief dienstbetoon waarin zij voor individuele getroffenen verlichting van hun lot zocht. Pas onder het ministerschap van Struye, vanaf maart 1947 dus, zou zij tot meer gerichte initiatieven van wetgevende aard komen. Over de linkse partijen van toen schreef de Nederlandse historicus Kossmann: ‘Op één terrein echter wilden (zij) de schijn van een compromis vermijden. De afrekening met het oorlogsverleden, de zuivering van de Belgische gemeenschap, de strenge bestraffing van de schuldigen (...) moesten als zaken van zo fundamenteel ethisch en politiek belang worden beschouwd dat zij nooit het object van onderhandeling en verzoening konden worden.’Ga naar voetnoot9 Het linkse kamp was echter al evenmin een homogeen blok. Socialisten en communisten leefden geregeld op voet van oorlog en legden wat de repressie betreft uiteenlopende accenten. In het socialistisch huishouden waren er een tijdlang wrijvingen tussen de ‘Londenaars’ en zij die tijdens de oorlog in bezet België waren gebleven. Als premier kwamen Van Acker en Spaak, ook in verband met de repressie, enkele malen in aanvaring met de groep rond Buset. Belangrijk ook was de rol van vier vooraanstaande politici - drie uit de bsp en één uit de liberale partij - die in het dossier van de repressie milderend optraden en voor het contact met de cvp zorgden. Het waren de socialisten Huysmans, Rolin en Vermeylen en de liberaal Lilar.Ga naar voetnoot10. Kortom, net als bij de cvp was er bij de bsp en de liberale partij vaak een zekere afstand tussen wat er op het publieke forum over de collaborateurs werd gezegd en wat er in regering en parlement uiteindelijk aan beleid werd gevoerd. In meer dan één opzicht komt ook in de repressie het ware gezicht van de Belgische politiek aan de oppervlakte. Het politieke leven loopt in ons land afwisselend over één van twee sporen. Het vaakst is dat het traject van de consensuspolitiek, waarbij van alle kanten gezocht wordt naar het beheersen van de conflicten. Nu en dan wisselt men van spoor en komt men tijdelijk in een politiek van confrontatie en polarisatie terecht. Binnen elke partij wordt voortdurend strijd gevoerd tussen de voorstanders van het compromis en de propagandisten van de confrontatie. Dat was zo in de koningskwestie en in de schoolstrijd. In de zaak van de repressie was dat niet anders. |
|