Onverwerkt verleden
(1991)–Steven Dhondt, Luc Huyse– Auteursrechtelijk beschermdCollaboratie en repressie in België, 1942-1952
[pagina 43]
| |
Hoofdstuk 2
| |
[pagina 44]
| |
Over de volksrepressie zijn duizenden bladzijden geschreven. Zij zijn bijna uitsluitend het werk van slachtoffers of van fel bewogen ooggetuigen.Ga naar voetnoot2 Het zijn verhalen over terreur, foltering, plunderingen en brandstichting. Vermoedelijk zal het nooit meer mogelijk zijn om in deze berichten werkelijkheid en fantasie te scheiden. Wat wel kan, is het zoeken naar de maatschappelijke context waarin de feiten én hun perceptie zijn ontstaan. | |
1. Zwarte september 1944De volksrepressie werd door wie er het mikpunt van was ervaren als een ware catastrofe. Dat is niet verwonderlijk. Zij had, los van haar feitelijke omvang en aard, voor vele getroffenen het karakter van een natuurramp. Bij sommige meelopers van de collaboratie was er niet eens het besef dat zij zich tijdens de bezetting misdragen hadden. De mensen die om den brode lid waren geworden van het vnv* of van Rex*, waren zich vaak niet bewust van enige schuld. Anderen, die wel beter wisten, hadden wellicht een naïef vertrouwen in het gerechtelijk apparaat. Misschien verwachtten zij een redelijk en fair proces. Vele collaborateurs kwamen bovendien uit een beschermd en beschermend milieu. De arbeidersbevolking kenden zij niet. Het brutale contact met ‘de straat’ zal daarom des te traumatischer geweest zijn. Bovendien trof de repressie een groep die weinig of geen ervaring had met politie, gerecht en gevangeniswezen.Ga naar voetnoot3 Zo moeten zij bepaalde politionele activiteiten (huiszoekingen, langdurige ondervragingen), die ook in normale tijden gangbaar zijn, als pure terreur beleefd hebben. Jarenlang ook hadden de leden van Duitsgezinde bewegingen van hun leiders gehoord dat zij allen tot de elite van het land behoorden. Waarschijnlijk hebben sommigen deze boodschap geloofd en kwamen precies daarom de ondergane vernederingen bijzonder zwaar aan. Al die elementen suggereren dan er een grote afstand bestaat tussen de | |
[pagina 45]
| |
werkelijke feiten en de perceptie ervan. Tegelijkertijd doen zij ons begrijpen waarom het moreel en psychisch leed zo groot was en waarom het genezingsproces zo lang duurt. De Vlaamse historicus Wils schrijft dat deze trieste episode volgens een welbewust plan is uitgevoerd, dat de volkswoede door de communisten en hun aanhang in de weerstand in scène was gezet, dat de wederrechtelijke opsluitingen en moorden volgens een al vroeger neergeschreven scenario zijn uitgevoerd.Ga naar voetnoot4 Wat was de volksrepressie eigenlijk: een spontane of een georkestreerde gebeurtenis? Oorlog is een toestand waarin grenzen vervagen. De lijn die goed en kwaad, wit en zwart scheidt is dan zeer dun. Dat is zeker zo bij het begin en het einde van een oorlog. Dan komt de gemeenschap terecht in een situatie die de sociologen anomie noemen: een overgangstoestand waarin wet en orde grotendeels op non-actief staan - niet omdat men het zo wil maar omdat het niet anders kan. De oude wetten verliezen op abrupte wijze hun kracht en de nieuwe spelregels zijn nog niet in voege. Anomie betekent ook: machtsvacuüm. Vele ambtsdragers zijn verdwenen, politie en leger zijn machteloos of op de vlucht. In zo'n omstandigheden is het verre van onmogelijk dat ontsporingen zich ongepland voordoen, dat in het smokkelgebied tussen legaliteit en illegaliteit apolitieke burenruzies en dorpsvetes tot een gewelddadige uitbarsting komen, dat het onderscheid tussen mijn en dijn verbleekt en diefstal niet langer meer als een misdaad ervaren wordt. De meidagen van 1940 zaten in zo'n schemerzone: er is toen door velen, Belgen én soldaten van de geallieerde legers, geplunderd.Ga naar voetnoot5 De bevrijding was daarvan een herhaling, maar met één groot verschil: de collaborateurs waren de allereerste en vaak ook de enige slachtoffers van het wegvallen van wet en orde.Ga naar voetnoot6 Dat is goed te begrijpen. Op het einde van de oorlog hadden de collaborerende bewegingen hun lot steeds meer met dat van de bezetter verbanden. Dat was de bevolking niet ontgaan. Het gevolg was dat de Duitsgezinden veelal vereenzelvigd werden met de Duitsers zelf. De snelle opmars van de geallieerden, in de loop van de maand september, bracht mee dat de bezetter verdwenen was vooraleer de volkswoede zich tegen hem kon keren. De opgekropte haat is dan op de collaborateurs losgelaten. Het is bijgevolg riskant om de gebeurtenissen uit de bevrijdingsdagen als | |
[pagina 46]
| |
een weloverwogen plan de campagne van een of andere politieke beweging te zien. Wat wel kan is dat sommigen in de weerstand en in de communistische partij de maatschappelijke chaos als een welgekomen bondgenoot hebben beschouwd. Maar heeft deze alliantie hen wel iets opgeleverd?Ga naar voetnoot7 Dat een gedeelte van de bevolking zich heeft laten verleiden tot het vernielen van woning en inboedel van incivieken, tot het mishandelen van vrouwen en kinderen is nog op een andere wijze verbonden met het klimaat dat elke fin-de-guerre veroorzaakt. Vier jaar terreur en vele maanden van bombardementen hadden geleid tot een feitelijke devaluatie van de waarde van een mensenleven en van het respect voor ieders eigendom. Het moreel herstel is slechts traag op gang gekomen, alvast te traag voor de vele collaborateurs aan wie de volksrepressie niet is voorbijgegaan. | |
2. Een voorzichtige balansNiets is moeilijker dan het beoordelen van wat zich in de volksrepressie heeft afgespeeld. Welke maatstaf dient men te gebruiken? Leed laat zich niet tellen. Ook de vaststelling dat het de Franse en Nederlandse collaborateurs tijdens de bevrijdingsweken niet beter is vergaan biedt geen hulp.Ga naar voetnoot8 De verleiding is groot om de gebeurtenissen van toen te evalueren op grond van een hedendaags waardenbesef. Zo'n benadering moet noodzakelijkerwijze uitlopen op een vernietigend oordeel. Maar is dat wel een correcte manier van doen? De bevrijding en het einde van de oorlog veroorzaakten toestanden waarin als onwrikbaar beschouwde waarden hun bruikbaarheid grotendeels verloren. Dat is één gegeven dat in rekening te brengen is, wil men niet komen tot perspectiefvervalsing. Daarnaast is er de laatste veertig jaar een andere, een verreikender inhoud gegeven aan tal van waarden. Het denken over de rechten van de mens is geëvolueerd. Daarom ook is het verkeerd de volksrepressie op de weegschaal van de jaren negentig te leggen. Toch vertonen de evenementen van toen twee aspecten die niet onvermijdelijk waren. Beide zijn ze op rekening van de politici te schrijven. Een napoleontisch decreet van 10 vendémiaire van het jaar iv (of 2 oktober 1795) stelde de gemeente in bepaalde gevallen aansprakelijk voor misdrijven tegen personen of eigendommen. Het gaat hier dan om feiten die met geweld zijn gepleegd naar aanleiding van manifestaties of, zoals het de- | |
[pagina 47]
| |
creet zegt, van samenscholingen. In principe kon deze juridische beschikking door sommige collaborateurs ingeroepen worden om van de gemeente schadevergoeding te krijgen voor wat hun of hun eigendommen was overkomen. Al kort na de bevrijding is in het parlement gepleit voor niet-toepassing van het decreet. Zo zei de katholieke senator Orban: ‘Duizenden gedingen tegen gemeenten en steden zijn thans bij onze rechtbanken aanhangig gemaakt op grond van het decreet van 10 vendémiaire van het jaar iv. De meesten, ik zeg niet allen, der aanleggers zijn personen waarvan de houding tegenover de bezetting de volkswoede, na de bevrijding, heeft ontketend. De aanrandingen waarvan hun bezit slachtoffer werd en die ik principieel en beslist afkeur, zijn hierdoor uit te leggen. Is het billijk dat de goede gemeenschap, de gemeente aansprakelijk gesteld worde in die gevallen? (...) de geest dezer wetgeving was zeker niet de beschutting van burgers die ontrouw hadden gepleegd tegenover het land.’Ga naar voetnoot9 Pas op 17 mei 1947 heeft de regering een beslissing terzake getroffen: de toepassing van het decreet werd voor de periode van 10 mei 1940 tot 15 juli 1945 geschorst. In feite gaf de regering met dit besluit de volksrepressie een supplementaire dimensie. Er is ook kritiek te leveren op de manier waarop de politici specifiek de tweede golf van plunderingen, in mei 1945, hebben aangepakt. De woede die de confrontatie met de gruwelen van het nazi-regime veroorzaakte levert uiteraard enige verklaring voor de nieuwe stormloop tegen de woningen van de collaborateurs. Maar op dat moment was er, anders dan in september 1944, geen sprake van een gezagsvacuüm. Toch zijn er aanwijzingen dat de regering-Van Acker te traag en te laat heeft gereageerd. Waarom? Het is goed om weten dat het land in die maand mei ook door andere troebelen geplaagd werd. In de mijnen, onmisbare schakels in de economische wederopbouw, waren wilde stakingen uitgebroken. Die vaststelling laat ons toe te begrijpen waarom premier Van Acker in zijn antwoord op een interpellatie van de katholieke senator Pholien over ‘de wanordelijkheden die zich overal in het land voordoen onder voorwendsel het gebrek aan burgerzin te bestraffen’ als volgt antwoordde: ‘La situation est grave. Il y a grève dans les charbonnages et menace de grève générale. (...) On cherche à créer des difficultés. (...) Non seulement on veut empêcher la reconstruction du pays, mais ce qu'on cherche en ce moment, c'est de détruire nos institutions.’Ga naar voetnoot10 Van Acker repte met geen woord over de hetze tegen de incivieken. Voor hem waren er blijkbaar belangrijker zaken aan de orde: o.a. de poging van communistische vakbondscellen om via een algemene staking het land in een bepaalde richting te sturen. Vandaar de hypothese dat de volksrepressie | |
[pagina 48]
| |
van mei 1945 in de hand is gewerkt door een gebrek aan aandacht vanwege de regering. |
|