21 Sond.
Gingh met myn vrouw en suster van Nieuwerkerck over Amsterdam naer Dieren daer Dynsdagh aenquam.
Twee of dry daghen te vooren vertelde mij Dijckvelt dat onlanghs S.H. hem verscheiden reyse gesproken hadde van sonderlingh contentement dat in mijn̅ dienst hadde, dat niet geinteresseert was en̅ hij staet konde maecken op tghene hem seyde, en̅ dat sulx seyde te propoost van andere (meenende Pester) die soo niet en deden en̅ die wanneer hem iets seyden hij altijt most dencken waer het op sagh, dat dat moeyelijck was. Dat ick dickwils brieven geschreven had volgens sijne intentie sonder dat hij self mij die ter deghe geseght hadde.