Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijJulius.1 Vrijd.Smergens was Saumaise weder bij mij, presenteerde mij veele beleeftheit een car te hueren voor mijn bagage tegen sanderen daeghs; maer desen dagh bleven te Zeele, en seyde men dat wij mergen souden gaen te Denderbelle. Aten smiddachs weder tot mr l'Estang, Menard en ick, Saumaise, de Chaplaine Willis, en̅ dr Smith, niet wel wesende. Wandelde met l'Estang en Saumaise in̅ thuynen plantage, zijnde achter het huys van̅ Curé, daer onse Chaplains gelogeert waeren, en was getimmert als een gentilhommiere met een torentje. | |
2 Saterd.Nam smergens afscheydt van̅ joffen van ons huys, soete meisjes zijnde. Att smiddachs weder tot l'Estang, daer le Sage mede was. Marcheerde desen mergen ten 5 ueren van Zeele naer, niet naer Denderbelle, maer naer Londrezele, hebbende de Schelde gepasseert te Dendermonde, zijnde 1 uere van Zeele, en reden tot een half uer van Dendermonde langs de Schelde; quamen in dat quartier omtrent 11 ueren. | |
[pagina 500]
| |
Daniel, mijn jongen, bleef seer langh achter, hebbende, soo hij seyde, met het lamme bast-peerd bij een smit te Dendermonde geweest, maer was van Mauritz, knecht van̅ bast-peerden afgeraeckt. Tot l'Estang komende seyde men mij daer, dat hij, sittende op 't andere bast-peerd, gevlogen had door de marche of hij dol was, en 3 luyden van haer peerden gereden had, op soo een manier, dat een daervan zijn been in tween gebroken was. Hierover capittelde hem naermiddaghs en seyde hem, dat daer ordre in stellen soude, en dat hij de onkosten van dat been soude moeten betalen, of dat ick het voor hem soude doen. Hij begon op 't lest te huylen. Hield aen bij l'Estang en Saumaise, om mergen weder een wagen te hebben. Hoorde dat men mergen ten 4 ueren marcheren soude naer Erpe en̅ Querrebe, omtrent 5 quartier uers van Leuven. | |
3 Saterd.Smergens marcheerden ten ½ 4 naer Erpe en Querrebe voorz., passeerden voorbij de Gebrande Brugh langhs het Canael van Brussel, dat wij passeerden te Vilvoorden, en quamen ten 10 ueren in 't quartier voorz. Het kleine Engelsche quartiermeestertje, mr Marriot, wees mij een quartier in een groot huys, maer een stuck weegs van l'Estang af, in 't dorp Erp, gegeven had (sic) en als daer quam, vernam dat de Lt Cor. van Dopf het sonder ordre voor sijn selve genomen had. Ging terugh naer l'Estang, en kreeg een huys in Querreb, wesende een herberg, daer groot geraes was voor mijn camer. Att tot l'Estang met Menard. Naer̅ eten haspelde hij een tijdt lang met de Bailluw van Londerseel en̅ met die van Querreb, over het fourneren van wagens tegen mergen, l'Estang mij belovende dat er nogh mergen een hebben soude. | |
[pagina 501]
| |
l'Estang deed mij een camer geven in een Pastoors huys, daer hij logeerde. Daer quamen smiddaghs en aten met ons Mylord Stairs en Myl. Brade Albion, onlangs getrouwt met een suster van Betty Villers, en een broer van wijlen de Cor. Mackay. | |
5 Dynsd.Smergens ten 4 ueren vertrock van Bierbeeck naer Peruwé, 5 ueren van Bierbeeck. Had Mylord Stairs, die uyt Engelt (als geseght, overgekomen was) in mijn calesch. Regende geduerende de marsch, maer ten 11 ueren wierd weder goedt weder. Myl. Stairs verhaelde mij veel van̅ intrigues van̅ Staet, en̅ de insolentie van̅ Wigs, die alleen te seggen wilden hebben. Voor den eten was met l'Estang, die bij geval daer oock naer toe gingh, tot Dijckvelt, dicht bij mijnent logerende, en bleef daer eten alleen. Onthaelde mij redelijck, maer had weder eenige van ter zijden chocquante discoursen. Gingh vroegh slapen, omdat sanderen daeghs weder vroegh op most. Logeerde te Peruwé in een oolyck boeren huysje, daer een man en vrouw en vier kinderen in waeren, waervan een groote lange bruyne meidt was, niet leelijck. Dese luyden, gelijck al de rest van 't dorp, hadden de Franschen alles afgenomen, omdat onmachtigh waeren de contributien te betalen. | |
6 Woensd.Smergens vroegh quam ordre om te marcheren, en daerop een uer daernae reed van Peruwé in het leger, en̅ quam aen een klein casteeltje, daer de Con. dien avondt soude komen logeren, hebbende de voorgaende nacht op een ander geweest, en daer dese middagh gegeten. Reed naer dit eerste toe, maer konde het niet vinden, en̅ quam wederom naer het eerste. Att niet als een weynigh broodt en̅ dronck een glas seck. Verhaesten gaf mij een plaets om mijn tent te setten, van dewelcke men de heele stadt sagh leggen, en̅ konde met mijn verrekijcker de menschen daer sien, en̅ de wercken | |
[pagina 502]
| |
daer sij mede doende waeren; maer dese plaets wierd mij door Winsor met een tent, die hij quam daerbij setten, benaeuwt. Hebbende hieromtrent met mijn verrekijcker leggen speculeren met Myl. Portland en̅ andere, liet hij mij savonts vraghen door Dorp, sijn camerlingh, of ick niet een verkijcker voor hem t'over had. Ick excuseerde het daerop dat maer een en hadde. | |
7 Dond.Smergens hebbende berouw van dat gisteren die weygering gedaen hadde, sondt hem de verrekijcker met Damis, en bedanckte hij mij daernae voor 't huys van̅ Con. beleefdelijck en gingh met hem eten, daer noch verscheyde luyden meer waeren: de Graef van Oxenstern, Brigadier Salisch, l'Estang, Vredenburg, Gedepte te velde, Dijckveldt etc., tot 13 a 14 toe. Savonts was bij de Coning (Dopf en Keppel oock in de camer zijn de), en teeckende hij eeń brief aen de Raedtpensionaris, om hantgereetschappen gesonden te hebben naer 't Leger, tot 15000 toe, meest schoppen en̅ houweelen. De brief siende, vraegde wie die belast hadde, en̅ dat de ordre daertoe all gegeven was, daerop hem Keppel iets sachjes seyde, en̅ doen teekende hij se. Desen dagh sagh men, dat sij aen̅ wercken buyten de stadt sterck werckten. Ons canon en quam noch niet op, doordien (seyde men) dat de passage van̅ Sambre eenigsins door̅ ruinen van een brugh benaeuwt was, en dat men die niet had willen opruymen, om de vijandt niet wacker te maecken. Schreef aen mijn vrouw. Savonts hoorde in̅ tent van Hulst de meid, die somtijts de Con. camer schoon maeckte, en tot Ellemeten gewoont hadde. | |
[pagina 503]
| |
leven. Daer was een rouwbrief bij van̅ weduwe van de Heer van Bergen, Adv. van Zurch. In den Haegh waeren 3 Joden gehangen en een gegeesselt en̅ gebrandmerckt, van dat volck dat onlangs soo gestolen had. Had oock een brief vol miserabele klachten van Ide van Dorp. Men meende dat mergen een gedeelte van het grof canon en amunitie van Maestricht soude konnen arriveren. Was naemidd. in Isax tent, die hij in een afgehouwen broussaille geset hadde; daer quamen noch verscheyde menschen om te kijcken, het gesight naer̅ stadt daer goedt wesende. Wierd niet boven een schoot 2 a 3 uyt de stadt (gedaen). | |
9 Saterd.De Con. mij een brief aen̅ Regence van Dusseldorp hebbende doen belasten, bracht hem die smidd. te teeckenen, en deed hij mij met eenen brengen al de dingen die hij, van Rousselaer gaende, ongeteeckent gelaten hadde, en teeckende se. Was vrundelijck. Naer den eten sondt mij eenige papieren om te bewaren, het eerste in langhe. Betaelde mijn knechts 3 weken kost en huer. Den Ingenieur du Buy en ....Ga naar voetnoot1) aten smidd. bij mij. Men seyde dat daer noch veel deserteurs gekomen waeren. | |
[pagina 504]
| |
(welcke geweest is van̅ 6en woensd.) geschreven had, dat het noch al eveneens was met broer Christiaen, maer dat er verleden donderdach een schielijcke verandering gekomen was, soo men t'samen goedt gevonden had een Predict (Monsr Olivier) bij hem te halen, wesende een kennis van broer. Dat dese hem langh aensprack en een gebedt of twee voor hem dede, doch dat hij hem antwoorde op deselve manier als ick hem laetst had hooren spreken, en dat, wat men hem seyde of niet en seyde, hij van die opinie niet af te krijgen was, dat haer alle seer bedroefde. Dat voorts het die nacht soo slecht wierd, dat men mijn vr. smergens ten half vieren quam haelen, en dat, als sij daer quam, sij hem buyten kennis vond, en̅ dat dat soo duerde tot vrijdachs smergens, wanneer hij seer sacht ontsliep. Dat hij zedert mijn vertreck noch soo vermagert was, dat men het sich niet konde imagineren. Dat men meende hem toekomende donderd. te begraven. Dat men daernae sijn testament soude openen, daer men seyde Made de la Ferté mede in stondt, doch dat men soude moeten sien wat daervan was. Versocht mij de prebende van̅ overledenen voor Tien te eyschen. Bij dese brief was er een van suster Huygens, mij versoeckende de voorz. prebende voor haer oudste soon te eysschen. De voorz. brief van mijn vr. gekregen hebbende, was onrustigh om de Con. te spreken, en resolveerde het savonts te doen, als hij de depesches van de post soude teeckenen. Tot half 10en en langer gewacht hebbende, wierd eyndel. binnen geroepen, Keppel oock in̅ camer zijnde. De Con. sullende boven alleen eten, seyde, soo ick de papieren had losgedaen ‘Wel je hebt een verlies gedaen,’ en als seyde jae, seyde: ‘Hoe is het gegaen, en waervan is hij gestorven?’ Als hem dat uytleyde, gingh hij nae de eetkamer toe en seyde: ‘Laet de papieren hier, ick sal se je senden,’ Keppel seggende, dat hij daer sorgh | |
[pagina 505]
| |
voor soude dragen, en en passant, dat hem mijn verlies seer leet was, gelijck Dijckveldt mij den rouw in̅ thuys oock beklaeght hadde. Geen occasie gehadt hebben̅ in die korte tijdt om de Con. te spreken, gingh naer beneden, seer ongerust zijnde hoe ofte door wie het doen soude. Maer soo in mijn camer quam, quam Sam. Hulst met een Acte van de voorz. prebende voor een van̅ sonen van Pester geschreven, maer in blanco, seer slordigh, bij de handt van̅ vader, en̅ seyde dat Dijckvelt uyt de Con. naem belast hadde die te suppleren met de naem van̅ jonghe Pester, en begon met Sijne Hoocht, soo dat over seer langhe most geschreven wesen. Dit ontstelde mij vrij seer, begrijpende wel dat de Coningh al willens mij geene occasie had willen geven om hem dienaengaende te spreken voor ymant van onse familie, effecten van̅ kleine consideratie, die de Con. voor mij was hebbende. | |
12 Dynsd.Smergens hoorde dat de Gn̅ael Majr Testau savonts te voren de trenchees geopent hadde. Car. Hulst was bij mij, en sprack mij van de voorz. Acte, sich als verwondert houdende dat Dijckveldt, professie maeckende van mijn vriendt te wesen, dat werck soo buyten mijn kennis gedaen hadde. Smergens was de oudste soon van neef van Amelisweerdt oock bij mij, die de Majoors plaets van sijn vaders Regiment oock verbij was gegaen, en̅ aen Berkoffer gegeven. Hulst seyde mij, dat Mevr. van 's Gravemoer oock al eenige tijdt toesegginghe hadde gehadt van̅ eerste prebende die vaceren soude. Gingh in de naemiddagh bij Kien in sijn kleyn camertje, en vertelde hem het gepasseerde, en̅ seyde hem hoe de Coningh, doe hem die prebende versocht voor broer Christiaen, Papa daervan afstandt doende, hij mij vraeghde of die niet liever voor mijn soon soude hebben. | |
[pagina 506]
| |
Nae vele discoursen versocht Kien, hij mij 't selve presenterende, eenige opening daervan aen de Con. te doen. Hij binnen gaende dan dede het, en seyde dat ick daer voor was, en̅ de Con. over dese saeck versocht te spreken. De Con. antwoordende: ‘Ick sal hem daerover self spreken.’ Soo bleef dat daerbij dien avondt, en de Acte der minute, van Pesters handt geschreven, was op de naem van Sijn Hoocht, en̅ moet al voor de verheffinghe van̅ Con. geschreven geweest zijn. | |
13 Woensd.Car. Hulst smergens bij Dijckveldt geweest zijnde, seyde dat die ontkende die saeck voor Pesters gerecommandt te hebben, en̅ dat hij seyde liever te hebben, dat ick (de) prebende hadde als hij, hem geene obligatie hebbende. De voorgaende nacht was daer groot geschiet en dese mergen oock, naer een plaets daer de onse fascines brachten, om een batterije te maecken. Een Comte Piemontois at weder bij ons, genaemt ......Ga naar voetnoot1), en was een argh man, seer gereyst hebbende. Tegen den avondt quam Hennin, Secretaris van Portland, en had een deel seer kleyne briefjes, daeronder twee in cijffer geschreven, en quam mij vragen of ick raedt tot het ontcijfferen wist. Ick seyde, dat om te proeven soude moeten tijdt hebben. Hij seyde, dat daerover met Portland soude spreken, en̅ quam niet weder. Waeren aen̅ de Comte de Guiscar geschreven. | |
[pagina 507]
| |
cherende met 80 battaillons; dat hij tegen haer sich geretrencheert had en haer verwachtede. Dese tijdinge gaff een groot bedencken, wat van onse belegeringe soude konnen werden, indien Vaudemont quam geslagen te werden. Men seyde, hij bij sich hadde 50 battaillons, stercker zijnde als die van̅ Fransche. Daer waeren bij hem den Hertogh van Wirtenbergh, Ouwerkerck, ............... Was savonts bij de Coningh, die 17 sententien tot de galgh teeckende; Poortland en Keppel waeren in de camer. Naermidd. was de Fiscael van Wouw bij mij over die sententien. Gisteren of eergisteren was de Paymaster Hill, van Brussel komende met een convoy van 150 dragonders, noch een deel volck en wagens sich bij hem gevoeght hebbende, van een partije Franschen geattacqueert geworden, maer had hij sijn geldt gesalveert. Het convoy was gaen loopen, en̅ had niet gevochten. Van Wouw vertelde mij een schelmstuck van Symon Rooseboom, die aen Capn van Weppellen, gecondemnt om op 't schavot sijn degen voor sijn voeten gebroken te hebben, belooft hadde voor vijff ende twintich hondert gulden de clausule van infamie geen effect te doen hebben, hebbende aen Mispelblom, Procurr van van Weppelen, een verkeerde sententie voorgelesen. Smergens was Kien bij mij; seyde, dat 2 brieven van̅ ouden Pesters, buyten twijffel aen̅ Con. geschreven om Broers prebende te hebben, noch niet open gedaen waeren. | |
15 Vrijd.Smergens was Baersenburgh langh bij mij. Dese mergen waeren noch brieven van̅ Pr. van Vaudemont gekomen, die de Franschen noch wachte. Smidd. seyde men dat Athlone naer hem toe was. Men seyde dat de trenchees van̅ Brandenburgse te nacht weder wel geavanceert waeren, maer van onse zijde door de harde grondt niet wel voort en konden. Savonts quam een expresse van Vaudemont, met brieven, | |
[pagina 508]
| |
dat hij gisteren met sijn heele corps gemarcheert was tot dicht bij Gendt, en de Franschen geeschappt was, sonder iets te verliesen, daer de Con. seer van voldaen was. Had een brief van Santje, van 13e, dat broer sanderen daeghs soude begraven werden. De Coningh reed smergens uyt en att aen de andere zijde van̅ stadt. | |
16 Saterd.Betaelde mijn knechts tot desen dagh. De Con. att weder aen̅ andere zijde van stadt. Men seyde dat onse Ingenieurs onder malkanderen niet seer eenigh waeren. Sprack savonts met Ireton, om hier 1000 gl. te geven, die hij door̅ solliciteur Berkelbach in̅ Haegh aen mijn vr. soude doen betalen. Vraegde aen Hennin, hem bij geval bij mijn tent rencontrerende, hoe hij het met brieven in cijffer gemaeckt hadde. Seyde, dat die door Portlands last naer Engelt aen .......Ga naar voetnoot1) gesonden hadde. | |
17 Sond.De Con. en all sijn volck aten smidd. ten 11 ueren, en reed hij daer kort op uyt. Was seer heet weder. De jongste Keppel beklaegde mij aen tafel den rouw van broer Christiaen. Smergens sagh men een grooten brandt in Namen, door bomben of iets anders gecauseert. Men seyde, dat wij desen avond meer en̅ grooter canon souden krijgen. Was savonts bij Isac in S. tent, daer den ......Ga naar voetnoot1) Pallant mede was. Daer was een seggen dat de Comte de Guiscar, door ordre van Bouflers, te Namen in een soort van arrest was, en̅ uytging, maer sonder degen. | |
[pagina 509]
| |
. om savonts de vijandts wercken te attacqueren, ordre om . Pagny, Cap. van̅ Gardes, daervan zijnde, att smidd. bij ons. . Savonts was al doncker eer de attacque geschiede, Had smergens schrijven van S., die mij het testament sond van br. Christiaen, daerbij sijn goed maeckt aen sijne neven in capita, soo dat mijn soon daervan niet meer krijcht als een negende en br. Lodewijx sonen 5. S. schrijft, dat sij weder met pijn in̅ rugh gequelt was. | |
20 Woensd.Smerg. Baersenburg weder bij mij. Smerg. ten 7 ueren of soo, quam daer een stercke dondervlaegh en regen, goed doende tegen het stoff. Was seer heet. Tegen de stadt wierd niet sonderling gevordert. Savonts quam de Gruyter. Smergens Baersenburg. Seyde, dat Dixmuyden van Villeroy berendt was. Gaf aen Ireton over de 1000 gl. goudt en silver, te weten 38 Sp. pistolen, 19 Franse pistolen, 4 souvereinen, 200 rijxds, om aen mijn vr. in̅ Haegh in̅ eygene specien wederom te geven, en̅ sondt Iretons assignatie op de Sollicr Berkelbagh aen S. Naerm. J. Tondi. | |
[pagina 510]
| |
te schrijven, om van Leyden in̅ Haegh te komen, hij niet wel wesende, en̅ dr Lamort hem te veel sal volatile ingevende. Seght dat sij vernomen had, dat br. Christiaen Zeelhem eerst aen̅ oudtste soon van br. Lodewijck gemaeckt hadde, maer dat sich daerover beswaert vindende, de Notaris weder ontboden hadde, en de dispositie gemaeckt, als nu is. Dat suster Huygens haer versocht had aen mij te schrijven om de preuven (in plurali) van broer Christiaen te eyschen van̅ Con. voor haer oudste soon, maer dat sij haer geantwoordt had, dat geloofde ick die voor mijn soon soude eysschen, en daermede haer had afgeset. Kocht eenige caerten van Samson van een koopmantje in 't hooftquartier. | |
23 Saterd.Desen dagh wierd sterck op de stadt geschoten, en̅ nu eerst met dessein om een bresche te maecken. Was heet en schoon weder. Sat tegen den avondt een tijdt langh voor van Loons tent, en̅ praete met de gaende en komende man. De Coningh att weder niet thuys, quam te 7 ueren om in̅ voorbereyding te gaen. | |
24 Sond.Was smergens ten Avondtmael in Portlands Turcksche tent. Met den dagh smergens was daer een groot onweder van sterken regen en̅ windt, die de tenten bijnaer om waeyde, en duerde tot over 9en. Smiddachs wierd weder schoon weder. Uyt de kerck komende, noode mij Geldermalsem te gast, daer Vredenburg, de Gedeputde te velde, mede was. Oock Schutz, Envoyé van Cell, met sijn Secretaris. Tracteerde ons wel; wierden geen gesontheden gedroncken. Vredenburg vraegde mij, of niet en wist wat Dijckveldt in Hollt gaen doen was. Sprack van 't gerucht dat daer ging van dat de Con. naer Vlaenderen of elders soude gaen, als de stadt van Namen soude over wesen, en laten het werck van 't Casteel aen andere. | |
[pagina 511]
| |
Liet door S. Hulst 600 gl. geven aen de Pourvoyeur van̅ stall, die mij een briefje van assignatie gaf op .....Ga naar voetnootl), om het in den Haegh aen mijn vr. wederom te geven. | |
25 Maend.Smergens was Baersenburg en Kien bij mij. De Con. att buyten. Smerg was J. Tondi omtrent mijn tent; sprack haer niet. Naermidd. weder. Schoon en warm weder. Had brieven van mijn vrouw. Seght dat Tien beter was. Savonts quam de Con. laet thuys, soo dat geen apparentie siende om hem van de prebende voor Tien te spreken, vraegde hem aen passant of hij noch dien avondt teeckenen soude. Vraegde al gaende wat dingen daer waeren. Seyde dat er electien waeren, en hij seyde: Jae, dat teeckenen soude, en dat ick de papieren aen hem soude geven. Dit dede ick, maer hij teeckende niet. Bij de papieren had een memoritje geleght, daerbij de preuve voor Tien versocht. Een canonkogel viel smergens maer 8 à 10 passen van̅ Con., en quetste Mylord Silkirck met een stuck van een steen, daerop geschoten was. | |
27 Woensd.Smergens was eenigh gesegh van iets desen dagh te attacqueren, maer sprack men daer niet sterck van. De Con. att weder niet thuys. Omtrent half sessen hoorde men sterck met musquetten schieten, en wierdt bevonden het een groote attacque was, hoewel geseght wierd dat noch geen bresse met alle geschoten was in̅ stadts mueren, maer alleenlijck in een werckje, dat voor de mueren lagh omtrent de Porte St Nicolas. | |
[pagina 512]
| |
Smergens ten 5 ueren wierd seer sterck geschoten met canon. De Coning had brieven, en̅ was daer oock eene gedructe Relatie, van dat Myl. Barckley de stadt St Malo gebombardeert en de ⅔ parten daervan geruineert en̅ gebrandt hadde, en oock het steedje Granville. Daer was oock eenigh gesegh dat den Adml Russel hetselve te Marseille gedaen had. Was niet waer. Mijn vrouw in haer laetste brief schreef oock, van dat daer tijdingh was dat 12 Oostindische retour-schepen in Holland waeren ingeloopenGa naar voetnoot1), en 2 Fransche retour-schepen onderwegen hadden genomen. Dewijl wij de attacque van verre sagen, quam iemant seggen, dat men aen̅ Keurvorst had laeten weten, dat ons volck de contrescarp van Namen hadde ingenomen. | |
28 Dond.Naermiddach als al tegen den avondt op de hoochte in̅ struellen sat en keeck met de Gruyter, quam Geldermalsen bij mij, en seyde van een brief, die de Con. geschreven wilde hebben aen̅ Provintien, om de legerlasten te voldoen. Savonts, als die brief dede binnen geven (de Con. mij in 't voorbijgaen soo belastende se doen), leyde bij deselve en̅ andere papieren een memoritje, waerbij versocht dat hij aen mijn soon de goetheit moght hebben van te geven de prebende in St Catherine, die mijn broer gehadt had. De Coningh att desc middagh weder niet thuys. | |
29 Vrijd.Smergens, als de Coningh al uyt was, vraegde Kien aengaende de voorz. prebende, en Kien seyde mij dat hebbende de Con. geseght, dat ick geerne antwoordt soude hebben, die saeck aengaende, hij geantwoordt had: ‘Ick heb se al vergeven.’ Hij att midd. weder niet thuys. Naermidd. was J. Tondi bij mij. | |
[pagina 513]
| |
Daer was savonts een gesegh van eene te doene attacque, maer gingh weder af, en̅ de Coningh vroegh thuys komende, gingh vroegh te bedd, om sanderen daeghs vroegh te konnen op wesen. Kreeg smerg. met de post de Campanine van br. Christiaen, daerom geschreven hadde. | |
30 Saterd.De Con. heel vroegh uytgaende, begon de attacque op de hoochte, daer het Fort van Koehoorn lagh, en maeckte het volck sich in korte tijdt meester van̅ retrenchementen en wercken, die daerop laghen. Ons volck tegen commando avanceerde tot dicht onder hetselve Fort, en wierdt er daer een deel geschoten, die met mijn verrekijcker naeckt konde sien leggen. Naermidd. sat langh bij onse tenten naer de stadt en keeck, veel volx bij mij komende. | |
31 Sond.Had snachts sterck geregent, en̅ wesende de wegh naer onse eet-tent extraords glibberigh, viel, soo naer de kerck wilde gaen, en̅ mij vuyl gemaeckt hebbende, most wederom keeren. Men sprack van eene attacque, maer was geene. De tijdinge quam dat Dixmuyde, daer Ellenburg commandeerde, overgegaen was met een capitulatie, daerbij 'tgansche garnisoen prisonniers de guerre gemaeckt wierden. Regende den heelen dagh met buyen. |
|