Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij
[pagina 487]
| |
2 Dond.Naermidd. was tot suster van Nieuwerkerck, daer nicht Zypestein mede quam, seer verouwelijckt wesende zedert haer gesien hadde. Daernaer was tot nicht Sevenaer, die tot mijnent oock geweest hadde. Seyde mij, dat Jacoba Bartolotti noch met Boreel veel te doen hadde. Smergens was neef van Ooyen bij mij, voor̅ 2e reys afscheidt nemende naer Onsenoort. | |
3 Vrijd.Broer Chr. had de voorgaende nacht redelijck geslapen en̅ niet seer geraest; maer de doctoren, Liebergen en̅ van Wouw, vonden hem seer swack, en seyden dat hij sterck voedtsel moste nemen, of het niet soude konnen uytstaen. Savonts met mijn vr. voor sijn deur komende en seyde door sijn knecht dat, soo hem wilde sien in̅ uyterste miserie, ick konde inkomen, maer dat anders mij geluck op de reis wenschte. Was savonts afscheidt nemen van̅ Hr van̅ Lier, die beter hoorde als gedaen had. Te voren seyde adieu aen sus. | |
4 Saterd.Reed ten 1 ueren met mijn vrouw naer Delft, en gingh in̅ schuyt van éénen naer Rotterdam, daer aen 't veer broer Lodewijx koets vondt, en daermede naer sijnent reed. Was eerst langh bij suster, eer bij hem binnen geroepen wierd. Hij lagh op 't bedt, sprack swack, maer men konde hem verstaen; seyde noch al dat vele melancholique gedachten had over sijn huys en familie, als soude komen te sterven. Hij was van aensicht niet qualijck gedaen, maer beefde geweldigh. Sagh sijne vier jonghste sonen, waervan de jonghste seer kleyn bleef en eenighsins dwergachtig der uytsagh. De volgende nacht seylden. | |
[pagina 488]
| |
Voormiddach seylden dicht voorbij ter Goes. Was heet weder. | |
6 Maend.Snachts te voren ten 2 ueren gingen tzeil en de volgende mergen anckerden op de hoochte van Armuyden, en van daer met het volgende getij quamen ten 12 ueren voor Rammekens. Ten 7 ueren quamen aen 't Sas van Gendt, daer, in absentie van den Commandeur de Vassy, een ander Officier aen boordt quam, en deed ons 55 snaphanen tot convoy mede geven, en̅ wierden wij soo door peerden en̅ menschen getrocken tot Gendt. | |
7 Dynsd.Quamen daer vroegh in de mergenstondt, en omdat mijn peerden, die te lande quamen, niet gekomen waeren en̅ eerst desen dagh souden daer wesen, bleef dien dach in 't jacht, en gingh daer niet uyt dan een weynigh wandelen naer̅ marckt toe, maer om de hitte quam terugghe. Isac liet mij smergens vragen, of met hem naer 't Leger wilde rijden, maer bedanckte. Mijn peerden quamen in̅ naermiddach. | |
8 Woensd.Gingh omtrent 8en of ½ 9 met mijn calesch van Gendt naer het Leger, dat te Borsselen lagh, vijff ueren van Gendt, en̅ daer aenquam voor den eten. De Coningh was op de reveue van 't voetvolck, tot naermiddach ten 4 ueren. Logeerde tot de Pastoor, daer een redelijck fraeye thuyn was, en was, soo yder een seyde, van seer goedt humeur. Ick logeerde in een olyck boeren-huisje, daer geen glasen in waer̅en, dicht aen 't kerckhoff. De Gruyter quam mij daer ten eersten vinden, en̅ bleef mij dicht bij. Sliep op een van mijn knechts matrassen in 't voorhuys. Was gequelt met de lassitudo spontanea, en voorts doorgaens qualijck gesint over de dingen van mijn charge en̅ de sieckte van broer Christiaen, daervan de quellinge mij seer aenhongh. | |
[pagina 489]
| |
Sagh de Con. maer en passant, soo als hij met een Yersche dame, genaemt de Countess of St Gall en haer dochter sprack. | |
9 Dond.Snachts wierdt bij mijn huys veel gestolen. De Con. was van half achten weder op de reveue van 't voetvolck. Naer den eten, tegen den avondt, bracht hem eenige dingen te teeckenen, en̅ was hij ongemeen vrundelijck. Vraegde mij, hoe ick gekomen was, en̅ als seyde met een jachtje, vraegde wat jacht, hoe lang had onderwegen geweest, en̅ of niet bangh voor̅ capers was geweest; dat Odijck een caper in̅ Maes genomen had, en als ick seyde dat daerover geen groot gevecht geweest had, begon hij seer te lachen, en Keppel, die brieven toedeed, mede. Vraegde of mijn vrouw en̅ soon niet medegekomen waeren. Seyde, Hr v. Zuylichem hoe benje gekomen? | |
10 Vrijd.Smerg. was de Con. op de reveue van̅ cavallerie. Men meende, dat men sanderen daeghs soude marcheren; maer savonts hoorde men contrarie. Men seyde dat de vijandt te Fleuru gecomen was. De Gruyter bleef mij stadigh aenhangen en hoetelen met sijn malle praet en historien. Had veel verwellekomingen. | |
11 Saterd.Smiddachs aen tafel vertelde een jonghachtighen Engelsman, die alle daegh met ons att, dat de voorgaende nacht dieven onder den drempel van sijn huys hadden doorgegraven, een coffer opgebroken en hem over de 1500 gl. aen goudt hadden gestolen, met een goudt horologie. Desen Engelsman kende ick niet, sprack wel Fransch, Italiaens en Spaensch, hebbende in de landen daervan gereist. Smergens ontboodt mij de Con. en gaf mij wat te doen. Voelde alle dese dagen de lassitudo spontanea, en daervan een effect, dat met mijn vierslagh geen vier konde slaen, de Gruyter en Baersenburgh het gemackelijck doende. | |
[pagina 490]
| |
De marsch stondt vast tegen mergen. Carel Hulst seyde mij, dat Samuel, op een jacht zijnde naer Gendt, door het overgaen van het zeil beseert was; dat evenwel desen avondt hem hier verwachte. Hoorde van̅ Cor. Arents dat Louis Zuerius, hebbende seer veel schulden bij de compagnie gemaeckt, daervan was banquroet gespeelt, en̅ men niet en wist waer hij heen was, en sijn vrienden haer met hem niet wilden moeyen; had anders goede reputatie in den dienst. Gisteren en van daegh begon het te regenen, gelijck het op den dagh van St Medart, den .. deses, mede gedaen hadde. | |
12 Sond.Reed smergens ten 5 ueren van Aerselen over Thielt naer Rousselaer, daer eerst ten half achten aenquam, hebbende met de coetsen van̅ Con. seer dickwils moeten stille houden, om naeuwe en̅ quade wegen, overall met fagots gemaeckt. Logeerde te Rousselaer weder in 't huys, daer verleden jaer geweest was, tot een notaris, die 10 kinderen had, die doen alle thuys waren, een meisje van elff jaren van Doornick mede thuys gekomen wesende. Soo ras als aenquam hoorde, dat mergen vroeg (eerst wierdt geseght snachts ten 12 ueren) weder souden marcheren. Att den ganschen dagh niet als een weynigh droogh broodt. De Gruyter, aen wie savonts te voren geseght hadde dat S.M., alvorens over sijn saeck aen̅ Keurvorst te schrijven, aen̅ Prins van Vaudemont most spreken, ging smergens uyt, sonder mij te spreken, en vernam hem desen dagh niet weder. Regende smergens een weynigh, maer claerde daernaer weder op. | |
[pagina 491]
| |
naemt ......Ga naar voetnoot1), Heer van Bekelaer. Was groot en op de moderne manier gebouwt. Ick was gequartiert in̅ capelle, daer een autaer stondt en̅ daerop eenige reliquien. De Con. uytgaende en de deur van̅ mijn capell open staende, speculeerde wat, en als hem sagh lachte. Had een brief van mijn vrouw. Schrijft, dat het met broer Christiaen niet arger was, zedert hij begonnen had geytemelck te drinken. Dat men in̅ Haegh weder veel van een vrede sprack, en̅ dat de Con., uyt den Haegh vertreckende, geseght hadde dat dit de laetste campagne soude wesen. Dat Wiljet met het jacht noch niet wederom gekomen was. Was droogh maer seer koudt weder. Gaff aen̅ hospes, te Rousselaer, 3 gl. | |
14 Dynsd.Smergens quam den Heer van 't huys met Isac, om eene sauvegarde voor 't selve; was, of scheen te wesen, omtrent 25 jaren oudt. Seyde, sijn naem te wesen de Woetsine, Marquis de Becelaer, en̅ dat de Franschen met de capitation, nu laest geintroduceert, de qualiteit van Marquis hem tegen sijn danck hadden opgedrongen. Dat sijne voorouders dit goedt van Becelaer over 340 jaren hadden beseten, in̅ tijdt selve als een Coningh van Engelandt meester van het landt was. | |
15 Woensd.Naermidd. gaff selve aen̅ Hr van Becelaer de sauvegardes voor sijn huys gratis, hij bij mij komende. Smergens was de Gruyter bij mij, naermidd. weder; had met de Prins van Vaudemont gesproken, die hem geseght had met mij of Geldermalsem te spreken. Savonts was geen ordre voor de marsch, en had Keppel aen ymant gesproken, al of men hier noch wel eenighe daghen soude mogen blijven, schijnende al of de Keurvorst met sijn leger wel iet soude mogen ondernemen, en̅ de Con. hem appuyeren. Een van mijn bast-peerden, soo mij Dirck, mijn coetsier, | |
[pagina 492]
| |
al gisteren seyde, was gedruckt, maer niet seer swaer, gelijck oock desen avondt bevondt, het wesende gaen sien. | |
16 Dond.Smergens niemant van mijn knechts voor den dagh komende als Daniel, ten half 10, hoorde van hem dat Damis sieck was en een colicq had, daervoor hij eenighe pillen ingenomen hadde, die bij sigh had; dit dede mij voor groot ongemack vreesen, indien quam te continueren, zijnde soo verre alle plaetsen daer hem soude konnen naer toe senden. Smergens waeren Sayers en̅ Kien in mijn camer; seyden dat daer brieven uyt Engelandt waeren, maer geen nieuws. Sondt de bode Visscher aen van Loon, om naer Damis te komen sien. Savonts was bij de Con., die teeckende, onder anderen een brief van recommandatie aen de Keurvorst voor de Gruyter, in sijn saeck tegen de weduwe van Meestraten. Was vrundelijck en vraegde mij, hoe de Gruyter in sijn saken en met sijne middelen stondt, en of sijn vrouw noch leefde. Seyde dat hij arm was, en̅ hier snachts in de broodt-wagens sliep. Naermidd. hoorde men sterck schieten. Sam. Hulst quam weder. | |
17 Vrijd.Was Damis weder beter, en quam smergens dienen. Kreegh een brief van mijn vrouw. Schrijft dat broer Christiaen weder argher als te voren was, en weder 2 a 3 dagen veel gemaelt hadde. Dat hij nu eene imaginatie had dat men hem vergift in sijn eten wilde doen, en̅ daerom niet eten wilde. Dat hij soo mager wierd dat niet te begrijpen was hoe een mensch soo leven konde. Naermidd. liet mij de Coningh haelen, en̅ belaste mij een deel dingen te schrijven, en seyde dat mogelijck desen avondt soude teeckenen; maer dede het niet. De Gruyter blijvende in mijn camer sitten van elff uren, en weder de gansche naermiddach, importuneerde mij, en | |
[pagina 493]
| |
sagh wel dat hij geduerich aen Isax tafel komende met mij sitten, hem oock in̅ weegh was. Men seyde, dat de Franschen desen dagh gevreest hadden voor eene attacque. | |
18 Saterd.Naermidd. praete een tijdt langh met de Prins van Anhalt, van selff bij mij komende op de brugh van 't huys. Smergens was den Heer van 't huys bij mij, over de exemtie van contributien, die hij meende te versoecken. Naermidd. was Cor. Pallant bij mij over een request, die hij meende te presenteren tegen een gedeserteerde soldaet. | |
19 Sond.Smergens was besigh met brieven en̅ dingen te schrijven, die de Con. door Keppel aen̅ clercken had doen ordonneren. De Gruyter had ergens buyten gegeten. Naermidd wandelde met hem de lange laen voor het huys uyt, en voelde seer de lassitudo spontanea op het eynde. Naermidd. was de Hr v. Besselaer al langh bij mij, over sijne exemtie, altoos sprekende: de me temoigner sa reconnoissance. Desen dagh seyde men, dat men voor de Knocke seer sterck had hooren schieten. Andere seyden, dat men mergen dat fort soude attacqueren. | |
20 Maend.Smergens was Gastigny bij mij. Naemidd. was de Hr van Geldermalsem bij mij, over 2 brieven, die de Con. most schrijven aen de Raedt-pensions en de Secretaris Slingelandt, om de betàlinghe van de Provediteurs te recommanderen. Savonts was bij de Con., die een menighte brieven teeckende, en̅ omdat er soo veel dingen waeren, noch een deel ongeteeckent liet. Had een brief van mijn vr. v. 18en. Schrijft, dat broer Chr. van die weeck van seer quaedt humeur geweest was, en dat, als sij hem wilde persuaderen om een Predicant bij hem te laten komen, hij begon te vloecken en te raesen. | |
[pagina 494]
| |
Men seyde, dat aen̅ Cnocke sterck gevochten wierd, en̅ veel volx van beyde zijden doot bleeff. Savonts nae den eten was de Hr v. Besselaer en̅ Kien in mijn camer en̅ te voren de Gruyter. | |
21 Dynsd.Smiddachs at eenen .....Ga naar voetnoot1) Pool bij ons, die langh aen 't Hoff van Vrieslandt geweest had. Seyde, dat de Pr. v. Vrieslandt 6 sonen en̅ een dochter had, en sijn vrouw alle jaer in̅ craem lagh. Dat van der Waey en̅ de Villers de Pr. van Vrieslandt leelijck om den thuyn geleidt hadden. | |
22 Woensd.Smergens vertrock de Gruyter, savonts te voren bij mij zijnde geweest, en mij gevraeght hebbende om geldt, dat hem kort afseyde. Seyde, dat hij maer ½ ducaton meer bij hem hadde. Smergens was de Bruyn bij mij met modellen tot de tapijten van Breda, door Simonis gesonden. Seyde hem, dat aen Myl. Portland soude seggen, dat het best soude wesen dat de schilder in Engelt quam, als de Con. daer soude wesen, alsoo de veranderingen, die men elke mael begeerde, te veel tijdts vereysschen soude, de Con. in Engelt zijnde en̅ de schilder in̅ Nederlanden. Van Loon seyde mij en passant, dat hij noch der qual. aen was met sijn borst, en daerbij noch een soorte van een hernia gekregen hadde. Savonts de Baron van Besselaer bij mij zijnde, plaegende mij noch al met sijn sollicitatie. Savonts gingh met hem wandelen omtrent sijn huys en̅ in sijn thuynen, die seer slecht waeren; quamen daer nae bij Isac, in een thuynhuysje logerende. Had smiddachs 2 a 3 gasten gehadt: de jongste Coljear, Beuckelaer en noch, en daerbij een schotelwaster, en̅ noch een meisje van 10 of 11 jaer, dochter van een andere schotelwaster, die hij seyde te willen | |
[pagina 495]
| |
wedden dat in een jaer of zes maenden geen maeght meer soude wesen. | |
23 Dond.Smergens den Heer van 't huys weer bij mij. Vertelde dat hij, te Parijs in̅ Academie wesende, een maitresse gehad hadde, genaemt Made d'Alesseau, gesepareerde vrouw van een Conseiller. Dat die, een sware sieckte krijgende, sij hem bij de 80 duysent gulden aen juweelen, geldt en assignatien had in handen gestelt, om mede te doen wat hij soude willen, maer dat sij, opkomende, hij haer alles wedergegeven hadde. Dat dit omtrent de 10 jaren geleden was, en̅ sij, haer man zedert gestorven zijnde, weder hertrouwt was. Smergens was noch bij mij mr Menard, Fransche Predicant. Seyde dat mr de Marez daer seer qualijck aen was van een overval van steen en̅ graveel; en dat de Coningh al over 2 a 3 dagen geseght had dat men meende hij al doot was. Was savonts bij de Coning, die een deel dingen teeckende, en̅ doordien het seer laet wierd, belaste dat men mergen de rest soude brengen. | |
24 Vrijd.Men hoorde niet meer van̅ belegeringh van̅ Cnocke, en̅ men seyde dat het canon, dat daer voor was gebracht, weder afgevoert was, en sommige meenden dat de belegeringh maer een feinte geweest was. Van Diest, Keurvorst-Brandenburgsche Raedt, att met ons smiddachs, en̅ Isac tracteerde hem met veelerhande liqueurs en ratafias. Naer den eten voor 't huys noch met hem praetende, seyde seer te verlangen om koolen te mogen gaen planten. Was niet bij de Con., hoewel Besselaer mij seer importuneerde om sijne exemtie van contributie geteeckent te hebben, mij niet met vrede latende, biddende en flatterende etc. Had een brief van mijn vrouw van̅ 22en. Schrijft, dat | |
[pagina 496]
| |
het met broer Christiaen eveneens was, en geen apparentie van beterschap. Arm mensch! Dat haer vertelt was wat voor een hoerevooght de oudste Hulst was, en hoe veel geldt hij met sulck volck spendeerde, en̅ dat de menschen niet en wisten hoe ick hem noch dorst vertrouwen. Dat de vrouw van 's Gravemoer dien achtermiddagh met al den treyn bij haer quam spelen. | |
25 Saterd.De Prins van Vaudemont was den ganschen dagh bij de Con., en kost ick niet bij hem komen. Savonts wandelde de laen genoeghsaem ten eynde, maer had weder al de lassitudo spontanea. Van verscheide kanten hoorde men van een notabele victorie der Spaenschen tegen de Franschen in Catalonien, daer 4000 man op de plaets soude gebleven sijn, en een seer groot getal muylesels met bagagie genomen. | |
26 Sond.Was smergens niet uyt en gequelt met den Heer van Besselaer. De Prins van Vaudemont was weder den ganschen dagh bij de Con., en kreegh geen bescheydt, als mij had laten aengeven. Sprack met Carel Hulst om pertinente lijsten van uytgegeven werdende sauvegardes te hebben, die sij mij geckelijck opgaven. Naermiddach was Besselaer al weder langh (bij mij), gelijck smergens oock geweest was. De Con. sondt mij twee brieven van̅ Admirten van Zeelandt en̅ de Maze. Was seer heet weder. | |
27 Maend.De Prins van Vaudemont was den heelen dagh bij de Con. Geldermalsem was smergens bij mij, en̅ teeckende ick een deel brieven aen, die de Con. wilde geschreven hebben, gelijck ick die gereedt maeckte; maer konde niet binnen komen, hoewel mij dede aengeven en het postdagh was. Tegen den avondt wierd al de bagagie weghgesonden, | |
[pagina 497]
| |
gelijck ick mijn karr daer oock mede liet gaen; ging nae Rousselaer, om sanderen daeghs weder bij ons te wesen. Soo aten savonts in de lucht, hoewel koudt weder was. Was naermidd. chagrin. Had een brief van mijn vrouw. Schrijft, dat noch als te voren met broer Christiaen was, behalven dat in 3 a vier dagen soo niet gemaelt en had. Dat den ouden Nyvelt doot was, en̅ soo men seyde van chagrin gestorven. Hij had willen gedeputeerde te velde wesen, en was gebrouilleert met de Raedtpensionaris. Hoorende naermidd. dat de Con. van ons soude gaen, dede de Con. savonts vragen door Myl. Portland wat ick doen soude, en die seyde mij dat, soo ick kon, met de Con. soude gaen, de Con. seggende dat ick met mijn cales wel 10 ueren daegs konde doen; vraegde of mijn bedt daerop konde mede nemen, en als seyde van neen, seyde dat dan met de bagage konde gaen. | |
28 Dynsd.Savonts te voren ordre geschreven zijnde tot de marsch naer Rousselaer, was al te half drien op. Myl. Portland bij geval op het plein van het huys mij ontmoetende, soo als besigh was om te sien wanneer de koetsen van̅ Con. souden rijden, sprack mij aen, raede mij bij sijn Regiment Gardes te blijven, gaf mij een ruyter mede, die mij daerbij bracht, en noode mij smiddachs te Rousselaer ten eten, daer voorm. quam, en tracteerde seer wel. Onder anderen was daer mijn Heer van Diest van̅ Keurvorst mede. De Coningh vertrock een weynigh naer ons met die hem volgden. Wij quamen naermidd. te Rousselaer, als geseght is; daer logeerde in mijn oudt logement tot een man, die brouwer en̅ Notaris was en 10 kinderen had. Gaff de vrouw een rijxdr. Sliep wat in̅ naermidd. | |
[pagina 498]
| |
oudt logement, bij 't kerckhof, daer een redelijck fraeye vrouw, had 2 kleyne kinderen, de man een Griffiier. Rencontreerde Kien, die keef met spijsmaker, die hem geseght hadde, en mijn oock seyde, dat hij geen middel had om te eten te geven, geen gereetschap om te koken bij hem hebbende. Smidd. als aen hem sondt om wat koudt eten, liet mij seggen dat er eten wesen soude in sijn logement, daer wij dan aten met Menard en .....Ga naar voetnoot1) een van̅ Engelsche Chaplaines, een potage maigre op tafel staende, in een groote aerde roode schotel. De vrouw van mijn huys vertelde mij, dat er groote menichte van menschen te Nevelte gestorven waeren van rasende koortsen, daer geen remedien tegen geholpen hadden. Gaff haer een rijxdr, daer scheen wel mede te vrede te wesen. Gingh vroegh slapen. | |
30 Dond.Marcheerden vroegh en quamen omtrent 10 ueren te Gendt, daer de wagen-meester van onse treyn, een jongh man, seyde, als wij op de marckt stonden, dat men daer wel lichtelijck tot half 3 soude staen. Reed daerop met alle mijne peerden naer den Gouden Appel, mijn oudt logement. Att daer met 5 a 6 andere. Onder andere vondt daer de jonghe Nyveldt, die de Con. op de wegh gesproken hadt en weder naer̅ Haegh gingh. Seyde hem dat mijn vrouw soude goeden dagh seggen. Aen tafel sittende quam men mij seggen, dat het convoy al in marsch was. Stondt op en volgde het; kreegh het omtrent ½ uer van Gendt. Quamen eerst ten ½ achten in 't quartier te Zeele, een seer groot dorp, 7 ueren zijnde van Nevelte, alwaer komende, weder eenighe haspelingh hadde met de kleyne Engelsche fourier, die geseght hadde dat geen staet op mij gemaeckt hadde, maer alleen op mijne bagagie, om die te logeren (hoewel daernae dat weder ontkende). | |
[pagina 499]
| |
Mr de l'Estang deed mij door mr Saumaise seer beleefdelijck ten eten versoecken, en tracteerde mij extrs wel en met seer lecker eten. Was te Gendt in̅ winckel, daer in 't voorjaer kanten gekocht hadde. Savonts bestelde mij logement tot ......Ga naar voetnoot1) vrouw, daer 2 jonghe meissens van dochters waeren, seer goedt en̅ beleeft volck. Op de wegh konde mijn eene peerd niet meer voort, viel op de grond en was als 't cruys gebroken had. |
|