Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij2 Maend.Smergens was mr Rose hier en sagh mijn papiere-kunst. Quam meest, naer ick sien konde, om wat te handelen, en̅ mij sijn dingen aen te presenteren. Gingh ten 4 ueren tot sijnent, en kocht daer omtrent voor 6 ℔ sterl., maer gaf hem in betalinghe omtrent 1 pistool aen goedt, dat ick uytgeschoten hadde. | |
3 Dynsd.Sylvius en Tempion aten smidd. bij mij, en̅ verhandelde ick aen̅ laeste mijn hangende repeating clock tegen een goudt horlogie, gevende hem 6 pistolen toe. Tegen den avondt was te Kinsinghton, en̅ teeckende de Coningh eenighe weynigh dingen. Was vriendel., vraeghde of geen nieuws uyt den Haegh hadde; seyde dat een brief van de Hr van̅ Lier hadde, maer geen nieuws daerin. Had een korte brief v. mijn vrouw, en̅ was broer Christiaen noch al even eens. Desen dagh had Sr Thom. Coocke beginnen te confes- | |
[pagina 479]
| |
seren aengaende de Bribes, die hij van 't geldt van̅ Oostindische Compagnie gegeven hadde: onder anderen had eenen Fire-brass over de 30000 ℔ in handen gehadt, en fierement geantwoord, als men hem examineerde. De vr. v. Gendt en joff. Margte van Gendt waeren nae mij vragen, maer excuseerde het op Kinsington. | |
4 Woensd.Smerg. was Sylvius bij mij, en̅ seyde dat Boision soo goedt als ley en sterf. Naermiddach was tot de vrouw van Ouwerk., daer Myl. Kinkardin vond. Daernae quamen daer de vrouw v. Gendt met haer schoonsuster joff. van Oosterweel, en̅ begosten wat te seggen van dat ick haer visite geexcuseert had, en̅ geseght dat ick sanderen daeghs thuys soude wesen, maer gingh soo al lachende door. Daernae was tot nicht Becker, die met de Hr van Zuylestein en Cap. Souse a l'hombre speelden. Ick was bij de oude tante en̅ Mevrouw Plot en̅ n. Vernatti, die mij tegen saterdach te gast noode. | |
5 Dond.Sylvius at hier smidd., en̅ gingh naermidd. om de waarheit van Sr Thomas Coock sijn saeck te hooren. 't Parlament scheyde eerst ten 6 ueren. Was tegen den avondt tot Made de Neufville, en thoonde haer de printen, die van mr Rose laetst gekocht hadde. Daer was oock eenen Philippe, die seyde van̅ Rosecroys te wesen, oock de Marquis de Hencourt etc. | |
6 Vrijd.Was voor de midd. tot Tampion en bracht hem het repeterende horloge, dat hem op 't nieuwe goude most toegeven. Liet mij sijne nieuw gemaeckte barometers sien. Was savonts te Kinsinghton, en de Con. mij door Kien hebbende doen vragen of iets van importantie of haestighs hadde om te doen teeckenen, als seyde niets als de Leenmannen van ......Ga naar voetnoot1), stelde het teeckenen uyt tot de naeste post. | |
[pagina 480]
| |
Hadde omtrent ten 5 ueren Daniel van halfwegen Kinsington terugh naer Londen gesonden, om mijn sleutels van Kinsington, die hij vergeten had mede te nemen, te halen. Hij miste mij onderwegen door sijn botticheit, en̅ quam niet eer als ten 11 ueren naer mijn te Londen, dat mij inquietude gaff. Sylvius was bij mij eer ick nae buyten gingh. De saeck van Coock trotteerde noch even sterck. Sayer seyde, met Yreton gesproken te hebben om een ticket voor mijn twee peerden. | |
7 Saterd.Was smergens bij de vr. v. Zuylesteyn over de reys. Isac liet mij vragen of goedt bij de Con. bagage wilde doen, en sondt daer een groot coffer met wolle goedt, en 't portefolie met mijn papiere konsten, dat in̅ Con. kelder brachten, en wierd daer van wegen de costume gecachetteert. Att smiddachs tot Vernatti, daer Mevrouw Creitsmar oock was. Was wat suff over de moeyte en ongemack van 't packen en gereet-maecken. Seer swaere regen tot 4 uren naermidd. Van Leeuwen, den dispensier, seyde mij in 't Parck, dat daer noch goedt soude ingescheept werden toekomende maendagh. Van Leeuwen had gehoort, dat Myl. Carmarden 5000 ℔ van̅ East-indian Company getrocken had. | |
8 Sond.Smerg. besigh met mijn boeck-koffer te packen. Mijn een peerd had den droes zedert gisteren, en konde het niet besigen. Savonts was tot Made de Neufville, die haer meydt, la Picarde, gisteren had wegh gejaeght, over stout spreken. De Marquis de la Muse was daer. Boision was seer slecht, en gecondemneert bij de doctoren, had evenwel een sack met geldt, dat van Myl. Rennela ontfangen had, en̅ die men van sijn bedt wilde | |
[pagina 481]
| |
doen nemen, om hem niet te incommoderen, tusschen sijn beenen gesteken, hoewel elcke reys in sijn bedt kackte. Mr le Bas had geseght, dat hij hem nu een dingh geopenbaert had, dat hem nooyt had willen segghen. Had sijn testament gemaeckt. | |
9 Maend.Smerg. was noch al besigh met schicken, aenteeckenen en̅ betalen. Gaf Kitzon 't geldt van̅ peerden en van 't staen van̅ koets, en seyde hem dat over de 11 shill., die hij mij in rekening bracht, daer ick die volgens sijn eygene quitantie betaelt hadde, soude spreken met Wiljet. Voormidd. was Sylvius hier, en̅ gaff mij een plaets in̅ Mews, voor mijn koets. Sonnius att met mij, ick hem hebbende doen halen. Gingh met hem en̅ de Baron de Neufville, die mij mijn rotting weder brocht, die tot sijnent had laten staen, naer 't logemt van eenen Sehu, die quinquaillerie maeckte en verkocht. Was niet thuys. Tot sijnent logeerde eenen Philippe, een slecht schilder; had een deel slechte copyen staen, die niet weerdt en waeren, en̅ die Neufville admireerde. Sonnius gingh wegh als thuys quamen, Neufville blijvende. Doen quam Sylvius en̅ seyde, dat omtrent de middagh Boision gestorven was. De Capn van 't jacht was bij mij; seyde, dat wij 4 Hollantsche en 10 Engelsche oorloghschepen met ons souden hebben. | |
[pagina 482]
| |
gestorven was, hebbende een sack, daerin sijn geldt, tusschen sijn beenen. Smergens was Neufville bij mij, willende het pensioen van Boision solliciteren, sonder eenige apparentie. Made de Neufville seyde, dat de vader van Myl. Galloway, of den ouden Ruvigny, een bastaerd soon van̅ Duc de Sully geweest was. | |
13 Vrijd.Smerg. had Sylvius en smidd. te gast. Quam ten ½ 7en. Gingh met hem met een hacqueney naer Kinsington. Dese middach prorogeerde de Con. 't Parlament; de saeck van̅ Hertoch van Leech bleef in state als was. Hij hadde se geerne afgedaen gehadt, apparent omdat Camerling, die de 5000 ℔ voor hem van̅ Oost-inde Compagnie ontfangen had, wegh was (apparent op sijn ordre), en̅ soo geen positif bewijs tegen hem soude hebben konnen geven. Bath en Firebrass en .....Ga naar voetnoot1) souden tot de naeste sessie in̅ Tour blijven. Tot de Regencie in̅ Con. absentie waeren gestelt 7 personen: de Lord Keeper, de Lord Godolphin, Lord Pembroke, Lord Devonshire,Ga naar voetnoot2)... Was op 't Hoff, maer savonts ten 11 ueren liet de Con. seggen, dat dien avondt niet teeckenen soude. | |
[pagina 483]
| |
Was sav. tot Made de Neufville, nicht Becker en Mevr. Plot niet thuys hebbende gevonden. Kreeg een brief wederom aen mijn vrouw, de post de voorgaende nacht door ordre van̅ Con. niet vertrocken zijnde. Besprak een paravoor voor 25 schell., om dat sond. geen boates te krijgen waeren. | |
15 Sond.Het regende van vier ueren, dat met de boot vertrock naer Gravesend, tot 7 ueren, dat te Woolsey quam, konnende om het getijde en̅ de stercke regen en̅ windt niet verder komen. Hadden om deselve stercke windt geen tilt over de boate. Logeerde in een alehouse. Smerg. was Golstein bij mij om sijn Acte van Majoor van Steenbock, maer was noch niet geteeckent. Was de gansche mergen met packen besigh. | |
16 Maend.Gingh smergens met de boot voort omtrent half vieren, om reden van 't getij, en̅ voeren over de 3 ueren in stercke regen en̅ windt, all sonder tilt (wesende het weder koudt), en quamen te Gravesend, daer weder (als het voorgaende jaer) logeerde in het Posthuys, achter uyt komende op de rivier, deselve vrouw en Mary Browne, haer meidt, daer noch zijnde. Golstein schreef om sijn Acte voorz., die hem sondt gratis. Deed daerbij het restablissemt van Cor. Rechteren. Hulst quam van Londen en seyde, de Coningh komen soude soo ras de windt diende. Wilde naermiddagh wat gaen wandelen in̅ groote straet van Gravesend, maer vondt die soo moeyelijck en de steenen soo scherp, dat blijde was weer thuys te zijn. De windt draeyde naer de midd. wat naer 't Westen, maer liep tegen den avondt weder N.O. met koudt en regenachtigh weder. Voelde zedert acht dagen een exteroogh aen̅ binnenzijde van mijn kleine tee aen̅ rechter voet, komende apparentelijck door het perssen van een oignon, die aen̅ bal van die voet hadde, een restant van de jicht wesende. | |
[pagina 484]
| |
17 Dynsd.Smergens ten 4 ueren wierdt wacker van eenighe canonschoten, die van Tilbury-fort quamen, en meynde in 't eerst dat seyn-schoten moesten wesen, maer schijnt van voorbijvarende schepen waren. Had mijn meyssens en knechts opgeroepen. Was vuyl en regen-weder, en altoos N.O. windt, hard waeyende. | |
18 Woensd.Smergens op mijn bedt kreegh brieven van̅ 3e en 7e Mey, en noch van̅ selve 7e savonts te negen ueren. In die van̅ 3e schrijft, dat broer eer arger als beter was, en̅ dat, soo in korte geen beterschap quam, men niet wist hoe men 't met hem stellen soude. Van̅ 7e seght, dat, soo gesonden hebbende tot de Rekenmr Lanschot, men haer had komen seggen, dat hij doot kranck leyde en buyten hoop van opkomen was, en 't selve in noch een postdatum van dien dagh, savonts te 9 ueren. De Griffr Schuylenburg schrijft mij hetselve van den 6e Mey, en dat mij dat laet weten, om in tijts tot sijn plaets te konnen de Con. recommandatie krijgen. Al dese dingen maeckten mij mijn hooft seer warm. | |
19 Dond.Smergens schreef aen̅ Con. een brief, om recommandatie voor mij tot het Reken-meesterschap, en̅ mede eene aen Myl. Portland, daerin segge, dat wensche de Con. met de post van mergen aen̅ R. Penss of Schuylenburg wilde schrijven, en sondt dese brieven met de bode Soestbergen, smidd. ten 1 ueren. Was, gelijck gisteren, vuyl, nat en koudt weder, en was niet uyt. De windt altoos N.-Oost. De voorz. brieven te schrijven, daermede dan indirectelijck afscheidt versocht, het werck van de Rekencamer geluckende, maeckte mij al wat emotie; maer de tijdt en̅ de vrees dat de Con. mochte door andere recommandatien geprevenieert werden, presserende, dorste het niet uytstellen. | |
[pagina 485]
| |
dat mijne voorz. brieven gisteren avondt ten 7 ueren aen de Con. en Myl. Portland bestelt hadde. Betaelde mijn verteringen aen̅ waerdin, tot gisteren avondt incluys, met 3 ℔ 6 shill. 11 pence. Soestbergen seyde, dat gisteren avondt een koets was geplundert bij Barclay-house. | |
23 Maend.Smergens met den dagh waeren in zee; maer eer daer quamen raeckten met het bovenste van onse mast aen een ander grooter schip vast, en was daer een groot geschreeuw. Zeylden den ganschen dagh. De voorgaende nacht raeckte oock het schip van̅ Lt Admirael Rooke, die de schepen van onse escorte commandeerde, vast op de Galpard, en mosten al de schepen daaromtrent blijven bijhouden, dat mij sieck maeckte; duerde een half uer. Was een schip van 90 stucken. | |
25 Woensd.Mijn vrouw verhaelde mij de miserabelen staet, daer br. Christiaen in was, dat mij seer melancholicq, maeckte. Daer scheen rechte uytsinnicheit onder sijn sieckte te loopen. Smergens was broer v. St Annelt tot onsent. Naermidd. was met mijn vrouw tot broer Christiaen, die in een seer slechten staet vondt. Klaegde seer over pijnlijckheit in | |
[pagina 486]
| |
sijn lijff en̅ over het doorleggen van sijn vel, daer voor vreesde, maer wierd geseght dat noch geen noodt en had. Mijn vr. vertelde mij, dat men hem alle instrumenten, daermede hij sich soude hebben quaet doen, hadde ontnomen, hij sich met gebroken glas hebbende beginnen te snijden, en̅ oock met spellen te steken, en̅ eens een marmere knicker in sijn keel hebbende gesteken. Dat daerdoor sijn knecht eenigh gereutel aldaer hoorende, en daerop toeschietende, met kloppen op sijn rugghe die daer weder uyt gekreghen hadde, hij selve seggende: klopt hard. Had mymerijen somtijts, en imagineerde sich menschen te hooren spreken, die daer niet en waren, en seyde, dat de menschen, hoorende van sijne opinien en̅ sentimenten omtrent de religie, hem souden verscheuren. Alle de hope hierin was, dat dese als aen een uytsinnigh mensch niet souden geimputeert werden. Schreeuwde somtijts luy uyt en seyde godloose dingen. Smerg. suster van Nieuwerkercken. | |
31 Dynsd.De Coningh gingh van Zuylestein naer 't Loo. |