Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij
[pagina 441]
| |
4 Dynsd.Was in Engelandt kersmis, en was in̅ duytsche kerck ten avondtmael. Hoorde daer Rottermont etc. seggen datGa naar voetnoot1) .... De Koning sondt mij door Kien een brief, aen hem geschreven door̅ Keurvorst van Beyeren, om die te copieren en̅ de copye met het origineel boven te senden. Was over een propositie door .......Ga naar voetnoot2) aen hem gedaen door ........Ga naar voetnoot2) aengaende eenige lichtingen, die de Con. niet en hadde geapprobeert. Was in seer submisse termen en vol van respect. | |
[pagina 442]
| |
6 Dond.Smergens seyde Marie, gehoort te hebben dat de Coningin veel beter was en geslapen hadde. Sylvius att bij mij met Sonnius, seyde dat de Conn niet beter was; dat sij wat bloedt van onderen quijt geworden was, en̅ oock uyt haer keel. Betaelde aen Sonnius 52 ℔ sterl. voor papiere konst, in de vendue tot Walton, die in̅ voorgaende Novemb. etc. gekocht hadde. | |
7 Vrijd.Marie quam smergens voor mijn bedt seggen omtr. 8 ueren, dat de Coningin de voorgaende nacht omtr. 2 of 3 ueren gestorven was. Hadde den dagh te voren smiddaghs noch in haer bedt opgeseten, en een watergruwel met haer eygen handt gegeten. Smerg. was Sylvius bij mij en at daer smiddaghs. Naer̅ eten reed naer Kinsinghton. De Con. was in sijn bedtkaemer, en̅ de deur van de kleine camer daer voor gesloten, en̅ niemant daerop, gelijck sagh als daerop quam en̅ niemant daer en sagh als la Fontaine, de backstairs. Siende daer niet te doen was, reed naer huys, eerst noch wat met Golstein gepraet hebbende, die op de trap ontmoetede. Dese naermiddach wierdt het lichaem van Conn gebalsemt, en̅ la Fontaine seyde mij, dat hij al de vensters van̅ antichambre wat opengeset hadde om de quade lucht, die van het lichaem tot daertoe quam. Naermidd. was tot nicht Vernatti, en̅ n. Becker liet seggen, dat sij niet thuys was (falso), en praete daer met haer en̅ de oude tot 8 ueren. | |
[pagina 443]
| |
semde lichaem van̅ Conn van Kinsinghton in Whitehall gebracht. Sylvius att bij mij, en̅ spraken met een joffvrouw van̅ beurs om rouwlijnwaet te doen maken, crawaten en ponjetjes; was mij door nicht Vernatti aengewesen. Sprack oock met Kitzon, om de koets in̅ rouw te doen, en met du Laurier, om drie knechts-kleeren te makenGa naar voetnoot1). Was niet uyt. | |
11 Dynsd.Was smerg. te Kinsington, hebbende mijn jongen vooruyt gesonden om vier te maken, de vorst sterck continuerende. De Con. soude boven in sijn eetsael eten, en beneden in het quartier bij de thuyn slapen. Hij sondt mij door Keppel, die se aen de clercken gaf, een ding of twee om te contrasigneren, en seyde men mij dat dien avondt de Coningh niet soudé konnen sien, en̅, als wilde, weder konde naer huys gaen. Gaff ordres voor mijn. | |
12 Woensd.Vroor noch seer sterck. Tegen den avondt gingh tot van der Esch ofte Sohnius, om noch 40 ℔ sterl. in halve croonen op mijn vrouw te trecken, hebbende soo veel geldt van doen. Sohnius was uyt. Van daer gingh tot Mad. de Neufville, en thoonde haer wat van mijn teecken-inckt. Bestelde mijn knechts rouwkleeren bij een snijder, daer mijn knechts sliepen, du Laurier mij zijnde komen segghen dat die niet konde maken. Mijn koets begon Kitzon in̅ rouw te doen. Sylvius att bij mij en̅ praete tot den avondt. | |
[pagina 444]
| |
gegeven hadde. Daernae quam Sylvius oock, en bleven beyde bij mij eten. Smerg. quam oock de knecht van Sonius de voorz. 40 ℔ brengen in halve croonen. Sylvius seyde, dat de Con. tijdingh had dat Luxembourg doot was. Liet rouwhanschoenen en twee paer rouwschoenen maken. Savonts was van Hill bij mij over 't command. van Sluys. De vorst duerde even vinnigh. | |
14 Vrijd.Was naermidd. te Kinsinghton. Ten seven ueren liet Keppel seggen door Baersenburg, dat de Con. den brief, die den 4en deser gecopieert had, noch eens wilde gecopieert hebben, en dat dat gedaen hebbende, de copye met het origineel boven aen hem, Keppel, senden soude, gelijck ick dede, en̅ seyde mij daernae de jonghste Hulst, dat de Con. geseght hadde dat mij mogelijck ver̅wonderen soude, waerom de brief voor de tweede mael te schrijven gesonden had, maer dat hij se twee mael van doen had. Baersenburgh had mij alleenlijck laeten seggen, dat de brief soude laten copieren en̅ senden, maer heugende dat de voorgaende reys ordre gehadt had van die selve te schrijven, docht dat nu weder moste doen. De Con. hadde aen Keppel geseght dat ick, het gedaen hebbende, konde naer huys gaen. Schreef aen broer Christiaen. | |
15 Saterd.Smergens was Boision en̅ Sylvius bij mij. Boision bleef eten en langh daernae noch talmen. Daernae quam van Hill, die gisteren avondt ten acht ueren oock bij mij geweest was, en seyde mij dat de Con. hem 't commandement van Hulst, vacant door̅ doot van Graef Jan van Hoorn, naer hem gegeven had. Hij was van Vlissingen overgekomen met een caper. Smergens had brieven van mijn vrouw. Seyde, dat den oudtsten Hulst wederom aen Wiljet laten weten had, dat hij tegen onse wederkomst most uyt de Secretarye maken te gaen, want dat hij selve daer meende te komen woonen, en al ordre gegeven had, om daer voor hem een ledekant | |
[pagina 445]
| |
op te setten (sonder mij iets te seggen!). Dat men seyde dat de Marez voor sijn selve de Drostplaets van Heusden eyschte, dat Torsay oock daerom solliciteerde; oock een soon van̅ Auditeur Dedel voor R. Pensionaris, maer dat het een loshooft was. Dat werck van Hulst maeckt mij seer qualijck gesint. Den 11en deser hadden se in̅ Haegh noch maer tijdingh dat de Conn seer kranck was aen de maselen, die den 7en al gestorven was. | |
16 Sond.Deed de rouwkleeren over de Coningin aen, Zuylestein mij hebbende doen seggen, dat den rouw van daegh beginnen soude. Was niet uyt, mijn cales in̅ rouw gedaen wordende. Sylvius att smiddachs bij mij en praete tot den avondt toe. Gisteren begon te dooijen en was niet koudt van daegh. Gisteren avondt was over 8en van Hill weder bij mij tot bij 10en. Dese naermiddach sonden mij de clercken sijne Acte als Commandeur van Hulst, om te contrasigneren. | |
17 Maend.Smergens waeren bij mij Boision, Sylvius, Montigny, Isac en̅ Capn Somm. Isac noode ons te gast, en̅ namen Boision mede; bleven daer praten tot 8 ueren savonts en sagen Isax vodden van printen, teeckeningen en̅ schilderijen. Had hem smergens gethoont 't gene in de vendue van Lely gekocht hadde. De Thames ley en̅ dreef noch vol ijs-schollen. Isac meende, dat wij geen vergoedinghe voor onsen rouw van̅ Coningin souden hebben, aen̅ Green cloathe ordre gesonden zijnde de namen op te geven van dieghene onder de domestiquen, die niet machtigh waeren haer selver in̅ rouw te kleeden. Gisteren seyde van Hill, dat dese tweede vrouw van Menard mabonne van sijne kinderen geweest was. | |
[pagina 446]
| |
of een accord wegens een postridd tusschen den overledenen Keurvorst van Brandenburg en̅ Nic. Fagel, broeder van̅ R. Pensionaris. Was ½ elff eer van Kinsington kost wech raecken. Den Bisschop van Canterbury was langh bij de Con. | |
19 Woensd.Was dese 2, 3 dagen seer chagrin over dat mijn vr. mij geschreven had, dat Hulst weder sijn arme sinnen gekregen had, en aen Wiljet geschreven dat uyt de Secretarye most vertrecken tegen onse komste in den Haegh, want dat hij daer selve meende te komen woonen, en̅ alreede ordre gegeven had om een ledikant daer voor hem op te setten. Ick meende dat dit Samuel Hulst was, en̅ docht mij een onbeschaemtheit te wesen; maer den volgenden dagh, als aen Carel Hulst daerover sprack, vondt dat het van hem, Carel, quam. Sylvius was smergens bij mij en Boision. De eerste bleef eten en Boision gingh wegh. Naermidd. was met Sylvius in een ijserkraē, en bestelde twee haecken in mijn schoorsteen. Sylvius seyde, dat er tijdingh was dat de Con. v. Vranckrijck hem heel retireerde; dat hij niet meer in 't publiq att, maer den Dauphin in sijn plaets. Sylvius seyde, dat de peys met de Princes van Denemarcken soo goedt als gemaeckt was, en̅ sij groote submissien aen̅ Con. gedaen had, en haer gerecommandeert in sijn protectie. Dat sij soude gaen logeren in St James, en̅ haer Gardes wederom krijgen. Seyde dat Nottingam en Halifax twee groote Republiquains waeren. | |
[pagina 447]
| |
reys noch ontfing, brieven waeren, die sij ontfing van luyden van 't Hoff, zedert dat met de doot van̅ Coningin d'Allonne uyt de affaires was, en dat hij door Keppel aen̅ Con. had doen vragen, of sij dat mocht blijven doen, en̅ de Con. jae geseght had. Car. Hulst seyde mij, dat het bedt, dat naer de Secretarye had willen senden, voor hem geweest was en̅ niet voor Samuel. Seyde hem, dat hij daer niet slapen konde, en beloofde hij daer dan niet te sullen komen. Dit ging met sachticheit. Naermiddagh bracht Sam. Hulst eenige dingen te contrasigneren. Sylvius seyde, dat Myl. Mongrase had willen bij de Con. komen, die noch sonderlingh niemant en sagh, en̅ dat woorden gehadt had met Portland, die hem de passage belette, seggende: qu'on tenoit le Roy enfermé. Hulst seyde mij, dat er gisteren brand in̅ galerye onder mijn camer geweest was, daer ick niet van gehoordt had, en moet geweest zijn dewijl ick met Sylvius uyt was. Seyde een medalie gesien te hebben, die Chardin had, daer aen̅ eene zijde een Olifant op stondt, en op d'andere Londes, met de woorden: Godd preserve us. | |
21 Vrijd.Was smerg. tot Tempion, mijn horologie ontstelt zijnde en̅ stilstaend. Was niet thuys en gaf het aen sijn meesterknecht. Soo aen tafel sat, quam tot mijnent bij geval. Had de Con. nieuw wederglas gesien van Quare, maer niet om te konnen naemaecken, en̅ was daer ongerust over. Te 4 ueren reed naer Kinsington. De Coning sagh nogh (seyde men) geen menschen, en Keppel seyde aen Hulst, dat hij niet en wist of twee papieren, het eene de Acte van van Hill van 't Commt von Hulst, wel van avont soude teeckenen, en soo reed naer huys. Savonts brachten de clercken die noch mede des nachts ten 1 ueren, en contrasigneerde die in mijn bedt. | |
[pagina 448]
| |
Continueerde hard te vriesen met W. windt. | |
23 Sond.Smidd. had Sylvius ten eten. Naermidd ten 5 ueren was tot de vrouw van Ouwerkerck, die niet thuys was. Daernae was tot nicht Beckers, daer S. Wilh Forester oock quam. Sij vertelde van een weduwe van 70 jaren, die eenen Howard, een heel jong man, getrouwt had met 10000 gl. douarie, maeckende de mine of heel amoureux van haer was. Binnen korten tijdt daernae maeckte de siecke, ende seyde niet bij haer te konnen slapen, en̅ weder kort daeraen liep nae Hollt met een ander vrouwmens, daer men seyde hij aen getrouwt was, en schreef haer dat de lucht van Engelandt quaet voor hem was; dat, soo sij sijn moeder en suster wilde onderhouden, hij haer van haer douarie 5000 gl. soude laten houden. | |
25 Dynsd.Was smergens te Kinsington, daer niet gedaen wierd, de Con. noch niet gesien werdende. Sr Hulst seyde mij, dat men de Con. heel niet en sagh, en dat hij gisteren of van daegh bij Keppel wesende, hem die geseght hadde: ‘wat mach dien ouden Heer hier alle postdagen doen, de Con. wil doch niemant sien, noch iets doen; als hij weder menschen siet, sal hij hem doen halen.’ Daerop resolveerde de naeste postdagh niet te gaen. Dit seyde Hulst mij savonts, wanneer oock te Kinston was. Snachts had een pijn in mijn schouderen en armen, | |
[pagina 449]
| |
gelijck het voorgaende jaer, doe naer Brussel mede uyt het leger. | |
26 Woensd.Was naermiddagh met n. Becker, volgens afspraeck van eergisteren, tot joff. Duvet in̅ stadt, in Monsinglane, en̅ kocht 3 dozijn bottels palmwijne. Sij was niet thuys, maer haer dochter, bleeckachtig en met pockdalen. Dewijl daer waeren, quam den Duc of Southampton daer met sijn dutches. Is soon van King Charles, maer leelijck. Is half geck, sij meer leelijck als fraey. Praete savonts noch met haerluyden, nicht Vernatti, de oude Aunt en nicht Becker. Nicht Becker in̅ coets hield haer of sij die Vernatti, die een principael instrument geweest is van de moort van Sr Edm. Bury Godfree, niet en kende, maer seyde te gelooven, dat hij een bastaerd was van ymant van haer vrinden. | |
27 Dond.Sylvius was bij mij smergens, maer gingh thuys eten. Hielp mij du Laurier, de kleermaker, betalen. Boision was oock bij mij, maer snapte sachjes wegh. Sylvius seyde, dat hij daeghs te voren tot Monginot gegeten had, en sij tsamen soo veel wijn gedroncken hadden, dat Boision lustigh gespogen had, en̅ Monginot daer nae oock. Vroos noch al even sterck. | |
[pagina 450]
| |
hem tot de Fransche swaertveger. Oock Gastigny, de Coninx Jagermeester. Gingh daernae tot Made de Neufville, die haer jonghste dochter een swelling in haer voeten gekregen had. | |
30 Sond.Weder als de voorgaende dagen. Smergens was Sylvius bij mij, maer ging tot de Hr Danckelman eten, sijn vrouw en dochter en noch een juffertje van 13 of 14 jaer mede aen tafel wesende, oock een broer van joff. Moulart, en een Brandenburghschen Lt Coronel, ........Ga naar voetnoot1) genaemt, met een ingevallen neus, oock Golstein, van 't Hoff. Danckelman had te Kinsington geweest, maer de Coning niet gesien. | |
31 Maend.Smergens was Neufville bij mij, daernae Sylvius en Boision, die bleven eten, en̅ bleven lang naer den eten. Vriesend en seer koud weder. Men seyde voor vast, dat de Con. woensd. naer Richmond soude gaen en vrijd. wederkomen. S. Hulst bracht mij voor den eten 79 gl. aen geldt. Neufville seyde, dat er gisteren 15 a 16 menschen in̅ rivier verdroncken waeren, willende over 't ijs gaen; maer geloof het van sijn praet was. Weder als voren. |