Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij3 Vrijd.Was voor- en̅ naermiddagh te Kinsington. Savonts ten 9 ueren quam Kien seggen, dat de post naer Hollandt dien avondt niet gaen en soude, en̅ dat ick sanderen daeghs te 10 ueren most komen. Hulst, die daer bleef, seyde sanderen daeghs dat de Con. ten 1 ueren snachts uyt sijn cabinet gekomen was. | |
6 Maend.Smiddachs att Sonnius bij mij, en̅ gingh met hem naermidd. in̅ vendue tot Walton. Had brieven van mijn vrouw. Schreef dat Vredenburg, van Rotterdam, ......Ga naar voetnoot1) dootgesteken hadde, en̅ hem | |
[pagina 435]
| |
in Engelt gesalveert hadde, soo ras hij te Plymouth gekomen was, gestorven was. Boision en̅ Sonnius aten bij mij. Golstein naermiddagh bij mij, en deed van sijn wijn haelen, maer was niet soo goedt als die van Boision hadde van 13 pennys. | |
7 Dynsd.Was smergens te Kinsinghton en̅ bleef bij Sayer eten, daer 8 a 10 menschen waeren: Myl. Silkirke, Sylvius etc. Wierd verteldt van̅ rencontre van Drost met een castrato, genaemt d. Antonio, die Drost opstrijden wilde, dat hij oock een virtuosa (castrato) was. Sylvius bracht ick met mijn koets te Kinsinghton. Smerg. was joff. Hacquart bij mij. Was eenighe brandt in een schoorsteen te Kinsinghton, maer wierd terstont gelescht. Sylvius seyde, dat de saken in 't Parlamt heel wel gingen. | |
10 Vrijd.Was te Kinsington. Att smiddaghs met Sayer, daer 8 a 10 menschen waeren: Myl Silkirke etc. Sprack met de Con. van 't Drostschap van Heusden voor Tien. Seyde hem, dat over een tijdtlang hij mij eens permissie had gelieven te geven, om als daer iets voorquam dat mijn soon soude gelijcken, ick hem soude mogen aenspreken, en̅ dat daer nu dese plaets was. Hij seyde: ‘Wel ick sal sien, ick sal daerover schrijven;’ volgde daernae: ‘Heb je hem daertoe opgebrocht?’ Ick seyde (meenende hij daermede seggen wilde, dat hij meende ick hem tot de Secretarye hadde opgevoedt) dat, of de Con. hem daernae tot iets anders geliefde te employeren, hij dese plaats | |
[pagina 436]
| |
weder aen een ander konde geven. Seyde eens of twee mael: ‘Ick sal schrijven.’ | |
14 Dynsd.Was te Kinsinghton. De Con. riep mij wederom, als uyt sijn cabinet ging, seggende: ‘Zuylichem, Zuylichem!’ en thoonde mij een barometer, dat de quaker Quare voor hem gemaeckt had, en̅ was soo, dat men het van d'eene plaets naer d'andere konde verdragen. Seyde, dat een repeterende horologie van Quare had, dat beter was als dat van Tempion. | |
17 Vrijd.Was te Kinsinghton en att met Sayer. Was bij de Con., die teeckende. Belaste mij een pardon op te maecken voor Ritmr Brisson, die, de wacht hebbende, den Gn̅ael Grave van Tilly hadde laten enleveren. Gaff aen Madeleen 2½ guinys, voor het bewaeren en̅ schoonmaken van mijn quartier op Whitehall. Wierd mij geseght noch nu wederom, dat sij de somer voor̅ laetste een vrouw-mensch op mijn camer gehadt hadde, en̅ dat men die op mijn bed hadde sien leggen, noch eenige mans op̅ camer wesende. | |
[pagina 437]
| |
Daer quam een gerucht dat de Con. een reys soude doen naer Hamptoncourt, dat mij niet aen en stondt, niet siende hoe daer wel eten soude krijgen en̅ een bedt. De Con. was te Londen. Smergens was Golstein oock bij mij. Naermidd Gastigny, Boision en le Bas. | |
21 Dynsd.Smergens was Blancart bij mij, om noch te spreken voor 't pardon van̅ Ritmr Brisson. Seyde, dat d'affaire van 't triennial Parliament bij faute van 2 of 3 stemmen voor̅ Con. qualijck was afgeloopen, en̅ dat sulx was toegekomen doordien Wharton, die de black rod draeght in 't Parlament, in̅ affirmative gevoteert had, andere meenende dat wel deden van hem te volgen. De Con. gingh smergens op Honslow-heath jagen, quam niet voor 4 ueren thuys en̅ att in Keppels camer. Wachte tot 11 ueren in̅ antichambre, sonder dat geroepen wierd. Doe gingh de Con. naer bed. Was koudt weder. | |
[pagina 438]
| |
24 Vrijd.Was smergens als ordinaris te Kinsinghton. Praete in̅ antichambre met Myl. Staires lang. Begon hard te vriesen. In 't Hay-Parck liep een man over 't ijs. Naermidd. weder te Kinsinghton en̅ bij de Con., die surpreneerde als hem seyde dat het sacht weder was. Was vrindelijck, maer van̅ saeck van Heusden seyde niets, noch ick oock niet. Dr Stanley quam met mij van Kinsington, att en gingh met mij weerom. | |
25 Saterd.Smerg. was Sylvius bij mij. Sprack al ofte daer niet veele apparentie nu voor mij soude wesen tot de camers onder den trap, om dat Montagu, die Chancelour of the Exchecquer was, en sus en soo door Corling daer aen gekomen was, die aen sijn broeder nu gegeven had. Sylvius bleef niet. Smergens was joff. Hacquart bij mij, klaegde seer over verlegentheit om geldt. Was zedert gisteren avondt seer verkout en̅ bijnaer sieck daervan. Savonts was wat beter. Gisteren een papier van̅ Con. aen̅ R. Penss sendende, recommandeerde hem noch mijn wagen-ordonnantie. Norris was smergens bij mij; had twee schilderijen te koop. Was seer verkout, en̅ niet uyt. Het was seer koude en̅ ick niet uyt. Wesende op solder gaen sien naer een oudt leger ledikantje, om te besigen als de Con. nae Hamptoncourt mocht gaen, quam mij Marie seggen, dat het kleynste stuck van het behangsel daervan wech was, en hebbende Mary gesonden naer Madeleen, die de sleutel van de kas gehadt had, daer het, eer ick nu hier quam, in gelegen had, was het niet te vinden, en evenwel onbeschaemdelijck houdende staende, dat sij eer de sleutel had overgegeven, daer in gesien hadde. | |
[pagina 439]
| |
en̅ niet aen̅ ruyters gaff, seer veel te Londen schuldigh zijnde. Smiddachs att tot Danckelman met Schutz, de Graef van Aversberg, Envoyé van̅ Keyser, Peucker, en noch 6 a 7 duytsche. Waeren redel. wel getracteert. | |
27 Maend.Smerg. was Sylvius bij mij, en att bij mij. Ontboden Kitzon, de koetsmaker, die mij een rekeningh van̅ reparatie van mijn koets gegeven had van 38 pond, ende die wij over de 16 pond afdongen. Betaelde hem af. Tegen den avondt gingh hij tot Madame de Neufville, daer de Marquis de Hencourt, een Fransche Geestelijke etc. quamen. | |
28 Dinsd.Sylvius reed met mij naer buyten. Waeren langh in̅ bedchamber, daer al de Ministers waeren. De Coningin was naer Hamptoncourt om te meubleren etc. Sylvius gingh met mij weerom, maer gingh eten naer huys. In de bedchamber was Myl. Wharton, in de 80 jaeren oudt. Hij had een jonghe joffrou tot sijnent met der woon gehadt naer sijn vrouws doot. Dese, seer rijck zijnde, begon hij te vrijen, maer sij wierd sieck en stierf, latende haer moeder universele erfgenaem. Dese moeder vrijde Myl. Wharton oock. Maer sij trouwde een Luytenant van 18 of 20 jaeren, self 60 oudt zijnde. Dese maeckte sij soo veel als sij haer eerste kindt soude krijgen, en̅ soo veel als het twede, en̅ voorts maeckten malkanderen t' goedt aen̅ langhst-levende. Savonts liet mij de Con. roepen omtr. 9 ueren. Seyde hem, dat een brief van Lier gehadt hadde, schrijvende dat hij een groote doofheit in sijn eene oor gekregen had, en̅ twijffelde of hij de charge, die hem (seyde hij) de Con. gegeven had (was van̅ State Generl van wegen de Edele) wel soude konnen waernemen, en of niet beter op Leeuwenhorst soude gaen woonen. De Con. en seyde daerop niet veel. Vraegde daernae of niet te teeckenen hadde, | |
[pagina 440]
| |
en als seyde van neen, seyde: ‘Hoe, niet met al, niet een Magistraets plaets’ (willende apparentelijck seggen van soo een plaets, daervan de Hulsten de brief opgemaeckt hadden bij Keppel, sonder mij te seggen, en gaven se mij eerst soo ick al van boven was, seggende se eerst doen gekregen te hebben); als seyde neen, liet mij gaen. Die brief sond door haer noch boven. | |
29 Woensd.Sylvius att bij mij. Seyde, dat hoopte mij haest een goede plaets voor koets en peerden in̅ Mews te sullen konnen geven. Hij was onlanghs Porveyer van Con. stall gemaeckt. Boision att oock bij mij. Savonts klaegde mij Mary, dat de keuckemeyd (oock Mary genaemt) sulck een boosaerdigh creatuer was, en̅ niet en sprack, of als sij sprack, het al kijvende was. Hierover gaf de keukenmeidt wat lessen, en sagh oock wel dat het soo een dier was. | |
30 Dond.Smerg. was l'Eremitage bij mij. Is. Romer, den Ingenieur, mij versoeckende de Con. over sijne saken te spreken, dat declineerde. Smerg. was Sonnius soecken in 't huys van vander Esch, die hem geschreven had soo veel geldt te geven als soude begeren, maer was niet thuys. Naermidd. quam hij bij mij ende versocht hem mergen mij 40 ℔ te senden, dat aennam tegen 9 ueren. Gisteren was bij een upholster, Courton genaemt, met Boision, die hem mij aengewesen had, om een nieuw behangsel om mijn beddetje te maecken. Dese sijn volck quamen mij nu patronen brengen, en namen het beddetje mede. | |