Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij2 Sond.De jicht in mijne knie gingh heel over. Was bij de Con. naermidd., die een brief door Dijckveldt doen̅ minuteren, die hij schreef in mijn tent, en die gesonden wierd nevens een relatie van 't ghene in 't gevecht was voorgevallen. Dese bracht hem savonts om te teeckenen. Hij was vrundel., en vraegde mij hoe ick ontkomen was, dat hem vertelde. Men seyde dat Luxembourg dese mergen gemarcheert was naer̅ kant van Warem. Savonts kreegh schilijck een jicht-pijn in̅ groote teen van mijn rechter voet. | |
[pagina 249]
| |
Creitsmar stierf dese mergen van sijn quetsure. | |
3 Maend.De Con. gaff aen̅ soon van Creitsmar een vendel onder de Gardes. Was voormidd. bij de Con., die mij te doen gaf. Den Hertoch van Barwick was in̅ bataille gevangen, en̅ de Con. hem seggende dat sijn ongeval hem leedt was, en̅ soude trachten het door goedt tractement te versachten, had hij de beleeftheit niet gehadt daerop een compliment weder te seggen. Dese middagh was Blatwait van sijn reys naer Breda noch niet weder gekomen, wierd seer uytgelacghen. Seer helder en schoon weder. Men seyde gisteren voor seker, dat de Franschen vier duys. gequetsten hadden laeten weghbrengen. Savonts quam Rademaecker, seer bedroeft zijnde en elcke reys krijtende, seggen dat het heel slecht was met de Graef van Solms, ende sonderlingh geen hope meer; dat men het been van het eerste van̅ quetsure had moeten afsetten, maer dat de doctoren het hadden versuymt, voorgevende het te konnen genesen sonder dat, en̅ dat het nu te laet was, de krachten wegh zijnde. Was bij de Con. en̅ liet hem een brief aen̅ Gecommitteerde Raden teeckenen, die hij sustineerde aen̅ Staten van Hollt te moeten wesen, tot dat hem de brief van̅ eerste, daer het een antwoordt op was, thoonde. Schreef sav. een brief, om eenige battaillons in Maestricht te doen werpen, soo de vijandt hem die wech draeyde, gelijck geseght wierd dat men meende. | |
4 Dynsd.Smiddachs hoorde aen tafel, dat de Graef van Solms dese morgen overleden was. Smergens en̅ daernae weder naemidd. waeren weder Mevr. Ruysch en̅ Mevr. de Gruyter bij mij. Mijn jicht was savonts soo verr wegh, dat een half uer in 't hooft-quartier ging wandelen. De Hr van Kannenburgh quam oock in mijn tent bij | |
[pagina 250]
| |
die vrouwen, en smergens Isac. Myl. Portland nooyde mij smidd. in passant, om met hem te eten, dat excuseerde, omdat seyde bij de Con. te moeten gaen kort naer den eten. Men meende dat den Hertogh van Wirtenberg zedert eergisteren met sijn corps zijnde te Aelst gekomen, daer noch lichtel. eenige dagen vertoeven soude. Den Hertoch van Barwick seyde men op parole te Antwerpen te wesen. Blatwait quam gisteren avondt van Breda. | |
5 Woensd.Gisteren seyde van Loon, dat Dankelman een fistulam in ano hadde. Smergens was Baersenburgh bij mij. Naermidd. Mevrouw de Gruyter. De sententie tegen de jonghste Halewijn quam in 't leger, zijnde geprononceert den 31en July voorgaende, alsmede die van Robert de Pelle du Plessis, in Hollt gekomen onder de naem en qualiteit van een schilder. Halwijn wierdt gecondemneert in een eeuwige gevanghenisse, met confiscatie van sijne goederen; den anderen, om gevangen te blijven geduerende desen oorlogh. Was schoon en̅ koel weder, naer dat smergens ten 5 of 6 ueren geregent hadde. Blatwait gingh naer Brussel, apparent van̅ Con. gesonden. Spaludé toonde ons smergens een brief van een van sijne correspondenten, schrijvende dat de jonghe Hooft, Adjutt van Myl. Portland, onder de gequetste gevonden was, en̅ tegel. een tweede brief, daerin seght dat hij gestorven was en hij hem doen begraven hadde. | |
[pagina 251]
| |
vallen gevonden had, en geseght had dat Borri's raedt all te laet quam. Had savonts weder pijn in mijn linker knie, als onlanghs gehad hadde, maer liet niet te gaen. Was savonts bij de Con, die maer een brief en̅ twee orders teeckende, de Actens, die daer waeren, uytstellende, en belastende die al te dateren op̅ 6en deser. | |
7 Vrijd.Stond om naerm. eens naer Brussel te rijden, maer deed weer uytspannen, seer heet weder wesende. Smidd., dewijle wij aen tafel waeren, verbrande de tent daer de Chaplains in aten, door een confoor aengesteken zijnde. Savonts praete met de twee Chaplaines dr....Ga naar voetnoot1) en mr Willis en̅ dr Harris, medicus; de eerste had gehoort dat den Hertogh van Wirtenberg de linie geforceert hebbende, 4 millioenen en 800000 gl. van contributien gegaert hadde. Savonts in̅ tent komende om te eten, vond daer Beaubuisson, die mij seyde dat de Keurvorst tijdinge hadde, over Namen gekomen, van dat den Dauphin en̅ de Maresl de Lorge door de Prins Louis van Baden geslagen waeren, en̅ dat hij 't selve aen̅ Con. had laten weten. | |
8 Saterd.Smerg. en hoorde men geen continuatie van dese tijdinge, en liepen eenige geruchten al of de Geallen de nederlaegh aen̅ Rhijn gehadt hadden. Was smerg. bij de Con., die een deel Actens teeckende van plaetsen in bataille vacant geworden; maer de Keurvorst komende, bleef een gedeelte ongeteeckent. Gisteren avondt kreegh een kleyn hagedisje op de vloer van mijn tent. De pijn in mijn lincker knie was genoeghsaem over. Dry of 4000 peerden wierden savonts gesonden naer de | |
[pagina 252]
| |
Meyerye van̅ Bosch, daer de Franschen geseght wierden naer toe te zijn. Men seyde savonts, dat tijdinge was van Antwerpen, dat daer vele brieven uyt Duytslant (gekomen waeren), seggende dat den Dauphin geslagen was, en men seyde dat Pudding van 's Gravemoer hem geseght hadde, dat hij onder Fransche Officiers in 't Leger zijnde, hij van haer gehoort hadde, dat de saecken aen̅ Rhijn niet wel en gingen, sijluyden niet wetende dat hij Fransch konde; dat 's Gravemoer door ymant dat mondeling had laten weten het niet dervende schrijven, omdat gevangen was. | |
9 Sond.Smergens was Baersenburg bij mij, maer men hoorde van̅ tijdinge van gisteren avondt niet. Opdam was smerg. bij mij, over een brief van Gendt, die al eenige tijdt geleden gesonden had, en bedancking voor gehadt van hem. Savonts wandelde wat in 't hooftquartier. Gaf ordre om mijn bruyne peerdt wegh te doen, de quaden droes hebbende. | |
10 Maend.Was smergens bij de Con., die veel dingen en Actes teeckende. Was vrundel. en vraegde nae St Annelandt. Had desen dagh al weder pijn in mijn knieschijff, die mij evenwel niet en belette te gaen. Savonts aen tafel wierd vertelt, dat de Con. Goulon, de Cor. van̅ Artillerye, had doen bedancken van sijn dienst. Wierd geseght dat hij in̅ laetste bataille het canon van de linie had doen wech halen, seer mal a propos, en geseght hadde, dat de Hr van Opdam hem daertoe hadde ordre gegeven, dat Opdam ontkende, en had hem in presentie van̅ Con. seer geemporteert, tot 't seggen: ‘Wat sacrement Sire’ etc., soo dat hem de Con. elcke reys most seggen: ‘Foey, foey mijn Hr.’ | |
[pagina 253]
| |
daer hij en sijn broer beyde legden en sliepen, hebbende de pennen uytgetrocken, en namen een plat houte kistje, daer hij geck genoegh was om geldt in te leggen, braken het op en namen daer van mijn geldt uyt 248 gl. Waeren gekomen over een sloot, achter de tent leggende en seer steile kanten hebbende. Namen noch gespen en̅ hosen van de Wilde en lieten een silver beeckertje staen. De Coningh dat hoorende had seer gelachen en geseght: ‘Sij konden nergens beter, sij sullen het er wel weder uyt halen.’ De ordre wierd te schrijven gegeven om mergen te marcheren naer de kant van Laken. Naermidd. was bij de Con. over brieven, daer Geldermalsem mij van gesproken hadde die te schrijven. Men hoorde dat van̅ bataille aen̅ Rhijn niet met allen was. | |
12 Woensd.Stond smergens met den dagh op, en marcheerde in mijn cales van 't Cattenhuys, bij Eppinghem, naer Wemmel, ruym anderhalf uer liggende van Brussel. Men passeert over de brugh, leggende over de vaert van. Brussel naer Willebroeck, en genaemt de Gebrande Brugh. Was heel coel en regenachtigh weer. De Con. logeerde op het huys van̅ Hr van Wemel, die self daer wasGa naar voetnoot1). Daer was een thuyn bij met hooghe beuke hagen, en een galerije of berseau van̅ selve, boven toe, liep rontom een groote vijver, die om 't huys liep, en daer voor aen een sprongetje van 7 a 8 voet hoogh stont. Aten in̅ bogaert, onder de blaeuwen hemel, omdat de wagens eerst ten 3 of 4 ueren quamen. Had een goede camer in̅ poort van 't huys, groot genoegh, maer daer eenige poulaille scheen in geweest te zijn, en die seer vuyl was. Sachtermiddachs was de Baron van Heyden bij (mij) | |
[pagina 254]
| |
met noch een Officier en̅ Baersenburg, die hij getractt had, en soo droncken was, dat hij de twee andere liet heen gaen, en met sijn hooft op sijn knien bleef sitten slapen. Had savonts seer groote vaeck. | |
13 Dond.Smergens was joff. van Laer bij mij, en talmde weder van haer saken van̅ schilderijen. De Con. schreef aen̅ Con. van Spaigne (de minute was van Dijckvelt), dat de klachten, die hij over de conduite van Gastanaga, in̅ Nederlanden gehouden, principalijck voor but hebben gehadt den dienst van gemte Con., en dat hij hem voorts geen partije tegen hem stelde, voornementlijck omdat hij een langhduerende gevangheniss had uytgestaen. Had naermidd. wat tandt-pijn. De Con. ontboodt mij naermidd. en gaf mij te doen, maer gingh uyt, en thuys komende, kreegh de Hollandsche brieven, en̅ teeckende niet. Zuylestein en̅ Myl. Agrim, soon van Myl. Athlone, quamen uyt haere gevanckeniss, zijnde seer wel onthaelt geweest, en wetende veel te seggen van̅ estime, daermede Luxembourg sprack van̅ Con. | |
14 Vrijd.De Con. ontbood mij smergens en teeckende dat te teeckenen was, veele Acten daeronder. Was vrundelijck. Gisteren avondt had een brief van bedancking van de Hr van̅ Lier, nu weder in Hollt zijnde gekomen, en beloert geweest zijnde van 11 capers. Naer de middach reed naer Brussel, en̅ quam in de poort neef Hoefnagel tegen, gaende naer Wemmel, om mij te besoecken, nam hem in̅ cales, en gaf mij twee van sijne meloenen. Reden naer Frambach, en kocht daer 2½ bouteilles vin d'Eremitage, soo hij die noemde, voor 6 schell. de fles (de flessen waeren groot), maer was soo goedt niet als die wij aen 't Hoff hadden. Gingen doen tot Mevr. de Gruyter, en aten een van̅ | |
[pagina 255]
| |
meloenen, daer hij mij weder een andere in plaets gaf. Liet zijn dochtertje halen om mij te sien. Madame de St Martin, die daer logeerde, liet vragen om bij ons te komen, en heete mij welkom met twee kussen, aen beyde zijden van mijn aensicht. Had een dochtertje (dat seyde al haer sevende kindt was) van 6 jaer, een soet dingh. Myl. Portland was mede te Brussel, en had tot Foneseca gegeten. | |
15 Saterd.Smergens was niet bij de Con. Naermidd. quam Hoefnagel van Brussel mij besoecken, en̅ wandelde met hem in̅ thuynen, en seyde hij, dat het een seeckere remedie was om de worm van een peerdt te genesen, rontsom de seeren sterck met loock te vrijven, en̅ dan die met kinder-stront te smeren. De Con. teeckende een heel deel sauvegardes, en sond se door Kien. | |
16 Sond.Smergens teeckende de Con. een heel deel Actens, en gaf mij te schrijven. Naermidd. hoorde dat men sanderen daegs soude marcheren naer Lembeeck, de Franschen oock zijnde gemarcheert. Naermidd. was j. Tondi bij mij. Seyde dat die joff. Vligerius, die dese mergen bij mij had geweest en̅ seyde dat sij met een Lt of soo getrouwt was, niet getrouwt was, maer bij die vent swaer was; dat de derde suster (zijnde vet) sliep bij de soon van̅ ouden van Duynen in̅ Haeg, Ingenieur in dit leger, en dat sij haer bij hem te bedde gesien hadde. | |
17 Maend.Was smergens ten 3 ueren op, en gingh in mijn calesch alleen, omdat mijn jangatten van volck mij seyden, dat de Con. koetsen wel een quartier uers van 't Casteel afstonden, en̅ niet waergenomen hadden wanueer dat souden vertrecken van Wemmel langhs Hall naer Lembeeck, en logeerde ick weder op 't Stadt-huys. In de | |
[pagina 256]
| |
marche wierd verscheyde maelen opgehouden en̅ gecouppeert, voornementlijck eens naer dat mijn coetsier, doen ick met een regiment peerden, dat mij in gelaten hadde, wel en̅ gemackelijck marcheerde, omdat hetselve wat still stondt, een andere bijwech insloegh, daer onder de wagens en bagagie van̅ Keurvorst verviel en̅ most langh stil houden; quam omtrent 3 ueren in 't quartier. Was een ongemeen heeten dagh, gelijck noch van 't jaer niet gehadt hadden. Aeten in̅ vervallen thuyn, achter 't huys in de lucht, in̅ groote hitte. Savonts was bij de Con. en̅ teeckende hij eenighe dingen, daeronder de Acte van Verschuer, als Cornel van̅ artillerie, in plaetse van Goulon, en̅ van Ysselt als Major van̅ selve. | |
18 Dynsd.Was weder seer heet weder gelijck gisteren. Men sprack continuelijck van̅ marsch van̅ vijandt en̅ wiert naermidd. ordre gegeven sich tot de marsch gereedt te houden, en̅ meende men dat men snachts de ordre van̅ marsch noch wel soude mogen schrijven, om des morgens te marcheren, maer dat gebeurde niet. Gisteren avondt quam Boontje van Rotterdam hier en̅ eenen Roders (?), mede van Rotterdam, en̅ de koopman daermede wij met Hop in den Romer te Londen aten, seggende dat alleenl. quam om te sien hoe het hier was, hebbende te Rotterdam veele quade geruchten geloopen van̅ staet van ons leger. Hij att savonts met de Con., hoewel men al eenige tijdt geseght had, dat hij daer slecht stondt. Eergisteren belaste mij de Con. de brief, waerbij hij den Hertogh van Wirtenberg recommandeerde tot Gn̅ael van̅ Infanterie in plaets van̅ Gr. van Solms, aen Portland te geven. Dijckvelt had de minute gemaeckt, uytgenomen eenige veranderingh, die mij deed maken. | |
[pagina 257]
| |
Was smergens bij de Con., teeckende en̅ ordonneerde eenigh dingen. Was vriendelijck. Smerg. was Geldermalsem bij mij. Seyde, dat hij meende wij van hier noch stonden te gaen naer Nienoven. Smidd. at Boontje bij ons. Top quam binnen dewijl bij de Con. was, en hij deed mij blijven dewijl hem sprack. Hoorde sij seyden, dat geene apparentie was dat de Franschen naer Charleroy souden gaen. | |
20 Dond.Weder als gisteren en eergisteren, maer daer was wat meerder windt. Smergens was Baersenburg bij mij. Men seyde, dat de Franschen dese mergen ten 11 ueren gemarcheert waeren. De Rotterdammers vertrocken weder. De Prins van Wirtemberg al eenige dagen niet wel hebbende geweest, was noch niet beter. | |
21 Vrijd.Noch al weder als te voren, excessivel. heet, hoewel de vorige nacht een stercke regen was gevallen. Gisteren naermiddach was savonts bij de Con., die seyde: ‘Wel Zuylichem, sal dat weder altoos soo blijven?’ etc. Smergens seyde mij Pieter, dat mijn bonte peerdetje mede de quaden droes had, en al knobbels onder de keel had, en bloedt quijt wierd uyt sijn neus, sonder dat iemant van 't volck bij de peerden mij waerschoude. Sagh het peerdt, 't welck de andere seyden dat Dirck niet van̅ andere had willen afsetten, en dat hij de meester in̅ stal maeckte en seyde, dat de andere maer noothulpen waeren etc. Mijn vrouw schreef met een brief, die gisteren kreegh, dat mijn witte peerd beter wierd van̅ worm, en de gaten in sijn beenen toegingen. Joff. Tondi was bij mij voormidd. Omtrent 4 ueren naemidd quam daer een stercke donder-buy met een groote regen, en duerde een half uer langh, het weder wat verkoelende. | |
[pagina 258]
| |
Gaf Dirck, mijn palfrenier, sijn afscheidt, nemende in sijn plaets weder aen Frans, die verleden jaer bij Carr had geweest. Savonts aen tafel hoorde, dat in het voorz. quade weder een knecht van̅ jonghste Keppel, bij het regiment van Wijnbergen, soo als hij een pen van een tent wilde inslaen, van̅ donder geraeckt en̅ mors doot geslagen was. Souteland, die hem gesien hadde, seyde, men aen sijn lichaem niet konde sien, en̅ dat hij gelegen had al ofte sliep, maer dat men sijn hooft omdraeyen konde, al of geen been in̅ hals was. Dat door̅ selve slagh vier menschen in een tent daerbij tegen de grondt geslagen waeren, maer niet gequetst; - dat een van die geseght hadde, dat door̅ slach buyten kennis geweest was, en hem niet daervan en heughde, noch wist hoe hij gevallen was; - dat de groote stock van̅ voorz. tent heel vremdt geslagen was; - dat de hoet van̅ dooden mede heel vremdt en met veel scheuren geheel aen stucken was gereten, en sijn haer een weinigh gebrandt. | |
22 Saterd.Hoorde dat dese doode begraven was, en̅ dat, daer eerst niet verandert was, nu swart was geworden, en̅ soo geswollen, dat hem qualijck in̅ kist hadden konnen krijgen. Meende naermidd. met Souteland te gaen om de voorz. tent-stock te sien, maer soo als naer de tafel gingh, noode mij Dijckveldt op de wegh, gaende met de broer van̅ Hertogh van Wirtenberg, Murray en ........Ga naar voetnoot1) tot sijnent eten. Praete over tafel veel van̅ Hertoch van Monmouth en van̅ groote submissien, die hij aen K. James gedaen hadde, doen gevangen was. Had voor- en̅ naermidd. twee groote losse stoelgangen, maer hield dien dagh weder op. | |
[pagina 259]
| |
Was heet weder als voren. Kreegh een brief van Boision, seggende, dat hij een maendt de jicht gehadt hadde. | |
23 Sond.Seer heet weder, als voren. Smergens was Baersenburg bij mij. Smerg., omtrent de middach, was bij de Con., die mij te doen gaf en te schrijven, dat naermiddachs teeckende. Tegen den avondt reed met mijn cales tsamen met Isac naer de tent van̅ jonghste Keppel, in 't Regimt van Wijnbergen, daer bij die tent stondt die van Capn Renssens, de broer van daer joff. Tondi haer affaire mede gehadt hadde, en̅ aen dese was de pael van̅ blixem geraeckt en een streep of voor daerin gekomen, die in̅ lengde van̅ stock eens den tour daer van dede, maer behalven dat was de stock noch op meer plaetsen gequetst, en de knop, die daer boven op stondt, in stucken geslagen, van̅ welcke sommige al verr daer van daen gevonden waeren. De tent selver was niet geschent. De jonghste Keppels tent stondt naest aen dese, daer sijn knecht een pen van insloegh, doen hij dootgeslagen wierdt. Sijn hoedt en schoe lieten sij ons sien, heel aen flarden gescheurt zijnde, eene scheur gaende wel half om het plat boven op den hoet. De Lt Cor. Bynam, van Wijnbergens Regimt, daer mede dicht aen camperende, quam mede bij ons, en seyde met noch een of twee andere (daer onder een knecht) ter neder geslagen geweest te hebben, sonder dat hij wist hoe gevallen was. Die knecht, als hem vraegde wat hij gevoelt had, seyde dat het was of een harde windt hem neergestooten had. Bynam en Renssen presenteerden mij wijn. Aen Bynams tent was de stock oock wat gequetst, en eenige schilfertjes in̅ lenghde daer uyt. | |
[pagina 260]
| |
van̅ Con. gemaeckt hadde, die mij thoonde en daer 15 of 16 wapentjes in stonden. Seyde haer dat het postdach was, en dat mergen soude komen. Feron smerg. bij mij komende seyde, dat de Prins van Birkefelt willende quitteeren, den Con. bedanckt hadde, siende den Hertogh van Wirtenbergh hem geprefereert wierd in 't Generalaet van̅ Infanterie. Daernae was du Puy en Baersenburg noch bij mij. Gisteren had brieven van mijn vrouw; schreef dat joff. Broeders, van Londen, was overgekomen, en̅ dat Mary, die tot harent en̅ tot Lier lest gewoont had, mijn haer dienst had laten presenteren; schreef haer, met haer te accorderen. Sav. was bij de Con., die vriendel. was en̅ mij seyde, een goede verrekijcker van̅ Keurvorst te hebben gesien, van̅ slach van̅ binoculi, dat 2 of 2½ voet langh was, en dat hij daermede gesien had hoe laet het op̅ wijser van Brussel was, die 3 ueren van hier was. | |
25 Dynsd.Smerg. was Baersenburg bij mij. Daernae Kien, die choccolate gaf. Seyde, dat die joff., of Bailluw's dochter, van Lembeeck, die de voorledene somer daer gesien hadde, mrs Franclyne gelijckende, doen bij hem in sijn camer gekomen was, en̅ wijn met hem gedroncken hebbende, het met hem gedaen hadde, en dat een seer wijde gelegentheit hadde. Dat schijnt deselve te wesen, daervan op den 19en Aug. des verleden jaers. Was van daegh den dach van St Louis. Savonts seyde Souteland, dat de Prins van Nassau, Gouvr van Vrieslandt, vertrock naer sijne goederen in Duytschland. Scheen daerover grynich te wesen, en̅ als hem vraeghde waerom hij gingh en̅ niet wel tevreden en was, seyde dat het was omdat men hem geen dingen en communiceerde. | |
[pagina 261]
| |
Craemer, Secretaris van̅ Pr. v. Nassau Zarbruck, seyde, dat van desen dagh den Dauphin van 't leger aen̅ Rhijn weder te Parijs most aenkomen. Deed de houten bancken, die in mijn camer te Lembeeck stonden, uytbreken. Hoorde dat Cambon met de platte neus doot was. | |
27 Dond.Was daer de voorgaende nacht een donderbuy met een stercke slag, soo even te bedt gegaen was, met een slachregen, en was nu wat koelder als gisteren, met stercke windt. De fourageurs, die gisteren mergen uytgegaen waeren, quamen eerst dese mergen ten 6 ueren thuys, en seyden 6 ueren verr geweest te zijn. Smidd. quam om te eten doe de tafel all voll geseten was, sonder dat ymant mij presenteerde plaets te maecken. Att alsoo met Salomon op de corf en seyde tegen Goossen, dat als hij mij weder niet in tijdts en soude waerschouwen, hij dien dagh geen geldt soude hebben. Savonts had brieven van mijn vrouw. Schreef dat neef van Stt Annelandt een continuele koorts had met verheffingen. Isac seyde mij, dat de fraeye dochter van̅ Major van Lembeeck getrouwt was, en dat Kien hem geseght hadde, hoe wijdt moet sij nu wel wesen? (Vid. 25 deser). Was niet bij de Con. en hij teeckende niet, hebbende de brieven uyt Hollt eerst laet gekregen. Sondt mij een toegesloten brief aen R. Pensionaris. | |
28 Vrijd.Gisteren had de Wilde gesproken met een Ritmr van Grisperre's Regiment, over het lichten van̅ actens daervan, en had hem geseght, dat men een assignatie soude geven op haer solliciteur Schimmelpenning. Seyde dat dat Regiment noch gansch niet in staet wesende, door sieckten en mangel van peerden, noch te Lier soude blijven, maer dat dat van Monflin van daegh hier soude wesen. | |
[pagina 262]
| |
Smerg. was de Baron de Heyde met Baersenburg bij mij. Seyde, dat de Con. soo uytging om den Hertoch v. Wirtemberg als Gn̅ael van̅ Infantie voor te stellen. Tegen den avondt op 't Hoff komende, hoorde dat er ordre was sich gereedt te houden om den volgenden dagh te marcheren, 't welck mij ongerust deed slapen, en als eenich gerucht hoorde in̅ nacht, meende dat het daer van was, maer quam snachts niet. Waeyde van smergens af een storm, met regen telckemaele. Eergisteren seyde Salomon, soo met hem alleen aen̅ mande att, dat de Engelsche koppelaerster Betty Cromwel de Prins van Vaudemont aen̅ pocken geholpen had, en̅ de Keurvt aen een chaudepisse, die hij dan noch soude hebben. De Franschen, seyde men, dat haer groote bagage aen een kandt gesonden hadden, soo 't scheen, om ons nochmaels bataille te geven. | |
29 Saterd.Smergens op het Hoff komende, hoorde dat men naer den eten marcheren soude naer St Quintijns Linnicke, gelijck oock de ordre van̅ marche geschreven wierd; maer naermiddach, soo als men al 't goedt al op de wagens had, quam order om niet te marcheren, en̅ most men alles weder afpacken. Smerg. teeckende de Con. eenige dingen. Smiddachs was daer seer veel volck aen Isax tafel, soo dat hij daer self niet aen konde. Stormde noch al even als gisteren. De Princes van Nassau-Zarbruck, die hier altijdt bij de Prins geweest was, vertrock naer Brussel. Fryman was op 't hoff, van sijn gevanckenisse te Namen wederom gekomen sijnde, oock Rapin, Capn van̅ Garde. De Franschen waeren in marsch van Nivelle, soo het scheen, naer Cambron. Sagh uyt mijn venster de fraeye dochter van̅ Major van | |
[pagina 263]
| |
Lembeeck (daervan den 27en deses), gaen̅ in haer vaders huys, maer scheen wat verandert te wesen naer haer trouwen. | |
30 Sond.Stondt ten 4 ueren op en marcheerde in mijn cales van Lembeeck naer St Quintijns Linnicke, deselfde wegh, die verleden jaer gekomen waeren, en kende terstont het vierkante spijkertje of torentje, daer verleden jaer Granval op een horde had uyt sien slepen, om geexecuteert te werden. Was schoon, still en̅ getempert weder. Logeerde weder in het selve huys waer doen was, op het kerckhoff, aen̅ noord-zijde van de kerck. Daer was ander volck in komen woonen, de man seggende dat hij de directie had van̅ wagens, die van dit quartier opontboden wierden voor̅ Con., de vrouw was een redelijcke vrouw. Seyde, dat indien niet een Heer van 't Hoff bij haer hadde komen logeren, sij niet een oogenblick in 't huys soude gebleven zijn, doordien de luyden soo qualijck getracteert wierden. De man, die 't verleden jaer hier gewoont had, sprack aen̅ venster, mij bedanckende voor mijn beleeftheit van verleden jaer, doe hem iets gaf voor sijn fourage. Had een camisole aen van gestreepte stoff. Aen tafel kreegh How met Souteland eenige woorden, de leste seggende dat indien dit of dat dede, of niet en dede, il luy donneroit cent coups de pied au cul, daerop de antwoord niet wel en verstond. Ten 3 ueren seyde de Wilde gehoort te hebben, dat indien de vijand gemarcheert was, dat soo het schijnt men noch niet en wist, wij mergen oock souden marcheren naer Nienove, en anders blijven. Savonts seyde mij de Wilde, dat een ordre geschreven hadde (gelijck die oock sagh en̅ contrasigneerde) voor een deel van̅ Gardes du Corps, om te marcheren naer 't Loo, en̅ den 8en Sept. daer te wesen, maer dat dit seer secreet | |
[pagina 264]
| |
gehouden most werden. Savonts aen tafel komende, hoorde dat dit al uytgeleckt was. | |
31 Maend.Gooedt weder, maer regenachtigh. Smerg. waeren Feron en̅ daernae Baersenburgh bij mij. Smiddachs hoorde dat Soutelandt en̅ How weder bij malkanderen gesien waeren, en̅ weder goede vrunden mosten wesen. Savonts was bij de Con. Gaff ordre om 't Regimt van̅ Gardes op te maecken voor̅ Hertoch van Wirtenbergh. Had een brief van mijn vrouw. Schreef dat neef van St Annelt noch al sijn continuele koorts bleef houden met verheffingen, ende dat suster en broer daerover bekommert waeren. |