Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijSeptember.1 Dynsd.Smerg. was Baersenburgh bij mij. Naerm. Feron. Vertelde, dat Blatwait sijn mantel uyt sijn koets gestolen was, en hoorden wij die uyt-trommelen, met belofte van 4 pistolen voor den vinder. Bij die occasie praete hij veel van̅ mis-slag, die hij gedaen hadde van naer̅ bataille naer Breda te loopen, en hoe hij daer over het praetje van̅ menschen was. Dat men remarqueerde dat de Con. hem zedert blaeuw had aengesien, en hij soo veel praets niet en hadde gehadt aen tafel en̅ elders als van te voren. Dat Cardinal, sijn clerck, die hem gevolght hadde, mede beschaemt was. Dat men oock slecht sprack van How, met hem geweest hebbende. | |
2 Woensd.Smergens had Baersenburg. Seyde, dat Brienne hem wel vertelt hadde dat hij van ......Ga naar voetnoot1) een peerd gehadt hadde, omdat hij hem doen slapen had bij joff. Germain (N. Dit was eer hij met haer getrouwt was). Daernaer was du Puy bij mij. Naermidd. joff. Tondy. | |
[pagina 265]
| |
De Wilde seyde, dat geschreven hebbende aen de Cor. de Grisperre, en̅ hem de actes van sijn Regiment gesonden, hij hem seer beleeft geantwoordt hadde, en̅ hem een assignatie gesonden op de sollicitr Schimmelpenningh, om de actes te betalen. Was van 888 gl. Gisteren seyde mij Salisch, sullende een bataillon hebben van̅ nieuwe Switzers, dat hij meende ick desen dagh soude ordre krijgen om haere actes op te maecken, voor vast stellende dat het bij mij most gedaen werden, als sullende die trouppen bij den Staet betaelt werden. Was gisteren en̅ van daegh heel koudtachtig weder, en had smergen gerijpt, de groote voorgaende hitte schielijck hebbende opgehouden. | |
3 Dond.Was savonts bij de Con., maer teeckende maer weynigh dingen, die met de post wech mosten, de rest uyt-stellende. Had een brief van br. Christiaen en schreef hem antwoordt. Schreef mij, dat een vierkante buys van hout tot een verrekijcker van 45 voet te Hofwijck had laten maecken. Den Hertogh van Holstein Pleun, sullende in qualiteit van ......Ga naar voetnoot1) ons Leger commanderen, wierd geseght al te Brussel aengekomen te wesen. Had geen brief van mijn vrouw, maer schreef haer. De Coningh was van smerg. tot naermidd. ten 4 ueren uyt, om naer̅ fouragiers te sien, eenige Fransche partijen op de been zijnde. | |
[pagina 266]
| |
De Con. thoonde mij een nieuwe glase venster, die hij in sijn camer doen maecken hadde, en was geen teecken van aenstaendt vertreck. Op die middach begon te regenen, en duerde het tot savonts toe. | |
8 Dynsd.Smergens gingh mevr. de Gruyter wech, werdende gesproken van marcheren, en̅ sij geen voiture wetende. Was goedt weder. Van Hill mij naer̅ eten alleen soeckende, sprack seer qualijck van de Gruyter, seggende dat het een kerel was die hem met vremde streken behielp, en dat hij hem eens door Brussel soo veel straten om geleydt hadde, dat hij meende het te doen was om hem te voleren of erger. Dat sijn broer over volerie te Brussel publicq gehangen was. De Gruyter hebbende de Con. self gesproken over sijn saeck met Mestraten, had de Con. hem geseght dat het niet doen soude. | |
[pagina 267]
| |
Savonts was te 9 ueren bij de Con. over een credentiael voor̅ Cor. Sloppenbach aen̅ Hartoch van Churlandt. Naermidd. was joff. Tondi bij mij. | |
9 Woensd.Smergens waren Baersenburg, Feron, de Majr Tengnagel bij mij en droncken choccolate. De Gruyter bleef mij noch al aenhangen, hoewel mijn best deed om hem den wech naer Brussel te wijsen. Smerg. raeckte bij geval met Isac in sijn logement op de marckt, en sagh eenighe schilderijen, die hij seyde van Antwerpen te hebben, gemaeckt door eenen van der Heyden, van 2 pieces het stuck. Smidd. att de oudste broer van du Gy, die aen̅ Pr. van Vaudemont noch is te Romen. Hij vertelde ons hoe de Franschen, selfs in hare geconquesteerde landen en̅ plaetsen, geen ordre nochte mesures hadden, en cloosters en casteelen lieten plunderen. Naermidd. was daer noch een stercke donder-buy. | |
10 Dond.De Gruyter gingh wegh, ick hem twee peerden leenende, en̅ blij wesende van hem ontslagen te zijn. Voelde naer sijn vertreck wat pijn in mijn schouderen, rugh en bovenste van mijn armen, 't welck tegen de middagh soo vermeerderde, dat het sweet mij somtijts uytbrack, daerop in mijn bedde gingh leggen, en̅ ontbood dr Harris, die mij een bitter dranckje in gaf, en savonts wierd die pijn vrij minder, maer snachts daeraen kreeg een koorts, hoewel niet seer sterck. De pijn in̅ leden daeghs te voren was soo sterck, dat het was of iets seer hards in mijn ingewanden sat en die tsamen perste, daerom voor een pleuris vreesde; maer Harris seyde dat het maer winden waeren. | |
[pagina 268]
| |
Gingh te Brussel tot de Gruyters, die haer camer beneden aen sekere Brigadier gegeven hadden, hebbende een opstoppinghe van water, maer deden hem voor mij plaets maecken. | |
15 Dynsd.Voelde mij wat beter, en sonderlingh geen koorts, maer was altoos seer slap en niet konnende lang staen. Att redelijck wel. Dronck met al te veel smaeck framboisen- en morelle-bier. De Gruyter seyde, dat alles uyt de garnisoenen etc. marcheerde tot het ontset van Charleroy, maer wierde soo niet bevonden. Savonts was Hoefnagel bij mij. | |
17 Dond.Sliep smergens seer lang en vast. Smiddaghs at Hoefnagel bij mij, Mevr. de Gruyter hem genoodt hebbende volgens hare soete vrijmoedicheit. Naermidd. was met hem tot eenen Hr d'Ullano, om sijn schilderijen te sien, maer sagen maer een of 2 camers, hij uyt zijnde en sijn vrouw ons onderhoudende. Daer was een mans-conterfeitsel van van Dijck, in 't swart gekleedt, en twee Engelsche vrouwen, alle seer goedt en wel geconserveert. Gingen daer nae tot le Clerck, tapijtmaecker, en sagen onder andere een Christus-tronie en noch | |
[pagina 269]
| |
een Marie, van tapisserye, door hem gedaen, die men voor schilderijen soude genomen hebben. | |
20 Sond.Smerg. een brief van de Wilde met geldt; seide dat 't leger dese mergen gemarcheert was naer Nienove. Naermidd. was Hoefnagel bij mij. Daernae Giethoven, aennemer van̅ Spaensche fouragie, en̅ die mij oock leverde. Betaelde hem desen dagh. Schreef aen̅ Wilde om order van̅ Con. te hebben, of nae 't leger soude komen. | |
22 Dynsd.Was smergens met Hoefnagel weder tot Ullano, die ons noch een deel schilderijen liet sien van allerhande slagh en goetheit: onder anderen had hij twee stucken van̅ Fluweele Breugel van̅ allerbeste slagh, het een zijnde een Cruycing met groote menichte figueren, daeronder verscheydene conterfeitsels quamen, en̅ het ander een Landschap met wagens daerin, hetwelck ick voor het beste hield. Gingen daernae tot de beelthouwer Gripello. Sagen een Paris, die hij gemaeckt had, en fraey was, en̅ daerin hij de Antinous veel gevolght had. De twee Godinnen, bijnaer gedaen, waeren soo goedt niet. Hij had oock verscheydene busten naer 't leven, die hij seyde gemaeckt te hebben als de persoon maer eens terdeegh besien hadde. | |
[pagina 270]
| |
de offerhande van̅ Wijsen aen onse Heer. Gingen daernae tot Hoefnagel, daer sijn en onse neef Snavel sagh en sijn vrouw; hij was noch sieck. De Marquis d'Ainse, Coronel van 't Regimt daer hij Major van is, quam hem besoecken. De Wilde schreef mij, dat de Con. geseght hadde, ick soude naer den Haegh gaen. | |
24 Dond.Sondt mijn peerden over Antwerpen en̅ Breda naer den Haegh. Meende al daeghs te voren self te vertrecken, maer konde de pasport, die door Hulft hadde doen versoecken, desen geheelen dagh niet (krijgen). Hoefnagel att bij mij smiddachs. Naer den eten gingh scheep, hebbende smergens noch tot Hulft geweest om̅ voorz. paspt. In 't voorbij-varen van̅ Heu van Antwerpen, sagh de Gruyter daerin, naer huys komende; quam dien avondt tot het leste Sas, op een nae bij Willebroeck. | |
25 Vrijd.Smergens eerst ten 9 ueren van daer, niet eer door de sluys te Willebroeck konnende, quamen voor Antwerpen, daer wat still lagen om wijn in te koopen. Was beter en̅ att dese middach met honger. Soo wij aen̅ Maria lagen om mijn paspt te thoonen, hoorde men al 't canon van 't Casteel van Antwerpen lossen, de Con. daer passerende. Te Lillo sprack met de Lt van van Hil's compe, komende om in̅ aenleggende schepen dcserteurs te soecken. Seyde der wel in̅ 30 geattrappt en terugh gesonden te hebben, maer dat nu geen meer kregen. Savonts anckerden voor het (soo genoemde) Landt. | |
[pagina 271]
| |
man, dicht aen 't water in een huisje woonende, maer door de harde aenlandighe windt was daer geen afkomen aen, en saten wij daer de geheele volgende nacht. | |
27 Sond.Riepen een scheepje aen daer eenighe vletters in waeren, hebbende gewerckt aen eenighe gorsen, toekomende de Hr van Hoogerheyden, Ontfanger Generael. Hier deede mijn beste bagagie in, en voeren door het Slaeck naer Dort, met een vliegende storm en voor-windt. Quam alsoo ten 5 ueren te Rotterdam. Vondt in 't Schildt van Vranckrijck de Pensionaris van Leyden, Ravens met sijn soon. Hij gaf mij de remedie van toppen van barnetelen tegen de jicht. De vrouw was aen een tweede man getrouwt, zijnde schipper op een Oost-Indis schip geweest, die ons veel van sijne reysen vertelde, en had de rare peerden, Zebras genoemt, gesien te Batavia, als men dacht die aen̅ Coningh souden hebben gesonden gewerden. | |
28 Maend.Gingh smerg. te 9 ueren met een afgehuerde schuyt (omdat mij de ordinaris even ontvaren was) naer Delft, en van daer naer den Haegh, daer smiddachs quam, zijnde vrij vermoeyt in mijn slappe constitutie, door het gaen te voet door Rotterdam, Delft en̅ den Haghe; had oock smiddachs geen goeden honger, de loop mij daerbij noch al quellende, hoewel niet sterck was. Hoorde, thuys komende, dat de oudste neef Zuerius, Heer van Oyen, gestorven was. Daernae, dat hij hem gefatigeert hadde met een schuyt te willen helpen op 't landt haelen, en̅ daertegens iets van sijne eygene drogues ingenomen hebbende, die hem een boordt gaven. Smerg. was broer Rijckaert bij ons. | |
[pagina 272]
| |
eenen Huyssen, te Uytrecht, tot de Schepenstoel van die stadt. Seyde hij noch seer kranck was. Broer van Zeelhem att bij ons, en reed ick met hem naermidd. naer Hofwijck, daer sijn houte buys tot een verre-kijcker van 45 voet saghen. |