Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Tweede deel
(1877)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijApril.1 Dynsd.Att aen̅ 2e tafel met Blaswait, Keppel, die, de tafel vol wesende, mij dede plaets maecken. De Schout bij Nacht Schey wierd Vice-Admirael van Amsterdam gemaeckt. Smergens was de suster van Lt Cor. Balfour bij mij, oock de Borgemr Essen. Was seer koudt weder, en̅ hadde in̅ mergenstondt ijskeegels van een vinger dick gevroren. Smergens en savonts was Lannoy bij mij. Seyde, dat Zuylestein zedert eenighe tijdt sieclijck geweest was, soo veel te kennen gevende als dat hij te Brussel de pocken of iets diergelijx gekregen hadde. Seyde, dat hij seer verlegen geweest was met sijn wijff, die uyt Engelandt in̅ Haegh bij hem komende, mede naer Brussel wilde, daer hij se niet hebben wilde. Noemde de Marest een Vieux Fornicator, en seyde, | |
[pagina 37]
| |
dat hij met het wijff van Ingenoul en hem somtijts op een speel-reysje gingh, en̅ dat hij dan Ingenoul op de eene bootschap of de andere sondt. | |
2 Woensd.Smergens was Lannoy bij mij, en droncken choccolate. Daernae wederkomende seyde, dat de Con. rontsom de plantagie hebbende gewandelt, geen wildt gevonden hadde, en chagrin daerover geweest hadde, en Portlandt seer gevloeckt en gekeven hadde. Sondt Pieter smergens naer Deventer om een tafelkleedt, een borstel en glasen te koopen. | |
4 Vrijd.Smergens was Baersenburg langh bij mij, dronck choccolate. Schreef een deel boecken in mijn Catalogus naerm.... Savonts quam de langhe Heuft bij mij, zijnde gekomen om sijne sollicitatie tot een plaets in 't eerste lidt te vervolghen. Gingh met hem wandelen, en kreghen noch bij ons de Fiscael Hooft en̅ sijn broer Willem, galant van Mevr. Putman, maer was bij 7 ueren als wij uytginghen. Thuys komende, hoorde dat de Con. om mij gesonden hadde, en̅ bij hem komende vondt de Wilde daer, doende een brief toe, seer bot. | |
5 Saterd.De Con., hebbende gebalanceert tot half elven toe, omdat het weer niet naer sijn sin was, reed eyndelijck naer Dieren, om savonts wederom te wesen. Voorst att smiddachs met ons, en̅ met sommighe andere, dronck lustigh wijn. Seyde, dat daer qualijck af gesproken wierd, dat de Con. 2 mael tot Rooseboom onlangs gegeten hadde. Dat een brief, daerin qualijck van Myl. Portland gesproken wierd, geschreven was, en̅ Myl. Portland hem, soo het schijnt, suspecterende geseght had tegen hem selve, dat hij dacht | |
[pagina 38]
| |
dat hij altijt van sijn vrienden geweest was. Dat zedert Myl. Portland en̅ hij malkander niet gesien hadden. Naermidd. was naer mijn peerden sien tot den boer daer se stonden. Als wij gegeten hadden, quam de jonge Graef van Nassau in̅ kelder, komende van huys. Had niet over den Rhijn mogen gaen om met sijn broer te spreken, noch sijn moeder bij hem komen. Seyde, dat Franschen duyvels bangh waeren voor̅ descente, daer men af sprack. | |
6 Sond.Was smergens te Appeldoorn in̅ kerck en ten Nachtmael. Regende en̅ stormde. Guitet met ons etende, vertelde dat Ferier een heele peruyck konde op-eten. De Wilde had hooren seggen, dat de Con. weder naer̅ Haegh soude gaen. Was naermiddach bij de Con. en deed sijn brieven toe; gaf een om wegh te senden aen̅ Prins van Waldeck, en̅ een aen̅ Graeff van Solms. Savonts quam de Graeff van Athlone, Odijck, Mylord Silkirck en̅ de groom How. Waren savonts in Odijcks camer nae den eten. Odijck seyde, dat de Con. allengsjes grooter wierd, maer dat hij daerdoor oock in grooter peryckel quam van sijn leven, meenende door verraedt. | |
8 Dynsd.Smergen̅s was bij mij de langhe Heuft. Daernae een man van Amsterdam, pretenderende een sonderlinghe inventie te hebben, om schepen sonder peryckel en schade te kielhaelen, oock om canon en swaere dingen over wateren en̅ morassen te haelen. Daernae eenen Chevalier, hebbende eene histoire metallique van̅ Con. gemaeckt, de figuren geëtst door Romein de Hoogh. Daernae Wentword, van Deventer, hebbende de commissie in̅ Admiralt van 't Noorderquartier voor een jaer, 't welck noch aen̅ tijdt van Craying, overleden zijnde, resteerde, van de Con. gekregen (Deze dagh moet naer maend. volgen, | |
[pagina 39]
| |
en is qual. geschreven)Ga naar voetnoot1). Att savonts met Odijck in sijn camer, en̅ Gastigny was daer mede. | |
7 Maend.Was smergens seer windigh, los en quaedt weder. De Con. gingh smiddachs op de harte-jacht, maer vongh geen. Sayer met vier honden afgedwaelt zijnde, met hulp van̅ boeren kreegh er een. Smiddachs was er soo veel volck om aen̅ 2e tafel te eten, dat er wel 12 of meer overschoten. Odijck, die daer mede was, deed lustich drincken. De Con. quam eerst ten 8 ueren thuys en teeckende doen. Smergens teeckende oock eer uytgingh. Seyde, dat het nieuwe gebouw, dat ter zijde aen het huys van 't Loo gemaeckt wierd, veel gemack daeraen, maer geen welstandt soude geven. | |
9 Woensd.De Con. was op de jacht, en vong het hart dicht aen̅ palissaden, om de thuynen staende. Wandelde voor den eten met Odijck, de President de la Tour, Smittau, Schutz, Danckelman, Schuylenburg etc. en att in Odijck's camer met 10 of 11. Naer den eten liet mij Schuylenburgh vragen, of tot Mevrouw Ingenoul wilde gaen the drincken, seggende dat sij het laten vragen had, maer hij had laten seggen dat met mij soude komen. Gingen daer en vonden haer, haer man, joff. de Geus, die niet leelijck, langh en spichtigh was, en Isac quam daer oock, maer bleef niet langh. Daer was noch een suster bij van Ingenoul, die niet fraey was. Naer̅ thé gaven ons noch een glas wijn. Savonts att in̅ kelder. De Prins van Nassau Zarbruck quam savonts, en logeerde in 't Oudthuys. Regenachtigh en leelijck weder. | |
[pagina 40]
| |
10 Dond.Was met de Wilde achter het werckhuys een peerdt van Wolfraedt sien, om te koopen. Root reed het voor mij. Gingh daernae met Eick, Lt van̅ Garde du Corps, het noch eens op stall sien, en̅ prees hij het mij aen. Loofden het 25 guinys. Smerg was joff. Schrasser van Harderwijck bij mij, dochter van een suster van̅ Hr van Oudegein. Versocht door̅ Con. voorspraeck vrij te wesen van 4 a 5000 gl. restanten, die haer vader, zijnde ontfanger van Kempenlandt geweest, was schuldigh gebleven. Had een groote meyd bij haer, die sij mede liet in̅ camer komen. Beloofde haer aen̅ Con. haer saeck voor te draghen, maer seyde dat geen hoop hadde van succes. Naermidd. was bij de Con., die teeckende. Was seer koudt weder en vroor in̅ voor-nacht. Smergens voorbij Odijcks camer gaende, deed hij mij roepen, leggende noch te bed, en̅ stondt op. | |
11 Vrijd.Smergens quam Lith de Jeude mij hoetelen met sijn schurfde questien over dijcken etc. in̅ Graefschap Culenburg. Oock de langhe Heuft, die choccolate gaf. Terwijl hij daer was quam joff. Schrasser, die de antwoord van̅ Con. seyde. Haer meydt quam al weder binnen. In 't weghgaen seyde, dat haer in mijn goede gratie recommandeerde. Quam oock Chevalr, autheur van̅ Historie, met medalien van̅ Con., die de Con. antwoord seyde. Hij wilde mij een exemplaer geven, maer nam het niet. Daernae had een Ingenieur, Dubuy genaemt. Had een attestatie van bequaemheit, hem door broer Christiaen in Vranckrijck gegeven. Naermidd. sprack met Root en̅ Wolfraet over het peerd van̅ leste, dat koopen soude. Uyt het huys gaende, quam Dijckveldt tegen, komende van Rurmonde en Brussel. Van Loon, mede uyt den Haegh gekomen, seyde, dat | |
[pagina 41]
| |
een brief van sijn soon hadde, daerin schreef, dat Myl. Portlands peerden de volgende weeck van̅ Haegh naer Breda gingen, apparentelijck omdat daer of daeromtrent den Keurvorst van Beijeren soude sien of wachten. Odijck en Gastigny, die mede in sijn camer was, seyde, dat mrs Treslawny en mrs Franklyne heete prijen waeren. Odijck vraegde, of de schele niet swaer geweest was, als men seyde, maer hij antwoorde van neen. Gastigny seyde, dat de minne naer haer ... gevat hadde en̅ sij hem had laten doen, en dat hij daermede verlegen gestaen hadde; dat hij Treslawny daer oock dickwils naer gevat hadde, maer nooyt niet terecht gekomen was. Seyden, dat mrs Howard quade lucht uyt haer mondt hadde. | |
12 Saterd.Smergens was de Con. op de jacht. Odijck liet mij vragen of wandelen wilde, zijn̅ in̅ thuyn, maer daer in̅ thuyn komende begon te regenen en̅ mosten in huys loopen. Att met Odijck, den Envoyé Colt, Myl. Silkirk, Dijckveldt, Brigadier Ramsay etc. Daer wierd al wat sterck gedroncken. Isac seyde, dat se het nichje de Geus van het oude huys weghgesonden hadden. | |
13 Sond.Was smergens bij Odijck, op sijn versoeck. Dijckveldt versocht mij te spreken, over dingen te doen. Dijckveldt was naermidd. op mijn camer. Kreegh een brief van mijn vrouw. De langhe Heuft seyde, dat de Con. tegen ymant geseght hadde, dat ymant over acht dagen hier weder komende, hem noch vinden soude. | |
[pagina 42]
| |
Smergens ten 9 of 10 ueren viel een seer dichte sneeuw, wel 1½ uer duerende, maer bleef niet liggen, en was seer koudt. Eenen .......Ga naar voetnoot1) was bij mij, zijnde besigh met een nieuwe posterije van peerden, wagens en post-chaises op te richten naer Augsburgh: soude se oock naer 't leger in 't werck stellen. Smissaert nam afscheidt van mij, naer huys gaende. De Con. teeckende. Vraeghde naer de Wilde en̅ naer Mevrouw de Wilde, en als ick seyde dat hij naer Worcum was en veel windt in sijn hooft gekregen had met dat Drostschap, lachte hij en seyde, dat de Gravin van Hoorn over langh, als haer ymant gerecommandt had de nedericheit, geantwoordt had: ‘als onse Lieve Heer ons verhoogt, moeten wij ons selve niet vernederen.’ | |
15 Dynsd.Sneeude smergens omtrent half achten weder dicht, en̅ was den ganschen dagh soo koudt, dat mijn tafel bij het vier sette om te schrijven. De Con. gingh ten 11 ueren op de jacht en vongh het hart niet, komende ten 6 ueren wederom. Att in Odijcks camer, hij mij latende halen, Daer was Silkirk, Talmach, Blatwait, Despence, Graef v. Hoorn; met Talmach praete veel van schilderijcn en de konst. Hij seyde, dat de Espagnolettes te Londen van Tangers geboortich waeren, en dat hij se daer gesien had, doen noch kinderen waeren, en̅ daer naer oock noch wel. Savonts quam Baersenburg op mijn camer, en was half droncken. Att savonts op mijn camer een boterham. Noch was bij mij Giaure met de jonghe Guerik. | |
[pagina 43]
| |
Smiddachs at in Odijcks camer met Blaswait, the master of Stoires, Despense, Sr Thom. Levingstone, de Graef van Hoorn, Mil. Silkirck, en deed ons 4 groote glasen bescheidt doen. Gingen daernaer wandelen, en̅ quamen op 't oude huys, daer de Marests, even uyt den Haegh gekomen, was. Odijck begon daer te vragen naer thé en coffé, maer Ingenoul, de conchierge, die daer bij de Marests in sijn camer sat, seyde dat daer geen en was, en gingh met eenen voort. De Graef van Hoorn seyde, dat het met hem zedert sijn laetste sieckte slecht gestelt was, maer dat evenwel onlanghs een vrouwmensch bij hem geweest was, een weduwe, en̅ die 2 a 3 kinderen gehadt had, die hem soo gecaresseert had, dat hij was gaende geworden. De Con. quam ten half 7 thuys. Schey, de Schout bij Nacht, quam om sijn commissie van Vice-Admirael te ontfangen. Puisars was oock smiddachs bij ons, zijnde even gekomen. Odijck seyde eens: wat? die salementse Hoornbeest! De Con. vongh een hart. | |
17 Donderd.Smerg. nam de Schout bij Nacht Schey den eedt af bij den Con., en teeckende hij een dingh of twee. Savonts was weder bij hem, en̅ teeckende hij de rest. De Secretaris de Wilde quam met Almonde op 't Loo, de leste om sijn eedt als Lt Admirael te doen. Was desen dach, en oock de voorgaende, gequelt met wat pijn onder de bal van mijn rechter voet, een soorte van jicht wesende, maer niemant en sach het aen mijn gaen, en̅ sliep wel. Smidd. att de Marests bij ons in̅ kelder, en seyde, dat hij van sin was over een jaer of twee, als de vrede gemaeckt soude wesen, te gaen reysen met sijn soon, en̅ dat Portland hem geseght hadde, dat hem de sijne oock medegeven wilde, en̅ hem naer sijn twaelff jaer uyt | |
[pagina 44]
| |
Engelt soude doen, om de debauche niet te leeren in dat landt. Seyde, dat de Franschen aen Denemarcken en̅ Sweden geschreven hadden en̅ versocht het werck van̅ vrede te pousseren, want dat, als er een landing voorviel, het te laet soude wesen. | |
18 Vrijd.De Con̅. was smergens op de haese-jacht met kleyne honden. Had noch al wat jicht, als daeghs te voren, maer wierd niet gesien. De Wilde thoonde mij een langhe brief van joff. Hacquart, klagende dat van der Esch, ordre gehadt hebbende van 's Gravemoer, om haer twee hondert pond te geven, het niet gedaen en hadde, en sij met haer kindt te Londen in groote armoede sat en̅ kreet. Naermidd. savonts nam Almonde sijn eedt af bij den Con., die hij op sijn commissie noch niet gedaen hadde. De Con. maeckte savonts noch ses Zee-Capiteinen, waeronder de Hr van Sommelsdijck een was. Kreegh een brief van mijn vrouw, schrijvende dat van Beuningen (soo als Jacoba haer geschreven hadde) mooytjes begon te beteren, en dat sij heel dickwils bij hem gingh, en hij wel was om mede om te gaen. Smerg. quam de Pr. v. Vaudemont. | |
19 Saterd.Smergens was een vrowtje van een Capn Richman bij mij, die in 't jaer 1691 bij den Crychsraed van Maestricht over Passevolanten gecasseert was, en̅ bij H. Crijchsraed geabsolveert; maer de Con. had de leste sententie niet willen teeckenen: had daerover weder Reqe gepresenteert. Smergens was den Drost Essen oock bij mij, hebbende questie met de Gedeputde Wijnbergen over seeckere voorslagen, die den Drost gedaen had om het voortloopen van̅ sanden in̅ Veluwe te beletten. | |
[pagina 45]
| |
Smiddachs at met de Hr van Odijck, Depense, Myl. Silkirk, Blaswait, de Lt Eck. De Con. quam ten ½ sessen thuys, en̅ had het hart gevangen. Naermidd. wandelde met Odijck en Silkirk naer het Berghje van La Montagne, daer men besigh was om een reservoir te maken, daervan een deel van het water van hoogher sources vallen soude, om sprongen te maken van middelbare hoochte. Had smerg. oock den Edelman, gesonden van̅ Prese weduwe van Nassau-Siegen. De Secrs de Wildt had gisteren soo veel gehoort, als dat de Con. noch de heele volgende weeck op 't Loo soude blijven. | |
20 Sond.Smergens was Ginkel op mijn camer, om de Con. brieven te hebben aen Overijssel en Gedepen van 't Zutphense quartier, over 't stuck van̅ jacht; daer nae Raetsheer Romswinckel, om brieven aen 't Nimmeegsche quartier. Smidd. at in̅ camer van Odijck, oock savonts, en Odijck nam afscheidt, gaen̅ sanderen daeghs smergens naer Zeist; Depense vertrock naer Aernhem. Naer de middach sendende om mol aen̅ kelder, antwoorde Hermans, dat hij die niet geven wilde, en̅ dat ick (soo te seggen) geen bediende van 't Hoff was. Smergens dronck een glas wijn, geset met cruyden, die van Loon mij al in̅ Haegh gegeven had, en had dien dach losse stoelganghen. Wandelde tegens den̅ avondt alleen. | |
21 Woensd.Smergens vroeg, omtrent 5 ueren, wacker wordende, was heet, en̅ int sluymeren daernae kreegh een draeyingh in mijn hooft, soo dat, mijn oogen open doende, mij dacht dat het bed op sijn zijde lagh. Duerde maer een oogenblick. Smergens daernae was de Bailluw van ter Goes, Eversdijck genaemt, bij mij. | |
[pagina 46]
| |
De meydt van Ingenoul, Arriaentje genaemt, seyde, dat Ingenouls meyssens al het drinckgeldt, dat kregen, aen̅ vrouw mosten geven. De Con. quaem te vier ueren naermidd. van̅ hasejacht, en had er geen gekregen. Betaelde het peerdt, dat van Wolfraedt gekocht hadde voor 23 guinys, gaf 10 of 11 gulden aen Root, die 't mij opgedaen had, en̅ halstergeldt aen een palfrenier. De Wilde quam mij segghen, dat Bidloo, de poeet, gevangen geset was bij 't Hof, hebbendeGa naar voetnoot1) De jicht, die dese voorgaende daghen gevoelt hadde, gingh over, met dat het weder begon sacht te worden. | |
22 Dynsd.Smergens was de Graeff van Hoorn bij mij, over depesches, die medenemen soude, maer die de Con. savonts nogh ophield. Daernae quam de vrouw van Richman, lamenterende en̅ krijtende daerover, dat de Con. haer mans versoeck van herstellinghe afgeslagen had, en de sententie van̅ H. Crijchsraed, daerbij hij geabsolveert was tegens die van̅ Crijchsraed van Maestricht, niet en hadde willen approberen. Daernae had een Predicant bij mij, die mij een boeck gaff van sijne prophezyen, seggende, dat in het jaer 1718 den Antchrist t'onder gebracht soude wesen; dat onse Coningh in Italien en̅ Turkijen soude gaen en̅ alles t'onderbrengen. Seyde hem, dat Erasmus geseght hadde, dat de Apocalypsis de Labyrinthus Auctorum was. Daernae quam den Hoofmr van̅ Princes van Nassau-Siegen, brengende mij van haerentwegen 6 pistolen en̅ nam afscheydt. De Con. was op de jacht en̅ vongh het hart. Was soo moede savonts, dat de brieven van̅ Raed-pensionaris niet lesen konde. | |
[pagina 47]
| |
de Heer van Roosendael, over het placcaet te emaneren bij het Hoff, tot belettinge van het overstuyven der sanden in̅ Veluwe. Seyde de Marais, smiddachs bij ons etende, dat gesien hadde een project, 't welck Vranckrijck aen Sweden en Denemarcken ter handt gestelt hadde, om op de voet van 't selve een vrede te moyenneren, onder anderen medebrengende, dat men Con. Willem soude erkennen, dat aen Con. Jacobus een pensioen soude gegeven worden, om te subsisteren, - dat Vranckrijck soude restitueren 't ghene zedert de vrede van Nimmegen geoccupeert hadde etc. Den Grave vander Lip en̅ de Veldt-maerschalck Flemming waeren op 't Loo, logeerden in 't oude huys. Was savonts op 't oude huys bij van Loon. De Prins van Vaudemont vertrock smergens. Daeghs te voren sprack mij vriendelijck aen, soo als van̅ Con. quam en door de bedchamber passeerde. | |
24 Dond.Nam smergens van̅ cruijendranck van van Loon, en̅ had daervan vier stoelgangen, en̅ was daer wel van. Had een brief van mijn vrouw. Schreef dat suster van S. Annelandt noch groote pijn aen haer arm hadde van haer val. De Con. sondt mij naermidd. sijn brief aen̅ Raedtpensionaris, en liet vragen of dingen had om te laten teeckenen. Gaff die aen Kien en kreegh se wederom. Waeren al veel. | |
25 Vrijd.Smergens was Baersenburgh bij mij. Seyde, dat de Con. aen̅ Prins van Vaudemont, als afscheidt nam, geseght hadde, dat hij naer 't Rendezvous gaende over den Haegh meende te gaen; dat van daer soude sijn wegh nemen over Breda, en̅ daer maer een dagh stil blijven, sonder te segghen hoe langh in̅ Haegh soude zijn. Naermiddach bracht mij Baersenburg een deel actens etc., die de Con. geteeckend had, maer daeronder was er eene, daerbij Sichterman soude sijn compe afstaen, mits houdende 200 gl. ter heeremaend, en̅ vreesde de Wilde, dat die | |
[pagina 48]
| |
depeche wel weder aen̅ Engelsche secretarye mocht gelaten worden, omdat die compe mede van̅ Engelsche betalinghe was, en dat 's Gravemoer aen̅ Con. gevraeght hebbende, aen wie die depesche soude moeten gaen, de Con. geseght hadde dat hij 't niet en wist. Tegen den avondt wandelde door de huysen omtrent het Hoff, en vindende daer Francijn, het hoendermeisje, staen met haer suster Maritje, lieten sij mij haer huys sien. | |
27 Sond.-Naermidd. was de Landdrost Essen bij mij en savonts weder; sprack van een publicatie van het voortstuyven der sanden in̅ Veluwe te beletten. Omtrent 7 ueren sav. quam de Cheurvorst Paltz op 't Loo. Portland haelde hem van̅ caros en bracht hem boven in̅ Con. camer, die hem daer wachte; had maer 4 menschen van eenighe slagh bij hem, daer sijn Biechtvader, een Jesuyt, een van was, gekleedt als een Secretaris. Die, en̅ noch een, aten met ons. | |
28 Maend.De Con. gingh smergen̅s met de Cheurvorst op de jacht. Deselve logeerde op 't Loo in de Coningins quartier. Voormidd. praete lang met de Marests en Myl. Silkirk, met ons gegeten hebbende. De Marests seyde, dat de Con. sekere bewijsen hadde aengaende de geboorte van̅ putative Prins van Wales, die een soon soude wesen van ......Ga naar voetnoot1), en dat dat ontdeckt soude geworden zijn. De Con. quam thuys savonts ten ½ sevenen. Liet mij savonts niet haelen, en̅ sondt 2 brieven aen̅ post door Kien, soo de Wilde mij seyde sanderen daeghs. Att savonts alleen aen̅ tafel, gedeckt voor 16 menschen. | |
29 Dond.Smergens was Baersenburg bij mij, seyde, savonts te voren met harde woorden had afgegaen tegen Brienne, in presentie van Fremin en .....Ga naar voetnoot1), zijnde | |
[pagina 49]
| |
van sijne vrinden; dat Brienne, doen de Con. naer Engelant stond te gaen, van hem gesproken had achter sijn rugh, als hebbende secreten van̅ Con. gereveleert aen sijn vijanden. Vertelde, hoe hij te Londen een Engelsman omtrent Sommerset-house tegen gekomen zijnde, en hem gevraeght hebbende welck de kortste wegh naer Charreng-Cross was, den anderen geseght hadde, dat hij een van̅ dutch dogs was, en hij hem weder scheldende, den Engelsman hem met een stock een slagh boven sijn knie gegeven had, en hij afgeseten zijnde, hem met sijn degen een douw gegeven hadde, den Engelsman nochthans heel hard weghloopende; dat daerop een deel van̅ wacht van Sommersethouse hem gesaiseert hadde, seggende dat hij aengebracht was, als hebbende geldt gepresenteert aen een ander, om K. James health te drincken; dat hij dry dagen daer gehouden was, eer dat door Myl. Sidney, daer hij voor gebracht was, was ontslagen en̅ gedimitteert geworden. Daernae quam Gastigny bij mij om attestatie de vitâ van Myl. Woodstock, Portlands soon, te hebben, daer hij een lijfrente op hadde. Seyde, dat Myl. Portland en passant geseght hadde, dat wij in 7 of 8 dagen in̅ Haegh souden wesen; dat dese morgen de Con. met de Keurvorst Paltz lang in sijn Cabinet was geënfermeert geweest; dat den oude Boers hem vertelt hadde, dat in̅ Haeg hebbende konnen sien door de plancken van̅ camer van mrs Gerson, en dome gedeckt, haer dickwils moedernaeckt en̅ sonder hemdt gesien hadde, en̅ seyde dat sij een seer fraey lijff hadde; dat daer een gesegh was van een huwelijck van joff. Vijgh met Golsteyn. Savonts te voren, als ick, als geseght, alleen att, seyde Orange, dat daer een groot gedoen was en̅ gepraet van dat de kleyne jongens van̅ keucken gesien hadden, dat van Leeuwen, met sijn roode juste au corps, het wijf, dat de schotelen van onse tafel wies, gebesoigneert hadde, wesende | |
[pagina 50]
| |
een fraeye vrouw, die te voren, soo hij seyde, bij mr de Marests gewoont hadde, en̅ met hem te Aecken geweest was, en̅ oock bij de Gr. v. Stirumb in 't leger geweest was. Kreegh een brief van̅ vrouw van Oudeghein, hoetelende mij over haer saeck met Zuylestein, en schreef haer antwoordt, om mij daer wat van te ontlasten, seggende, dat Oudegein self daer sijn werck van behoorde te maecken. | |
30 Woensd.De Coning was op de jacht en vongh een hart. De Keurvorst was met hem en volgde sachtjes. Naermidd. schoon weder wesende, wandelde met de rosse Soutland. Hij sneed op van sijn goede fortunen met vrouwen en̅ seyde, dat hij onder anderen de jegenwoordidighe vrouw van Eysden en schoonsuster van madame d'Ost onder sekere heggen of struycken gebesoigneert hadde, sij daer blijvende leggen, en̅ hij af en̅ aen gaende, maer dat hij met Made d'Ost nooyt niet hadde konnen te recht komen. Een Prins van Eysenach att smiddachs met ons. |
|