Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijMaert.1 Donderd.Smergens was Elst bij mij, over de saeck van Assenburg, die wij tot een accoord brachten. Savonts was lang op 't Hoff, sonder de Con. te sien. Naerm. was bij broer Christiaen, die gequelt was met een tenesmusGa naar voetnoot1) | |
7 Woensd.Was tot Jacoba. Naermiddagh ontbood mij de Con. Seyde, dat Oyen weder sijn dimissie versocht, en thoonde mij de request, die hij daertoe gepresenteert hadde, daerin niet allegeerde als sijne swacke gesontheit. Als hem die wedergeven wilde, seyde: neen, houdt se, laet se St Annelandt eens sien. | |
[pagina 404]
| |
Ick sprack als sijn propositie desapproberende bij dese tijdt. De Con. uytede sich niet veel. | |
9 Vrijd.Had smidd. broer en suster van St Annelt en haer soon en dochter, Slydrecht, Ellemeten en sijn vrouw te gast, met Oyen en sijn vrouw. Sayer en̅ Geldermalsem, die mij toegeseght hadden te komen, lieten het smergens afweten, omdat de Con. mosten opwachten te Sorghvliet. Was savonts bij de Con., die seyde, dat Oyen persisteerde om te willen quitteren. Was daernae noch tot de nichten de Willem. | |
11 Sond.Smergens schickte nogh mijn boecken. Naermiddagh quam Berkesteyn bij mij, en ginghen om sijne teeckeningen te sien, die in Lelys uytroep gekocht hadde, en daer seer fraeye onder waeren. Naermidd. was tot suster van Nieuwerkerck, daer de Predicant Godyn met sijn vrouw was, en Jacoba daernae oock quam. Gingh savonts noch op 't Hoff. Den Hertogh van Cell was bij de Con. | |
12 Maend.Smergens waeren onder andere bij mij Zobel en Mortaigne, die mij tweemael voorsloegh om te vragen aen̅ Con., of ick niet voor hem aen̅ Raedtpenss Heinsius mocht spreken, dat hem telckens afsloegh. Mijn vrouw seyde mij savonts, dat sijn eene soon met een kemster te Voorburg getrouwt was. Voorm. was de Flenes bij mij. Doe wierd van̅ Con. gehaelt en̅ bij de Prins van Waldeck gesonden, om de lijst te halen van een deel Regimenten, die naer den Demer, in Brabant en Vlaenderen mosten gesonden werden. Hij onthaelde mij seer beleefdelijck, te | |
[pagina 405]
| |
bedt leggende. Beklaeghde seer de doot van̅ Lt Gn̅ael Weibnom, om sijn goede qualiteiten, en̅ omdat hij wel met hem was. Seyde dat .....Ga naar voetnoot1), Hr van Burcht, een heele brief tegen hem had laeten drucken; dat hij nu, dat sijn soon alles dat begeerde gekregen had, hem wat beter aenstelde, maer dat men, seyde hij, dat wel meer gedaen had in andere occasien, komende daernaer weder tot sijn oude manieren. Thuys komende, vondt nicht van der Does bij mijn vrouw. Kinschot was smergens weder bij mij. | |
13 Dynsd.Smergens wierd weder geweldigh van 't volck gequelt. Naermiddagh was bij de Con., die teeckende, maer was niet heel wel gesint. D'Hr Bosveldt, uyt de Rekencamer, seyde mij, dat de Hr van Boetselaer, sijn confrater, hem geseght hadde, dat de Coningin, sijn dochter, de Gravin van Stirumb, weder naer Engelt ontboden hadde. Was smergens weder bij de Pr. v. Waldec, hij mij versocht hebbende bij hem te komen, als nogh geen seven ueren was. Seyde, dat de Con. de plaets van̅ Lt Cor. Palm aen̅ broer van Voorst gegeven had, maer hem sijn comp. en tractement van Lt Cor. laten houden. Dat de Graef van Hoorn geseght hadde, dat hij wel bij de crijchs-raed geabsolveert was over 't verraedt, maer dat daer noch andere dingen tot sijnen laste waeren. Dat hij oock 't verraedt voorz. 3 of 4 weken geweten en̅ geswegen hadde. Smergens waeren noch bij mij joff. Bronckhorst, bij de Douariere gewoont hebbende, om een pensioen te solliciteren van̅ Con. Was oock tot broer Christiaen, beter van sijn jicht wesende. | |
[pagina 406]
| |
14 Woensd.Wierd smergens bij de Con. gehaelt, en̅ naer lang wachten uytgestelt tot 4 ueren naermiddagh. Quam daer, en het was soo druck bij den Coningh, dat tot negen ueren gewacht hebbende, hem niet en sach. Meende nicht van der Does te gaen adieu seggen, maer dorst niet van 't Hoff gaen. De Keurvorst van Beyeren vertrock savonts naer Amsterdam. | |
15 Donderd.Smergens ten 8 ueren sond de Con. tweemael om mij, en teeckende eenighe dingen en gaff mij te doen. Teeckende onder andere naermiddagh patenten voor̅ Regimenten van Aylua en Stirum, om uyt Brussel naer Mons te gaen, en̅ wierd dit seer gesecreteert. Savonts was bij de nichten de Willem, die vondt spelende met Mevrouw de Haucourt en̅ joff. van Hees en Liende; haer moeder was daer oock bij. Wij praeteden veel van van der Does, daer sij bij logeerden. | |
16 Vrijd.Reed met mijn vrouw in een gehuerde berline naer Leyden, en̅ ontbeten daer in̅ herberg bij de schuyten; vertrock daernaer met de schuyt van half eenen naer Uytrecht, naerdat wel een half uer gewacht hadden naer het uer, doordien het goedt en̅ het volck, met de schuyt van negenen uyt den Haegh vertrocken, daeronder mijn knechts en eenighe bagagie niet en quamen. Ten half 10 te Uytrecht aenkomende, vondt van Gageren aen de schuyt, mij noodende tot n. van St Paul, daer savonts at en sliep, wel getracteert wordende. Had de roef in̅ schuyt gehuert, en̅ nam daer Watson en Max, pages of the backstairs, in. Voor mijn vertreck was joff. van Berlicum mij spreken. | |
[pagina 407]
| |
Quam ten half thienen op 't Loo, mijn een nieuw peerdt seer gefatigeert wesende. De Con. en Princen hadden al gegeten, en̅ gingh ick sonder eten slapen, moede wesende. | |
18 Sond.Smergens was van Galen bij mij en de Griffier van 't Hoff van Gelderlt, Eck. Smiddaghs meende met Voorst of met de groomes Sayer en Borselen te eten, maer bij abuys misten se beyde, en most wat eten doen halen op mijn camer, door Mellin. Hoorde smergens, dat de Con. brieven hadde, omtrent 9 ueren gekomen, dat de Franschen Mons hadden berent, en̅ dat hij geseght hadde, dat lichtelijck den volgende dagh soude moeten naer den Haegh gaen. Smergens op het plat komende, daer de Con. met de Cheurvorst van Beyeren was, knickte hij mij too met vrundelijckheit, dat ick in 't eerste niet wel en remarqueerde; had smergens de Wilde doen halen, niet wetende dat ick savonts te voren gekomen was. Deed mij smiddaghs halen, doe noch niet half gegeten hadde, en teeckende eenighe dingen, en praete daernae van 't Loo en̅ van̅ wercken, die daer gemaeckt waeren, specialijck de beelden. Tegen den avondt liet eenighe kleyne hasewindtjes loopen, die aen de Cheurvorst van Beyeren wilde vereeren, en̅ die geseght wierden een haes te konnen inloopen soo wel als de groote. Savonts at met Voorst, een tafel hebbende van 16 menschen. Schreef aen mijn vrouw, om mijn equippage te doen maecken, de oude in Engelt zijnde. | |
19 Maend.Liet mij de Con. halen als noch te bedde was. Sond patenten aen̅ Pr. van Nassau, met de namen in blanco, recommanderende hem, die te doen ten spoedighste marcheren, alsoo sekere tijdinghe hadde, dat de vijandt Mons hadde belegert. De Con. gingh te 9 ueren op harte-jacht; att op mijn camer. | |
[pagina 408]
| |
Naermiddagh, ten 5 ueren, gingh wandelen aen de vijver. Thuys komende, vondt de Graeff van Flodorf voor de deur staen, en praete een tijdtlangh met hem over het werck van Mons, en̅ de reys, die men seyde dat de Con. tot het ontset soude doen, seggende, niet te sien hoe men fouragie soude konnen doen hebben aen 20000 peerden, die in het leger souden moeten wesen. Seyde, niet te weten wat de Con. met hem soude willen doen in dese campagne, maer dat met alles tevreden soude wesen. Dat men hem met duyvelsche leugens bij den Con. hadde soecken swart te maecken. Seyde (sprekende van 't verlies van̅ Lts Gn̅aels Weibnom en Aylua), dat Chauvet en Tubuy, Lt Gn̅ael bij de Spaenschen, bij onse armee souden komen dienen. Was savonts nogh bij den Con. en̅ op sijn coucher. Had twee harten gevangen omtrent Ee. | |
20 Dynsd.Smergens was bij mij eenen Charles, Schepen van Amersfoort, daer over langhe tijdt konst gesien hadde. Woont buyten de Waterpoort. Desen en̅ de twee voorgaende daghen was wonderlijck schoon en̅ warm weder, als in Junio soude moghen zijn. De Con. was op de harte-jacht. Loofs, de silversmit, rencontreerde smergens op de voorplaets, en wandelde met hem in̅ thuynen en̅ in 't bosje. Hadde in 't eerst sijn naem vergeten, hoewel sijn aensicht mij seer wel voorstont, maer quam daer weder op. Smidd. aten met ons 2 sonen van̅ Schouth Hooft, en̅ Willem, sijn broeder, galant van Mevr. Putman, de Graef van Riedberg, Hofmr van̅ Keurvorst van Beyeren etc. Roosendael en Delen waeren oock op 't Loo. De eerste beloofde mij, sorgh te sullen dragen voor onse saeck tegens de van Sinderens. | |
[pagina 409]
| |
Ick vertrock smerg. ten 5 ueren naer Uytrecht, en gingh weder tot St Paul logeren. Rencontreerde Oudeghein, soo als de poort inquam, en had hem korts daernae tot mijnent. Vondt tot St Paul de vrouw van een Fransch Professor. | |
22 Donderd.Reed smergens ten 7 ueren van Uytrecht naer̅ Haegh, en̅ op Henricks aenraden de vaert langhs gereden zijnde, daer de wegh heel taey en quaedt geworden was, gingh te Harmelen in de schuyt, die naer ½ uer loopens te voet met moeyte kreegh, en dit, omdat mijn peerden in̅ wegh waeren blijven steken. Te Leyden most weder lustigh loopen om de Haeghsche schuyt te krijgen, die niet gehadt soude hebben, indien der niet twee gevaren hadden. | |
24 Saterd.Was naerm. op 't Hoff. De Con. vraegde mij, of mijn equippage al gereedt was, seyde: jae, maer dat het altemael in Engelt stond. Hij seyde: jae, 't mijne oock, half lachende. De R. Pensionaris Heinsius sprack mij aen op 't Hoff, van indifferente dingen. Savonts was tot suster v. Nieuwerkerck, die mij seyde, dat Reinier nu all voor̅ tweede mael de pocken had. Het bovengenoemde peerd storf, en̅ had de smit geseght, dat sijn longh was ontstoken geweest. | |
[pagina 410]
| |
26 Maend.Smergens was op 't Hoff, en̅ de Con. teeckende eenige dingen in̅ Bedchamber, in presentie van vele menschen, onder andere de dimissie van Hagedoorn; kreegh een dach uytstel, om te vertrecken. Daernae was seer besigh met packen en order te stellen op de reys; kocht noch een peerd. De Con. vertrock naer Brabant ten 10 ueren. Savouts was tot joff. van de Werven in̅ societeit, daer se speelden. Daer was onder anderen een dochter van Drost Haga, een groot stuck vleesch, en werdende geseght wat galant te zijn. Was oock tot nicht de Willem, nicht Constantia alleen thuys zijnde, en over Giedeke noch krijtende. Men hoorde dat de groote tijding uyt Yrlandt, van dat Sarsfield geslagen en doot was en Ginckel gequetst, een leugen was. Naerm. was broer en̅ suster van St Annelandt bij mij, mij adieu seggende. | |
27 Dynsd.Vertrock ten half seven uyt den Haegh, en̅ zijnde, door het talmen van Pieter, de schuyt naer Delft mij ontvaeren, most er een hueren. Kreegh met moeyte die van 8, van Delft naer Rotterdam. Gingh daer in 't jacht van 's Gravemoer, daer wat in ontbeet, en̅ quam ten 3 ueren met een voorwindt aen̅ Moerdijck, daer van Loon, dr Hutton en mr Drake twee wagens gehuert hebbende, ginck op een van̅ selve, en kreeg Jan op de andere, mijn meeste goedt met Pieter daer laetende, bij manquement van wagens. Quamen ten 7 ueren voor̅ poort van Breda, 1½ uer wachtende, eer konden inkomen. Het was daer seer koudt, maer gingen in een huysje, dat op de brugh staet, en warmden ons daer. Logeerde tot N. Buerstede, die vrij verouwelijckt vond in allen deele. De Con. had hem in passant gesien en aengesproken, daer seer blij om was. Daeghs te voren sprack de Con. voor Soutelandt, om | |
[pagina 411]
| |
avancement, maer hij seyde: Ey, maer die kerel is ommers niet een spouw waters weerdt. | |
28 Woensd.De Con., niet wetende dat ick gekomen was, hoewel mij voorbijgegaen was, had dry- of viermael naer mij gevraeght. Savonts, uyt sijn Bedchamber komende, vraegde mij naer mijn reys. Smidd. quam Pieter met mijn goedt van̅ Moerdijck. Naerm. was bij de oude nicht Zuerius, daer haer Landlady, de vrouw van̅ Predicant Croisé, bij was; ock Arnaudine Beaumont, getrouwt aen de Heer van Meteren. Droncken daer thé. Savonts quam Portland van Brussel, en was noch geen sekerheit van 't vertreck. | |
29 Donderd.Smergens was bij de Con., die schreef naer Brussel. Sagh uyt naer caerten, die thuys vergeten had, en kocht een hoedt tot een fraey bruyn meisje, op de marckt. Praetende met Ouwerkerck op de mart, vraegde hem, of wij volx genoegh hadden, om de Franschen te attacqueren. Seyde, ick weet niet, ick gae mede. Myl. Scarborough in̅ antichambre, prees mijn huys noch en seyde, het noch te willen sien, seggende dat niet als in 't voorhuys geweest was, en̅ dat de meissens hem geseght hadden, het niet te konnen laten sien. Naerm. was met Baersenburg tot een schilder, genaemt van Kessel, imiterende de manier van̅ Fluweele Breugel in vogelen, beesten etc.; had het Valckhoff en 't huys van de Boeverije geschildert. Gingh daernae met de jonghe Buerstede tot de jonghste dochter van neef Buerstede, onlanghs weduwe van de Clerck. Haer oudste dochter was seer bedorven van de pockjes, zedert haer over eenighe jaeren gesien hadde. Daer waeren den oude Buerstede en sijn dochter Lysbeth, aen eenen Leers getrouwt zijnde, en een Engelsman, Smith | |
[pagina 412]
| |
genaemt, bij Clara, die, als wij daer waeren, bleef sitten, daer Buerstede seer op knorde. Vid. den 5en April. Savonts deed eenige brieven toe bij de Con., die seer hoeste. Sprack de Rentmr Zuerius op 't Hoff. Men seyde, dat de Franschen te Mons een buytenwerck genomen en weder verloren hadden. | |
30 Vrijd.Smergens was Saumaise bij mij. Seyde, dat Castel-Moncajo gekomen was van Brussel. Att met Myl. Devonshire, die mijn gesontheit dronck. Naerm. was bij de Con., die mij een Italiaensch raisonnement dede translateren: was over het dessein van den oorlogh in Vranckrijck in te brengen door Savoyen, prijsende de voorslagh, daertoe gedaen door̅ Con. Was daermede doende tot 1 ueren. | |
31 Saterd.Was Zuylestein bij mij met sijn adjutant Schagen, lang pratende. Kreegh mijn caertboeck, daer een bode om gesonden hadde. Naermidd, was de Majoor Beaumont bij mij. Was bij de Con., en kreegh door Portland ordre, om aen̅ Baron Gurtz, door̅ Con. aen̅ Keyser gesonden, om die te persuaderen tot het senden van 16/m man van sijne trouppes in Savoyen tegen Vranckrijck, nevens 6000 van̅ Beyersche, daervoor de Con. offereerde te geven voor̅ eerste 300/m rijxdrs en 100/m voor̅ laetste. Was daerover in conferentie met Portland, Nottingham en̅ het Presidentje de la Tour. De Con. teeckende de brief naer̅ eten. Beaumont noode mij om the te komen drincken bij sijn vrouw, maer konde niet. |