Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijAugustus.1 Dynsd.Smorgens was dr Hutton bij mij, en dronck choccolate. Seyde, dat op het Casteel of Fort te Dungcannon, bij Waterford, 40 stucken canon waeren, en̅ dat meende dat de Yren daerin haer defenderen souden. Kreegh een brief van mijn vrouw van̅ 17en Jul. Men had doen in̅ Haegh de tijding eerst gekreghen van het gevecht ter zee, daerover sij seght, dat groote verslagentheit was. Sij seght oock, dat Mevrouw van Beuningen beter, en̅ de doot geëchappeert was. | |
2 Woensd.Smergens was 's Gravemoer langh bij mij, als nogh te bedde lagh. Naermiddagh hoorde van Haersolte, die evenwel niet heel klaer spreken wilde, dat binnen 2 of 3 daghen de Coningh soude naer Engelandt gaen, tghene vervolgens van meer andere, als 's Gravemoer, Hop, etc. verstondt. De Wilde, hebbende met van Leeuwen, Secretaris van Myl. Portland, gesproken, hadde hem geseght, dat het soude konnen gebeuren, dat sij malkanderen eerlangh nogh wel eens te Voorburg souden spreken. Dr Hutton was smergens oock langh bij mij. | |
3 Donderd.Smergens hoorde van Hutton, dat het garnisoen van Waterford met capitulatie was uytgetrocken. Hoorde dat Portland, Ouwerkerck en Schomberg met de Con. souden overgaen. De Fiscael Rooseboom was geweldigh bangh, dat hij soude moeten in Yrlandt blijven, en̅ begon te seggen, dat hij een loop gekreghen had, etende nochtans smiddaghs voor twee andere. Seyde daernae, dat 's Gravemoer hem | |
[pagina 312]
| |
die part gespeelt hadde, van aen̅ Coning te seggen, dat soo veel Nederlantsche trouppen in Yrlandt blijvende, hij daer oock nootsakelijck was. Naermiddagh, sprekende van̅ Secretaris van̅ Raedt van Staten sijn plaets, seyde, verwondert te zijn waerom ick die niet gesolliciteert hadde, daerop hem geen bescheydt gaf. Seyde, dat hij daerom aen̅ Coning gesproken hadde (si dîs placet), en̅ dat tot antwoordt gekregen hadde, dat de Con. nu geëngageert was, maer dat hij hem spreken soude, als daer wat anders voorquam. Naermiddagh van̅ Coningh komende, die geteeckent hadde, hoorde van Ginckel, die een compagnie voor Sillaert van hem gekregen hadde, dat hij de dispositie over de vacante plaetsen in Hollandt aen de Prins van Waldeck gelaten hadde; dat die die provisionelijck vergeven soude, maer dat hij, die dispositie gesien hebbende, daerin soude konnen veranderingh doen, als soude goedtvinden, vallende die saeck uyt soo als ick hadde gevreest. Verreuylde mijn bruyn peerdt tegen een wit van Golsteyn, het mijne wat ongemackelijck wesende. | |
4 Vrijd.Smergens wierd aengesproken en̅ geimportuneert van luyden, die de Con. charges toegeseght hadde, onder anderen van Heyden, Capn onder de Guardes, die seyde, dat de Con. hem belooft hadde een van̅ beste Regimenten, in̅ dienst van̅ Staet vacant, en̅ daerbenevens het commandement van Coevorden. Naer de middagh gingh met Rooseboom en̅ Capn Coljaert, onder de Gardes, op den hooghen bergh bij het campement van̅ Con. gelegen, om waer te komen wij wel anderhalf uer van doen hadden, en̅ zijnde de wegh stijl en̅ het weder heet; was seer nat in 't sweet doe thuys quam, en̅ seer gefatigueert, waertegens mij ververschte met seck, gemenght met water. Op de wegh quamen veel Yren tegen, mans en̅ vrouwen, brengende hoenderen en̅ gansen te koop, meest heel | |
[pagina 313]
| |
arm en̅ qualijck gekleedt, maer gaende wel te voet en beter als wij deden. Wij gingen door het dorp Carick, daer het geweldigh Yrsch er uytsagh, vuyl en̅ arm. Daerbij was een kerck, die sonder dack en̅ gansch geruineert was, en̅ de dootsbeenderen hier en daer over de vloer en̅ in̅ hoecken gesmeten. Daer stondt een tombe van een Heer van Waterford, daer voorop de memorabilia van̅ Passie stonden, als den Haen, de Geessel-roeden, de 30 Silverlingen, en die men in 't eerst gemeent soude hebben dat Hieroglyphen waeren. Pijper (de Major van Montpouillan) seyde, met luyden gegeten te hebben, die de Con. quamen versekeren van̅ redditie van Copik, Dungarvan en Jouwel; maer den volgenden dagh metten Graef v. Solms daervan sprekende, wierdt bevonden leughen te wesen. De Con. was dien dagh naer Waterford, daer het garnisoen was, uytgetrocken zijnde, in een seer slechte staet en qualijck gekleedt, en qualijck gewapent, en̅ hebbende seer weynigh bagagie bij sich. | |
5 Saterd.Marcheerden van Carick naer Bennitbridge. Ging met Rooseboom omtrent ten half thienen wegh (de Coning daer blijvende tot sanderen daeghs), en reden sonder still te staen tot Bennitbridge, daer wij den 28en Jul. gecampeert hadden, met intentie om in̅ dry volgende marchen te Dublin te wesen, om daer t'scheep te gaen naer Engelandt. Deden deselfde wegh, die wij in 't derwaerts gaen gedaen hadden. Was, daer aenkomende, seer moede, sess of 7 ueren achtereen te peerd geseten hebbende. Was goedt weder met somtijts een lichte en kleyne Iersche mot. | |
6 Sond.Marcheerden van Bennit-bridge door Gowren, een Yersch vleek, vrij geruineert (4 mijlen) tot Loughlinebridge (5 ueren) daer oven de rivier the ......Ga naar voetnoot1) pas- | |
[pagina 314]
| |
seerden, en̅ logeerden even voorbij Catherlag (5 mijlen). De Con. ging dien dagh eerst van Carrick en quam mede te Catherlagh. De wegh was overall seer goedt. La Feuillerest dronck choccolate met mij en reden t'samen. Montpouillan had geseght dat, soo de Con. goede tijding kreegh uyt Engelandt, en̅ dat de Franschen (gelijck men seyde dat hij vreesde, en̅ waerom de Coningin hem soo sterck versocht hadde om wederom te komen) niet gelandt en waeren, hij geseght had, wederom te sullen gaen naer 't leger. It 't quartier komende, hoorde dat de Majr Gn̅ael Douglas van Athlone geretireert was, hebbende niet volx genoegh om de vijandt in̅ stadt aen beyde zijden van̅ rivier, die daer door loopt, aen te tasten. Hadden tot 2 ueren naermiddagh regenachtigh en daerna seer schoon weder. Savonts hoorde van Rooseboom en̅ andere, dat de Con. begonde te spreken van weder naer 't leger en̅ met hetselve naer Limmerick te gaen, omdat tijdinghe hadde, dat de Franschen met haer vloot niet gelandt, maer van̅ Engelsche kust waeren afgeweken, doch dat eerst voort nae Dublyn soude gaen, om daer eenighe dingen, als die van 't canon, te reguleren; dit stondt niemant veel aen, en̅ Rooseboom alderminst, die terstont weder van loop en ongesontheit begon te klagen. De Gnael Major Kirck, naer Duncannon gesonden, wierdt geseght ordre te hebben van geen capitulatie met dat volck te maecken, en̅ de plaets (ofte liever fort) aen̅ soldaten te laeten plunderen. | |
[pagina 315]
| |
In 't quartier komende, hoorden wij dat de Con. sekerlijck naer Limmerick met het leger gingh; maer Ouwerkerck seyde mij, dat de Con. geseght hadde, dat mij te Dublin soude laeten, omdat geen calesche en hadde. Onderwegen vertelde de la Feuillerest, dat Chardin de grootste gierigaert en̅ woeckeraer van de werelt was, verhalende van sijn streken. Naermiddagh was bij de Con., die mij te schrijven gaf, sittende in sijn koets. Praete vrundelijck en vertelde mij, dat de Infante van Portugael haer van een Cavaliero hadde laeten met kindt maecken. Dat denselven al onthalst en̅ sij in een clooster gesteken was. Had brieven van mijn vrouw van 22 en 25 Jul.; in leste spreeckt van onse victorie van Drogheda. De Con. voor̅ koets staende, eer sijn huys opgeset was, sprack veel van̅ liberaelheit van̅ Regeringh in Hollandt, in 't geldt geven tot de recreuttes, equippagie ter zee, etc. | |
8 Dynsd.Marcheerden van Kilkullin-bridge tot op Chaffrel-Lezard, een dorp, 2 ueren van Dublin. De Con. logerende daer in een huys, getimmert bij den ouden Hertoch van Ormont, en daernae beseten bij Myl. Tyrconnel, doenmaels Viceroy van Yrland. Het leght wel twee groote mijlen van̅ groote Roade naer Dublin, aen̅ slincker handt, is nieuw gemaeckt en̅ netter als de Yrsche gebouwen. Om daerbij te komen, passeert men over een brugh, leggende over een groote beek of riviertje, en̅ van daer naer Dublin, is een seer schoon gesicht, daer het dorp en̅ het serpenteren van het voorz. riviertjen inkomt. Ick was seer moede van 6 ueren rijdens (de marsch wesende 17 mijlen en het weder seer heet), vondt noch bij geluck aen een herbergh bier, dat anders doorgaens niet te krijgen was. Men sprack noch twijffelachtigh van̅ Con. reys naer Limmerick, maer de meeste apparentie was, dat hij gaen soude. | |
[pagina 316]
| |
Naer men seyde, was het fort van Duncannon met capitulatie overgegaen aen̅ Con. Naer̅ middagh was Meester bij mij, mij twee bottels, een met rijnsche en̅ een met clairet, brengende, beyde seer goedt. Had een camertje op het huys van̅ Con., dat van deWilde nam, in plaets van een grooter, maer seer heet door de hooghte. Reed de gansche wegh met la Feuillarest. | |
9 Woensd.De Wilde seyde mij smergens, dat de Con. naer Dublin was, om de vloot te sien; dat hij vrijdaghs naer de kant van Limmerick soude vertrecken; dat er de voorgaende nacht brieven gekomen waeren, medebrengende dat de Fransche vloot in Torbay lagh. De Coning mij ontboden hebbende, seyde mij, dat naer Londen soude gaen, en̅ de Wilde met hem naer Limmerick doen gaen. Was welgesint en̅ lachte daerom, dat hem seyde, hoe Rooseboom de siecke gemaeckt had, uyt vrees van mede te moeten gaen. De tafels, behalve die van̅ Con., altemael wegh zijnde, att wat met Rooseboom op mijn camer. | |
10 Donderd.Was smergens op̅ Con. levé, laetende hem een brief teeckenen voor twee Switzersche Officieren, aen̅ Prins van Waldeck, om hem te recommanderen haer yder een van̅ vacante compen te doen hebben. De Con. vraeghde, wanneer vertrecken soude. Hij wegh zijnde, reed met Rooseboom te peerd naer Dublin, en gingen naer Hop, die tot eenen Humeri, aen̅ rivier woonende, en̅ directie en̅ customes hebbende, logeerde. Aten daer met hem tot denselven Humery, een kleyn, olijck en talmachtigh mannetje wesende; sijn vrouw en schoonvader waeren oock aen tafel. Daer was seer goede vis, maer op sijn Engels gekoockt, en̅ daermede bedorven. Talmden met Humeri om een schip voor onse peerden, en een voor onse bagagie te krijgen. Dat liep soo lang | |
[pagina 317]
| |
aen, dat bijnaer geen tijdt had om een slaepplaets te krijgen. Naerdat wij savonts, Hop, Danckelman, Gendt, Rooseboom en ick in̅ Duke's Head taverne gegeten hadden, kregen evenwel een, naer langh talmen, tot eene mrs Lisle. | |
11 Vrijd.Talmden noch al om de voorz. schepen te krijgen, die opgesocht mosten worden, de transportschepen, die daer geweest waeren, meest alle wegh zijnde om de ruyterije, die nae Engelandt uyt Yrlandt gesonden was, met de Graef Schomberg over te brengen. Onse Capn White van̅ Monmouth wilde met geweldt Gendt en mij, die naer 't jacht vooraf wilden, noch niet hebben, sonder eenighe goede reden te seggen. Talmden noch al om de schepen, maer 't was sulcken harden windt, dat wij, schoon gereedt geweest hadden, niet souden hebben konnen vaeren. | |
12 Saterd.Was smergens weder tot Humeri, die noch al bleef talmeu met het schip voor̅ bagagie. Observeerde een kerck te Dublin, getimmert bijnaer als de Rotonda te Romen, en genaemt St Andrews-Church. Aten at de Duke's Head. Over tafel keven Hop en̅ Danckelman, die Hop in een dispute eerst komende over de Hollantsche admodiatie, seyde, dat hij kinderlijck sprack. Sondt mijn bagagie naer het jacht, eyndel. een schip daervoor uytgevonden zijnde. Naermiddagh was met Hop en Gendt tot la Feuillerest, die meende te Dublin te blijven tot de Con. soude wederkomen. | |
[pagina 318]
| |
Aten smiddaghs en savonts in 't jacht. | |
14 Maend.Smergens ten 4 ueren begon te waeyen, en̅ wij avanceerden doe wel, maer Rooseboom en̅ ick waeren sieck, hoewel ick niet overgaff, maer konde niet eten, en ten 5 ueren opgestaen zijnde, most weder in̅ kooy. In de naermiddagh begon men de bergen van Wales en̅ de rest van̅ kust te sien; quamen snachts op ancker. | |
15 Dynsd.Omtrent 3 ueren in̅ mergen gingen t'zeil met het getijde, en seylende de rivier van Chester op, quamen omtrent 10 ueren ten ancker, een half uer van 't Beere-house, daer wij den 20en Juny voorleden geslapen hadden. Het landt op̅ selve rivier aen̅ rechterzijde is genaemt Flint-shire, en̅ is seer schoon en plaisant. Hop met Gendt gingh aen landt, en̅ reed op boerenpeerden naer Highlake, een uur van ons af, daer onse peerden- en̅ bagagieschepen aengekomen waeren. In zee observeerde daeghs te voren veel van̅ seequabben, die schilderachtigh en ongemeen van maecksel en̅ couleur zijn. Naermiddagh lieten ons van 't jacht roeyen naer een herbergh, genaemt the Kay-house, daer de Capn van 't jacht ons versekert had dat wij peerden en koetsen genoegh souden vinden; maer naer langh talmen kregen der voor mij en Rooseboom met groote moeyte, het mijne moetende van een jonghen, die het wederom soude brengen, geduerigh gesweept worden, of konde het niet voortkrijgen. Sagh daer aen 't Kay-house een seer fraeye dochter, die met een Officier in een thuyn alleen gingh. Onse peerden quamen van Nasson, een dorp, daer dicht bij gelegen. Pieter, een tijdt langh te voet gegaen hebbende, raeckte onderwegen noch op een peerd, en quamen savonts ten 7 ueren te Chester. | |
[pagina 319]
| |
Danckelman geen voiture naer sijn sin konnende krijgen, gingh weder naer het jacht, en̅ quam sanderen daeghs. In 't jacht des middaghs aen tafel keven Rooseboom en Gendt over eenighe luysighe dispute, daer Gendt altijt vol af was, en hij seyde mij daer naer, dat het weynigh gescheelt had, ofte hij soude hem om sijn ooren gebruydt hebben; maer de storm gingh weder leggen. Te Chester wierden door een man, peerden verhuerende, gewesen in 't huys van een lawyer, mr Lloyd genoemt, daer de vrouw, seer fraey zijnde, selfs voor̅ deur quam, en ons seer vrundelijck binnen nooyde, en gaff ons goede camers. Het was in̅ Yard, bij de kerck. Aeten in̅ Pyed Bull tot een weerd, dat een Alderman was, dicht daer bij, en̅ daer onse peerden souden staen. | |
16 Woensd.Wachteden naer onse peerden en̅ bagagie. Aten savonts in̅ herbergh van̅ Coach and Horses, daer Danckelman, dien morgen aengekomen, logeerde, en̅ daer het wat beter was als tot den Alderman, daer wij noch smiddaghs aten, en̅ daer Hop en Gendt bij ons quaemen, soo wij aen tafel saten, hebbende soo slecht gegeten, dat met goeden appetyt weder aenvielen. Hop vertrock met sijn cales, hebbende peerden gehuert om de sijne te verschoonen. Gendt klaeghde over sijne imperieuse manieren van doen, en̅ seyde; dat hem seer moede was, maer met hem over moeste. Hoorde dat Gendt in 't jacht niet met alle gegeten hadde. Savonts quam onse bagagie en̅ peerden van Highlake, daer gelandt waeren. | |
17 Donderd.Aten smiddaghs noch in̅ Coach and Horses, met Danckelman, en betaelden af tot onsen Lawyer, gevende yder 2 croonen. Huerden een stage-coach, die van Londen gekomen was, voor 10 pond sterl. Sond mijn peerden met Henrick, twee palfreniers en̅ Jan, en̅ mijn car met bagagie nae Londen, eenighe grove | |
[pagina 320]
| |
bagagie, als tenten etc., met de ordinarise groote wagens laetende naerkomen. - Hield Pieter met een hand-peerd bij mij: Danckelman was bij ons. Quamen savonts te White-Church, een goed dorp, 14 groote mijlen van Chester; logeerden in de George. Daer is een thuyn van een apotheker, die eenighsins curieus scheen van planten: men sagh daer in door een tralie van̅ wegh. In dit dorp hadden den 17en Jun. voorleden smiddaghs gegeten. | |
18 Vrijd.Vertrocken smergens, en̅ aten te Newport, (14 mijlen). De gansche wegh meest langhs waeren conijnewaranden. De Gardes de Corps quamen daer aenmarcheren, en l'Estang en̅ Saumaise quamen bij ons. Savonts logeerden in een herberg, genaemt The foure Crosses (11 mijlen), en alleen op de wegh staende. Daer was geen wijn, en̅ gingh ick sonder eten slapen. | |
19 Saterd.Vertrocken ten 6 ueren en aten te Coleshal, een redelijck goede towne (16 mijlen). Het leght op eene hooghte, en̅ de straet loopt steyl af. Onderwegen sagen bij de wegh veel fraey volck, vrouwen en̅ kinderen, meer dan in langhe gesien hadden. Ten half sevenen quamen te Coventry, daer wij den 15en Junii gegeten hadden (8 mijlen), logeerden in̅ Swann, daer, naer Yrlandt gaende, oock geweest waeren. Het landt langs heen was seer schoon, vol bosschen en beecken. Rooseboom seyde, van Hop gehoort te hebben, dat Danckelman en sijn broer Pensionarisen van Vranckrijck waeren. Naermiddagh had wat tandpijn, en quam een dickte in mijn tandtvlees, die daernae deurbrack, en daer veel materie uytquam. | |
[pagina 321]
| |
14en Jun. geslapen hadden (14 mijlen). Daer was een langhe meydt, niet leelijck, daer Rooseboom mede ley en talmde; seyde te meenen dat sij swaer was. Hadden die voormiddagh seer quaede wegh van harde, gedrooghde kley, en̅ met grote voren overall, dat ons continueelijck op en neder deed gaen. Savonts quamen te Nordhampton, een fraeye stadt en met fraeye huysen; logeerden in een seer groote herbergh, dicht bij de kerck, die van een particuliere Italiaensche structure is, met een portique van colomnen voor aen. Daer is een seer groot, oudt en vervallen casteel aen̅ wegh, daer men in̅ stadt komt. Een uer van Nordhampton is 't huys van Myl. Sunderland. | |
21 Maend.Aten smiddaghs te Newport-Pannel, een slecht, klein dorpje, met leeme huysen. Savonts quamen te Dunstable (20 mijlen). Op de wegh leght Bedford-house, een fraey huys en met groote plantagie; men meende, soo men ons seyde, dat de Coninginne de Con. daer soude komen ontmoeten. In de herberg talmde Rooseboom weder met de dochter, een jongh dingh, en presenteerde haer, alskax al lacchende, een diamant-ringh, om bij haer te slapen. Wist daernaer niet hoe se wederom soude krijgen, en most Antony, sijn knecht, daer tweemael om senden. | |
22 Dynsd.Door St Albans gepasseert zijnde, quamen smidd. te High-Barnet (18 mijl.), daer wij aeten en afscheydt van Danckelman naemen, en̅ quamen tegen den avondt te Londen, passerende door Islinghton, daer een seer schoon gesicht is van̅ hoochte naer deselve stadt. Tot Rooseboom in St James afgegaen zijnde, hoorde van sijn suster, dat geseght wierd, dat in̅ Nederlanden met den eersten wel weder een bataille stondt voor te vallen, en dat de Penss Heinsius Vollenhove ontboden hadde, om hem te belasten voor het succes te bidden. | |
[pagina 322]
| |
Dat de luyden, naer het verlies van̅ bataille ter zee, al uyt den Haegh hadden beginnen te vluchten, en̅ dat Odijck onder anderen sijn goedt gesalveert hadde. Kreegh een brief van de Wilde, van̅ 15en, uyt Yerland, daerin schrijft, dat van Leeuwen, de Graef van Solms in Yerlandt voor Secretaris dienende, aldaer de commissien van̅ Nederlandsche trouppes uytgaff, de Con. de dispositie van̅ plaetsen aen̅ selve Graef hebbende gelaten, en quam mij in gedachten of de Con. mij niet wel te meer niet naer Limmerick genomen hadde, om dat bij sulcke entrefaites niet present soude wesen. Sylvius was savonts noch bij mij, seyde dat de Coningin gevraeght hadde wanneer ick soude komen. Nicht Becker sond mij oock een compliment door haer jonghe neef. De nacht naer desen dagh, omtrent 11 ueren, was daer een swaer donder-weder, dat mij in mijn eerste slaep stoorde. Wete niet sulcke stercke slagen gehoort te hebben. Sanderen daeghs wierd geseght verscheyde ongelucken geschiedt te zijn, en onder anderen een vrouw en een kindt in haer armen dootgeslaghen te zijn. | |
24 Dond.Smergens waeren bij mij Lier, Sylvius, Norris en̅ Stanley. Lier seyde, dat Vossius sijn ooms bibliotheek aen̅ Staten van Hollandt verkocht hadde, de helft in geldt en̅ de helft in obligatien te betalen, dat daerover seer blijde was. Dat Myl. Pembroke, zijnde gesonden onder de Commissarisen ad informandum in̅ saeck van Torringhton, een tijdt daernae hem van̅ commissie hadde geexcust, onder allegatie van nae-maeghschap, maer soo men | |
[pagina 323]
| |
meende, om dat van̅ saeck geen goedt gaeren sach te spinnen. Naermiddagh quam Sylvius bij mij en̅ gingh met hem langhs de backstairs naer de Coningin, die mij terstont sprack, en verwonderde haer geweldigh, dat ick soo swart verbrandt was. Ick seyde dat sij onder ons volck veel van dat slagh soude vinden. Praete daernae van 't een en 't ander, van̅ quetsuer van̅ Con., en vraeghde hoe mij Ierlandt al aenstondt. Int eerst vraegde (maer lachende en met vrindelijckheit), hoe dat, zedert dynsd. te Londen geweest hebbende, haer noch niet gesien hadde. Seyde, dat haer Majt geen seer versch nieuws konde brengen, zijnde geprevenieert door Oldersom, Hop etc. Ondertusschen met kleyn canon op de rivier voor̅ derde reyse geschoten werdende (dat ick seyde men eerst gemeent hadde dat van Tower geschiede), liep sij in haer Cabinet en ick volgde haer. Weder uyt komende nam mijn afscheydt. Daernae ginghen tot joff. Vijgh, daer wat daernae Isax dochter quam, en̅ daernae joff. Golsteyn. Van daer gingen tot de vrouw van Ouwerkercken, die met haer dochter en joff. van Ruytenburgh salueerde; wilde mij ten eten houden, maer excuseerde het. Sylvius bleef. Was seer leelijck weder. | |
26 Saterd.Gingh smergens met Stanley in een hacney en sagen the Monument, tot boven toe op klimmende: het is een gemackelijcke trap met een ijsere balie langhs heen en licht genoegh hebbende; de trap is van marmer gemaeckt, om niet uyt te slijten. Gingen oock sien het Repository of Cabinet van Gresham-College. De bewaerder is een schilder, maer een slecht meester. Waeren oock | |
[pagina 324]
| |
op de Beurs en̅ in Guild-Hall; daernae oock in Bedlam, daer een man in sijn huysje moedernaeckt stondt, en̅ van̅ vrouwen, langhs de galerije loopende kijcken, bespeculeert wierd. Een vrouw van in̅ veertigh was gehult en opgeschickt en had schrickelijck veel praets. Vele leyden in en̅ op haer bedden, sommighe saten heel still en sonder spreken. Wij aten smiddagh tot Pontac, en Stanley wilde met geweldt betalen. Naermiddagh waeren noch in het huys, dat hij onlanghs van̅ Bisschop van Londen gekreghen had, met een landgoet van 400 ℔ sterl. jaerlijx weerd. | |
27 Sond.Was Lier voormiddagh bij mij, en Sylvins naer den eten. Was niet uyt en besigh met papieren te schicken en̅ andere dingen op mijn Cabinet. Quam geen tijdingh uyt IJrlandt. De indracht in mijn charge en̅ het vergeven van̅ charges door de Pr. van Waldeck deed mij alle dese daghen moeyelijcke gedachten hebben, en̅ selfs dencken om te quitteren, als geen redres soude komen. | |
28 Maend.Was naermiddagh tot nicht Beckers, daer mevrouw Plot oock was, gaende daernae naer Mylady Dursley, vrouw van̅ Engelschen Envoyé in̅ Haegh, die naer Hollt stondt te vertrecken den volgenden dagh; naer n. Beckers seyde, had sij gehoort van haer mans amourettes met de Sterrenburghjes. Ten half achten quam Tippingh daer al weder, en begon met haer te spelen, volgens ouder gewoonte. Sij seyde, dat sij met Betty Villers mij soude komen besoecken, daer niet veel verlangen naer had. | |
29 Dynsd.Sond Mylady Villers vragen, smergens ten 9 uren, of geen tijding uyt IJrlandt hadde. Liet seggen neen, maer even daer nae kreeg brieven van de Wilde aen mij en aen sijn vrouw open, de leste van̅ 18en en 19en Aug. st. n., waerin schrijft dat de vijandt van̅ rivier geweken was, en̅ d'onse (onder anderen Oyen met sijn bri- | |
[pagina 325]
| |
gade) daer over geraeckt. Dat sommighe seyden (meene een deserteur), dat de Franschen weder in Limmerick geraeckt waeren; dat den Con. de stadt hebbende laeten door een trompetter opeysschen, de Commandeur geantwoordt had in geen staet te wesen om die soo over te geven en̅ aen̅ trompetter een guiney gegeven had, om de Pr. v. Orange sijn gesontheit te drincken. Dat men den 20en of 21en het groff canon in 't leger verwachte, en̅ dat men dan de overgave tegemoet sagh. Smergens waeren Sylvius, Blancart en Rooseboom bij mij; de eerste en̅ laetste gaende eten tot de vrouw van Ouwerkerck. Isac, naer 't seggen van van Hulst, had geschreven, dat hij meende de Con. binnen 2 of 3 weken te Londen soude wesen, en̅ had last gegeven tot het koopen van hooy. Silvius seyde daer nae, dat Blaneart een stoute vent was, alles dervende seggen, en̅ sich met alles moeyende; dat hij een seer scherpe brief aengaende Torringhtons saeck aen Dijkvelt geschreven had, die bij Dijckvelts absentie geopent en in̅ vergaderingh gelesen was. | |
30 Woensd.Smergens was Sylvius bij mij, ende smiddaghs weder willende niet eten, om dat het vastendagh was. Naermidd. was naer mijn peerden sien in̅ stall, en van daer gingh tot joff. Vijgh, die niet wel geweest was. Vond daer dr Havels vrouw en haer suster, joff. van Ouwerkereken en joff. Rooseboom. Savonts quam Havel daer. Geen tijdingh van buyten. | |
31 Dond.Smergens sondt de Coningin om mij, seggende dat wel wilde dat ick de boecken met des Con. teeckeningen wilde in ordre brengen, seggende dat besigh was om des Con. apartement gereedt te doen maecken en nieuw te meubleren. Sij wegh gaende sach ick een easje met rariteiten van gegraveerde steenen en medailles naer alle goude, maer daer veel slechte en̅ valschen onder waeren. Sij laste mij tegen 4 ueren naermiddagh weder te komen, deed mij doe weer in 't Cabinet gaen en seggen | |
[pagina 326]
| |
door Mrs.....Ga naar voetnoot1) dat sij bij mij komen soude, soo sij konde, maer quam niet. Eer naer haer toegingh had veel volx, Rooseboom, l'Eremitage, d'Alonne, Lier etc. Savonts ten 7 ueren gingh tot de Hr van̅ Lier. Voor de midd. was n. Beckers met Betty Villers oock bij mij. |