Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
nijpingen en̅ krimpingen in̅ maegh en darmen gevoelt, die desen dagh nogh continueerden, en̅ mij voor een roode loop eenighsins deden vreesen. Hoorde dat de Con. brieven had van Almonde, van dat hij en̅ de Vice-adm1 Killegrew met 10 schepen 5 Fransche schepen, komende van Toulon, tot versterking van̅ Fransche vloot in̅ Noortzee, gerencontreert en 3 daervan genomen hadden; dat oock den Hertogh van Savoyen hem voor̅ Geallieerden hadde verclaert, mr de Robinac, Frans Envoyé, in arrest geset, de Vaudoisen tot secours geroepen, en Spaensche trouppen in Turin ingenomen hadde. Kreegh een brief van mijn vrouw, seggende, dat van Beuningen, nu in huys gehouden werdende, voor sijn meydt en knecht preeckte, en̅ haer dwongh te hooren; dat sijn vrouw seer kranck was en̅ niet apparent om op te komen. Hoorde dat men den volgende dagh marcheren soude, en camperen te Longhbrickline. | |
2 Sond.Marcheerden van Hilborough naer Loughbrickline, een gehuchtje van 6 of 7 huysen. De Con. was een weynigh voor mij vertrocken; de wegh schricklijck vol wagens, karren en volck; raeckte in een naewe passagie tusschen een groote wagen en een hooghte op de wegh, en willende de wagen doen stil staen, riep de voerman: ‘go on,’ en mijn peerdt wat hitsigh wesende, raeckte ick wat over zijde, en̅ de sael niet wel gecingelt zijnde, draeyde om, soo dat ick mij most laten vallen, en quam op mijn rugh neder, sonder mij nochthans te beseeren, sonder dat de voerman konde kennen ofte sijn aensicht onthouden. Quam in 't quartier ten 11 ueren, en liet mijn tent opsetten. De jongen, mijn kar mennende, had die tweemael onderweghen om laten vallen, daerdoor een van̅ tentstocken in stucken raeckte, daertegens geen remedie soude geweten hebben, had van Loon mij niet geholpen met een stock, die bij geval t'over hadde. | |
[pagina 290]
| |
Deed savonts twee brieven toe voor de Coning, die mij weder vraeghde, of all mijn goedt nu hadde. Schreef aen mijn vrouw. Snachts wierd een partije gecommandeert, om met 's Gravemoer te gaen, gesonden werdende om iets te gaen recognosceren. Rechteren commandeerde deselve. | |
3 Maend.De Con. reed smergens van Lougbrickline, daer wij bleven, naer de Nurey, en voorts tot op vier mijlen naer van Dundalck, sonder eenighe vijandt te vernemen; quam te 4 ueren wederom. Dr Hutton en dr Blackgrave, een van̅ twee Engelsche Chaplains van̅ Con., quamen smergens in mijn tent. Ten 6 ueren vernam, dat een van mijn beste Engelsche kar-peerden uyt de weyde gestolen was. Wandelde wat met Rooseboom, en was Rapin daernae een uer of twee bij mij. Hoorde van een Officier van̅ garde te voet, dat 's Gravemoer, wederom gekomen zijnde, had geseght, dat de vijandt van tusschen Neury en̅ Dundalck geweken was, en̅ sijn leger in brandt gesteken hadde. Was noch al loslijvigh. Het peerd wierd savonts noch in̅ weyde wedergevonden. | |
4 Dynsd.Bleven noch stil te Lougbrickline, sonder marcheren. Kreegh schrijven van mijn vrouw, en schreef aen haer antwoordt. Oock eenige brieven voor̅ Con. Naermiddagh hoorde men omtrent de 80 a 90 canonschoten van̅ zijde van Carlingford, dat schijnt geweest te zijn van eenighe on..... Hutton seyde mij daernae, dat K. James, dat canon hoorende, meende dat ons leger te water naer Dublin was, en̅ hem wilde couperen, resolverende om achterwaerts te gaen. Men seyde voor seker, dat de Con. een brief had van̅ Hertogh van Savoyen, daerbij sich in sijne protectie re- | |
[pagina 291]
| |
commandeerde, en excuseerde dat hem niet eer geluck gewenscht hadde, zijnde belet geweest door eene force majeure; dat hij de Vaudoisen in alles favoriseerde; dat de Princen van Italien assistentie aen̅ Geallieerden gaven; dat Catinat soo goedt als gecouppeert was; dat de vrede tusschen den Keyser en̅ de Turcken soo goedt als gesloten was. Een Engelsch ruyter quam overloopen van K. James. Seyde, dat uyt affectie van̅ goede saeck quam; dat King James nae de kant van Ardee geweken was, om ons beter ruymte tot een bataille te geven. | |
5 Woensd.Bleven still leggen te Lougbrickline, sonder marcheren. Was smergens bij de Coning, att bij Isac, daer een van Schomberghs volck was, wel Engelsch en Frans sprekende. Men soude den volgenden dagh marcheren, en̅ aen tafel wierdt geseght, dat soo een wagen of kar quam te breken op de naeuwe wegh naer de Nurey, daer ordre was, die ter zijden in 't moras te doen smijten. Gingh met Rooseboom wat in̅ tent van̅ IIr Danckelman, daer la Fenillarest oock was. Isac seyde, savonts te voren gesproken werdende van̅ konst van̅ Ingenieur Hagar, dat sijn soon gesien hadde, dat hij een kleyn swart moortje had doen komen in een glas, en dat het een wit plackje op sijn neus hadde. | |
6 Donderd.Marcheerden smergens ten 4 ueren, en quam ick ten 8 ueren in̅ Nurey. De wegh is seer vol steenen, groote en kleyne, en̅ niet als berg op, berg neer, sonder eenighe boomen, anders als struyckhout. Het plaetsje was in 't voorleden jaer door King James heel afgebrandt. Light anders seer plaisant en̅ schilderachtigh, aen̅ riviere uytkomende, in̅ Bay van Carlingford, en̅ gaet hier een groot getijde. De Coning hier komende, reed tot dicht bij Dundalck, | |
[pagina 292]
| |
daer geen vijand gevonden wierd, en men seyde voor seker, dat K. James met sijn trouppen achterwaerts naer Drogheda geweken was. Daer quam een deserteur, een Hooghduyts, maer was een seer onnooselen bloedt. Nevens de wegh naer de Nurey lagen overal morasjes en moergaten, daer de peerden insackten, hoewel Creitsmar en andere de weg ongelijck beter vonden als het voorleden jaer. Schreef een brief aen̅ Hertogh van Savoyen voor̅ Coning, op 't versoeck van Sr Robert Southwel, hij mij dat seer beleefdelijck versoeckende, en̅ aen mijn tent komende; die hij geschreven had, gelijck Poorlandt mij geseght hadde, was seer slecht ingestelt. | |
7 Vrijd.Marcheerden van̅ Neury tot Dundalk, door een wegh, die dry of 4 mijlen verr ongemeen quaedt was, zijnde op veel plaetsen maer 16 of 18 voeten breedt, en̅ hebbende aen beyde zijden een diep moeras, daer ick verscheyde peerden sagh invallen, oock heele wagens, die men met groote moeyte en gewelt daer moste uyttrecken. Dese steenwegh was op veel plaetsen 2 a 3 voet hoogher als de rest van̅ wegh, en daar quam over sulcke groote menighte van volck te peerd, handtpeerden, packpeerden en̅ wagens, dat men de grootste moeyte van de werelt had, om voort te komen, en ick eens bijnaer door een wagen was van boven neder gedronghen. Dundalck was door K. James volck geheel uytgeplundert, en̅ de menschen, soo men seyde, door haer medegenomen, gelijck ick oock seer weynigh menschen van 't land daer sagh, waeronder een jonghen van 7 of 8 jaer, bijnaer niets om hebbende; die beter een sceleton als een mensch geleeck, van magerheit. Wij mosten noch wel 2 mijlen verder als de stadt rijden, om aen ons campement te komen. De Coningh in̅ naermiddagh tijding krijgende, dat K. | |
[pagina 293]
| |
James met sijn leger nogh te Atherdee was, anders als men geseght hadde, gaf order aen all de ruyterije en̅ de dragonders, haer gereedt te houden om te marcheren tegen 9 ueren, met intentie om de vijandt te trachten te engageren, en̅ dan het voetvolck te doen volgen. Maer gereedt wesende om te vertrecken, quam tijdinghe van̅ partij, die uyt was om te recognosceren, dat sij al wegh waeren, en geretireert naer Drogheda, en gingh alsoo niet. De voorz. partij bracht 16 peerden, en hebbende 4 a 5 van̅ vijandt dootgeschoten. Was seer schoon weder, en̅ ick, God danck, heel wel; de loslijvicheit cesserende. Daer laegen hier noch eenighe siecken van̅ vijand, van welcke eenighe Engelsche dragonders der twee dootsloegen. Voor aen de stadt, aen̅ zijde van het water, lagh een vierkant retrenchement, gemaeckt doen Schomberg eerst in Yerlandt landde. Daer quam dien dagh een trompetter van̅ vijand, wesende een Vlamingh van geboorte, en wel Duytsch sprekende. Sijn bootschap (apparent uytgedacht) was, dat een gevangen Capiteyn van̅ onse overbracht, die Lauzun sondt, om een ander tegens denselven weder te hebben. De Con. gaf order hem die mede te geven, met noch twee andere gevangens, maer men deed hem wachten, tot dat die van Karickfergus souden aengekomen wesen. De Con. vraeghde hem: Comment se porte mr de Lauzun? en seyde hem: de luy faire ses baisemains. Daernae sprack Montpouillan noch met hem, wesende oom van mr de Lauzun. Reed dien dagh mijn graeuwe peerd, dat een slap en leuy dier bevondt. | |
[pagina 294]
| |
vijff daghen, ofte het een dagh quam te ontschieten, door werck, dat men te Drogheda soude vinden. De Con. reed smergens naer het leger, daer de vijandt geweest was, en dat verlaten had, te Atherdee. | |
9 Sond.Marcheerden te vier ueren van bij Dundalck tot Atherdee, daer K. James daeghs te voren smergens uyt gemarcheert was. Daer lagen noch miserabele menschen, haest doot van honger en̅ miserie. Het steedtje schijnt te voren redelijck goedt geweest te zijn, maar was nu, gelijck al de rest van het landt, heel ledigh van menschen, hebbende de vijandt die altemael daeruyt doen gaen, en voorts de plaets in een miserabele staet gelaten. Sr Henry Hobbert salveerde nogh een vrouwmens, die een Inniskilly man soo wilde poignarderen, om haer haere lersche mantel af te nemen. Wij aten op 't veldt in groote confusie (in 't eerst een tijdtlang daer geen broodt wesende). De vijandt was naer Drogheda geweken; maer men wist niet wel of geheel over de Boine (de rivier bij Drogheda) gegaen was, dan of een gedeelte van sijn leger aen onse zijde gebleven was. De wegh was redelijck goedt en gingh voorbij een casteel, dat almede geruineert was. Dese huysen zijn al meest tot sterckten gebouwt, op een vremde Yrsche manier, en hebben heel weynigh en̅ heel naeuwe venstertjes. Het landt was hier soo hoogh noch berghachtigh niet, als daer wij geweest hadden. De meestepart van onse menschen geloofden vastelijck, dat K. James den volgenden dagh voortgaen soude, en̅ ons niet wachten. Was weder schoon en warm weder, maer smergens en savonts koudt. | |
[pagina 295]
| |
gevonden hadden. De huysen van̅ landtluyden waeren overall mede geruineert. Op omtrent anderhalf mijl van Drogheda komende, campeerden in twee linien op de hoochte, en̅ saghen van daer Drogheda voorn̅, 't welck van verre geleeck als een muer rontom hebbende. Aen de overzijde van̅ rivier de Boyne sagh men het campement van̅ trouppen van King James, vrij distinctelijck; maer uyt de estendue van hetselve konde men niet oordeelen dat daer meer als 20/m man konde in wesen. De bagage quam seer laet. Men twijffelde nogh al, geconsidereert de inegaliteit van̅ forces van K. James, de volgende nacht niet wel soude mogen deurgaen. De Coning, gaende de gelegentheden besien, wierd geraeckt van een canonkogel, die hem sijn juste au corps, hemtrock en hemdt wegh nam, en hem 't vel een weynich schroeyde en contundeerde, en̅ liet hij hem in een holle wegh verbinden, maeckende in 't eerst geen semblant van ongemack, en̅ seggende alleenlijck: dat diende niet nader, en̅ daernae tegen deghene die met hem waren: Messrs, pourquoy ne marchez vous pas? Men sprack aen 't Hoff al, of 's anderen daeghs smergens men de rivier voor Drogheda soude soecken te passeren en̅ forceren het retrenchement, dat men aen̅ zijde van K. James langs deselve gemaeckt hadde. Gingh met d'Hr Hop van̅ hooghte het leger van̅ selve besien, en vond aen̅ zijde, daer onse cavallerye de wacht hadde, Hompes, de Graef van Steenbock, etc. De vijandt hadde een baterije van vier veldtstuckjens, daer gednerigh mede schoot nae die wacht, dewelcke in 't eerste veel blooter gestaen hadde, waerdoor Steenbock onder andere 3 peerden verloren hadde. Tegen den avondt quam onse artillerye aen, en Goor, die daer het bewindt van hadde, | |
[pagina 296]
| |
posteerde daervan 4 stucken van omtrent 12 pond, en̅ het schieten over en̅ weder duerde tot aen̅ doncker. La Forest, die bij den Hertogh van Wurtenberg, commanderende de Deensche trouppes, was en̅ hem gouverneerde, seyde, dat men sanderen daeghs sien soude, wat voor luyden de Denen waeren, die men aen̅ Coning afgeschildert had als traitres. | |
11 Dynsd.Was smergens vroegh op, onseker zijnde wat de Coning in sin hadde te doen. Men sprack met geen asseurantie van de passagie van̅ riviere dien dagh te ondernemen, als een weynigh naer negenen, wanneer de Con. uytging te peerd, hebbende mij eerst een brief doen sluyten aen̅ Connne. Ick was met Rooseboom tot Danckelman in sijn tent, die ons water met syroop van framboisen te drincken gaff. Gingen daernae alle dry te peerd naer een geruineert kerckje, recht over het quartier staende, met een rondt boomtje daervoor. Het Regiment Gardes en̅ noch ettelijcke stonden daeromtrent, wachtende op het laege water in̅ Boyne. Dat gekomen zijnde, marcheerde het Regiment voorz. de hoochte af en over de knien in 't water over de riviere voorz. Het volck van K. James was geposteert in eenighe ledighe huysen, daerbij gelegen, en schoten vrij sterck op ons volck, omtrent een quartier uers; maer de onse daer nae toe naderende en̅ sterck schietende, sagen wij haer daer altemael uytloopen naer de hoochte, daer haere trouppen stonden. De vijand quam daernae sterck af, en avanceerde tot in rivier, bijnaer of hij hadde meenen te passeren, maer soo ras de onse een salve of twee op hem gegeven hadde, liep hij seer schielijck den berg op, telckens nochthans sich rallierende, en weder aenkomende, maer haest weder uyt een loopende, waerop dan het volck, bij ons staende, groote hoeras maeckte en met haer hoeden draeyde. Ons volck, meer regimenten allengskens daerbij komende, | |
[pagina 297]
| |
avanceerde geduerigh op de Yren, die al in 't eerste haer vier veldstuckjens van haer batterije hadden afgevoert, en̅ eyndelijck heel begonnen te retireren, voor de Coningh, die sijn volck selver aenvoerde, en̅ hem seer exposeerde. De vijandt aldus aftreckende, gingh ick met Rooseboom en̅ andere over de rivier, en̅ naer de slinckehandt, daer het overal gestrooyt lagh met doode lichamen van menschen en̅ peerden, de menschen alle naeckt uytgetrocken, meest door de vrouwen en canaille van het leger, die met haer beuyt op het veldt daerbij terstont marckt hielden. De Coningh ondertusschen vervolghde de vijandt met onse trouppes, maer konde die niet aen het staen krijghen, loopende het Yrsche volck soo ras, dat onse cavallerye haer niet onderhalen konde. Savonts sondt de Con. om sijn calesch, en̅ wat eten, wesende te Belly Boughill. | |
12 Woensd.Wij marcheerden smergens vroegh van 't camp bij Drogheda naer Duleck, daer de Coningh was, vindende de heele wegh langhs nogh al vele doode lichamen leggen, en̅ wierd geseght, dat er in het koren noch wel laghen, die men niet sien konde. De Con. logeerde in̅ tent van̅ Graef van Solms, en had den ganschen dagh sijn muylen aen. Quam omtrent 11 ueren uyt de tent, en hebbende all de Officiers van̅ Gardes, die bij de handt waeren, ontboden, seyde haer in 't kort, dat hij haer ten hooghsten bedanckte voor die dienst, die hem daeghs te voren gedaen hadden; dat hij die nooyt soude vergeten, en haer daervoor recompenseren. Ende een weynigh daernae dede de Capen belasten hetselve aen̅ soldaten te seggen. Mijn vrouw schreef, dat Boreel sijn wijff weder in genade aengenomen had. Men seyde, dat Runnickhuysen van sijn quetsuren gestorven was. Dit plaetsje van Duleck was mede al voor onse komst | |
[pagina 298]
| |
heel uytgeplundert en̅ gedestrueert, en wierden daer nochthans door onse Engelschen verscheyde wreedheden gepleeght aen vrouwen en miserabele menschen. Rohan wierdt Commandr van Geertruydenbergh, en̅ wierdt mij geseght, dat hij een meydt beyde de handen hadden afgekapt en̅ de ooghen uytgesteken, en̅ haer soo laten legghen. Schreef aen mijn vrouw. | |
13 Donderd.Marcheerde het leger van Duleck naer Belliboughil. Smergens, op mijn bed, quam de Wilde mij de quade tijdingh segghen van het gevecht, of liever bataille, die voorgevallen was tusschen het Fransche legher, onder Duc de Luxembourg, en̅ dat van̅ Staet onder de Prins van Waldeck, dat 6 a 7 ueren geduert hadde, en̅ daer men meende 13 a 14 duysent man gebleven te zijn. Was gevochten in̅ plaines van Fleury. Het was seer laet, eer wij in 't campement quamen, door eenigh abuys, dat 's Gravemoer gehadt had, en daerover de Coning hem scherpel. overhaelde, hem seggende onder anderen, dat hij hem een heelen dagh in̅ marche dede verliesen. | |
14 Vrijd.Bleven stil te Belliboughill, omdat het volck soo laet in 't quartier gekomen was daeghs te voren. Op een hoogh berghje, voor het dorp, wierdt een man opgehangen, zijnde heel in 't wit, soo veel ick met de verrekijcker sien konde, en̅ hongh niet hoogher als een voet of daeromtrent van̅ aerde. | |
15 Saterd.Marcheerden van Belliboughill naer Singlas, een dorpje, leggende 3 mijlen van Dublin. Sprack op de wegh met Coronel Schack, die seer wel in̅ bataille met sijn Regiment gedaen hadde, en̅ wel 30 man verloren. Naermiddagh gingh de Coningh wat slapen, en̅ Portland mij omtrent hem siende, versocht mij wat bij hem neer te sitten op de bastkoffers, soo hij naer sijn | |
[pagina 299]
| |
bagagie wachtede, die met de rest heel laet, dat is tegen sonnen-ondergangh, aenquam, en̅ verhaelde ons wat hij in 't gevecht gedaen en̅ gesien hadde. Prees de Graef Schomberg, en seyde, dat hoewel men hem voor wat heethoofdigh dede passeren, hij voorsichtigh en̅ heel traitable was. Ick was soo vaeckerigh op de marche, dat mij qualijck op het peerd konde houden. Het volck quam hier met menighte van Dublin loopen, om de Coningh te sien eten, en spraken die luyden (alle Protestanten zijnde) van de vreese en het peryckel, daer sij in geweest waeren, vreesende elcke reys geplundert en̅ vermoort te worden, en̅ gevende soo veel zegen aen de Coningh, dat het een ontroerde, als men 't hoorde. Bij het camp quam een sergeant, zijnde een Brabander, van bij de Graef, en̅ onder de Hooghduytsche trouppen, die de Con. van Vranckrijck uyt gevangene geformeert hebbende, met de vangh aen King James overgesonden hadde, en waeren ten getale van 700 in Dublin, versoekende paspoort om naer huys te gaen. | |
16 Sond.Gingh de Con. smergens naer Dublin in kerck. Was een seer windigh weder, soo dat mijn tent qualijck konde ophouden. De jonghe Southwel met ons etende, seyde, dat er eenigh advis was van King James embarquement; maer niet geheel vast. Men seyde aen tafel, dat la Caillemotte van sijn quetsuer in̅ dije gestorven was, hoewel sulx niet gemeent hadde. | |
17 Maend.Bleven in 't Campement bij Dublin. De Coningh deed een reveue van 't Leger. Waeyde snachts te voren seer hard, en deed mijn tent en bedde machtich schudden. Smergens was Römer bij mij, eerst nu uyt Engelandt aengekomen zijnde. Daernae waeren 4 a 5 Capen van̅ Gardes bij mij, Weck de Major, Marquet, Graef van Solms etc. Seyden, dat | |
[pagina 300]
| |
men meende, dat den volgende dagh een groot detaschement gedaen soude werden van peerden en̅ dragonders, om het gedebandeerde volck van King James, dat op het platte land nootsakelijck most stroopen, te attrapperen. Dat de Fransche trouppen, die geëschappeert waeren, haer niet met de geëchappeerde Yren wilden voeghen, maer een capitulatie voor haer selven maecken. Savonts aen tafel seyde Sr Leger, dat Montpouillan geseght hadde, dat er eenighe tijding was, dat de twee vloten aen malkanderen geweest hadden, en̅ dat de onse de windt van̅ Franschen gehadt hadden, en dat het geluydt van 't schieten soo langhs soo meer afwijckende, gelooft wierdt, dat de onse de vijandt vervolghden. | |
18 Dynsd.Quam Capn Som bij mij, komende met de vloot van̅ transportschepen etc., die in de baey van Dublyn gekomen waeren. Seyde, dat hij gesproken had met de Capn van 't jacht de Henriette, die hem geseght hadde van een Capn van een oorloghschip, uyt Engelandt komende, en̅ geconvoyeert hebbende naer Yrlandt, dat de Franschen met haer vloot getracht hadden in 't Eylandt Wicht te landen, maer dat ouse vloot haer gerencontreert hadde, versterckt geweest zijnde met sess schepen onder de Viceadmirael Evertzen; dat men 3 daghen gevochten had, en dat van̅ vijandt 7 schepen genomen en 9 in̅ grondt geschoten waeren, en̅ de rest vervolght wierd; dat de Capn van 't oorloghschip naer̅ Con. quam, om hem dat te seggenGa naar voetnoot1). Seyde verders, dat Myl. Portland aen Hr Hop geseght hadde, dat hem konde gereedt houden ofte men mergen quam te marcheren, daer een gerucht van begon te komen van smergens aff. Baersenburg seyde mij voor̅ eten, dat de Con. hooft niet wel en stondt; dat hij dat soo even thuys komende van het doen van̅ rest van̅ reveue, chagrin was en met | |
[pagina 301]
| |
hevigheit gekeven hadde op de wacht, dat sij de kijckers soo dicht om sijn houte huysje liet komen; dat hij savonts te voren een brief gelesen had, daerover dat sij met haer twee, dryen het hooft elcke reys bij malkanderen staken, en hij seyde: Hoe kan dat wesen? Hoe kan dat wesen? Ten half vieren, naer̅ eten, seyde mij de Wilde, dat men sanderen daeghs marcheren soude, en dat Heymans last had voor sess weken provisie te besorgen. | |
19 Woensd.Marcheerden van Singlas, twee mijlen van Dublin, naer de overzijde van̅ rivier tot op twee mijlen van̅ selve stadt, aen̅ voet van̅ bergen, genaemt .....Ga naar voetnoot1), in een effene plaisante plaine. Reed met dr Hutton, die op de wegh rencontreerde, naer̅ stadt, die groot is, naer gis omtrent als Rotterdam, en̅ heeft vrij goede huysen, te rekenen naer de ordinarise steden van Engelandt. De rivier loopt daer midden door, en zijn daer 3 a vier goede groote brugghen over. De winckels waeren wat schrael gegarneert, en̅ het volck was slechter doorgaens gekleedt als in Engelandt, maer seer op de eygenste manier. Het vrouwvolck was middelmatigh fraey. Flud, de galant van joff. Barlicum, commandeerde op het Casteel, 't welck nae 't vertreck van King James en̅ Tyrconnel noch gansch in order en̅ gemeubleert was, soo men mij seyde. Omtrent het campement komende, kregen een sterck regen, die ¾ ueren duerde. Het scheen ofte het op de toppen van̅ hooghe voorz. bergen continuelijck regende. Hoorde van alle kanten, dat de tijdingh, gisteren door Som gebracht, een leugen was, en̅ dat van onse vloot een schip verloren en̅ een in̅ grondt geschoten was. De Coningh sprack daer niet van, maer men begon te segghen, dat daer verraedt geweest was onder de vloot; dat onse Hollandtsche schepen alleen gevochten hadden, en | |
[pagina 302]
| |
de Engelschen (uytgenomen eenighe weynighe, die niet gelast waeren) niets gedaen hadden. Desen dagh wierdt de Gn̅ael Majoor Douglas gesonden met een detachement van, soo men seyde, omtrent de 10000 man, voetvolck, ruyters en̅ dragonders, naer de kant van Athlone, en̅ Eppinger met een ander van ruyters en̅ dragonders, soo geseght wierd, naer Wexford en̅ Waterford. In de naermiddagh quam een expresse van hem, daerbij liet weten dat het Casteel van Wexford, daervan de Protestanten onlanx sigh aldaer hadden meester gemaeckt, van de trouppen van K. James weder belegert en̅ geattacqueert wierd. Ouwerkercken quam savonts aen̅ Con. seggen, dat gesproken had aen een man, die gesien had, dat K. James hem te Waterford geëmbarqueert hadde. | |
20 Donderd.De Con. sondt smergens Baersenburg, om mijn horologe te leenen; het sijne ontstelt zijnde. Ontboodt mij daernae en teeckende veel dinghen. Een man was gekomen van Waterford, die K. James aldaer had gesien als hij hem embarqueerde, ende hem seer vervallen hadde gevonden van aensicht, alsmede den Hertogh van Berwick. Naermiddagh reed met Rooseboom naer Dublin en gingen op 't Casteel, Flud ons een Officier medegevende, om ons alles te thoonen, dat niet veel te beduyden had. Het nieuwe gebouw, daer Tyrconnel en King James in gelogeert hadden, was toegespijkert, omdat, soo sij seyden, daeruyt elckeen stal, de tapijten afruckten etc. Het was in̅ stadt seer vuyl van den weynigh regen, dien morgen gevallen. De winckels waeren slecht versien, en̅ in een dingh, dat sij de Exchange noemen, waeren der maer 4 a 5 open. Ymant (meene Sr Leger) seyde mij, dat de Coningh aen Eppinger, doe hij vertrock, geseght hadde, dat hij hem kort soude volgen. | |
[pagina 303]
| |
Ginckel was savonts bij mij, en seyde onder anderen dat, hadde onse bataille qualijck voor ons uytgevallen en de Con. gebleven, wij altemet al souden lijcken geweest hebben. Het volck in Dublyn sagh er vrij morsigher uyt als in Engelandt; de kinderen sijn de meestepart soet, en̅ de vrouwen hebben een aengenaeme stem en̅ uytspraeck. Van 't zee-gevecht hoorde men niet nader. Meester quam van Belfast weder in 't leger, wesende noch vrij krepel van de jicht. Zuylesteyn had die zedert 4 of 5 daghen mede. Marcheerden van 't campement, op̅ 19. gemelt, 7 a 8 mijlen verder, door een steetje genaemt Naas, en campeerden een weynigh verder, en hadden groote en breede wegen. Praete op̅ wegh met Hop en Oyen, voor sijn Regiment marcherende. Men seyde, dat de Con. daeghs te voren brieven gehadt hadde van Mylord Dover en̅ van̅ Gouverneur van Waterford, dewlcke, door die Lord gepersuadeert, aen̅ Con. soude hebben doen weten, dat die stadt voor sijn dienst bewaerde. De geheele ruyterije, die nogh bij ons was, naer̅ detachementen vertrocken onder Eppinger en̅ Gn̅ael Major Douglas, soude desen dagh vooruytmarcheren naer Waterford, en̅ de Coningh daerop volgen met de infanterie, de gardes te peerd en het regiment te peerd van Boncour. Soo wij op 't veldt aen tafel saten, quam een expresse van Dublin, brengende aen̅ Con. tijdingh, dat twee oorloghschepen met eenige coopvaerders in̅ Dublin-Bai waeren ingekomen. Een Luytent van̅ Garde, savonts met ons etende, seyde, de Hr Hop een brief te hebben hooren lesen, daerin stondt dat den Admirael Herbert den 1en deser in een Crijchsraedt van̅ vlooten geproponeert hebbende, of men de | |
[pagina 304]
| |
vijandt soude aentasten, alle de stemmen voor̅ affirmative waeren, maer dat hij twee of dry aen sijn zijde gekregen hebbende, resolveerde te blijven leggen. Dat den 2en deser expresse last gekregen hadden van̅ Coninginne; daervan geen kennisse aen̅ Officieren dede, maer seyndede met de vlagghe van te attacqueren. Dat daerop de Hollandtsche vloot aenviel, maer hij, Herbert, met de Engelsche stil bleef leggen. Dat de Hollanders, wel vechtende, door het getall der vijanden het te quaet kregen; - dat den Hert. van Grafton dat siende, haer met noch twee a dry schepen te hulp quam. Dat er van onse schepen 4 of 5 genomen waeren, en̅ de rest door een stilte van de vijandt was afgeraeckt. Dat Herbert in een brief aen̅ Coningin de onse seer gepresen hadde. Dat vervolgens Mylord Devonshire gesonden was en Herbert in arrest genomen hadde. | |
22 Saterd.Marcheerden uyt het campement voorbij Naas tot dicht bij een groote brug met 4 boghen, leggende over een schoon riviertje, doen seer ondiep, aen wiens overzijde een dorpje, genaemt Kilcullin, leght. Een weynigh van daer siet men aen de rechter-handt een groot landt-huys, met vele seer hooghe schoorsteenen en een groote muer daerbij, om thuynen of een parckje; is genaemt Jegginston. Dit was een marsch van 10 mijlen, die het volck seer fatigeerde door een abuys in het dirigeren van̅ marsch, de linien malkanderen couperende. De Engelsche soldaten plunderden overall schapen en koeyen etc. De Con., door een dorp komende, en een op 't feyt attrapperende, sloegh hem dicht met sijn rotting, en deed hem medenemen. Daeghs te voren had de Wilde brieven van sijn schoonsuster, daerin seght, dat vreesde dat de dispositie over de vacante charges door de bataille bij de Staten en̅ den Con. aen̅ Prins van Waldeck soude gelaten werden. | |
[pagina 305]
| |
en campeerden bij een dorp, genaemt Tonolin of Tomolin, leggende in̅ caert op de ronde van Dublin naer Catherlagh, op een plaets van waer men op een mijle verder siet leggen een groot huys van Sr .. Ketton. Op de wegh, niet verre van 't voorgaende quartier, wierden volgens sententie gehangen vier Engelschen, over plunderinghe, en wierd geseght, dat dieghene, dewelcke de Coning daeghs te voren geslagen hadde, daeronder was. Praete op de wegh met Germain van de saeck van Torringhton, daervan hij seyde mede gesproken te hebben met de Gn̅ael Major Kirck, en̅ dat die hem niet en wist te excuseren, maer geseght hadde, dat men hem moste hooren. Dat hij tegen M. Portland geseght hadde, dat hij meende dat er een cabale en correspondentie was tusschen Torringhton voorz. en̅ andere Officieren, maer dat hij dat niet en bevondt. Quamen ten 11 ueren in 't quartier. Schreef aen mijn vrouw. | |
24 Maend.Bleven stil in 't camp bij Tonolin of Tomolin. De Con. schreef aen̅ Staten, thoonende sijn leetwesen over 't verlies in̅ slagh van Fleury en̅ in̅ slagh ter zee, versekerende dat de wandevoiren van̅ Engelschen in die occasie severelijck sal straffen, en̅ onse schepen in Engel. doen repareren. Seght oock, dat hier in Yrland gedaen hebbende, meent over zee te gaen, en̅ selfs korts daeraen in Hollt te komen. Hij recommandeerde oock door een brief aen̅ Staten de jonghe Simon van Slingelandt tot de vacerende plaets van sijn vader. De Coningin had Will Harbord naer Hollandt gesonden, om met de Staten te concerteren over de reparatie van̅ vloot, en volgens een langhe instructie, die de Con. mij gaff om den brief naer te richten. De Coningin thoonde seer te vreesen, dat de Franschen in̅ naeuwe zee tusschen Engelandt en Irlandt souden komen en̅ ons de communicatie van wederzijden afsnijden. | |
[pagina 306]
| |
25 Dynsd.Marcheerden smergens van Tomolin of Tonolin naer Castlodermott, en campeerden een weynigh voorbij die plaets, zijnde een geruineert dorp. Wij passeerden nogh een ander, Belan genaemt, insgelijx gedestrueert, apparentelijck beyde in̅ tijdt, doe Cromwel, naer de massacre van̅ Protestanten, Ierlandt t'onderbracht, brandende alles daer hij quam, van Karickfargus af tot Dublin. Op de wegh vonden wij weder drie soldaten aen boomen opgehangen, over plunderingh. Naer den eten, dewijl mijn tent, even aengekomen wesende, opgeset wierd, in 't gras sittende met Beaumont en Baersenburg, seyde de eerste dat, hebbende aen̅ Graeff van Solms gesproken om avancement, sijn broer in̅ slagh bij Fleury zijnde gebleven, deselve hem geseght hadde, dat hij best selfs aen̅ Coningh soude spreken, en̅ dat de Con. de dispositie over de vacante charges aen̅ Prins van Waldee was latende, dat mij seer fascheerde, en̅ weder gedachten dede krijgen van mijn plaets te quitteren, werdende soo onweerdelijck gehandelt. | |
26 Woensd.Marcheerden smergens van 't camp bij Castlodermott naer Catherlagh of Carlo, soo het de inwoonders noemden. Is een redelijck groot vleck, 4 a 5 mijlen van 't vorighe camp. Wij campeerden omtrent een mijl vorbij die plaets, op eene hooghte, dicht aen̅ kant van de rivier the Barrow, ende was het gesight van daer naer die plaets seer plaisant. In een huys, op 't eynde van̅ stadt, naer̅ kant van 't leger, saghen wij een seer fraeye vrouw uyt de venster leggen, wesende een brunette, en wierdt geseght, vrouw van een Luytenant, onder K. James trouppen, te wesen. Dese plaets was vol volck, en velerhande eetwaren daer te koop. Men dede voor al de principale huysen schiltwachten setten, om het plunderen van̅ soldaten te beletten. 's Gravemoer en Ginckel quamen van buyten, Ginckel | |
[pagina 307]
| |
met de cavallerye, bij Schomberg gecommandeert, zijnde tsamen met Douglas vooruytgegaen. Seyden, dat de vijandt met een corps, ten deele uyt soldaten, ten deele uyt landtluyden bestaende, bij een plaets, genoemt Kilmrahill, stondt; dat in Waterford twee Regimenten van̅ vijandt laghen, en̅ oock volck in Limrick; dat Eppinger met sijn detachement te Wexford en elders van̅ luyden seer wel onthaeld was geworden, Ick kreegh een brief van mijn vrouw, die seght, dat all de vrinden bij haer geweest waeren, om te seggen, dat mij rieden de plaets van̅ overleden Secretaris Slingelandt te versoecken, om uyt mijn ongeruste leven te komen. Dat Verbolt en̅ de Pensionaris Hop daer mede nae stonden. De verledene nacht was Capn Butler weder van Londen gekomen, daer hij de tijding van onse bataille aen̅ Coningin gebracht hadde. Seyde, dat den Admirael Herbert in den Tower geset was, en̅ dat geen excuse allegeerde, als dat hij meende dat men hem veel geobligeert was; dat hij niet gevochten hadde, doordien apparentel. de Engelsche vloot de selve fortuyn met de Hollantsche soude geloopen hebben; dat het volck van Londen soo op hem verbittert was, dat sij, meenende dat Myld Yarmouth, die mede in̅ Tower gebracht was, in een besloten koets, Herbert was, sij hem meenden daeruyt te halen en te mishandelen, hadde hij niet van selfs hem verthoont. | |
27 Donderd.Marcheerden te 6 ueren van 't camp bij Cathelragh naer Wels, gaende de marche langs the riviere the Barrow, en passerende wij die eerst over een brugh, genaemt Lougline-bridge en door het dorpje daer se in leght, en dat gansch geruineert was. Aen̅ brugh leggen de ruinen van een oudt Casteel, zijnde al vrij groot geweest, en getimmert gelijck de meeste Iersche gebouwen, van steenen, daeromtrent uyt de grondt gehaelt, maer van seer differente groote. Wels is mede een geruineert dorp. | |
[pagina 308]
| |
Daeghs te voren, soo de Con. uyt de tent quam, daer hij savonts in̅ prayers geweest was, quam du Puy, die Edelman van̅ Coningin geweest was en Capiteyn te voet in onsen dienst, en viel op sijn knien voor de Con. De Con. hem seggende, gesurpreneert zijnde: What ayl you, go away, go away. Hij seyde, op weg geweest te zijn, om te Dublin bij de Con. te komen, maer dat onderweghen gespolieert was, en hem over de 150 pieces met de rest van sijn goedt afgenomen. Versocht een passepoort en reysgeldt. De Con. schreef een brief van bedancking aen̅ Lt Admirael Evertzen over sijn diensten, in̅ bataille ter zee gedaen. | |
28 Vrijd.Marcheerden smorgens ten 6 ueren uyt het camp voorbij Wels tot voorbij Bennitsbrigde, 8 mijlen weeghs; hier seyde men, dat wij den volgenden dagh, en̅ mogelijck noch een langer, souden blijven leggen. Ooyen en Cralinghen waeren naermiddagh bij mij, de eerste mij een schaep gevende voor mijn knechts. Mr .........Ga naar voetnoot1), Hofmeester van̅ Prins van Hessen-Darmstadt, was een tijdtlang bij mij. Men seyde, dat een partij te peerdt van d'onse, van 25 man, van̅ vijandt geslaghen was, en 5 a 6 van̅ onse gevangen. | |
29 Saterd.Dr Hutten smergens bij mij choccolate drinckende, seyde mij, dat onse Ruyterije haer meester hadden gemaeckt van een plaets, genaemt Clonmell, gelegen tusschen Waterford en Lymerick, op de rivier de Shure, en de correspondentie tusschen beyde afsnijdende; dat savonts te voren eenighe Papisten van Waterford bij ons aengekomen waeren, om van 't beneficie van 's Coninx Proclamatie te jouisseren. Mylord of Ormont was daeghs te voren naer' Kilkenny | |
[pagina 309]
| |
gegaen, dat hem toebehoort, en̅ geseght wierd een goede plaets te wesen. De Hr van Zuylestein was smergens oock bij mij, en gaf hem choccolate. De Con. was smergens nae Kilkenny, om het te sien. Bleven dien dagh legghen, sonder marcheren. Men seyde dat Eppinger Clonmell voorn̅ innemende, een deel geldt van̅ inwoonders had afgeperst. | |
30 Sond.Marcheerden van Bennet-bridge tot op een plaine onder die bergen, genaemt Rossenarrow, in Iers beteickenende champ de bled, daer campeerden; de marsch was te minsten 7 goede mijlen. Wij passeerden door Kell, een grootachtige plaets, maer heel gedestrueert. De gansche marsch langhs waeren de aerdighste en schilderachtighste gesichten van de werelt, oock sagh men menighte van huysen en torens van dorpen. De Secretaris van Sweden seyde mij op de wegh, dat de Coningh geseght hadde, dat hij de arme vrouwen en kinderen beklaeghde, die in Waterford waeren, als presupponerende dat die plaets soude opiniatreren en met assaut werden ingenomen. Met de voorz. Secretaris pratende van̅ schepen, die tot ons secours uyt Sweden mosten komen, volgens tractaet, en̅ niet en verschenen, seyde hij, dat hetselve tractaet medebracht, dat Sweden de vrije commercie met Princen in haer regard neutral soude houden en̅ exerceren, hetwelck men haer nu wilde beletten en̅ disputeren. In de marsch schoot de Vendrigh Croon een wouw, of diergelijcke grijpvogel, in̅ lucht, en̅ Court, een knecht van̅ Graef van Solms, een andere; die vogels hier seer veel zijnde, en̅ seer leegh en̅ bij de menschen komende. Dicht bij ons camp lagh een huys of casteel, en een groot quartier uers van 't selve was een source van seer goedt en̅ koudt water, daer ick alleen te voet naer toe wandelde. | |
[pagina 310]
| |
31 Maend.Marcheerden van Rossenarrow de rechterhand op naer Carrick, een plaetsje gelegen op de rivier de Shure, daer Waterford mede op light, en̅ daer wij over mosten, om 't selve te lande te konnen naederen, geen brugh zijnde, als daer te Karrick. Wij campeerden in een effen plaisant veldt, gelegen voor 't huys, dat Mylord of Ormond toebehoorde, maer daer eenen Coronel Butler, broeder van̅ selve Lords grootvader, een man van 80 jaer, en Papist, op woonde. Het leght op de rivier voorz., die hier al vrij breedt is, en̅ seyden sij, dat men uyt de keucken salmen konde vangen, om terstont in̅ ketel te doen. Het regende den ganschen dagh met vlagen, dat de wegen nat en glibberigh maeckte, zijnde sonder dat op veel plaetsen ongemacklijck en quaedt, en̅ is daer, niet verre van Carrick, een vrij steyle afgangh. Op de wegh sagh men verscheyde gebrokene wagens en karren legghen. Van dit Carrick sondt de Con. dese naermiddagh een trompetter naer Waterford, om het op te eysschen. Was seer vaeckerigh van al 't marcheren. De Con kreegh de lijst van̅ doode en̅ gevanghene Officieren, in lactste bataille in̅ plaines van Fleury. Hoorde de Con. voor sijn tent seggen, dat hij die lijst gekregen hadde. Aen de Wilde, gelijck plaght te geschieden, was geen copye daervan, op ordre van̅ Prins van Waldeck, gesonden. Germain vertelde savonts, dat op het Casteel voorz. geweest was, en̅ daer den oude man met eenighe seer fraeye ladies gesien hadde, daer den Hertogh van Ormond savonts mede soude eten. Waeren alle vinnighe Papisten, en̅ seyden, dat sij van de Coningh niets meer konden hopen, als dat hij haer hun leven soude salveren. Seyden oock, dat de Con. van Vranckrijck al te grooten Prins was, om te konnen gelooven, dat hij King James in sijne noot soude verlaten. | |
[pagina 311]
| |
In dit Casteel wierd geseght, dat uyt de keucken, die op de rivier sagh, men salm konde vangen, en terstont in̅ ketel doen. Die middagh aten wij kleine truittes, die heel goedt waeren, in dese rivier gevanghen. |