Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– Auteursrechtvrij2 Sond.Smergens had Sylvius, Berckestein, Will. Meester, Higgins, Golstein en joff. van Laer. Naermiddagh Sylvius en Golstein, met wie savonts naer de Graeff van Flodorf gingh vragen; hij was niet thuys. Gingen doen tot nicht Becker, en Golstein at savonts bij mij. Mij wierd geseght, dat de broeder van Myl. Shrewbury, zijnde een witGa naar voetnoot1) en groote railleur, doot gesteken was door den Hert. van Grafton, en̅ sijn vader door den Hertogh van Buckingham, die familiariteit met sijn moeder gehadt had, en haer eens een tijdt lang in sijn huys. Was met Higgins tot Shrewsbury in sijn camer te Whitehall, om hem over de adresse van Higgins brieven te spreken, die Higgins mij naer seyde, dat door Cock, Envoyé in Switzerlandt, souden overgesonden werden. Hoorde dat Myl. Dellamer uyt de thresorie geremoveert zijnde, een pensioen van 1500 ℔ sjaers soude hebben, en̅ dat men meende dat Myl. Monmouth, naer̅ reductie van Yrland, daer Lord Deputy soude wesen. | |
[pagina 251]
| |
gesonden, soo hij seyde, met de Penny-post aen sijn neef Calandrin, ende was soo virulent en scherp als konde wesen. 16 pond choccolate van mijn, nevens een groote quantiteit, Germain, 's Gravemoer, Oyen etc. toehoorende, wierdt tot Myl. Portland, daer het ingebracht was, door de cherchers van 't Custome-house seer scherp gevisiteert en 3 gl. voor yder pond daervan geëyscht; een doos van 18 pond kreegh ick noch met een slingerslagh uyt haer handen. | |
4 Dynsd.Hoorde dat de geinteresseerden in̅ choccolate voorz. toegestaen was, die weder naer Hollandt te mogen senden, mits t'scheep gedaen werdende door ymant van 't Customehouse. Smergens een peerd siende rijden op straet, kreegh mij Mackenny, des Coninx Advocaet in Schotland, onder handen en hield mij lang op met sijn praet over de Schotsche, daerover hij mij wel soude hebben willen doen spreken aen̅ Con. en Myl. Portland, dat ick declineerde. Had het seer tegen een Sollicitor-General, daer onlanghs aengestelt, die hij seyde een slecht man te wesen. Smergens waeren Sylvius en Bergestein bij mij. Naermidd. was te Kinsinghton, daer mij Brienne een camer thoonde, door̅ Coningin voor mij gedestineert, maer noch heel ongemaeckt. De langhe Browne quam daer savonts, seggende, bij eenighe soldaten, gecasseert uit het Regiment van Oxford, geweest te hebben in een herberg, dat die spraken van een exploit, dat voorhadden om eenighe wagens met geldt te voleren van̅ Coning, dat met 20 dragonders ergens naer toe gesonden wierd; dat sij hem versocht hadden om van de partij te wesen. Ick sond het in een billetje aen Con., konnende niet weder binnen geraken om hem te spreken, maer den aenbrengher geconsidereert, docht mij, dat er soo heel veel staet op sijn seggen niet te maecken was. | |
[pagina 252]
| |
Parlament besigh was over de supplyes, aen Con. te geven. Hij was, met Fitz-Patrick gesproken hebbende, weder swaerhoofdigh in̅ interprise van Yrlandt, omdat men daer soo soude konnen chicaneren, en̅ de Con. langh ophouden. Kocht een bruyn peerd voor mij door Root voor 26 guineas, dat daeghs te voren gesien hadde. Naermiddagh wachte met Berghesteyn tot vijff ueren naer Gaillard, die geseght hadde, dien dagh ons van sijn goedt te thoonen; maer hij quam niet. Soo ginghen wij tot de Heer van̅ Lier, en bleven daer tot 8 ueren. | |
6 Donderd.Smergens waeren bij mij Bergestein̅, l'Eremitage, Sylvius, langhe Browne, daernaer de Wildt. Liet door de Neerlandtsche slootmaker mijn langhste tentstock vermaecken. Naermiddagh gingh met dr Stanley in West-minsterhall, en daer in een coffee-house, daer wij Myl. Paulet vonden, die seyde, dat het Parlament geresolveert was, de Con. met geldt te assisteren, maer nogh niet geresolvt was op wat manier, of men sijn revenu souw vast-setten voor sijn leven, of voor het sijne en̅ de Coningins beyde, of wel niet voor die levens, maer voor een seker getal van jaeren. Smergens waeren oock Meester en den architect Roomans bij mij. Gingh met Stanley in 't quartier, hem nieuwlijx gegeven, uytsicht hebbende op de Privy Garden. Naermidd. waeren Bergestein, Sylvius, weder bij mij, oock Boision. Naermidd. was met Berkestein oock bij St Paul's, om caerten te koopen. Sylvius seyde, dat smergens tot de vrouw van Ouwerkercken geweest was, die noch al vrij sieck was, en̅ een continuele koorts met verheffingen hadde. | |
[pagina 253]
| |
7 Vrijd.Smergens waeren bij mij Sylvius, Ooyen en Golstein. Ooyen meende de choccolate nogh in handen te krijghen. Seyde, dat in Yrlandt geen voeder voor onse peerden gegeven soude werden, als voor goede en̅ dure betaling. Cavalier, de conterfeitsels-maecker in ivoir, was mede bij mij. Golstein seyde, dat Berckestein tot 5 guineas aen̅ Toy-Woman gepresenteert had. Naermiddagh was te Kinsington en̅ naermiddaghs tot joff. Golstein, die te bedde lagh, klagende over hooftpijn. Seyde, in̅ 50 gl. aen geldt voor mij te hebben, die Sr van St Annelt voor̅ Coningin uytgegeven had, en van mijn vrouw weder ontfanghen. Joff. Vijgh en̅ Gastigny vond oock bij haer. Quam laet van Kinsinghton. | |
8 Saterd.Smergens waeren bij mij Bergestein en Sylvius. Met de laetste dede twee routen in̅ Maillebaen. De Con. was op de jacht. Sylvius seyde, dat revenu van̅ Coningh en Coningin vastgestelt was met eenparicheit van all de stemmen, nemine contradicente. Daeghs te voren kreegh Flud, de kindermaker van joff. Barlicum, het Regiment van Tolmach bij sijn afstandt. | |
9 Sond.Waeren Sylvius en̅ Berghestein 's mergens bij mij. Smiddaghs sondt Ooyen mij de 12 pond choccolate, die door de Custome aengehouden waeren, hebbende die uyt het schip van Capn Noorthey, daer in gesonden waeren, om weder nae Hollt te gaen, door sijn adjutt weten te krijghen. Quam daernae bij mij en nooyde mij tot 's Gravemoer te gast, daer niemant vremds en was als hij en Slingelandt, die het huwelijck van sijn broer met joff. de Wildt avoueerde. Te vijff ueren daer van daen gaende naer huys, quam | |
[pagina 254]
| |
Boision bij mij, daermede een tour in̅ Mail gingh wandelen, en toen weder met mij naer huys genomen hebbende, dronck een fles Pontac met hem. | |
10 Maend.Smergens was Gent bij mij, oock Berghesteyn daernae, dewijl over tafel sat. Gingh met hem naer Westminster-hall, daer Gaillard ons geappointeert had, om eenighe van sijn̅e antiquiteiten te toonen in een huys daerbij. Saghen 2 fraeye copere vaten, daervan het eene de urne was, die in 't boeckje van Spon gedruckt staet, maer de tronien van̅ vrouwen waeren in 't origineel soo goedt niet als in̅ print. Had een planck met goede copere medalien. Was daernae met Berghestein tot de konst-kooper Thompson. Daernae tot n. Beckers, daer Mevrouw Puisar, haer broeder, de Capn, met sijn vrouw, en twee Engelschen speelden. Sij nooyde ons te gast, maer Berkesteyn maeckte eerst een eschappade, en̅ daernae ick, pretexerende affaires, omdat het geselschap mij niet recht aenstont. | |
11 Dynsd.Smergens was Sylvius bij mij, en seyde, dat het Parlament geconsentt had een supply van 1600000 ℔ sterl., maer naermiddagh te Kinsington komende, hoorde dat het maer 1200000 ℔ sterl. was. De Coning deed mij te 4 ueren binnen roepen, en praete langh van̅ konst, vragende of ick niet curieux gesien had. Vertelde hem van 't goedt van Gaillard. Daernaer gingh hij rijden in 't Parck, en ick met Golstein naer joff. Vijgh, daer joff. Golstein oock was. Savonts, als de Con. teeckende, maer niet soo goedt van humeur was als te voren, vraeghde ick om een waghen voor de reys. Hij seyde: Wel ick sal sien, en mompelde voort wat tusschen sijn tanden. Suster van St Annelt schreef mij, dat van Beuningen noch even dol was, en schrickel. van sijn wijff sprack, en dat sij hem nu oock hatede. | |
[pagina 255]
| |
joff. van Laer, die ick haer passepoort gaff van wegen de Coning, als oock aen de Baron de Neufville. 12 of veerthien daghen langh had aen̅ bal van mijn rechter voet steeckte en brand gehadt als van een soort van jicht, die mij evenwel niet belette te gaen, maer quam met vlagen en deed mij pijn, als geen wijde schoenen aen had. Daeghs te voren kreegh de Wilde tijding, dat de actens van̅ 3 nieuwe Regimenten uytgegeven waeren in̅ Haegh, door sijn schoonsuster. Naermiddagh was Berghestein en Sylvius weder bij mij. Tegen den avondt wandelde met haer in̅ Malybaen. | |
13 Donderd.Smergens was Sylvius bij mij en Boision (die ten eten hield), oock de Secrets de Wild en Neufville. Mylady Colpeper sondt vragen, wanneer men mij soude konnen spreken, en als haer liet seggen: als 't haer geliefde, quam niet de heele voormiddagh, noch naermiddagh oock niet, hoewel haer tot half 7 wachte. Met Bergestein naer̅ coets gaende, vraeghde hem Myl. Devonshire om een schilderije te sien, die gekocht hadde en in sijn quartier was. Als wij die saghen, oordeelden het een slechte copye van Poussin was. Hebbende de twee voorgaende nachten pleisters van Chavonne op de bal van mijn voet geleght, gingh dese dagh de pijn heel over. Kreegh een brief van mijn vrouw; schreef, dat van̅ commissien van 3 nieuwe Regimenten 3200 gl. van de Wildens suster ontfangen had; dat de Ruaerd Boreel sijn vrouw vastgeset en̅ opgesloten had, doordien soo geweldigh de hoer speelde, en̅ al 't goedt uyt het huys stal, verkocht en 't geldt aen haer pollen gaf. Tegen den avondt was met Bergestein op de beurs en̅ tot Tempion, om naer een horlogie voor Ginckel te sien. Sond nicht Becker een pond choccolate. Bergestein seyde, dat de Con. geseght hadde, dat te | |
[pagina 256]
| |
Constantinopolen groote desordre was, en̅ dat se daer tegen malkanderen vochten. | |
14 Vrijd.Smergens was Berghesteyn bij mij en att met mij. Oock was bij mij mevrouw Sanders en haer suster Jonckheer. Bergesteyn seyde mij, dat Cor. Tipping niet langh geleden met een beursje voor haer had, of had willen omgaen. Naermiddagh gingh met hem naer 't Hoff. De Coningh liet mij ten eersten binnen komen, schickende papieren, en begon ten eersten van Boreels affaire met sijn wijff te praten, seggende, dat hij haer in een tuchthuys ergens had doen setten. Teeckende savonts een goedt getall actens voor officieren, komende in̅ plaets van die uyt de oude trouppes in̅ 3 nieuwe Regimenten gekomen waeren. Daer was een Fransche Refugié op 't Hoff, die scheen geck te wesen, seggende (soo Montigny seyde) dat hij niet eten of drincken wilde, als van 't ghene de Coningh of Coningin hem souden geven. | |
15 Saterd.Had smergens Tempion met horlogien voor Ginckel. Joff. van Laer, Mallet die seyde, dat de affaire van̅ Coning in Switzerlaudt niet wel gingh, de Switzers extravagante artyckelen eysschende. De Graef van Flodorf quam mij adieu seggen; seyde dat die brieven, die bij eenen Hol. een tijdt lang geleden gevonden waeren, vremde dingen waeren; dat die saeck soo lang sonder ondersoeck gebleven was, omdat Hubert onder een deken leggende met eenighe van Amsterdam, soo lang alleen in̅ Raedt van Staten geweest was, de andere successivelijck absent wesende. | |
[pagina 257]
| |
afscheidt gegeven had, en̅ hem geseght, dat tegen de winter most wederkomen. Naermiddagh was Boision bij mij, en gingh met mij tot de Heer van de Lier. Savonts dronck een bottel Pontac met hem tot mijnent. | |
17 Maend.Smergens was met Gendt tot Cock, de glaese-slijper, en̅ tot noch een anderen, bij St Paul's, die voor Stanley werckte, en opsnijdende seyde, dat hij een Campanine soude maecken, beter dan die ick van Campani self hadde, or that he would forsweare his trade. Naermidd. schreef een deel brieven, voor mij selven aen̅ Pr. v. Waldec, voor̅ jonghen Uytenhoven aen Amelisweerdt, de vrouw van̅ Borch etc. | |
18 Dynsd.Smergens was bij mij joff. v. Piershill, doende excusen voor haer moey, Mevrouw Culpeper, van dat, als aen mij gesonden had, niet gekomen, kortaessemigh en̅ niet wel zijnde geweest. Was een meisje van 18 of 19 jaeren, niet leelijck, sprack voor haer broer om een compagnie te hebben; hij was Vendrich onder Schotte. Naermiddagh was buyten, en̅ dewijl de Coningh in̅ Raedt was over de affaires van Yrlandt, tot joff. Golstein, daer Sr Leger en̅ Gastigny vondt, met joff. Vijgh. Seyden mij, dat de Coninghin een quade keel hadde, en̅ die merghen gelaten was. De Wilde seyde mij, dat Mevr. Wilson noch die naermiddagh bij hem geweest was, wel in̅ kleederen wesende; dat sij seyde, dat haer man in Schotland sigh gepurgeert had van sijne beschuldinghe; dat sij een reqt gepresentt had aen̅ Con., om hem ontslaghen te hebben, ende in een dagh of meer vertrecken soude naer Schotlandt. | |
[pagina 258]
| |
Savonts dronck met Boision een bottel Pontac, en̅ att niet, maer ten 3 ueren wacker werdende, kreegh een draeying in mijn hooft, die mij half qualijck maeckte; en̅ hoewel dat overgingh, soo ras mij op mijn slincker zijde leyde, soo ontstelde het mij evenwel, en̅ deed mij sweeten; naer een uer raeckte weder in slaep en sliep tot 9 ueren smorgens. | |
20 Donderd.Smorgens, eer ick op was, quamen Sylvius en Stanley. Den eersten seyde, eenighe daghen de koortse gehadt te hebben. Noch quamen Boision, Foubert, daernae neef van Ooyen. Naermiddagh was Gendt bij mij, en reed met hem wandelen naer Hideparck, daer het volck al van daen was. Hij gingh daernae naer huys en̅ ick tot de vrouw van 's Gravemoer; daer waeren Ouwerkerck, de Saligny, Oyen en Goudrian. | |
21 Vrijd.Smergens was bij mij Sylvius. Seyde, dat Myl. Nottingham in 't Parlament geseght hebbende: that the King had seized upon the crowne (daernae seyde hij, dat hij had geseght: assumed the crowne), daer groote debates op waeren geweest in 't Hoogerhuys, en een Lord hem geseght hadde, dat het discoursen waeren, smaeckende naer den Towr, maer dat hij daernaer het woord met explicatien had soecken te versachten. Capn Buoy was oock bij mij, seggende seer langh sieck en̅ van̅ doctoren zeer qualijck getracteert geweest te zijn; maer naer apparentie had hij de pocken gehadt. Naermiddagh was buyten, en̅ bij joff. Golsteyn, daer Golsteyn oock quam. Sij seyde, dat men zedert eenighe daghen meer als van te voren sprack van dat de Coning niet naer Yrland gaen soude; dat die opinie onder het volck van̅ Bedchamber van̅ Coningin was, en̅ dat Villers het oock geseght hadde. De Con. was van goedt humeur, en vraeghde, wanneer Bergesteyn wederom soude komen. | |
[pagina 259]
| |
22 Saterd.Had smergens Repelaer en van̅ Broeck van Dort bij mij, talmende met de brouillerye in haere Achten voorgevallen, oock Sr Gabriel Sylvius. In een brief van mijn vrouw stondt, dat de Hr van Heemvliet, Bailluw van Voorn, met een dochter van Ormea, een lombardier, gingh trouwen tegen sijn vrinden sin. Naermiddagh, tegen den avondt, was met Sylvius tot de vrouw van Ouwerkerck, daer Mylady Arlinghton oock quam, die ick int eerste niet en kende. Sij hield ons ten eten, en deed mij seer veel beleeftheit, seggende, niet te weten wat tegen haer mocht hebben, dat de kennis niet en onderhield, en somtijts daer quam eten, daer doch tot mijnent alleen was. | |
24 Maend.Smorgens was Sr Gabriel bij mij, en gingh de Coningh in 't Parlament, om eenige bils te passeren. Nicht Becker, nicht Vernatti en Mevr. Plot quamen choccolate drincken, nicht Becker klagende van duyseligheit en draeying in haer hooft. Daernae quam Boision noch en Fatio de d'Huillier, mij een brief voor broer Christiaen brengende. Hij seyde mij dat Halley, secretaris van de Royal Society, een verrekijker hadde gehadt van 6 voet langh, maer het glas daervan met een seer groote openingh, en̅ dat hij daermede in̅ hemel overall soo veel sterren gesien hadde, als men met andere verrekijckers van die lenghte in̅ Estoile poussiniere ofte sevensterren siet. Naermiddagh was op Royall Exchange, om intflesjes met wijde halsen te soecken, die noch daer, noch nergens anders vondt. | |
[pagina 260]
| |
Gingh daernae Mevrouw Colpeper, gelogeert zijnde in Norfolke-street, niet ver van Temple-bar, besoecken, die mij haer dochter dede salueren, en joff. van Piershil quam mede binnen. | |
25 Dynsd.Wierd smergens buyten gehaelt en att smiddaghs bij joff. Golstein, daer nae den eten joff. Vijgh en joff. van Ouwerkerck met joff. van Vlaerdingen quam. De Coningh liet mij haelen, en onder anderen een brief schrijven aen̅ Staten Gn̅ael, daerin seyde, dat geresolveert was de reys van Engelandt (sic) te doen. | |
26 Woensd.Gendt naermiddagh bij mij komende, reed met hem, naerdat de Con., om den bede-dach te Londen gekomen, wegh was, wandelen tot in Soutwarck. Kocht in 't wederom komen twee bottles kock-aile. Golstein quam voor̅ eten bij mij, en hield hem te gast. Seyde, dat in het quartier, daer Ginckel en Ooyen buyten laghen, een deel meisjes met kindt gemaeckt waeren, en̅ dat Ooyen onder een van de maeckers genoemt wierd. | |
27 Donderd.Had smergens bij mij Browne, de schilder, die mij een mignature van cooper, zijnde de tronie van̅ Protector Cromwel, liet sien, seer goedt zijnde. Noch quamen Meester en vander Esch, Boision (die ten eten hield), de Graef van Solms, Montpouillan, Bodenbroeck, Higgins, Cock de brillemaecker, Ginckel en Ooyen. Naermiddagh was met Boision rijden in Hideparck. | |
28 Vrijd.De Coning was te Londen tot savonts ten 7 ueren. Smergens was Sylvius bij mij. Oock de Secretaris de Wildt seyde mij, dat Graefje doot was, eysschende sijn plaets van meesterknaep int jachtgerecht van Soestdijck voor sijn soon. Naermiddagh gingh savonts ten 7 ueren naer buyten, en kon niet wegh, als doen de Coning naer bed gingh. Op sijn coucher was niemant als Benting, Ouwerkerck, Compton, de groome, en̅ ick. Ick vertelde dat Graefje | |
[pagina 261]
| |
doot was, dat de Wild aen̅ Con. al geseght hadde; maer Benting en Ouwerkercken wisten het niet. De Con. schreef aen Gastanaga, dat hij den Brigadier Churchil, broeder van̅ Myl. Malboroug, sond om de vijff bataillons Engelsche trouppen, in̅ Spaensche Nederlanden onder het corps van̅ Pr. v. Waldeck zijnde, terugghe naer Engelt te brengen, doch dat hoopte die door andere te doen remplaceren. Oock was smergens bij mij Leyenbergh, Envoyé van Sweden. | |
29 Saterd.Waeren bij mij Ooyen, Heyden, Repelaer, Borgemr van Dort, van̅ Broeck, vander Esch, met den instrumentmaecker van Meester. Eerst was er Leyenberg. Naermiddagh gingh met Long Browne tot Mylord of Kent om konst te sien, die in St James Square woonde, aen 't einde van̅ rechter zijde. Hij had een fraey conterfeitsel van Anne Killegrew, door van Dijck, van 't hooft tot de voeten, met een hondtje. De vier stucken van Bassan van Noe, die Lely gehad hadde, een groot stuck, meer als levensgroote van een Venus met een Cupido, 't welck voor Mich. Agnolo bij de Lord gehouden wierd: daer hong een mom-backhuys of twee aen een boom. Een schoone naeckten vrouwefiguer van Paris Bordone, van Lelys goedt, was er oock. Daernae gingh noch eens in Westminster hall. Sijn soon, staende om naer Hollandt te gaen en voort te gaen reysen, quam oock binnen, en hij presenteerde mij denselven. Savonts had brieven van Hollandt. De Lord had oock eenighe, maer weynighe, goede teeckeningen, en 12 of 15 schoone printen van Marcs Antonio en andere. Het vrouwtje op de trappen, Paris oordeel, naeckte Mars en Venus (prima maniera), Godt aen Abraham verschijnende, de School van Rafel en daer het sacrament in 't midden staet, schoonder en sachter als die | |
[pagina 262]
| |
ooyt gesien heb, een printje, bijkans 't selfde met een van die van Psyche, Sante in̅ ketel. | |
30 Sond.Was ten avontmael. Voor den eten quam Capn Wieligh, seggende, den volgende dagh mijn mande met peerdekleeden te sullen senden, zijnde die bij abuys in sijn schip gebleven. Noch aen tafel sittende, quam Golstein bij mij en gingh met de Coningin weder wegh. Gingh doe tot nicht Becker, daer Mevrouw Plot was. Golstein seyde, dat men van̅ reys naer Yrland te Kinsinghton niet en hoorde. Dat er savonts te voren te .......Ga naar voetnoot1) een cruytmolen gesprongen was, die een groote slagh gegeven had, gelijck oock te Londen de vensters doen beven had. |