Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijSeptember.1 Donderd.Seyde mij de Wilde, dat Fremin hem geseght hadde, dat hebbende geluystert als de Con. met Benting sprack van sijn vertreck, hadde geseght, dat als men hem de plaets soude geven, hij hier soude moeten blijven of iets dergelijx, 't welck soo zijnde, hem goede apparentie gaff. Was naermiddagh bij joff. Vijgh, daer Gastigny oock vondt. | |
2 Vrijd.Was tweemael bij de Coningh; deed mij een brief schrijven aen Beverning, daerin seyde, geen de minste gedachten gehadt te hebben van dat hij eenighe verandering soude hebben willen introduceren, strijdigh teghens sijn dienst; dat seer wel voldaen was van sijne gepasseerde conduitte, en̅ gerust op hem voor het toekomende; dat sijne gedachten wilde laten gaen over expedienten, om de difficulteyten door de Con. absentie ontstaende (die waeren aengaende het aenstellen van Magistraten op de rechte tijdt) wegh te nemen. | |
3 Saterd.De Con. gingh op de jacht. Gingh ten 8 ueren te water met Stanley naer Londen, en naer dat gegeten hadden tot mijnent, gingen samen in een schuytje naer London-Bridge, daer wij om reden van het tij niet door en konden, en gingen te land bij de Old Swann. Daer namen een andere boot en voeren naer Greenwich, een redelijck groote plaets. Men passeert voorbij Ditford, mede een redelijck dorp, en̅ siet men over the isle of dogs (een peninsula) de plaets van Blackwale van verre leggen. Soo ras als men voorbij de brugh is, siet men een groote menighte van schepen leggen, meest coopvaerders. Het parck te Greenwich is seer plaisant, om het schoone gesight, al de slingeringh van̅ rivier daer gesien werdende. De grondt is als een Bowling-green. | |
[pagina 172]
| |
Flamstead, die wij gingen besoecken, was niet thuys, maer quam eer wij vertrocken en liet ons sijn instrumenten sien en sijn observatorium, maer met der .... den avondt naderende. In sijn cabinet ley een geschrift, dat hij seyde een testament was, en dat hij dat heel dickwils maeckte; dat hij een weynigh geleden iets gevoelt had, dat hem een paralysie deed vreesen, en̅ dat men hem geraden hadde exercitie te doen, gelijck hij doe te peerd van Londen quam gereden. Bij hem woonde een jongher soon van̅ Hertogh van Hamilton, die wij sagen met een Japansche rock aen, en̅ noch een jong borst, beyde om de mathematique te leeren. Roeyden daernae weder tot aen̅ brugh, en reden van daer met een koets naer huys. Stanley seyde, dat Dalonne zedert eenige dagen niet wel was en 't bedde hield. | |
4 Sond.Was altoos nat en vuyl weder, en daerom en omdat men sondaeghs met moeyte koetsen krijcht, gingen niet uyt. De Hr van̅ Lier was bij mij en seyde, over een dagh of twee tot Benting gegeten te hebben, sij nu, soo 't scheen, beter vrienden wesende. Wist nogh niet wat de Coning met hem doen wilde; hadde hem gevraeght of hij de zee wel konde verdragen, daerbij seggende, dat sijn dienst mogelijck soude van doen hebben. Vraeghde mij, hoe ick het maecken soude, en begon mede van een plaets in̅ Rekencamer voor mij te spreecken, daer geen positive antwoord op en gaf. Hij meende dat er naer apparentie haest augmentatie in̅ order van̅ Ridderschap soude geschieden, en soo Boetselaers plaets in̅ Reeckenkamer vacquant komen. Twijffelde half of hij niet er op uyt was om te hooren wat ick seggen soude. | |
[pagina 173]
| |
galerijen voor haer cabanes gemaeckt, met de extravagantste kleeren van̅ weelde. Daer waeren oock verscheydene van die groote wielen, 20 voet of meerder hoogh, daer schuytjes aen honghen, met het wiel ront omdraeyende, maer altoos noch hangende, die saten vol volck, kinderen en̅ andere. Daer was een groot gedrangh van menschen, en overall hongen speen-varkens te koop. Smergens was nicht Beckers bij ons en beloofde mede te gaen; maer tegen de middagh liet seggen, dat sij niet soude konnen gaen, wesende seer sieck geworden, dat apparent inventie was, om ergens een partij van spelen waer te nemen. Was smergens met mijn vrouw op Whitehall, en gaf aen Wiljet wat order tot reparatie aldaer in mijn quartier te doen. | |
6 Dynsd.Reed met Stanley weder naer Hamptoncourt, daer de Coning naer mij gevraeght had. Schreef een brief aen Schuylenburg, om hem te lasten een commissie onder Grimbergen op te maecken, voor een soon van een gewesen officier, daer Feron 100 ducatons soude van hebben. Naermiddagh was bij joff. Golstein, daer joff. Vijgh met La Leck mede quam. Joff. Golstein, hij wegh gaende, seyde, dat de vrouw van̅ Leck hem seer kort hield, pretexerende dat sijn vaders goederen moste redden. Waeren onderwegen aen het huys van de Coningh te Kinsington aen, daer sterck getimmert wierd. Scheen een soete plaets te wesen. | |
7 Woensd.Gilbert, de predicant, was smergens bij mij, seyde, dat sijn maistres en haer moeder overgekomen waeren en̅ sijn huwelijck nu soude voortgaen. Seyde, dat een coffer met 13000 gl. aen geldt daer in, sijn bruydt toehoorende, te Lausanne vastgehouden was, de magistraet dat geldt daer willende aengeleght hebben, dat sij het doen setten hadden, sonder eenighe pretentie | |
[pagina 174]
| |
te hebben, in het thresor van̅ stadt daer vier ysere deuren voor zijn. Dat onlangs die vier deuren en̅ het coffer opgebroken zijnde, het gelt daer uyt genomen was, sonder dat men konde seggen hoe. Odijck was bij mij naermiddagh. Wandelde alleen. | |
8 Donderd.Sagh, als de Con. smiddaghs att, dr Walker, die London-derry gedefendeert hadde. Was een man van omtrent mijn taille, roodachtig in 't aensicht, en̅ had dun, grijsachtigh haer, voorts gekleedt als andere geestelijcke. Men seyde, dat de Prins van Waldec wat terugge naer Guespines gemarcheert was, uyt manquement van fourrage, en̅ dat de Fransche vloot van̅ kust van Yerlandt naer Brest gekomen was. Marquet was smergens bij mij. Broer Christiaen schreef mij, dat sess dagen op zee geweest was, naer Hollt gaende, en versocht dat voor hem van̅ Con. een plaets in sijn Raedt, door̅ doot van Pettekum vacerende, wilde eysschen, dat mij embarrasseerde. De tijdinghe quam dat Roosemale, Burgemr van Rotterdam, doot was, maer de vrouw van Bennebroeck, die men doot geseght hadde, beter. Oock dat joff. van Ginhoven de bruydt was met de weduwenaer Cauw, soon van Toontje Schadé (NB. dit niet waer). Kreeg ordre savonts om 's anderen daeghs naer Winsor te komen, de Con. seggende dat de post van daer soude laeten afgaen. | |
9 Vrijd.Voer smergens met een schuytje naer Winsor, daer ick omtrent 3 ueren aenquam. De rivier is op die passage op veel nae soo plaisant niet als van Hamtoncourt naer Londen. Gingh eten en̅ logeren in̅ White Lion, over het Coornhuys, op de Italiaensche manier gebouwt zijnde. Naermiddagh bij de Con. ontboden zijnde, seyde mij terstont, in sijn cabinet zijnde: Ick ben hier wat beter | |
[pagina 175]
| |
gelogeert als te Hamtoncourt, en̅ viel voorts op het discours van̅ schilderijen en figuren, die daer waeren, mijn opinie over die vraghende. | |
10 Saterd.De Con. ontboodt mij smergens wederom en praete weder van̅ schilderijen, in 't huys zijnde. Benting daernaer inkomende, gingen al te samen met mr Randue, de conchierge, door het heele huys, om die te sien, doch met haest, de Con. staende om op de jacht te gaen, gelijck dan terstont daer aen dede. Ick huerde een koets te .... naer Londen voor een Guiny, en quam daer omtrent half 3. Naermiddagh was regenachtigh los weder; mijn vrouw speelde met mevr. Creitsmar en nicht Becker. Ick gingh om te sien wat op Whitehall gedaen was, maer de deuren waeren toe, geen werckluyden daer zijnde. Gingh van daer nae Dijckveldt, daer Reck en̅ ....Ga naar voetnoot1), Envoyé van Brandenburg, mede quamen. Smergens thoonde ons Benting een advis, gekomen van Portsmouth, seggende dat de twee vloten van sondaghs 's middaghs aen malkanderen geweest waeren tot 's maendaghs 's mergens; maer Dijckvelt meende dat het een leughen was. | |
12 Maend.Waeren met nicht Becker op Whitehall, om aen̅ meesters, daer ontboden, werck te ordonneren. Naermiddagh dede met mijn vrouw eenige boodschappen en gingh met haer tot mevr. Creitsmar, daer sij adien seyde. De vrouw en̅ die van Capn Weck seyden, seer in deliberatie te staen van naer Hollandt te gaen, hoorende dat haer mans naer apparentie in Yrlandt souden de winter over blijven. | |
[pagina 176]
| |
Dese daghen hoorde men dat Karickfergus aen̅ Hert. van Schomberg overgegaen was. | |
14 Woensd.Een brief van̅ Graef Oxenstern gekreghen hebbende, waerbij mij versocht een order voor van der Kolck te procureren, om tot maendagh te blijven leggen, wanneer nogh twee Engelsche fregatten en twee jachten met Mylord Paget en̅ Mylord Dorshet, Envoyé, naer Hollt souden vertrecken, deed de Coning daertoe een acte teeckenen, en sond die met sijn knecht, met eenen aen mijn vrouw daervan kennis gevende. Hield Slydrecht bij mij ten eten, die, als hem quelde daermede, dat hij hem van madame Buat soo liet coyonneren, daer hij soo langh bij haer geweest en̅ geconverseert hadde, seyde, dat elck een die wist hoe hij met haer geleeft hadde, wel kost oordeelen, hoe hij bij haer gestaen hadde. Hoorde dat den jongen Hertogh van Glocester seer qualijck was geweest en noch was van̅ stuypen. Sagh in̅ Coninghs Bed-chamber de eerste reys met kennis den Hertoch van Hamilton, een groot en goedt facoen van een man, rood van aengesicht. Hij was wel een groot half uer bij de Coningh. | |
15 Donderd.De Coningh gongh op̅ hartejacht ten 9 ueren. De Wilde seyde mij, dat Dijckvelt hem deser daghe geseght hadde, dat de Coningh niet meer wilde lijden dat Odijck, soo als gedaen hadde, meer met de ampten in Zeelandt soude traffiqueren. Naermiddagh gingh met Stanley wandelen naer Kingstone, en droncken eens in Castle. | |
[pagina 177]
| |
Hij seyde mij, dat den jonghen Hertogh van Glocester genoeghsaem desperaet sieck was aen̅ stuypen, en apparentelijck dien dagh niet leven soude. | |
16 Vrijd.Was tweemael bij de Con., die mij vraeghde of sanderen daeghs niet naer Londen gingh. Seyde: jae, en dat mijn vrouw geern nogh eens spreken soude. Je sult se nogh wel tweemael spreken, seyde hij. Soo smiddaghs van hem quam en naer mijn camer gingh, quam mrs Windon naer haer eetcamer en̅ galerije bij mijn quartier, en als met haer ging, vraeghde mij: Wil you come and dine with us? Ick thoonde haer papieren, die in̅ handt hadde, en seyde: The King hath given me so much business, daerop sij seyde: Ay, ay, of wilde seggen, dat maer een gemaeckte excuse was. | |
17 Saterd.Ging smergens naer Londen te water, daer in 3½ uer quam, hebbende voor 't tij en konnende bijnae overall zeylen. Bij mijn vrouw komende, sonden Jan Wiljet met haer goedt vooraf naer Gravesand, en̅ alsoo niemant bij mijn vrouw blijvende, resolveerde om self met haer tot aen 't schip te gaen. Naer̅ eten gingen nogh eens op Whitehall, om naer 't werck te sien, en̅ de reparatie die daer liet maecken. Daernaer ginghen tot nicht Becker, en nam sij daer afscheidt. | |
18 Sond.Ginghen met een koets voor 40 schill. naer Gravesand, de wegh over all seer plaisant zijnde. Wat van Londen afkomende, vonden veel van die putten, daer se witte substantie uyt graven, om kalck te maecken. Aten een weynigh in een dorp, Dartford genaemt, daer een stercke beeck door loopt, en quamen omtrent half sessen te Gravesand. Voeren aen boord van 't schip den Briel, daer de Con. mede naer Engelandt gekomen was, en ick gingh spreken met de Capn van der Kolck, die sieck geworden was en̅ gansch qualijck der uyt sagh. | |
[pagina 178]
| |
Kochten wat visch op de rivier. Wiljet was met het goedt gekomen, en had geen aenspraeck van 't Customhouse gehadt. Van der Kolck meende dynsdaeghs t'zeyl te gaen. | |
19 Maend.Meende smergens ten 7 ueren te vertrecken naer Londen, mijn vrouw dan terstont sullende t'scheep gaen, maer mijn huerkoetsier was 7 mijlen van Gravesand gegaen en quam niet voor 10 ueren thuys, daer hem over uyt maeckte. Hij seggende, dat naer een nieuw peerd was gaen sien. Nam doen afscheyd van mijn vrouw en soon, seer beweeght zijnde en̅ melancholicq den ganschen dagh, voornemelijck als te Londen in het logement quam, daer met soo goede vrunden soo langh geweest was. Onderwegen quam een regiment te voet tegen, in 't roodt gekleedt. Te Londen quam ten half sessen, en̅ hoorde van Capn Heldevier, die mij terstont quam plagen met sijn saecken, dat er weder andere order aen van der Colck gesonden was aengaende sijn vertreck, joff. Broeders mij dat mede seggende. Dit mij qualijck gevallende, gingh naer̅ Hr van Dijckvelt, daer de Graef Oxenstern vondt. Die seyden mij, dat er snachts te voren een expresse gesonden was aen van der Kolck, met order om niet te vertrecken voor dat Oxenstern ende Baron Gürtz het souden goedtvinden; Gürtz het schip den Briel willende mede hebben bij de 2 Engelsche fregatten, die de jachten van Myl. Paget, die naer .......Ga naar voetnoot1) en Myl. DursleyGa naar voetnoot2), die voor envoyé naer Hollandt gingh, stonden te convoyeren; doch Dijckveldt seyde, dat er tijdingh was, dat de twee fregatten in̅ rivier, | |
[pagina 179]
| |
naer een reys naer Hollt, gekomen waeren, en dat meende dat men woonsdagh soude konnen vertrecken. | |
20 Dynsd.Reed ten 10 ueren naer Hamptoncourt. Was noch eerst bij de Gr. Oxenstern, die mij seyde dat gesproken hebbende met de Baron Gürtz, hij wel sagh dat het wel donderdagh soude wesen, eer men vertrock. Te Hamptoncourt komende, seyde mij de Wilde, dat Mentz met capitulatie was overgegaen, en dat de vijandt den 11en deser daer was uytgetrocken; dat daer all 't geldt, dat de Franschen aen de luyden hadden geëxtorqueert, bekomen was, en groote quantiteit canon. Den jongen Hertogh van Glocester was weder beter. De Con. was op̅ jacht naer Winsor, en quam laet weder thuys. | |
21 Woensd.Voormiddaghs was thuys. Naermiddaghs was bij joff. Golstein, die seyde dat se joff. Vijgh seer quelden met Slydrecht, en dat sij verscheidene brieven van haer vrienden daerover gekregen had. Seyde, dat den Hertogh van Glocester weder heel well was. Savonts boven gaende, konde niet hooren wanneer de schepen met Myl. Paget en Dursley vertrecken souden, en wat chagrin dat mijn arme vrouw daer soo langh aen scheeps-boord most blijven, eer vertrecken konde. De jonghe van van Hulst en̅ die van den dr Hutton, sloegen malcanderen op de gang voor mijn camer. | |
22 Donderd.Was naermiddagh bij joff. Vijgh, daer vondt de Hr van Nijenhuys en̅ de jonghste Golstein, welcke twee laetste een glaesje rhijnsche wijn droncken. Sij seyde, dat het huwelijck van̅ bleeke joff. van Werckendam voortgingh met de crepele Heer van Westwesel. Domine Loderus mij in 't Parck moetende, seyde gehoort te hebben, dat K. James saken in Yrland geruineert waren. | |
[pagina 180]
| |
eten een brief aen̅ Raedt van Staten, waerbij seyde, met verwondering verstaen te hebben, dat de Hr de Huybert in̅ Raedt van State sich hadde aengematight de dispositie van̅ plaets van Major der stadt Breda, daer hem niet konde onbekent wesen etc., concluderende daermede, dat aen̅ Gouvernr van Breda gelast had, de Major, bij hem gestelt, niet te admitteren. NaGa naar voetnoot1) dat hij denselven gemaekt hadde, alleen in̅ Raedt zijnde, en̅ dat een neef van hem was. De Con. vraeghde mij naer mijn vrouws vertreck, en̅ seyde dat meende de schepen dinsdagh vertrocken waeren. Op een tweede brief, daermede br. Christiaen mij quelde, om aen̅ Con. de plaets in sijn....Ga naar voetnoot2) vacerende, door̅ doot van Pettecum, te eysschen, sprack daervan aen hem en̅ seyde mij half tusschen sijn tanden, dat niet en wist ofte die plaets oock suppleren soude. Als ick een weynigh daernae noch seyde, dat geloofde dat hij van broer niet qualijck soude gedient wesen, zijnde hij van een penetrant verstandt en̅ van goede applicatie, antwoorde, dat hij geloofde, dat veel hoogher gedachten had, als om te talmen (of diergelijck woordt) met de Rentmrs, waerbij ick het liet blijven. Savonts sprack mij Sr Rowland Guine van mijn quartier in Whitehall, en̅ seyde, gehoort te hebben dat Mylord Dorset sprack al of niet en wist dat ick daer in was, maer meende dat naer Monsr de Miremont niemant het gekregen hadde, ignorerende alskax dat ick het hadde, omdat geen warrant van hem gehadt en hadde. Ick seyde, met kennis van Myl. Portland, en apparent van̅ Coningh, dat quartier gekregen te hebben, en̅ dat, soo men mij spull maeckte, ick aen̅ Con. soude spreken. Maer hij seyde dat het niet noodigh was, en̅ dat hij aen Myl. Dorset geseght hadde, dat ick daer in was. De Wilde meende, dat dit het werck van Cooling, sijn Secretaris, was, om guinys te hebben. | |
[pagina 181]
| |
Wandelde met Stanley in 't Parck, en dronck een bottel bier met hem op mijn camer. De Con. was zedert smorgens uyt schieten. | |
24 Saterd.Gingh te water van Londen. Liet aen Dijckvelt vraeghen, of de schepen van Gravesand vertrocken waeren, die mij liet seggen, niet anders te wetenGa naar voetnoot1). Kort daernae seyde mij Ferdinand, met een knecht gesproken te hebben, die dien morgen van Gravesand komende seyde, dat het schip noch niet wegh was, en̅ dat mijn vrouw met ander volck noch daeghs te voren op het landt hadde sien wandelen, maer dat maer gewacht wierd naer de Baron Gurtz, en̅ dat, die gekomen zijnde, Capn van der Kolck terstont soude seil maecken. Ick besprack een boot om naer Gravesand te vaeren en mijn vrouw noch eens te sien, maer daernaer van een yder hoorende dat Gurtz naer 't schip of jacht vertrocken was, resolveerde van niet te gaen. Te Londen komende, hoorde dat er tijdingh was van een bataille tusschen de Marquis van Baden en̅ de Turcken, waerin 20/m van̅ leste souden gebleven zijn, en̅ alle haer canon en̅ bagagie genomen. Was naermiddagh tot mevrouw Creitsmar, daer noch een jonghe vrouw was van een vendrich van̅ garde, en nicht van den overleden major Seiffert: had een suygend kint. Mevr. Creitsmar had brieven van haer man, ni fallor van̅ 10 deser, waerin seyde, dat er geseght wierd in ons leger, dat er een groote desordre in 't leger van K. James was, maer dat weder andere had gehadt van een dagh of twee laeter, daervan niet sprekende. - Creitsmar en Weck waeren beide een weynigh gequetst geweest voor Karickfargus; den eerste van een vervloghen kogel, maer sonder peryckel. | |
[pagina 182]
| |
Was naermiddagh met Slydrecht eens op Whitehall in mijn quartier. | |
25 Sond.Was naermiddagh op Whitehall, en ging van daer naer̅ Hr van Odijck, ende eerst naer̅ andere Ambassadeurs, die alle naer Hamptoncourt waeren. Gingh doe naer̅ vrouw van 's Gravemoer, daer Oldersom was, die sprack van̅ laetdunckenheit van Rooseboom, die onder andere geseght hadde, dat hij het desseyn op Engelandt 8 maenden van te voren geweten hadde, en̅ hem gevanteert hadde van seer scharpe setten aen̅ Prins van Nassau gegeven te hebben, over sijne te voren gehoudene conduitte. Dat hij, Oldersom, hem daerop geseght hadde, dat ick soo tegens een Prins van̅ rang van die van Nassau gesproken hadde, ick soude gevreest hebben dat hij mij stockslagen soude gegeven hebben. Daer was oock eenen Saligny. RunnickhuysenGa naar voetnoot1) seyde, dat die van Bon uytgesonden hebben̅ om te capituleren, maer op seer voordeelige conditien, de Keurvorst haer gerenvoyeert hadde en gedreyght haer geene capitulatie te willen toestaen. Seyde oock, dat Generael Lt Schöning en̅ ......Ga naar voetnoot2) Barfus beyde door̅ Keurvorst in arrest waeren geset, geaccuseert werdende van met de Franschen intelligentie gehadt te hebben. Daeghs te voren vertelde noch mevr. Creitsmar, dat de Hr van Koppensdamme omtrent den tijdt van ons vertreck naer Engelandt seer gediffameert was geworden, en̅ hem naergegeven, dat hij bij sijn vrouws suster een kindt gehadt hadde, en̅ hetselve kindt met de moeder, en oock (ni fallor) sijn eygen vrouw om hals geholpen. Tot 's Gravemoer wierd mede geseght, dat mr de Schomberg een avantageuse pas, naer Dublin leydende, gepasseert was, en̅ King James hem daer geen standt gehouden hadde. | |
[pagina 183]
| |
26 Maend.Was naermiddagh met Stanley in eenighe boeckwinckels. Daernae tot nicht Beckers, daer de jonghe Vossius vondt. Smergens was mevrouw Wilson bij mij, willende een reqt aen̅ Coning presenteren, om haer mans saeck geexamineert te hebben en daervan een eynde gemaeckt. Nicht Becker vraeghde seer, of Charles Skelton noch niets gekreghen had, en̅ excuseerde sijn vorighe conduitte seer ijverigh. | |
27 Dynsd.Gingh met Stanley met een koets naer Hamptoncourt. De Coning vraeghde mij smergens met vriendelijckheit, of de huysvrouw wel was overgekomenGa naar voetnoot1) en thoonde sich verwondert, als hem seyde verstaen te hebben, gelijck die morgen gedaen had van de Wilde en Symen Jansz., dat het heele convoy noch te Gravesend lagh. Savonts teeckende veel dinghen. Stanley seyde, dat het present, dat de Coningh aen Walker, die Londonderry gedefendeert hadde, hem in̅ opinie van de luyden veel goedt gedaen hadde. | |
28 Woensd.De Con. was naer Winsor op de jacht. Naermiddagh waeren bij mij Stanley, Sr Gabriel Sylvius, Eckart en̅ Heer van de Lier. Sylvius praette heel anders in 't regard van̅ Con. en sijne interesten als hij plagh, maer seyde, te wenschen, dat men de saeck van̅ gepretde Prins van Wallis hadde doen examineren. Gaf haer twee flesschen cyder te drincken. De Coningin was naer Londen. | |
[pagina 184]
| |
een losse nacht-tabbert slordigh gekleedt. Gingen doen naer joff. Golstein, daer haer jonghste neef vonden en een tijdtlangh praeten ick tot over achten. Seyde, met mij eens in de comedie te willen gaen. Quamen de Coningin tegen, die ons seyde met vriendelijckheit: doe you walke so to gether, you thinke you are in Holland still. Mrs Franckline noode mij om haer te komen besoecken. | |
30 Vrijd.Was savonts bij de Con., soo als hij met de Coningin van Kinsington quam. Teeckende veel dingen. Vraeghde mij of mijn vrouw noch niet wegh was. Dijckvelt liet mij vraghen, om met hem tot Pontac te eten, dat dede, en kreghen Slydrecht en Capn Coljear en Eckart noch bij ons. Voormiddagh was een dochter van Jonckheer, getrouwt aen een Capn Sanders, bij mij met noch een vrouw, die niet en kende. Het was een langhe en vrij fraeye vrouw, hoewel groff swanger, en geleeck soo seer aen joff. van Barlicum, dat haer in 't eerst daervoor nam en bijnaer soude aengesproken hebben. Stanley was savonts bij mij en gaff mij de catalogue van̅ R. Pensions Fagels Bibliotheecq. Schreef aen Schuylenburg over het quitteren van Bosvelt en Br. Christiaens sollicitatie. Oock daerover aen mijn vrouw. |
|