Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijOctober.1 Saterd.Gingh te water naer Londen, en daer logeren op Whitehall, daer het nu gemeubleert was. De wint was Zuydwest (al de voorgaende dagen Noort geweest zijnde), daermede dan hoopte dat mijn vrouw soude over geraeckenGa naar voetnoot1). Woey een redelijcke kouw. | |
[pagina 185]
| |
Naermiddagh reed naer̅ stadt en kocht een half dozijn stoelen, een ingelecht cabinet en twee tafels, de stoelen voor 9 sch. 6 het stuck, het cabinet voor 3 pondt stg. en de tafels voor 8 en 9 schill. Betaelde 2 pond stg. aen 2 schoonmaecksters, soldatenvrouwen; de tafels en cabinet in Aldermansbury, het leste tot eenen Charles Macel, alderhande joyners werck verkoopende. | |
2 Sond.Was naermiddagh tot mevrouw Wilson, die alle dry haer kinderen aen de pokjes laghen. Sij seyde mij, dat sij haer oom van Walenburg, nogh nooyt niet gesien hadde; dat haer oom van Dijckvelt haer nooyt niet een stuyver van sijn eygen gegeven hadde, en̅ niet als het inkomen van haer goedt, dat hij in handen had en administreerde; dat hij seer veel gedaen hadde voor de familie van Schadé, en̅ de kinderen, daer sij geloofde dat er verscheydene van sijn maecksel onder waeren, seer hadde voortgeholpen. | |
3 Maend.Was smergens te voet uyt, om 't een en̅ 't ander tot noodighe meubelen op Whitehall te koopen. Eer ick uytgingh was Kuffler bij mij, soon van̅ ghene daer papa salr een verrekijcker in een houte pijp van hadde (welcke nochtans van sijn broeder geslepen was). Seyde, een inventie van sijn vader te hebben, om een schip met der haest in̅ grondt te helpen, door een soort van een petard, daer een gat doende in slaen van 15 a 16 voeten in 't vierkant; dat de Protector Cromwell hem een groote recompense voor die inventie soude gegeven hebben, maer juyst daerover was komen te sterven. Hadde geerne d'een of d'andere plaets gehadt, seyde omtrent Mylord Peterborroug te woonen, aen̅ riviere. Mevrouw Wilson seyde daeghs te voren, dat het doen arresteren van 37 personen in een huys, als over eenigh plot, een schelmstuck was geweest van eenen, die gecondemneert wesende om te sterven, door dit valsch aenbrenghen meende te eschapperen, hebbende die luyden in dat | |
[pagina 186]
| |
huys bijeen doen komen, als om haer over eenighe reden te tracteren. Savonts gingh tot nicht Becker, die seyde, niet heel wel te wesen; praete daer een uer of twee met haer, haer suster en moey. Te acht ueren quam Tipping, voor̅ welcke sij mij, om Gods wil, bade, dat ick geen raillerie (meenende van haer vrijagie met hem) wilde maecken. | |
4 Dynsd.Reed smergens naer Hamtoncourt met de Schotsman, die seyde Huygens te heeten. Hij vertelde, dat een van̅ dry ministers, dewelck doen gekomen waeren, zijnde gesonden van wegen de Presbyteriaensche partije, in de tijdt van Con. Karel de 2de sich vindende in peryckel, weghens de doen trotterende partijschappen in Schotlandt, sich hadde gesalveert in 't huys van een Lady van sijn vrienden, en dat met haer delibereerde, hoe hij sich soude verbergen, als de soldaten het huys quamen doorsoecken, hij seyde, geen andere raedt te weten, als dat hij tusschen haer en haer dochter in haer bedde mocht legghen. Dat sij dat toestaende, de soldaten in̅ camer quamen, en̅ dat op sijn raedt de moeder opstondt en̅ de soldaten met goede woorden amuseerde, en̅ hij ondertusschen sijn dinghen deed met de dochter. Dat, de soldaten wegh zijnde en de moeder wederkomende, hem willende doen opstaen, versocht daervan geëxcuseert te zijn, en seyde, dat de joffrouw en hij waeren getrouwt in the Lord. De Coning quam savonts ten thien ueren eerst van̅ jacht, en schreef maer twee brieven, aen̅ Pr. van Waldeck en aen̅ R. Penss Heinsius. Slydrecht was bij mij savonts. Was naermiddagh bij mijn heer Witzen, om hem van sijne caerten van Tartarijen te eysschen voor Stanley en mij selve. | |
[pagina 187]
| |
6 Donderd.Eckart was bij mij, en̅ vertelde mij onder andere dinghen, dat den Residt Schönenberg, in Spagnen aen̅ Secretaris de Wildt sijn dochter een rock gesonden had van kostelijck stoff, in Spagnen gemaeckt; deselve rock wel 400 gl. te minsten weerdt wesende; dat haer oock een seer fraey evantail, in Westindien gemaeckt, gegeven hadde. De Lt Cor. Lauder, uyt Schotlandt gekomen, verhaelde, dat het ongeluck, aen̅ trouppen van Mackay overgekomen, gekomen was door sijn eygen faute, hebbende hij sijn volck naer een groote marche aen̅ vijandt gebracht, daer hij, Lauder, hem had laten weten, dat hij de vijandt genoegh soude steuyten, en̅ dat hij sijn volck de nacht over soude laten nesten. De Coning mij hebbende doen haelen, gaff mij de lijst van all de schilderijen, die in Whitehall, te Winsor en̅ Hamptoncourt waeren, willende hebben dat ick die eens soude oversien. De soon van van Ruyven was bij mij, die wel 20 jaeren in Engelandt gewoont had, en een doctoor van slimme leden was; quam om de Coning een request te presenteren, om een plaets in Engelandt te hebben. | |
7 Vrijd.De Coningh teeckende savonts. Naermiddagh mij hebbende doen haelen, en̅ veel volx in̅ Bed-chamber wesende, quam uyt en̅ seyde mij dat niet noodigh soude wesen dat ick mede gingh naer Newmarket, en̅ dat de Wilde maer soude doen mede komenGa naar voetnoot1) Mylord Halyfax in̅ Bedchamber komende, quam mij expres groeten, en seyde dat wenschte particulierder met mij bekent te worden. | |
[pagina 188]
| |
maer dat hij gestorven en̅ een ander in sijn plaets geset was. Daer waeren nogh Slydrecht, Haersolte en een die vergeten hebbe. Daer wierd geseght dat Heuft joff. Vijgh vrijde, en̅ de Hr van Engelenburg mede tout de bon. Kreegh schrijven van mijn vrouw van̅ 4en, dat den 2en snachts ten 12 ueren daer wel was aengekomen. | |
11 Dynsd.Smergens was joff. van Berlicum met haer suster, die bij Cor. Flud twee kinderen gehadt hadde, bij mij; het eene kindt was doot. Naermiddagh was om bootschappen uyt en 't een en 't ander te koopen. Savonts gingh bij nicht Becker, die tandpijn gehadt hadde. Sij seyde veel van̅ kostelijckheit en̅ abundantie van geldt, die daer tot een sekere joff. was. Schreef aen mijn vrouw en̅ sondt de brief aen den Ambassadr Witsen. | |
13 Donderd.Smergens was mrs Pamel, die noch tot mrs Row logeerde, bij mij, versoeckende een paspoort van̅ Coningh voor een gemeen man van haer kennis, soo sij seyde. Seyde, dat sij uyt Whitehall quam en̅ daer een Lady of twee van haer kennis had wesen besoecken. Dat mrs Row noch geen lodgers in̅ camers had, daer wij uytgegaen waeren. Was naermiddagh tot mevrouw Creitsmar. | |
[pagina 189]
| |
De Coningin was in Whitehall zedert voorgaende maendagh. Seyde, dat ons volck in Yrlandt groot gebreck aen broodt had, en̅ selfs de Officieren niet en aeten als beschuyt; dat de schepen met proviandt door stormen van̅ wal gehouden waeren; dat het vleesch extraordr goedtkoop was, en een schaep een dubbeltje koste. | |
14 Vrijd.Smergens was Marie van Berlecum bij mij. De Coningin gingh naer Hamtoncourt, om maendaghs daeraen weder te komen. Naermiddagh was Eckart bij mij, seyde dat er brieven gekomen waeren; dat Bon noch niet over en was, en̅ dat disputen waeren tusschen de Generaels, over het geven van̅ parole, die in 3 daghen niet gegeven was. Dat oock in 't huys van Brunswijck pretentien begonden geformeert te werden tot een Keurvorstendom. Naermiddagh savonts gingh tot de vrouw van 's Gravemoer, die van Hamersmith thuys quam. Ick praete, eer sij quam, wat met vier meyssens, daervan een, die Duyn en Truy diende, een groote kaeckster was. Daer waeren Capn Welderen, Capn ......Ga naar voetnoot1), Capn Villatte ......Ga naar voetnoot1) Fransman, de Fiscael Rooseboom, mevr. Villatte, mevr. Villers, mevr. Runnickhuysen, Boision. Rooseboom seyde, dat in Yrland Con. Jacob tot op dry mijlen bij de Mareschal de Schomberg geavanceert was; dat een complot van desertie van 300Ga naar voetnoot2) man ontdeckt en vele gehanghen waeren; dat Schomberg nogh in sijn retrenchement bleef. | |
[pagina 190]
| |
Van te voren was madame de Montpouillan bij, om mij het pardon van̅ Pachter Anderman te recommanderen. Gaff haer choccolate. Naermiddagh was Capn Bowye bij mij, komende onlanghs uyt Hollandt, daer seyde, dat sieck gebleven was. Seyde, dat Capn van der Kolck, soo als langh hier geseght was, niet doot, maer genesen was. Soo als beneden aen̅ trap was, om uyt te gaen, quam Sr Gabriel Sylvius om mij te besoecken, en bleef tot over achten. Seyde, dat hij een boeck had, en mij thoonen soude, van̅ astronomer Silly, daerin stondt in claere termen, dat King William soude overkomen etc. | |
16 Sond.Was smergens niet uyt. Smiddaghs att Slydrecht bij mij, komende sonder dat hem genood hadde. Vertelde dat Vredenburg, de man van̅ vr. van 's Gravemoers suster, in Suriname zijnde, van daer procuratie aen mevrouw van Wassenaer, sijn suster, gesonden had, om sijn huwelijck ex causa adulterii te doen dissolveren, sustinerende dat sij in sijn absentie dry kinderen bij de jonghe Sevenaer gehadt hadde. Soo ick savonts stondt om uyt te gaen, quam Sr Gabriel Sylvius weder bij mij en seyde, dat een brief van mylady Darby gekomen was, medebrengende dat de Coningh William en̅ de Coninghinne te Dublin, dat met een stratageme door Schombergs volck was ingenomen, geproclameert waeren. | |
17 Maend.Was nicht Becker en haer swaeger Vernatti bij mij en droncken choccolate. Seyden, dat van̅ voorz. tijdinghe daeghs te voren een groot geroep in Londen geweest was. Vertelde veel van haer groote vrientschap met mrs Villers, en̅ seyde, dat madame Puisar een pensioen van̅ Coningh voor haer leven had, en seyde, dat als sij aen̅ selve madame geseght hadde dat B.V. nu een Coningin was, sij geseght hadde: jae, maer dat sij wel wilde dat sij nu besorghde dat haer susters en broer Hertoghen | |
[pagina 191]
| |
en̅ Hertoginnen wierden. Seyde, dat een dagh of twee geleden tot haerent soo goedt als brandt geweest was, het houtwerck onder haer heert verbr̅andt zijnde, omdat sonder ijser daerop gestoockt hadde. Naermiddagh was tot mevr. Creitsmar, die, dewijl daer was, van Vernatti en sijn vrouw te gast wierdt genoodt. Nicht Beckers seyde noch, dat het nooyt niet geweten had, maer dat het nu wist, dat B.V. te Hamtoncourt quam, en dat het rendezvous was tot de Hr van Z. te Hamton. Eer naer mevr. Creitsmar ging, was joff. van Berlicum noch bij mij. | |
18 Donderd.Was smiddaghs tot Vernatti ten eten met mevrouw Creitsmar en̅ Weck, mevrouw Plot en̅ Vernatti, mevr. Creitsmar's broer. Bleven daer tot 8 ueren toe, nicht Becker tot joff. Villers gehaelt werdende om te spelen, en̅ op ons versoeck daer nae toe gaende. Daeghs te voren had een brief van mijn vrouw, daer stondt in dat de vrouw van Ginhoven het huwelijck van haer dochter met de weeuwenaer Caeuw niet wilde toestaen, en̅ seyde, soo sij het deed, sij niet een stuyver van haer goedt soude hebben. De tijdingh van 't innemen van Dublin verdween. Mevrouw Creitsmar vertelde dat sij, met haer eerste man in 't leger te Lembeck wesende, een fraeye meidt had, dat een hoer was en haer opschickte met haer vrouws goedt. Dat sij eens, thuys komende en haer hebbende beginnen te ontkleeden, eenigh geluydt in haer camer hoorende, de meydt gevraeght had wat daer was; dat die seggende niemendal, sij nochthans rontom siende en̅ treckende het behangsel van een leger-beddetje wat uyt de wegh, de Rhijngraef daer achter vondt staen, die, verlegen wesende, seyde: qu'il l'avois fait pour la surprendre, maer dat siende dat sij de raillerie niet wel opnam, soetjes heengingh. | |
[pagina 192]
| |
Nichje Becker klaeghde aldeur van pijn en colicq in haer maegh. Men dronck daer als van te voren schrael. | |
19 Woensd.Was naermiddagh de Predikant Gilbert bij mij. Tegen den avondt gingh tot mevrouw Wilson, die geweldigh wildt en tegen de Con. begon te praeten. Seyde, oock te wenschen dat den Hr van Dijckvelt, haer oom, al naer Hollandt weg waer; dat sij hem had doen aenspreken om eenigh geldt, en̅ dat, dat hebbende, sij naer Vranckrijck wilde gaen, daer haer van weghen King James groote offres gedaen waeren en een plaets bij de Coningin gepresenteert, seggende elke reys: hoe souw ick het anders maecken? ick kan met mijn kinderen hier niet subsisteren. Sij seyde, een groote pijn in haer zijde gehadt te hebben, en̅ dat haer daervoor hebbende doen laten, het bloedt niet boven een once of twee hadde willen uytkomen, maer dat in̅ nacht het bandage los gegaen zijnde, sij heel veel bloedt in haer slaep verloren had, en̅ van flaeuwicheit wacker geworden was. Gilbert seyde, voor seker gehoort en̅ oock in de courante gesien te hebben, dat Bon over was, ende dat de Marckgraef van Baden de Turcken weder geslagen had en̅ dat sijn trouppen met de vluchtende Turcken in Nissa geraeckt waeren, en die plaets hadden ingenomen. | |
[pagina 193]
| |
Hoorde dat men eerst toekomende Woonsdagh naer Holland-house soude gaen. Eckart onderwegen vertelde van dat den Hertogh van Saxen-Lawenburg gestorven wesende, verscheyde pretendenten, daeronder den Cheurvorst van Saxen en̅ het huys van Brunswijck, tot sijne successie haer opdeden, doch dat geseght wierd, dat den Kourvorst sigh alreede had in possessie gestelt. De Con. vraeghde mij savonts; wat ick te Londen al gedaen hadde, en̅ of de lijst van sijn schilderijen al hadde naergesienGa naar voetnoot1). | |
22 Saterd.Was naermiddagh bij joff. Golstein, daer mrs Scaston en mrs Howard quamen, en daernaer tot joff. Vijgh, daer de vrouw van Ouwerkerck met joff. van Ouwerkerck, een jonger dochtertje, heer van Ouwerkerck en een jonger soontje waeren; oock Capn Haersolte en Slydrecht. Joff. Golsteyn seyde, te Londen sieck geweest te hebben, en voorts veel van̅ impertinentie van̅ Baronne de Neufville, die seyde, dat men haer soon, in een Fransche school te Londen besteldt, door menichte van remedien wilde om hals helpen. Smergens was Stanley bij mij en̅ wandelde met hem, seer schoon weder wesende. | |
23 Sond.Was Dijckvelt en Capn Friesheim bij mij smergens en droncken choccolate. Dijckvelt daernaer att bij mij smiddaghs, vertelde veel van̅ capricieuse veranderlijckheit der Engelschen tegen hem en̅ ons volck, dewelcke sijluyden somtijts vriendolijck, en somtijts als onbekende aensaghen; dat de Con. hem dickwils geseght hadde: ‘Ick sie wel dat dit volck niet voor mij, noch ick voor dit volck niet gemaeckt zijn;’ dat Benting en Sidney nu weder in seer groote intelligentie waeren, maer onlanx | |
[pagina 194]
| |
soo seer niet; dat het groote faveur van Sidney was geweest in̅ tijdt doe Benting de gefascheerde maeckte over de saeck van mrs Berty; dat Engelenburg een quaden dronck over hem had; dat hij in̅ selve hem familiariseerde met de jonghe Edeluyden, en selfs ten regarde van galanterien, en dat daerom ten deele hij, Hr van Dijckvelt, savonts zedert een tijdt langh niet aen tafel gegeten had. Naermiddagh was niet uyt. | |
24 Maend.Was smergens Dijckveldt en̅ Eckart bij mij, en droncken choccolate. Smiddaghs att Slydrecht bij mij. Naermiddagh was bij dr Stanley, daer nogh quam Oldersum, Golstein, Hr van̅ Lecke, daernaer Myl. Monmouth of Mordaunt, die geweldigh afgingh tegen de traiters en̅ qualijck geintentionneerde die in de employen waeren, sprekende al of er in 't naeste Parlemt, den 29en deser, veel te doen souw wesen. Had het oock tegen den Bisschop van Canterbury, die de Con. niet als wettigh en wilde erkennen, en̅ seyde dat de halve Clergé soo was. Naerdat hij wegh was, seyde Stanley, dat hij met Bentingh (welcke hij oock in passant een streeck gegeven had, seggende dat één man al de dingen op hem nam en̅ niet alles regeren konde) niet wel was, omdat sijn dochter voor sijn soon hadde versocht en̅ niet gekregen had, maer dat hij geen man was, die de Con. groot goedt of quaedt konde doen, hebbende geen considerabel goedt noch gevolgh en credit in 't Parlament. Stanley meende, dat het selve Parlamt Will. Harbord in̅ naeste sessie soude attacqueren over schelmerije in 't victuailleren van̅ vloot gepleeght. De Coningin was nae Holland-house. | |
[pagina 195]
| |
dat men seyde, dat het amours met joff. Vijgh waeren, en dat ick gesien hadde, dat hij hem geinformeert hadde aengaende de 3000 ℔ sterl., die geseght wierd dat Bedchamber-Women voortaen mede ten huwelijck souden hebben, soo wel als de Maids-of-honour. De Con. lachte en nam plaisir van dit te hooren, seggende, souw joff. Vijgh in haer oude daghen noch wel aen een man raecken? Dijckvelt en Eckart waeren smergens bij mij en droncken choccolate. | |
26 Woensd.Met Eckart en̅ Dijckvelt choccolate gedroncken hebbende, reedt met haer en Cap. Welderen in Dijckvelts koets naer Londen, en aten Welderen en ick bij hem daer. Naermiddagh gingh in een chais naer mevr. Wilson, die geseght wierd niet thuys te zijn. Van daer ging tot nicht Beckers, die Will, haer jongen, mede seyde niet thuys te wesen, dat nochthans niet waer was, want van daer tot mevr. Creitsmar gegaen zijnde, vraegden sij mij daer, waerom ick niet tot nichje Beckers en was, zijnde daer soo een schoon festijn, en̅ joff. Villers met haer suster, de Puisar en̅ noch eene andere, daer gegeten hebbende. | |
27 Donderd.Engelenburg was smergens bij mij, wesende verlegen over een abuys in̅ electie van̅ Bosch voorgevallen, daerin 2 Schepenen, behalven den President van̅ oude Schepenen, gecontinueert waeren̅. Was tot nicht Becker, maer wierd weder geseght niet thuys te zijn. Ick most haer spreken, daerom dat ordre most gestelt worden aen 't Custome-house, om vrij door te krijghen de choccolate, die mijn vrouw voor Betty Villers doen maecken hadde. Evertzen was smergens bij mij, klaegde over de victualle, die op de vloot geweest was. Savonts was Sylvius bij mij, wilde hebben dat ick aen Dijckvelt souw spreken, om hem de commissie te doen hebben, van̅ Coningin van Spagnen te gaen complimenteren. | |
[pagina 196]
| |
28 Vrijd.Ging, ontboden wesende, naer den eten naer de Con. op Holland-house. Wachte daer tot 9 ueren, eer binnen konde komen, de secretarisen van Staet en̅ den Hertogh van Hamilton daer soo lang geweest zijnde. De Con. seyde: hoe kom je nu naer huys? Wandelde langh met Ouwerkerck. | |
29 Saterd.Boision was smergens bij mij. De Coning was in 't Parlament, dat desen dagh weder vergaderde. Boision vertelde, dat joff. Junius met Rawlé in̅ Haegh getrouwt was. Dat die, eens met madame de St Martin etende, hij, Boision, daerbij zijnde, haer hadde gepresenteert te Rijswijck een bon disner te geven en 50 pistolen onder haer tailloir te legghen. Dat sij, soo hij seyde, alleenlijck daerop excuseerde, dat het minste dat men in̅ Haegh of daeromtrent dede, ten eersten praet en medisantie maeckte. Martijn, die ick voor koetsier gehuert had, eenighe tijdt geleden, quam mij segghen dat Germain, sijn Heer, seer quaedt op hem was dat hij hem verhuert hadde, terwijl hij te Newmarcket geweest was, en dat seyde, hem niet een stuyver van sijn huer soude geven, soo hij sijn tijdt van een jaer niet uytdiende. Waerover seer quaedt werdende, joegh hem van̅ camer af, met complementen ter materie dienende. Slydrecht was smergens eens bij mij, de saeck van sijn Capn van der Poel recommanderende. Savonts was tot mevrouw Wilson, die rapport deed van 't ghene over haer saken met Dijckveldt gesproken had, daer sij vrij tegen aengingh, seggende, te wenschen dat hij haer oom niet en was. Dat sij hem, nu hij stondt om wegh te gaen, doen vraghen hadt om geldt, door haer neef. Hierop die Edelman bij hem was en verlanghde te hooren wat hij seggen soude, hebbende half afgegeven dat hij haer meer geldt van 't gene hij van haer inkomsten | |
[pagina 197]
| |
had, hadde gegeven als sij hebben most. Seggende voorts, dat sij nooit met hem afgerekent had. Dat sij voorts geresolveert was naer Vranckrijck te gaen, konnende elders met haer kinderen niet subsisteren. Dat sij een paspoort van mr Shrewsbury soude sien te krijgen, om te gaen beyond seas, sonder te seggen waer nae toe, dat ick twijffelde ofte al gaen soude. Dat door ordre van King James, als luyden van sijn dienaers, van Dover op Calis over quamen, aen̅ selve geldt gegeven wierd om verder te gaen. Sprack voorts met groote heftigheit voor K. James en tegens de Coning, als een losse sottin. | |
30 Sond.Was smergens Oyen en̅ Golstein bij mij. Men gingh uyt den rouw. Daeghs te voren hoorde dat dr Chamberlaine, die sij het Midwife hieten, en een accoucheur des femmes was, over dry weken gestorven wasGa naar voetnoot1). Naermiddagh was joff. van Berlicum en haer suster bij mij, om deselve haer susters saeck tegens Flad te recommanderen. Daernaer quam Sr Gabriel Sylvius noch en bleef een tijdtlang, klagende dat sijn betalingh niet kon krijgen van̅ Coningh, en̅ opsnijdende van sijn goedt huyshouden te Coppenhaghen. Sond tot nicht Becker en was niet thuys. | |
31 Maend.De Coning en Coninginne waeren te Londen. Golsteyn en sijn broer waeren smergens bij mij, de eerste mij eenighe medailles gevende, en̅ den anderen afscheydt naer Hollandt nemende. Naermiddagh was een visite geven en sondt weder te vergeefs tot nicht Becker, die mij savonts tot de soon van Vernatti liet excuses doen, en seggen, dat 's anderen daeghs smergens souw bij mij komen. Daer was naermiddagh oock bij mij de vrou van eenen Advocaet Keyser, om haer mans saeck en subsistentie te | |
[pagina 198]
| |
recommanderen, die van̅ descendenten van̅ Semeynen was, dewelcke groote pretentien, uyt kracht van sekere acte van Prins Willem de I., hadden. |
|