Journaal van 21 october 1688 tot 2 september 1696. Eerste deel
(1876)–Constantijn Huygens jr.– AuteursrechtvrijMaert.1 Dynsd.Was seer besich met de depesches van̅ post, en̅ altoos seer verkoudt en hoestende, oock wat slap, den honger evenwel redelyck. In 't camertje, daer de Coning en Coninginne aten, komende, om iets te laten teeckenen, stondt de Coningin met Sidney en sprack, maeckende geen mine of se mij sach. De Con. deed een reveue in 't Hayparke van de Nederlantsche trouppes, en̅ ordonneerde welcke naer Hollandt souden terugh gaen. Daer was een gruwelycke menichte van menschen en koetsen. Het volck rontom de Con loopende, en̅ kussende sijn peerdt en leersen, en̅ soo dringende, dat qualyck daer door konde. | |
2 Woensd.Wierde de veranderingh van̅ Conventie in een Parlament gedaen, met oppositie alleen van dry leden. De Griffier Schuylenburg liet mij seggen, dat de betalinghe van mijn vaders ende mijne achterstellen, soo hij meende, nu all geschiedt was. Dat den Thresorier Verhagen in̅ Raedt leelyck zijnde overgehaelt geweest, schoon stondt om te werden gecasseert. | |
[pagina 89]
| |
Op 't discours van Mil. Essex doot komende, seyde hij (als een Tory zijnde), dat Mylady Essex self geseght hadde, dat sij meende hij het sijn selve gedaen hadde; dat sijn vader bij tijden phreneticqGa naar voetnoot1) was geweest en̅ een 4 of 5 van sijn eygen kinderen soude vermoordt hebben, hadde hij niet belet geweest. Gingh daernae tot Tempion. | |
4 Vrijd.Was nogh al seer verkoudt en hoestende, oock eenighsins, gelijck mede alle de voorgaende daghen, chagrin daerover, dat geen sekerheit en kreegh van wat ick wesen of niet wesen soude. Konnende oock niet sien, hoe ick met mijn famille in Engelt wel soude konnen bestaen en̅ eenighsins leven naer 't faesoen van mijn charge, sonder merckelijck meer tractemt te hebben, aengesien mijn ords inkomste, soo van mijn charge als goedt, daertoe niet soude konnen strecken. | |
5 Saterd.De Con. was smergens ten 6 ueren al op, en ging naer Greenwich om de trouppes, die naer Hollant gingen, te sien embarqueren. Ten 11 ueren wederkomende, gingh in̅ Conventie, daer sijne approbatie gaff op̅ Bill, waerbij deselve in een Parlament wierdt verandert. Naermiddagh iets teeckenende, belaste mij tot tweemael naer Hamptoncourt te volgen, dat niet seer nae mijn sin was. Reedt daerop met de Coningin door 't Parck daer nae toe. Gingh door 't Parck nae nicht Becker en dronck met haer té, en gingh door 't Parck weder naer huys. | |
[pagina 90]
| |
ford en̅ niet over Putney, daer een veer en pont is, rijdt. Konde te Hamptoncourt geen camer en̅ noch veel minder een bedt krijgen, hoewel Bulstrode mij 't een en̅ 't ander belooft hadde, en most mij in 't eynde behelpen in de camer van̅ Griffir Schuylenburg, die een heel wijdt bedde hadde, daerin bij hem sliep. | |
7 Maand.Gingh uyt complaisantie met Schuylenburg naer Windsor, daer hij niet geweest hadde. Namen Latmer oock mede; sagen al de quartieren van̅ Coning en̅ Coninginne. Aten in̅ herberg van̅ White Stagh, daer sij ons hebbende toegeseght een stukt roast beef, ons een stuck gesouten vleesch uyt de cuyp (gaven), en doen gebraden, soo sout als peeckel. Quamen ten half achten weder te Hamptoncourt. Schuylenburg sprack onderwegen veel van̅ confidentie, waer mede de Con. met hem sprack. Had mij daeghs voren geseght, dat den Thresorier Verhagen door ordre van̅ Con. soude bedancken, en̅ dat Pesters mede vrij slecht stondt. Seyde dat de Con. hem een stampilla soude geven om̅ commissiën van̅ vacante plaetsen en̅ domeynen soude teyckenen. | |
8 Dynsd.Gingh in Bentings cales met Schuylenburg en Gastigny naer Londen, nemende de wegh over het veertje Putney, die korter is als die gekomen waeren over Bramford; maer op veel nae niet soo levendich noch divertissant. De Coning was smorgens noch op de jacht, deede mij bij hem komen, als ick soude gaen eten. Was savonts noch in̅ Council. De Coningin zondt mij een brief, om te bestellen aen̅ Prins van Waldeck. | |
[pagina 91]
| |
Onder de brieven, die ick kreegh van de Coningh om te openen, was er een van̅ Graef van Hoorn, waerbij advis geeft van een man te Philippine, door de Bils gevangen op suspitie, hebbende bij hem een vrouw in mans kleederen. Was van Hedel, en bekende naer verscheydene examinatien, dat door den Borgemr Appelman, van Amsterdam, met brieven was afgesonden aen̅ Gouverneur van Rhijnberck, en̅ van hem voort naer Parijs, alwaer bekende eenighe brieven uyt Duytsch overgeset te hebben, op begeren van Louvois, of sijn soon. Hadde oock een brief van Louvois aen ymant te Amsterdam geschreven, met dewelcke hij scheen correspondentie te hebben, en̅ desseynen te willen formeren. Versoeckende hem, hem te laten weten wat forces dat die van sijn partije souden konnen op de been brengen, als daer occasie toe soude wesen, en̅ dat men van̅ zijde van Vranckrijck haer soude willen te hulpe komen, om haer geinvadeerde vrijheit te helpen restabilieren. Den brief van Gr. v. Hoorn bracht aen̅ Con. op sijn ordre; hij gaf se aen Dijckvelt, die daer naer een tijt langh bij mij was. Men seyde, dat het Parlament het revenu van̅ Croon aen onse Con. niet langer als voor dry jaer wilde geven. Mylord Aran wierd gearresteert en̅ in̅ Tour geset, gedegui seert zijnde gevonden; men meende over correspondentiën. | |
10 Donderd.Quam een piloot met tijdinghe, dat de oorloghschepen van Capn Brakel en̅ Cap. Callenburgh omomtrent Harwich gestrandt waeren. De Con. had geseght, dat hij geloofde het een schelmstuck was, zijnde het geschiet in een schoon weder en̅ midden op den dagh. Was naermiddagh tot Tempion en haelde van hem een sackhorologie, dat de ueren en quartieren sloegh, als men daeraen doudeGa naar voetnoot1), om het aen̅ Con. te thoonen. | |
[pagina 92]
| |
De Coningh was in̅ Privy Councel van savonts ten 6 ueren tot half elff. | |
11 Vrijd.'s Mergens was besigh, naer de middagh reed alleen naer Hamptoncourt, daer eyndel. een quartier kreegh, redelijck goedt, en most terstont een langhe brief van̅ Con., door̅ Secrets de Wildt geschreven aen̅ Prins van Nassau, in Fransch oversetten; was over de equippagie ter zee. Was seer koudt en schrael weder, en̅ ick hoestede savonts geweldigh. | |
13 Sond.Preswitz nam smergens afscheidt van mij, gaende naer Hollt om de recreutes voor Zuylesteins en̅ sijne compagnie. Seide, dat geseght wierd dat Mil. Aran tegen het leven van̅ Coningh eenigh dessein soude gehadt hebben. De Coning was smergens wandelen te peerd en̅ joegh mede eenigen tijt. Savonts hoorde men, dat Burnet het Bisdom van Salisbury gekregen hadde, boven de 2000 ℔ sterl. sjaers weerdt. Smiddaghs att aen onse tafel een soon van Mylady Inchequeen. Sr. Rowland Guine klaeghde, dat er niet tafels genoegh in 't Hoff waeren, om de members van 't Parlament en̅ andere te tracteren; dat er dien dagh over de veertigh van 't Laegerhuys geweest waeren, die aen geen eten hadden konnen komen. | |
[pagina 93]
| |
gevanteert hadde, van dat een Hertoghin hem hadde avances gedaen tot galanterie, maer dat hij haer hadde afgewesen. Dijckvelt seyde noch, dat doe de Con. d'eerste reys in 't Parlament was ......Ga naar voetnoot1) maer 5 a 6 passen achter hem tegens de muer stondt. Dat Zuylesteyn altoos bij de Coning seer wel hadde gestaen en noch stonde, hoewel hij het niet en menageerde, verhalende de expressiën die de Con. eens in een debauche van̅ St Huybert gedaen hadde, tot groote spijt van een andere favorit. Dr Stanley quam daernae daer oock bij, en̅ Golsteyn. Dijckvelt seyde, dat de Con. noch al gesproken hadde van naer Hollandt te gaen, maer dat seyde, dat eerst most gecroont wesen. | |
15 Dynsd.Gingh de Coningh smorgens naer Londen. Voorst was bij mij voor̅ eten, en̅ seyde mij dat de Coningh hem een brief soude medegeven, om hem te doen ontfangen in̅ Ridderschap van Hollandt, en̅ dat hij daerbij noch een groot pensioen soude hebben. Dat Rooseboom alle nacht te Londen bij een hoer sliep, dat een getrouwde vrouw of half getrouwt was. Dat hij, Rooseb., in Hollt niet souw derven komen, hebbende daer veel vijanden en̅ schurfde dingen tot sijnen laste. Dat onder anderen hij nooyt geen reeckening van de boeten gedaen had. Naer den eten gingh met dr Stanley en̅ Golsteyn te voet wandelen door 't Parck naer Kingstone, een vleck, gelegen op de Teemsch, een half uur van Hamptoncourt. Sagen de kerck en droncken in̅ herbergh van̅ Castel goede sackGa naar voetnoot2), en̅ daer nae noch thé tot Stanley. Hoorde savonts dat Milord Nottingham tweede Secretary of State geworden was. | |
[pagina 94]
| |
Een lacquay quam mij smorgens, als noch te bedde lagh, roepen, om met der haest bij de Con. te komen, en̅ daer komende, was het een abuys, en̅ hij seyde mij niet anders, dan dat daer soude blijven en̅ niet mede naer Londen gaen. Mij wierd geseght dat al dat verguldt werck, dat te Hamptoncourt aen̅ solders is in̅ beste plaetsen, niet van hout gesneden is, maer gemaeckt van deegh. De Coningh ontfongh te Londen van de Conventie de bedanckingen, daerover dat hij generalijck de geheele Chimney-money afgestaen en̅ geremitteert had, bedragende wel 3 a 4 millioenen 's jaers. | |
16 Woensd.De Coning en Coninginne gingen smergens omtrent ten half thienen weder naer Londen. At smiddaghs met Voorst, daer noch waeren de Gr. van Stirumb, Viceadml, Capu Wech, Hompes, Sayer, Granmare, Capn ......Ga naar voetnoot1) die veel van Langerack sijne lichtmisserye seyde, en̅ dat hij der uytsagh als een rechte soustien de bordel. D'andere vertelden weder van hem selve. | |
17 Donderd.De Con. was smergens op de jacht. Schuylenburg en Rooseboom waeren op mijn camer, daernae oock dr Bride en dan noch dr Stanley en Golsteyn. Men sprack noch al van haest de tafels in het Hoff af te schaffen, dat mij seer embarrasseerde, niet konnende sien hoe ick te Hamptoncourt mij souw konnen behelpen, daer geene herbergen zijnde, noch eenige keucken voor mijn gebruyck. Dese dingen en andere consideratiën, voornementlijck die, dat mijn charge niet verbetert werdende, ick met het inkomen daer van en̅ met dat van ons goedt tsamen, niet genoegh souw hebben, om naer 't facoen van mijn charge te leven, deden mij in dese tijt geduerigh gedachten heb- | |
[pagina 95]
| |
ben om mij naer Hollandt te retireren, en tot mijnent still te gaen leven, de saecken van het landt sich maer eenighsins schickende. Hoewel de Coningh mij doorgaens sprack al ofte mij meende te houden, voorleden dynsdagh mij noch hebbende gepresseert om nieuwe segels te laten maecken. Was naermiddaghs met Latmer te Kingstone en droncken seck. Savonts kreegh een deel brieven uyt Hollant, om extracten te maecken. | |
18 Vrijd.Schuylenburg van Londen komende, seyde mij, dat de nominatie tot Bailluw van̅ Haegh soude komen op Boetselaer, Dedel en een halve broer van̅ R.P. ten Hove. Dat Dedel niet wel bij den Con. stonde, en̅ den anderen heel jongh zijnde, nae alle apparentie de electie op Boetselaer soude komen. Dat de spraeck in̅ Haegh gingh, dat hetselve gebeurende, de vacerende Rekenmeestersplaets, door faveur van̅ Con., op mij soude komen, vragende mij wat mij der van docht. Ick thoonde hem daer geen aversie van te hebben, en meenende hem door den dagh daer verder van te spreken, sagh hem niet. Savonts voor̅ camer vraeghde om sijn depesches, meenende sanderen daeghs te vertrecken naer Londen. Ick versocht hem de propositie van̅ voorspraeck te doen voor sijn vertreck, als hebbende daerover met mij gesproken, 't welck aennam, maer konde dien avont niet, en̅ stelde sijn vertreck uyt. Was den heelen dagh besigh met extracten uyt de brieven te maecken̅. De Con. vraeghde mij, of ick noch al verkoudt was, en als ick seyde jae, en̅ dat niet genesen konde, seyde met een lachend aensicht: het is hier een lucht ........Ga naar voetnoot1), voel je oock somtijts de heimwee niet al? En̅ als ick wat grimlachende seyde: neen, mijn heer, seyde hij weder: ick soude je dat soo qualijck niet konnen afnemen. | |
[pagina 96]
| |
19 Saterd.Had Schuylenburg weder geen occasie om van mijn saeck te spreken aen Benting of aen̅ Coningh, hebbende anders daertoe goede intentie. Was besigh met brieven van antwoordt voor Con. te schrijven aen luyden in Hollant, die hem gefeliciteert hadden. | |
20 Sond.Savonts bij den Con. ontboden sijnde, was Benting daer mede en vraeghde mij, of ick de vrouwe van Zeelhem niet liet komen, en̅ de Coningh oock seggende: wel komt se niet hier? Ick seyde sachtjes: noch niet, en als sij waerom vraeghden, gaf genoeghsaem geen antwoordt daerop. Schuylenburg weder den ganschen dagh, Benting noch de Con. niet hebbende konnen spreken, gingh evenwel savonts bij den eersten; en eerst hebbende gesproken van het Bailluwschap en̅ Dijckgraefschap van Woerden, dat Stirumb gekregen hadde, quam daernae op̅ nominatie van Boetselaer tot het Bailluwschap van̅ Haegh, en̅ eyndelijck deede opening van mijn saeck, seggende dat de Rekemrs plaets in̅ Haegh mij toegeschickt wierd, en̅ dat ick daer geen quade inclinatie toe gethoont hadde. Benting eerst eenighe scrupule gemoveert hebbende, als of het ymant van de Ridderschap of van harentwegen most zijn, thoonde naer dat die gesolveert was, dat de saeck niet vremdt en vondt, en seyde daerover met den Coningh te willen spreken, seggende dat een rechte plaets was die mij dienen soude, dede daerbij: Wel dat is kluchtigh; wij hebben gisteren noch gesproken, meenende dat discours, van mijn vrouw te doen komen. | |
21 Woensd.Schuylenburgh verhaelde mij smergens het boven verhaelde, maer seyde noch niemant te hebben konnen uytvinden, om in mijn plaets te succederen. Ick seyde, dat wel geloofde dat Rooseboom daer een bodt naer doen soude, maer hij meynde dat het niet lucken soude. Daerop gingh hij naer Londen, om sanderen daeghs weder te komen. | |
[pagina 97]
| |
Daeghs te voren thoonde Golsteyn mij een request, dat Kievit aen̅ Coninginne door Joff. Golsteyn wilde doen presenteren, met een copye van een ander, dat aen̅ Coning seyde te hebben doen presenteren, beyde omme des Coninx protectie te hebben en genade in̅ staet daer hij was; dat hij in postuer gestelt was en̅ ontkleedt om gepynight te werden, en̅ dat hij doen versocht hadde eene declaratie buyter torture te mogen doen. Dat naer̅ selve verstondt, sijne sententie te legghen tot inhabiliteyt, bannissemt en confiscatie van goederen. Dat sijn ongeluck was geweest, dat hij sigh soo exactelijck niet en hadde gereguleert naer de placcaten, als naer̅ maniere, volgens dewelcke geobserveert wierden. Wandelde met dr Stanley voor den eten, die seyde mij onder anderen, dat gelachen wierdt met de keuse, die gedaen van luyden tot de Privy-Councel, en̅ daeronder van Milord Lovelace. De Con. was op̅ jacht, en̅ 3 ueren eer wij ginghen eten. Blanquard met ons etende, seyde, dat Dijckvelt en̅ Witsen conferentie gehadt hadden met Commissarisen vant Parlement, over de refusie van kosten, te doen aen̅ Staet door Engelandt. Dat die Commissarisen wel genoegh waeren, maer dat men soude sien moeten, wat int Parlament, dat dese maend daervoor vergaderde, soude passeren. | |
22 Dynsd.Was den ganschen dagh thuys, en besigh met seer veel brieven, soo van complimenten als anders, te schrijven. De Coning teeckende die savonts ten 10 ueren, en hoestede seer sterck, soo als smergens oock gedaen hadde. Hij hadde van smergens af te Londen geweest met de Coningin. Sondt weder dry acten voor ontfangers van de contributiën, met opene naemen, aen̅ Prins van Waldeck, om die te suppleren, konnende daervan alweder geen recht of betalinghe verwachten, gelijck mij die van̅ acten der nieuwe wervinghe altemael door de Pr. v.W. ontset waeren. Ick | |
[pagina 98]
| |
stelde de klachte hierover uyt, tot dat conde sien wat komen wilde van̅ saeck, mij door Schuylenburg opgegeven. Een Page of the backstayrs of Boutefeu van̅ Coningh, wierdt savonts ten 6 ueren gevoleert op̅ wegh van Londen, en hem sijn geldt en̅ horlogie afgenomen. | |
23 Woensd.Was sGravemoer smergens voor mijn bedt. Klaeghde dat de Con. hem hier hield, daer hij niet te doen had en̅ niet profiteren konde, verliesende also sijne vervallen, die bij de marches in het landt soude hebben. Ick seyde hem oock vant ongelijck, mij door de Prins v. Waldeck aengedaen werdende omtren̅t de depesches. Seyde, dat de Graef v. Nassau, Gn̅ael van̅ Cavalle, aenkomende met de ruyterije uyt Engelandt, de patenten van̅ Prins voorz. niet en hadde willen respecteren, en̅ tegens deselve met sijn regiment en twee andere naer den Bosch was gemarcheert. Naermiddagh was met Gastigny en Golstein op Joff. Golsteins camer, die seer kleyn en doncker was. Vondt haer seer mager en ouwelijck geworden. Daernae gingen bij de Gravin van Stirumb, diens camer mede in dat quartier was. Daer was Mylady Darby mede, een beleefde en vriendelijcke vrouw; droncken tee. De Gravin van Stirumb seyde, dat Voorst met de hoertjes vrij wat vrolijck was. Gastigny daernae met mij op mijn camer pratende, seyde, dat er vrij quade praet onder de Engelschen omgingh, dat klaeghden dat er niet met alle gedaen wierd; dat hij te Hamptoncourt en̅ niet te Londen bij de affairen bleef, en̅ dat de meeste haet of nijdt op de Favorit viel. Joff. Golstein hadde gehoort, dat Dalonne de directie van het posthuys te Londen soude hebben. sGravemoer seyde, dat de Con. smergens seer swaer, en bijkans een vierendeel uers gehoest hadt. | |
[pagina 99]
| |
Imant seyde over tafel, dat de zoon van Mevrouw van Hagedoorn te Londen schielijck gestorven was, niet sonder suspitie van vergiff. Naemiddaghs wandelde met Steyn Calenfeltz en̅ noch een of twee Officieren van̅ Garde buyten de poort, en̅ sagen de herbergh die Pontae geseght wordt te sullen houden, en̅ die men vast besigh was met te repareren en̅ te meubilleren. Ick had de speculatien om daer te gaen eten, als de tafels souden wesen weghgenomen, seer verlegen wesende om te weten, waer de kost soude konnen krijgen. Smergens was Giaur bij mij, die quelde met het geintercipieerde briefje sijn maitres J. Junius aengaende. Het afschaffen van̅ tafels wierdt geseght tegens sondagh te zijn vastgestelt; dacht of daermede traineerden, omdat de voorz. herbergh noch niet in ordre. was. | |
25 Vrijd.Was, gelijck al de voorgaende dagen, noch al seer verkoude en̅ hoestende. De Con. teeckende savonts veel dingen. Was op de jacht en quam soo laet thuys, dat wij ten 9 ueren gingen eten. Savonts, als uyt de Coninx bedchamber uytquam, quam Benting om daer in te gaen, en̅ sprekende mij aen met een seer vriendelijck aensicht, seyde: Wel Heer van Zeelhem, wanneer krijgen wij weder brieven uyt Hollandt etc., en̅ dacht ick of dat wel mocht reflecteren op tghene Schuylenburgh hem geproponeert hadde aengaende de plaets, die Boetselaer, als Bailluw van den Haegh wierde, soude vacant maecken. Dese morgen quam tijdingh, dat te Ipswich het Regiment van Dumbarton en̅ noch een ander waeren gerevolteert, en sich hadden verclaert voor Con. Jacob de II. Savonts seyde men, dat Eppinger met sijn Regiment dragonders, Oyen en noch 3 a 4 gecommandeerd waeren, om dat volck te gaen vynden. Voorst seyde, dat een wissel van 700000 ponden sterl. | |
[pagina 100]
| |
naer Hollandt was overgemaeckt (NB. alleen 2 millioenen voor̅ 1e termijn, maer naderhand quam op niet uyt), om den Staet van̅ gedaene onkosten te decommageren. Was smergens bij mij Voorst, dr Bride en dr Stanley. Voorst seyde, dat in het billet, dat Ouwerkerck en Zuylestein aen Jsaac hadden laeten sien, om hem te doen enrageren, groote medisantien hadden gestaen van Joff. Junius met de soon van Rawlé, die bij den Keurvorst van Brandenburg is. Att smiddaghs met Voorst, en Sayer en Steyn Calenfeltz, de wacht hebbende. Sayertje dronck hem droncken. Daeghs te voren klaeghde Voorst, dat sijn wijff met geweldt in Engelandt wilde komen, om de crooninghe etc. te sien, seggende dat de Princes het op haer begeert hadde. | |
27 Sond.Schuylenburg quam savonts van Londen, maer sprack hem niet als sandren daeghs. De Coningh sondt om mij smiddachs, maer boven komende, was al aen tafel. Naermiddagh weder daer komende, wachte de ganschen achtermiddagh, sonder hem te konnen spreken, nevens de Secrets de Wildt en de Hr van Catwijck, die oock geene audientie konden krijgen. | |
28 Maend.Quam een sterck gerucht, dat de Con. James in Yrlandt gelandt was. Schuylenburg seyde mij, dat met Benting noch gesproken hadde aengaende de plaets voor mij in̅ Reeckencamer, en dat hij daerover belooft hadde aen̅ Con. te spreken. Maer savonts seyde, dat wel sagh de grootste difficulteit te sullen wesen, ymant in mijn plaets te vinden. De Con. en Coninginne waeren te Londen. Wandelde smergens met Voorst, Rooseboom en Schuylenburg naer Hampton, een half uur van Hamptoncourt, op de rivier gelegen. | |
[pagina 101]
| |
een kindt gehadt hebbende bij den Ontfr, daer nae naer Engelant gegaen was om de pot toe te decken. Schuylenburg seyde mij savonts naer̅ eten, dat noch met Benting gesproken hadde van mijn saeck, maer dat hem al weder geantwoordt hadde: ‘Maer wie duyvel souden wij dan weder bij de Coningh krijghen?’ Dat hij hem gesproocken hebbende van Rooseboom, den anderen geseght hadde, dat dat niet gaen en soude, et qu'il n'estoit pas de bonne odeur. Smergens mij noch van̅ voorz. gelegentheit sprekende, seyde, dat Benting hem gevraeght hadde, of hij niet en kost sien wat mij schorte, of ergens in gemiscontenteert was, en̅ of verhooginghe van tractement versochte, maer dat hem geseght hadde, dat er niet sulx en was. De Con. en Coninginne waeren naer Londen. Golsteyn daer mede geweest hebbende en̅ Tipping, seyden, dat bij het Parlament geresolveert was te lichten ......Ga naar voetnoot1) man te voet en ......Ga naar voetnoot1) peerden. Schuylenburg, met mij en Voorst op Roosebooms camer wesende, vertelde de questie, die hij met Preswitz gehadt hadde, en̅ daerin hij sich niet seer courageusel. soude gedraghen hebben. Sij seyden, dat hij een soon van een ........Ga naar voetnoot1) was. Voorst seyde, dat hij evenwel een tijt van 3 a 4 maenden seer wel bij de Coningh gestaen hadde, en̅ dat hij met sijn compagnons hadden moeten achter staen. Sagh savonts de Coning en Coningin eten, en sagh de Coningin mij een reys of tweemael aen. | |
[pagina 102]
| |
landt quamen, waerdoor hij niet gehangen wierdt, gelijck anders soude gewerden hebben. Voormiddagh was bij de Coningh, die een deel dingen teeckende. Benting was daer oock, en dacht ick half, of sij mijn van mijn affaire souden gesproken hebben, daertegen wel gewapent was; maer deden het niet. Naermiddagh was een uer en meer getormenteert van̅ die Madele van Laer, die haer goedt in Zeelandt was aengehaelt. De Coningin was naer Londen, om hare klederen van̅ Coronation. Lt Gen̅ael Spaen was voor den eten bij mij. | |
31 Donderd.De Con. en Coninginne waeren naer Londen. Schuylenburg, Voorst en̅ Rooseboom waeren smorgens bij mij. Seyde tegen Schuylenburg, dat ick komende te quitteren, de Con. mogelijck Hulft, Resident te Brussel, in mijn plaets soude konnen nemen, zijnde een bequaem man on die wel Fransch en̅ Duytsch konde. Hij disapprobeerde het niet. Att met haerluyden, en noch een of twee, tot Voorst. Naermiddagh was met de voorz. dry op Roosebooms camer, daer thé droncken, zijnde leelijck weder van regen en̅ windt. |
|