‘Dag, kindje, God zegene je... heb dank voor al je liefde!’ fluisterde hij haar toe met een door tranen verstikte stem. ‘Dit is de gelukkigste dag dien ik in jaren beleefd heb.’
Zij zeide niets, liet zich lijdzaam een afscheidskus geven en ging, op een ongeduldigen wenk van Frans, naar het rijtuig, dat voor een achterdeur stond te wachten.
Reeds had zij den voet op de trede, toen zij nog eenmaal omzag. Daar stond haar grijze vader, zoo oud, zoo zwak, zoo gebogen.... en hij staarde zijn vertrekkend kind na met een vragenden bekommerden blik, als ging er in deze laatste ure, diep in zijn binnenste, iets om, wat met geen woorden kon worden vertolkt.
Neen, zoo kon zij toch niet heengaan. Zij ging zoo ver weg! Zoo zij hem eens niet wederzag, zou die klagende angstige blik haar altijd blijven vervolgen. Zij keerde zich om, vloog naar hem toe en sloeg beide armen om zijn hals.
‘Wees gerust omtrent mij, vader, het is alles goed zooals het is.’
Een vreugdeglans op het gelaat van den