‘Wezenlijk?’ vroeg ik verwonderd. ‘En kou hij er zoo maar toe besluiten, voor vele maanden van vrouw en kind te scheiden? Welk een opoffering moet dat voor u beiden wezen!’
‘Ja natuurlijk,’ antwoordde Louize, met de meest mogelijke onverschilligheid; ‘maar je moet denken, gezondheid gaat voor, vooral die van het kind, en dus viel hier niet te kiezen. Och, een wintertje gaat ook gauw om,’ liet zij er dadelijk op volgen, ‘en ik vind het dol prettig weêr eens bij papa en mama te wezen!’
Vervolgens deed zij, mij betreffende, allerlei vragen, die ik natuurlijk zoo kort mogelijk beantwoordde, en zij scheen ook al even verbaasd als alle anderen, dat ik dezen zomer zoo alleen en afgezonderd buiten doorbracht, in plaats van in Brussel bij mijn broeder gebleven te zijn. Zij beklaagde mij vreeselijk, verzekerde mij, niet te begrijpen hoe ik zoo'n leven kon uithouden, enz. enz.....
Zoo bleef zij wel een paar uurtjes bij mij praten, mij natuurlijk ook veel van haarzelve en van haar schitterende levenswijze te Berlijn vertellende; alleen den naam van haar echtgenoot noemde zij zelden of nooit, wat mij wel eenigzins verwonderde. Misschien ook komt dit, omdat ik hem bijna niet ken, en zij er dus minder aan heeft met mij over hem te spreken; of zou het alweêr een dier huwelijken zijn, zooals ik, sedert ik in de wereld verkeer, er honderden om mij heen zie? Mogelijk heeft hij haar gehuwd, omdat zij er lief uitziet, en zij hem, omdat hij rijk is. Arm vrouwtje, als dit werkelijk zoo is beklaag ik haar! Wel schijnt