ander en vrijer karakter krijgen; en dit zal weer invloed oefenen op alle andere wetten en verhoudingen. Maar even als de arbeider moet ook de vrouw in alle kringen wakker worden, en door eigen hooger willen zich vrij maken. Zoo heeft papa het langzamerhand mijne moeder leeren inzien, en met dat inzicht ben ik als het ware groot gebracht. Het is dus heusch geen eigen wijsheid die ik verkoop,’ liet zij er glimlachend op volgen, terwijl zij op den weg stil bleef staan om afscheid te nemen.
‘Waarom zeg je dat zoo spottend? En waarom zou je geen eigen wijsheid mogen verkoopen?’
Er kwam iets erg ondeugends in haar blik.
‘Wel, omdat ik het onnoodig vind in je oogen nòg onvrouwelijker te zijn dan ik al ben!’
‘Hoe kom je er aan dat ik je onvrouwelijk zou vinden?’ riep hij, een kleur krijgend.
‘Nu ja.... je begint misschien nu een beetje indulgenter over me te denken, omdat wij persoonlijk een paar goede vrienden zijn geworden; maar.... het type in het algemeen, beken het maar.... dat type vind je nog ontzettend! Ik herinner me nog altijd onze eerste ontmoeting op dien avond dat Martalis sprak, weet je wel?.... Jij dacht van mij: ‘Wat een verschrikkelijk wezen is dat! Dat praat zoo maar over politiek en geavanceerd en radicaal en liberaal en over besturen en verslagen en al dergelijke in den mond eener vrouw afschuwelijke dingen!’ Ik zag het aan je; het lag alles in je verbaasd verontwaardigden blik. En weet je wat ik onderwijl van jou dacht?....
‘Daar heb je nu dien bekrompen aristocraat, die neerziet op een ieder, die niet in de Bocht van de Amsterdamsche Heerengracht geboren is, met een millioen of wat in zijn wieg! Hem wacht een prettige avond met onzen Martalis. En attendant zal ik hem eens een beetje in het harnas jagen!’
‘Wel, wel, stond ik zóó hoog bij je aangeschreven, toen je me zoo vriendschappelijk aansprak?’
‘Ja, zoo had ik ons clubje studenten over je hooren spreken. Maar ik moest toch beleefd zijn, natuurlijk, en je zelfs.... een kopje thee gunnen!’
‘En is mijn ‘tegenwoordig ik’ nu nog in ongenade bij je?’
‘Neen, in ongenade niet, dat weet je wel beter, maar....’
‘Welnu, wat bedcel je?’
‘Zal ik de stoute schoenen maar aantrekken? Nu, dan bedoel ik, dat je je nog volstrekt niet hebt losgemaakt van