Christiaan Huygens à J. de Bisschop 1669.
La lettre se trouve à Leiden, coll. Papenbroek. Voyez sur cette lettre la p. 522 du T. VI.
Parijs den 14 Nov. 1669.
Mijn Heer
Beijde de deelen van UE excellente konstboeck sijn mij wel ter hand gekomen, en ick en soude niet soo lange in gebreken gebleven sijn van UE voor het eerste mijne schuldighe dancksegginghe te laten toekomen, ten ware van tijdt tot tijdt sulx opgeschort hadde ten opsichte van de Heere Jabach, die mij belooft hadde sijne antwoord bij de mijne te voegen, de welcke ick als een noodighe Recepisse, doch al te langhe, ben blijven verwachtende. Ick hadde ondertusschen mijn Br. van Zelem gebeden UE te doen weten, dat de pacquetten overgekomen en overgelevert waren, doch het schijnt dat die brief gelyck verscheyde andere vande mijne, met de desordre der Posten achtergebleven is.
UE werck aengaende ick kan seggen dat mijn oordeel met dat van andere verstandiger kenners, die ick 't verthoont hebbe, overeenkomt, die de correctheijt van omtrecken, en de sachtheijt, en rondicheijt der naeckten, die door 't sterckwater niet licht te bekomen is, hoochelijck gepresen en geadmireert hebben. Alleenlyck vinden sommighe, als onder andere de heer Jabach op sommighe der hoofden iets te seggen, 't welck sij air des testes noemen, als sijnde het wesen der antiquen niet