Oeuvres complètes. Tome XVII. L'horloge à pendule 1656-1666
(1932)–Christiaan Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Appendice I
|
1. | Waerom verscheyden ringen om de son konnen gesien werden. |
2. | Waerom van binnen roodachtigh. |
3. | Waerom de lucht binnen den halo donckerachtigh, gelijck ick gesien heb. |
4. | Waerom den ring stercker van licht als de lucht rondom daer buyten. |
5. | Waerom in midden van de somer geen of selden gesien worden. |
6. | Waerom datse rond sijn. |
7. | Waerom meestendeel den diameter van 45 of 46 gr. hebben. |
8. | Waerom dickwils parelia in de halones. |
9. | Waerom oock wel parelia sonder ringen om de son. |
10. | Waerom de parelia rood nae de son toe. Oock sullen de 2 tegenoverstaende rood nae de son toe wesen als se gecouleurt sijn. |
11. | Waerom datse altemet geen couleuren en hebben. |
12. | Wat oorsaeck is van den grooten witten ring in 't phaenomenon van RomenGa naar voetnoot3), en van andere. |
13. | Waerom de son ringh nootsaeckelijck wit is. |
14. | Waerom hij door de son passeert. |
15. | Waerom in den selven al de bysonnen moeten staen. |
16. | Waerom hij parallel met den horizont is. |
17. | Hoe nochtans altemet wat verschelen kanGa naar voetnoot2). |
18. | Waerom de naeste sonnen dickwils vierige steerten hebben. de sterckste vande 2 heeft de steert altijdt, gelyck in dat van Romen en van LeijdenGa naar voetnoot3). |
19. | Waerom de 2 veerste ronder sijn en noyt met steerten. |
20. | Waerom dese 2 minder klaerheijt hebben als de 2 andere. |
21. | Dat de steerten vande 2 naesten, stucken sijn van den grooten ring. |
22. | Waerom de plaetsen der sonnen regulier komen aen d'een sijde gelyck aen d'andere van waer datse gesien worden. |
23. | Hoe datse haer plaets houden alhoewel de wolcken voort drijven. |
24. | Waerom de bysonnen sulcken stercken glants hebben. |
25. | Wat de trabes sijn. |
26. | Hoe der kruyssen konnen gesien worden int door snyden van 2 ringen. |
27. | Wat de rechte plaets is vande 2 veerste sonnen op verscheyden hooghten vande ware son. en op wat hooghte geen van dese konnen verschijnen. |
28. | Hoe sij met het rijsen van de son allenghs naerder aen malkander komen. |
29. | Hoe dat de bijsonnen sonder steert konnen sijn of altijd die seer dun hebben. |
30. | Hoe de 2 parelia ten tijde van Augustus in unum orbem coaluerunt cum sole veroGa naar voetnoot4). |
31. | Hoe de paraselene de selfde oorsaeck hebben. |
32. | Hoe dat mijn parelia van den 19. Mart. 1659 int ende naerder bij een quaemenGa naar voetnoot5). |
33. | De oorsaeck en de gestalte vande lucht tot de parelia bequaem bekent sijnde sullen de selve dickmaelder geobserveert werdenGa naar voetnoot5)Ga naar voetnoot6). |
BGa naar voetnoot7). Waerom altydt de 2 naeste nevens de son op de selfde hooghte. behalven dat van Rothmannus te CasselGa naar voetnoot8).
Hoe dat een son in 't oosten, en een ander duijsterder in 't westen ten tyde van Vitellius sijn gesien geweest. GassendGa naar voetnoot1).
Waerom de 2 achterste sonnen in phaenomenon van Romen 1629 verder van malkander geteyckent sijn alsse in der daet moeten geweest sijnGa naar voetnoot2).
Hoe dat int phaenomenon van Romen 1630 nulli postici soles essent cum tamen circulus magnus albus esset integer. columnae glaciei nimis crassae fuere intra aqueasGa naar voetnoot3).
Hoe datter een regenboogh in de ronde greynen kan gesien werden, alhoewel daer in midden ijs in is.
Hoe dat de halones altemet de son niet recht in 't center hebben. te weten omdat aen d'een sijde kleynder kerrelties inde droppelen sijn als aen d'anderGa naar voetnoot4). Hoe dat de grooten witten ringh altemet het verticale punctum niet recht int center heeft, te weten als de cylinders wat over sij leggen. en soo konnender 2 of meer sulcke circels sijn die malkander doorsnijden. doch moeten altijdt door de son passeren.
datter niet meer als 5 konnen gesien worden, de rechte son daer onder begrepen of misschien noch wel andere by de waere son, alser cylinders sijn die meer gesmolten sijn.
Quomodo trabs albescens visa fuerit quae tres soles connecteret, ita ut duo spurij in intersectionibus trabis et coronae fulgerent.
Waerschynelijcke manier hoe de cylinders van water met ijs in midden gegenereert werden.
Veel druppels of cylinders neffens malkander leggende werden door de lucht opgehouden al of se aen malkander vast waren. maer niet nevens malkander leggende vallen lichter, en dan regent het. Eerst sijnt ronde grana van fijne sneeuw. maeckende de onderste superficies van een dunne wijduyt gestrecte wolck, die van de vapores terrae wert opgehouden. Welcke vapores recht om hoogh stijgende tusschen de ronde grana door, beletten datter ter syden aen de grana niet kan blyven aen hangen; maer deselve even gepasseert sijnde ende door de kouwe van de wolck gecondenseert en bevrosen, so hangen lichtelijc sommighe harer deelen boven aen de voors. grana, en doen de selve allengs tot cylinders van sneeuw of hagel werdenGa naar voetnoot5), gelyck ick inde winter de sneeuw aen alle bomen en andere dingen heb sien groeyen alleen uyt een koude mist die haer deelties allengs daer aen bleven sitten. Daer nae eenighe warmer exhalatien van de aerde opkomende, ofte wel de voors. wolck ge-
dreven synde, daer soodanige warmer lucht is soo smelten eerst der sterreties eynden dat se van malkander los werden, en dan gebeurt het dat de corter cylinders daer noch grootachtighe sterren aen sijn [Fig. 7] op zij vallen, de langere overeynd blyvende en dan smelten voorts de sterreties en de buijtenste deelen der cylinders tot water tot ontrent de helft haerer diameter (waervan de reden sal geseght werden) blyvende in midden van de selve dunne cylinders van sneeuw of ijs dat niet transparent is. Welcke cylinders nootsaeckelijck de parelia moeten veroorsaecken, en den grooten witten ringh door de son passerende &c.Ga naar voetnoot6).
Het water nu het welck rondom dese cylinders bekleed, blijft oock net een cylindrische figuer en superficies houden, om dat de opklimmende vapeuren, de gansche cylinders om hoog houdende, noodsaeckelijck oock haere deelen aen een houden, en alsoo het water beletten daer van af te vallen. Want dewijl de vapeuren machtich syn de geheele cylinderties op te houden soo souden sij oock des te meerder de droppen waters die daer van souden afvallen op houden: daer uijt dan volght dat het selve water selfs geen conatus en heest om van de cylinder af te schietenGa naar voetnoot7), En inder daet het soude meer genegentheyd moeten hebben als het binnenste ijs der cylinders om neer te komen indien het sich daer van scheijde, het welcke niet en is. Dit sal lichter te begrijpen sijn als ick eerst van de grana grandinis die van buijten gesmolten sijn sal gesproocken hebben en gethoont hoe deselve rond sijn en van binnen een kern van dicht ijs hebben. Dese werden oock door de vapeuren, als geseght is, om hoogh gehouden, en rond even soo wel als de droppelen van water. Jae het is swaerlijcker te begrijpen inde vallende droppelen waters, hoe de selve des niet temin juyst rond blijven. Want datse perfect rond sijn is seecker, dewijlse de oorsaeck van den regenboogh sijn. Doch van de droppelen met kernen van dicht ijs of fijne sneeuw in midden, is seecker datter soodanighe sijn, uijt het geen des Cartes schrijft van de ronde grana grandinis die hij t' Amsterdam had sien vallen die hij seght van buyten van klaer ijs te sijn, en van binnen witte kerrelties te hebbenGa naar voetnoot8). Want dit klaer ijs moet nootsaeckelyck eerst water geweest sijn, en dienvolgens de witte kerrelties eerst in midden van een ronde droppel waters. Doch om sulx hier op aerde te weghe te brengen, te weten dat een droppel waters met een kerreltien in midden een ronde spherische figuer behoude dat is onmogelijck, jae selfs van geen water droppel alleen, dewijl hy tot vallen genegen is. En van gelycken is het onmogelijck soo een cylinder te exhiberen. Daerom het oock te minder
in iemands gedachten gekomen is, dat sulx de reden van de parelia was. Doch de gelijckenis daer van representeer ick met het glas vol water en een houte cylinder in midden gestelt, daer van daer nae breederGa naar voetnoot8). Dit heb ick voorgestelt als een manier hoe dese corpuscula in de lucht souden mogen gegenereert werden. Descartes heeft een andereGa naar voetnoot1). mijn cylindri moesten noodsaeckelijck wat van malkanderen staen. Doch alhoewel de manier van haer generatie ons t'eenemael onbekent gestelt werde, het is evenwel seecker datter sulcke droppels en cylinders met kernen sijn, dewijlse somtijts nedervallen, En daerom als wij in de selve de oorsaeck soecken vande parelia, soo stellen wij niets imaginair maer iet dat waerlyck inde wolcken gevonden wert.
- voetnoot1)
- La Pièce A est empruntée à une feuille détachée (Chartae Astronomicae, f. 64). C'est nous qui avons ajouté les numéros. Nous supposons qu'elle date de 1658: voir la p. 356 de l'Avertissement qui précède.
- voetnoot3)
- La deuxième phrase du numéro 18, écrite entre les lignes, paraît avoir été ajoutée après coup. Voir sur les phénomènes de Rome de 1629 et de Leiden de 1653 les notes 9 et 10 de la p. 453 qui suit.
- voetnoot2)
- Voir le sixième alinéa de la partie B du présent Appendice.
- voetnoot3)
- La deuxième phrase du numéro 18, écrite entre les lignes, paraît avoir été ajoutée après coup. Voir sur les phénomènes de Rome de 1629 et de Leiden de 1653 les notes 9 et 10 de la p. 453 qui suit.
- voetnoot4)
- Phénomène de Rome du premier siècle; voir le deuxième alinéa de la p. 403 qui précède.
- voetnoot5)
- Les numéros 32 et 33, écrits au bas de la page, ont sans doute, vu la couleur de l'encre, été ajoutés après coup. La Pièce doit donc avoir été écrite, semble-t-il, avant le 19 mars 1659. Voir sur l'observation de cette date le § 3 de Appendice VII qui suit.
- voetnoot5)
- Les numéros 32 et 33, écrits au bas de la page, ont sans doute, vu la couleur de l'encre, été ajoutés après coup. La Pièce doit donc avoir été écrite, semble-t-il, avant le 19 mars 1659. Voir sur l'observation de cette date le § 3 de Appendice VII qui suit.
- voetnoot6)
- En marge et sans doute ajouté plus tard: Waer uijt een parelion boven en onder de son altemet gesien wert, en stucken van bogen de corona raeckende. Haer maet en wanneer die niet konnen gesien werden.
Dewijl de coronae gemeenlick maer schoon van couleur sijn als er parelia gesien werden en den witten ringh, staet te bedencken of dan de coronae niet in cylinders die gespargeert sijn gesien werden, want die geven stercker licht als de ronde druppen. Waeruyt oock volght dat het parelion verticale juyst inde corona moet comen. Maer de lateralia niet of haer cylinderties moeten tantillo magis gesmolten sijn.
- voetnoot7)
- Chartae astronomicae, f. 65. En général nous tâchons d'observer dans les présents Appendices l'ordre chronologique; néanmoins nous plaçons ici la Pièce B (que nous jugeons dater de 1659) parce qu'elle est écrite en hollandais comme la pièce A.
- voetnoot8)
- Voir sur le phénomène de Rothmann le § 45 du Traité.
- voetnoot1)
- Voir sur cet anthélie la p. 656 du T. III des Oeuvres de Gassend (comparez la note 6 de la p. 381 qui précède).
- voetnoot2)
- Voir le § 29 du Traité.
- voetnoot3)
- Voir le § 32 du Traité.
- voetnoot4)
- Comparez le dernier alinéa du no V de l'Appendice V.
- voetnoot5)
- Voir le § 12 et la Fig. 9 du Traité.
- voetnoot6)
- Voir les §§ 13-18 du Traité. En marge: sommighe der cylinderties gaen oock misschien op alderhande positien leggen.
- voetnoot7)
- Comparez le § 2 du Traité.
- voetnoot8)
- Voir le § 11 du Traité.
- voetnoot8)
- Voir le § 11 du Traité.
- voetnoot1)
- C.à.d. Descartes a une autre façon d'expliquer les parhélies. Ceux-ci, dans le phénomène de Rome de 1629, traité dans ‘Les Meteores’, se trouvaient tous sur le grand cercle blanc horizontal (voir les nos 12-16 de la p. 446), qui serait selon Descartes un cercle solide de glace. Les parhélies latéraux seraient causés par réfraction et les parhélies postérieurs par réflexion sur ce cercle. Comparez sur ce cercle le sixième alinéa de la p. 454, ainsi que le dernier alinéa de la p. 506 et le premier de la p. 507.