No 2714.
Christiaan Huygens à P. Baert.
22 novembre 1691.
La lettre se trouve à Leiden, coll. Huygens.
Elle est la réponse au No. 2704.
Haghe den 22 Nov. 1691.
Mijnheer
VE schrijvens van den 28 Oct. is mij wel behandight, waer uyt met genoeghen verstaen hebbe dat VE de moeijte genomen heeft van mijn Tractaet de la Lumiere te doorleesen, ende het selve, oock heeft konnen begrijpen; want mij dunckt dat het al veel gedaen is van in soo diepe verborgentheijdt iets verstaenlijcks voortgebracht te hebben. De swaericheijdt die VE in 't eerst vondt, hoe de undulatien, van Langsamer voortgangh, weder tot rasscher konden komen, is de selve die in de Explicatie der Refractic van des Cartes te vooren komt, en niet kan gesolveert werden door sijne stelligen; daer dit in de mijne seer natuurlijck geschiedt door de eijgenschap van de Veer ofte ressort, gelyck VE bekent is. Aengaende de difficulteijten die VE souden moghen resteren ontrent de redenen der swaerte, sal ik geerne eenighe verklaeringh geven, voor soo veel mij moghelijck sal sijn, en de tijdt gelegentheydt sal toelaeten.
De gepretendeerde vinders van Oost en West daar VE van in onze gazette gelesen heeft, sijn onbeschaemde en onwetende menschenGa naar voetnoot1) die selver wel weeten dat sij niets goedts hebben te voorschijn te brenghen. Sij willen de Maens loop daer toe gebruycken, 't geen over langh, en bij veele verstandighe lieden, te vergeefs ondernomen is geweest, gelijck ick geloove VE niet onbekent is. Sij hebben evenwel door importuniteijt soo veel te weegh gebracht dat de Heeren Bewindhebbers der O. Indische Compagnie geordonneert hebben op verscheijde van haere schepen een proeve te nemen van dese Lenghde vindingh, welcke sonder twijffel seer slecht uyt sal vallen. Ick hoop nu alle dagh raport te hooren van een tweede proeve met mijn Horlogien gedaen; hebbende d'eerste al vrij wel gesuccedeert, gelijck VE kan sien uyt het geene ick in het Discours de la Pesanteur en desselfs additie geschreven hebbe. Hier mede eyndigende blijve
Mijn Heer
UE. dienstwilligen dienaar
Chr. Huygens.
Ick en weet niet eenigh tractaet gesien te hebben met den Titel van La Propa-