No 1827.
J. Hudde à Christiaan Huygens.
21 avril 1671.
La lettre se trouve à Leiden, Epistolae Huddenii.
Amsterdam 21 April 1671.
Mijn Heer
Noch verwagt ik 't resterende van de lantmeeter GeelkerkeGa naar voetnoot1), als mede 't beloofde van de Secretaris NieuwstatGa naar voetnoot2). ik zouw uEd. in bedenking geven oft niet goet zou zijn dat Vincentius eens te paart op 't spoedigste derwaarts ging om het een en 't ander te halen, dewijl 't anders misschien te lang verwagt zal worden. Hier op zal ik uEds. oordeel verwagten. Dit nevensgaande is een copy van 't caartje van IJseloort: ik heb zo weynig tijt gehat en 't zo onlanx gekregen, dat ik de peijlinge daar niet bij heb konnen teijkenen. maar dewijl uEd. daarvan ook perfecte notitie gehouden heeft, zo heb ik 't te minder noodig geoordeelt. Jk ben bezig aangaande 't beleggen van de bewuste attestatien, en zal voorts maken, zoveel 't mij mogelijk is, dat alles wat ik heb aangenomen, op 't spoedigste klaer is.
Eindigend, zal ik blijven
Mijn Heer
UEds. dienstw. Dienaar
J. Hudde.